Richtlijn 2018/1910 - Wijziging van Richtlijn 2006/112/EG wat betreft de harmonisatie en vereenvoudiging van bepaalde regels in het btw-stelsel voor de belastingheffing in het handelsverkeer tussen de lidstaten

1.

Wettekst

7.12.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 311/3

 

RICHTLIJN (EU) 2018/1910 VAN DE RAAD

van 4 december 2018

tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG wat betreft de harmonisatie en vereenvoudiging van bepaalde regels in het btw-stelsel voor de belastingheffing in het handelsverkeer tussen de lidstaten

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 113,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),

Handelend volgens een bijzondere wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

In 1967 is bij de vaststelling door de Raad van het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (btw) bij de Eerste Richtlijn 67/227/EEG van de Raad (3) en de Tweede Richtlijn 67/228/EEG van de Raad (4) overeengekomen om binnen de Europese Gemeenschap een definitief btw-stelsel tot stand te brengen dat binnen de Europese Gemeenschap op dezelfde wijze functioneert als binnen één lidstaat. Aangezien de politieke en technische omstandigheden niet rijp waren voor een dergelijk systeem, is eind 1992 bij de afschaffing van de fiscale grenzen tussen de lidstaten een btw-overgangsregeling vastgesteld. In Richtlijn 2006/112/EG van de Raad (5) is bepaald dat deze overgangsregelingen door een definitieve regeling moeten worden vervangen.

 

(2)

In overeenstemming met haar mededeling van 7 april 2016 over een actieplan betreffende de btw heeft de Commissie een voorstel ingediend dat de elementen uiteenzet van een definitief btw-stelsel voor grensoverschrijdende „business-to-business”-handel (b2b) tussen de lidstaten dat zou berusten op het beginsel van belastingheffing van grensoverschrijdende leveringen van goederen in de lidstaat van bestemming.

 

(3)

In zijn conclusies van 8 november 2016 heeft de Raad de Commissie verzocht om in de btw-regels van de Unie voor grensoverschrijdende transacties bepaalde verbeteringen aan te brengen wat betreft de rol van het btw-identificatienummer in het kader van de vrijstelling voor intracommunautaire leveringen, de regeling inzake voorraad op afroep, ketentransacties en het bewijs van vervoer voor de vrijstelling met betrekking tot intracommunautaire handelingen.

 

(4)

In het licht van het verzoek van de Raad en aangezien het een aantal jaren zal duren voordat het definitieve btw-stelsel voor intracommunautair handelsverkeer is ingevoerd, zijn deze specifieke maatregelen, die bedoeld zijn om bepaalde regelingen voor bedrijven te harmoniseren en te vereenvoudigen, passend.

 

(5)

Met voorraad op afroep wordt de situatie bedoeld waarbij de leverancier op het tijdstip van vervoer van de goederen naar een andere lidstaat reeds de identiteit kent van de persoon die de goederen verkrijgt en aan wie de goederen in een later stadium en na aankomst ervan in de lidstaat van bestemming zullen worden geleverd. Daardoor ontstaat in de huidige situatie een gelijkgestelde levering (in de lidstaat van vertrek van de goederen) en een gelijkgestelde intracommunautaire verwerving (in de lidstaat van aankomst van de goederen), gevolgd door een „binnenlandse” levering in de lidstaat van aankomst, en is het nodig dat de leverancier voor btw-doeleinden in die lidstaat wordt geïdentificeerd. Om dit te voorkomen, moeten dergelijke transacties, indien zij tussen twee belastingplichtigen plaatsvinden, onder bepaalde voorwaarden als één vrijgestelde levering in de lidstaat van vertrek en één intracommunautaire verwerving in de lidstaat van aankomst worden beschouwd.

 

(6)

Met ketentransacties worden opeenvolgende leveringen van goederen bedoeld die aan één enkel intracommunautair vervoer zijn onderworpen. De intracommunautaire beweging van de goederen moet uitsluitend worden toegeschreven aan één van de leveringen, en alleen die levering moet in aanmerking komen voor de btw-vrijstelling voor intracommunautaire leveringen. De andere leveringen in de keten moeten worden belast, waarvoor de btw-identificatie van de leverancier in de lidstaat van levering nodig zou kunnen zijn. Om te voorkomen dat lidstaten een andere aanpak volgen, die tot dubbele belastingheffing of niet-belastingheffing kan leiden, en om de rechtszekerheid voor marktdeelnemers te vergroten, moet als gemeenschappelijke regel worden vastgesteld dat het vervoer van de goederen aan één levering binnen de keten van transacties moet worden toegeschreven mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan.

