Verordening 2018/2026 - Wijziging van bijlage IV bij Verordening 1221/2009 inzake de vrijwillige deelneming van organisaties aan een gemeenschappelijk milieubeheer- en milieuauditsysteem (EMAS)

1.

Wettekst

20.12.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 325/18

 

VERORDENING (EU) 2018/2026 VAN DE COMMISSIE

van 19 december 2018

tot wijziging van bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 1221/2009 van het Europees Parlement en de Raad inzake de vrijwillige deelneming van organisaties aan een communautair milieubeheer- en milieuauditsysteem (EMAS)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1221/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 inzake de vrijwillige deelneming van organisaties aan een communautair milieubeheer- en milieuauditsysteem (EMAS), tot intrekking van Verordening (EG) nr. 761/2001 en van de Beschikkingen 2001/681/EG en 2006/193/EG van de Commissie (1), en met name artikel 48,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1221/2009 is een milieubeheer- en milieuauditsysteem (EMAS) ingesteld. EMAS heeft ten doel voortdurende verbeteringen van de milieuprestaties van organisaties te stimuleren middels de instelling en implementatie van milieubeheersystemen door organisaties, de beoordeling van de prestaties van dergelijke systemen, het verstrekken van informatie over de milieuprestaties, een open dialoog met het publiek en andere belanghebbenden en actieve betrokkenheid van werknemers. Hiertoe zijn in de bijlagen I tot en met IV bij die verordening specifieke eisen vastgesteld waaraan moet worden voldaan door de organisaties die aan EMAS wensen deel te nemen en een EMAS-registratie wensen te verkrijgen.

 

(2)

In bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 1221/2009 worden de eisen inzake milieurapportage vastgesteld. Die bijlage moet worden gewijzigd om rekening te houden met verbeteringen in het licht van de ervaring die met de werking van EMAS is opgedaan. Gezien het aantal en de aard van deze wijzigingen is het zinvol bijlage IV in haar geheel te vervangen ter wille van de duidelijkheid.

 

(3)

Verordening (EG) nr. 1221/2009 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

 

(4)

Overeenkomstig bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 1221/2009 moeten in het kader van EMAS geregistreerde organisaties jaarlijks een milieuverklaring opstellen of bijwerken. Behalve in het geval van kleine organisaties, die overeenkomstig artikel 7 van die verordening zijn vrijgesteld, moet de milieuverklaring of bijgewerkte milieuverklaring overeenkomstig artikel 18 van die verordening gevalideerd worden