 

(7)

Ten aanzien van het btw-identificatienummer wat betreft de vrijstelling voor de levering van goederen in het intracommunautaire handelsverkeer wordt voorgesteld dat de opname in het btw-informatie-uitwisselingssysteem (VIES) van het btw-identificatienummer van de afnemer dat door een andere lidstaat dan de lidstaat van vertrek van het vervoer van de goederen is toegewezen, naast de voorwaarde dat de goederen worden vervoerd naar een andere lidstaat dan de lidstaat van levering, een materiële voorwaarde voor de toepassing van de vrijstelling wordt, eerder dan een formeel vereiste. Voorts is de lijst voor het VIES van essentieel belang om de lidstaat van aankomst te informeren over de aanwezigheid van goederen op zijn grondgebied, en is deze daarom een cruciaal onderdeel in de strijd tegen fraude in de Unie. Daarom dienen de lidstaten erop toe te zien dat, indien de leverancier zijn verplichtingen met betrekking tot de lijst voor het VIES niet vervult, de vrijstelling niet geldt, tenzij de leverancier te goeder trouw handelt, d.w.z. tenzij hij zijn tekortkomingen met betrekking tot de lijst voor de bevoegde belastinginstanties terdege kan verantwoorden; dit zou kunnen inhouden dat de leverancier op dat moment de correcte, bij artikel 264 van Richtlijn 2006/112/EG vereiste informatie verstrekt.

 

(8)

Daar de doelstelling van deze richtlijn, namelijk een beter functioneren van de btw-regeling in het kader van de grensoverschrijdende b2b-handel, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang en de gevolgen ervan beter door de Unie kunnen worden bereikt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

 

(9)

Overeenkomstig de gezamenlijke politieke verklaring van 28 september 2011 van de lidstaten en de Commissie over toelichtende stukken (6) hebben de lidstaten zich ertoe verbonden om in verantwoorde gevallen de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van één of meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht. Met betrekking tot deze richtlijn acht de wetgever de toezending van die stukken verantwoord.

 

(10)

Richtlijn 2006/112/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Richtlijn 2006/112/EG wordt als volgt gewijzigd:

 

1)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 17 bis

  • 1. 
    De overbrenging door een belastingplichtige in het kader van de regeling inzake voorraad op afroep van goederen die deel uitmaken van zijn bedrijfsvermogen naar een andere lidstaat, wordt niet behandeld als een levering van goederen onder bezwarende titel.
  • 2. 
    Voor de toepassing van dit artikel wordt geacht sprake te zijn van de regeling inzake voorraad op afroep wanneer aan de volgende voorwaarden is voldaan:
 

a)

de goederen worden verzonden of vervoerd door een belastingplichtige of door een derde partij voor diens rekening naar een andere lidstaat om die goederen daar, in een later stadium en na aankomst, aan een andere belastingplichtige te leveren die ertoe gerechtigd zal zijn om over deze goederen als eigenaar te beschikken krachtens een bestaande overeenkomst tussen de beide belastingplichtigen;

 

b)

de belastingplichtige die de goederen verzendt of vervoert, heeft zijn bedrijf niet gevestigd of heeft geen vaste inrichting in de lidstaat waarnaar de goederen worden verzonden of vervoerd;

 

c)

de belastingplichtige voor wie de goederen zijn bestemd om te worden geleverd, wordt voor btw-doeleinden geïdentificeerd in de lidstaat waarnaar de goederen worden verzonden of vervoerd, en zowel zijn identiteit als het btw-identificatienummer dat door die lidstaat aan hem is toegekend, zijn bij de in punt b) bedoelde belastingplichtige bekend op het tijdstip waarop de verzending of het vervoer aanvangt;

 

d)

de belastingplichtige die de goederen verzendt of vervoert, neemt het vervoer van de goederen op in het in artikel 243, lid 3, bedoelde register en vermeldt de identiteit van de belastingplichtige die de goederen afneemt, evenals het btw-identificatienummer dat aan hem is toegekend door de lidstaat waarnaar de goederen worden verzonden of vervoerd, overeenkomstig artikel 262, lid 2, in de lijst.

  • 3. 
    Wanneer aan de voorwaarden van lid 2 is voldaan, zijn de volgende regels van toepassing op het tijdstip van overdracht van het recht om als eigenaar over de goederen te beschikken, aan de onder c) van lid 2 bedoelde belastingplichtige, op voorwaarde dat de overdracht binnen de in lid 4 bedoelde termijn plaatsvindt:
 

a)

een levering van goederen overeenkomstig artikel 138, lid 1, wordt geacht te zijn verricht door de belastingplichtige die de goederen zelf heeft verzonden of vervoerd of voor zijn rekening door een derde heeft laten verzenden of vervoeren in de lidstaat waaruit de goederen zijn verzonden of vervoerd;

 

b)

een intracommunautaire verwerving van goederen wordt geacht te zijn verricht door de belastingplichtige aan wie deze goederen worden geleverd in de lidstaat waarnaar de goederen werden verzonden of vervoerd.

  • 4. 
    Indien de goederen binnen twaalf maanden na aankomst van de goederen in de lidstaat waarnaar de goederen zijn verzonden of vervoerd, niet zijn geleverd aan de belastingplichtige voor wie zij waren bestemd als bedoeld in lid 2, onder c), en lid 6, en geen van de omstandigheden van lid 7 zich hebben voorgedaan, wordt een overbrenging in de zin van artikel 17 geacht te zijn verricht op de dag na het verstrijken van de periode van twaalf maanden.
  • 5. 
    Indien de volgende voorwaarden zijn vervuld, wordt geen overbrenging in de zin van artikel 17 geacht te zijn verricht:
 

a)

het recht om te beschikken over de goederen is niet overgedragen en die goederen worden teruggezonden naar de lidstaat waaruit zij zijn verzonden of vervoerd binnen de in lid 4 bedoelde termijn; en

 

b)

de belastingplichtige die de goederen heeft verzonden of vervoerd, neemt de terugzending ervan op in het in artikel 243, lid 3, bedoelde register.

  • 6. 
    Indien de in lid 2, onder c), bedoelde belastingplichtige binnen de in lid 4 bedoelde termijn wordt vervangen door een andere belastingplichtige, wordt op het tijdstip van de vervanging geen overbrenging in de zin van artikel 17 geacht te zijn verricht, op voorwaarde dat:
 

a)

alle andere toepasselijke voorwaarden in lid 2 zijn vervuld, en

 

b)

de in lid 2, onder b), bedoelde belastingplichtige de vervanging opneemt in het in artikel 243, lid 3, bedoelde register.

  • 7. 
    Indien een van de in de leden 2 en 6 vastgelegde voorwaarden binnen de in lid 4 bedoelde termijn niet langer is vervuld, wordt een overbrenging van goederen in de zin van artikel 17 geacht te zijn verricht op het tijdstip dat de desbetreffende voorwaarde niet langer is vervuld.

Indien de goederen worden geleverd aan een andere persoon dan de in lid 2, onder c), of in lid 6 bedoelde belastingplichtige, worden de in de leden 2 en 6 vastgelegde voorwaarden geacht niet langer te zijn vervuld onmiddellijk vóór een dergelijke levering.

Indien de goederen worden verzonden of vervoerd naar een ander land dan de lidstaat waaruit zij oorspronkelijk werden verplaatst, worden de in de leden 2 en 6 vastgelegde voorwaarden geacht niet langer te zijn vervuld onmiddellijk vóór de aanvang van een dergelijke verzending of een dergelijk vervoer.

In geval van vernietiging, verlies of diefstal van de goederen worden de in de leden 2 en 6 vastgelegde voorwaarden geacht niet langer te zijn vervuld op de datum waarop de goederen daadwerkelijk werden verwijderd of vernietigd, of indien het onmogelijk is om deze datum te bepalen, op de datum waarop werd vastgesteld dat de goederen waren vernietigd of verdwenen.”.

 

2)

In titel V, hoofdstuk 1, deel 2, wordt het volgende artikel ingevoegd:

„Artikel 36 bis

  • 1. 
    Indien dezelfde goederen het voorwerp van opeenvolgende leveringen uitmaken en die goederen van een lidstaat naar een andere lidstaat rechtstreeks van de eerste leverancier naar de laatste afnemer in de keten worden verzonden of vervoerd, wordt de verzending of het vervoer uitsluitend toegeschreven aan de levering aan de tussenhandelaar.
  • 2. 
    In afwijking van lid 1 wordt de verzending of het vervoer uitsluitend aan de levering van goederen door de tussenhandelaar toegeschreven indien de tussenhandelaar aan zijn leverancier het btw-identificatienummer heeft meegedeeld dat de lidstaat waaruit de goederen worden verzonden of vervoerd, aan hem heeft toegekend.
  • 3. 
    Voor de toepassing van dit artikel wordt onder „tussenhandelaar” verstaan een andere leverancier in de keten dan de eerste leverancier in de keten, die de goederen ofwel zelf verzendt of zelf vervoert ofwel voor zijn rekening door een derde laat verzenden of vervoeren.
  • 4. 
    Dit artikel is niet van toepassing op de in artikel 14 bis bedoelde situaties.”.
 

3)

Artikel 138 wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

lid 1 wordt vervangen door:

„1.   De lidstaten verlenen vrijstelling voor de levering van goederen die door of voor rekening van de verkoper of de afnemer worden verzonden of vervoerd naar een bestemming buiten hun respectieve grondgebied, maar binnen de Gemeenschap, wanneer aan de volgende voorwaarden is voldaan:

 

a)

de goederen worden geleverd aan een andere belastingplichtige of niet-belastingplichtige rechtspersoon die als zodanig handelt in een andere lidstaat dan de lidstaat waar de verzending of het vervoer van de goederen aanvangt;

 

b)

de belastingplichtige of niet-belastingplichtige rechtspersoon aan wie de levering wordt verricht, is voor btw-doeleinden geïdentificeerd in een andere lidstaat dan die waar de verzending of het vervoer van de goederen aanvangt, en heeft zijn btw-identificatienummer aan de leverancier meegedeeld.”;

 

b)

het volgende lid wordt ingevoegd:

„1 bis.   De in lid 1 geregelde vrijstelling geldt niet indien de leverancier niet voldoet aan de in de artikelen 262 en 263 neergelegde verplichting om een lijst in te dienen of indien de door hem ingediende lijst niet de krachtens artikel 264 vereiste correcte informatie betreffende deze levering bevat, tenzij de leverancier deze tekortkoming terdege ten genoegen van de bevoegde autoriteiten kan verantwoorden.”.

 

4)

Aan artikel 243 wordt het volgende lid toegevoegd:

„3.   Iedere belastingplichtige die goederen in het kader van de in artikel 17 bis bedoelde regeling inzake voorraad op afroep overbrengt, houdt een register bij dat de belastingautoriteiten in staat stelt de correcte toepassing van dat artikel te controleren.

Iedere belastingplichtige aan wie goederen in het kader van de in artikel 17 bis bedoelde regeling inzake voorraad op afroep worden geleverd, houdt een register van deze goederen bij.”.

 

5)

Artikel 262 wordt vervangen door:

„Artikel 262

  • 1. 
    Elke voor btw-doeleinden geïdentificeerde belastingplichtige dient een lijst in met de volgende gegevens:
 

a)

de voor btw-doeleinden geïdentificeerde afnemers aan wie hij goederen heeft geleverd overeenkomstig de voorwaarden van artikel 138, lid 1, en lid 2, onder c);

 

b)

de voor btw-doeleinden geïdentificeerde personen aan wie hij goederen heeft geleverd die hem via de in artikel 42 bedoelde intracommunautaire verwervingen van goederen waren geleverd;

 

c)

de belastingplichtigen en de voor btw-doeleinden geïdentificeerde niet-belastingplichtige rechtspersonen voor wie hij andere diensten heeft verricht dan die welke van btw zijn vrijgesteld in de lidstaat waar de handeling belastbaar is en waarvoor de afnemer overeenkomstig artikel 196 de tot voldoening van de belasting gehouden persoon is.

  • 2. 
    Naast de in lid 1 bedoelde informatie dient elke belastingplichtige informatie in over het btw-identificatienummer van de belastingplichtigen voor wie de goederen zijn bestemd die in het kader van de regeling inzake voorraad op afroep overeenkomstig de voorwaarden van artikel 17 bis worden verzonden of vervoerd, en geeft hij kennis van iedere wijziging in de ingediende informatie.”.
 

6)

De artikelen 403 en 404 worden geschrapt.

Artikel 2

  • 1. 
    De lidstaten dienen uiterlijk op 31 december 2019 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mee.

Zij passen die bepalingen toe met ingang van 1 januari 2020.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

  • 2. 
    De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 3

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 4

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 4 december 2018.

Voor de Raad

De voorzitter

  • H. 
    LÖGER
 

  • (1) 
    Advies van 3 oktober 2018.
  • (2) 
    Advies van 14 maart 2018.
  • (3) 
    Eerste Richtlijn 67/227/EEG van de Raad van 11 april 1967 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting (PB 71 van 14.4.1967, blz. 1301).
  • (4) 
    Tweede Richtlijn 67/228/EEG van de Raad van 11 april 1967 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting — Structuur en wijze van toepassing van het gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB 71 van 14.4.1967, blz. 1303).
  • (5) 
    Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1).
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.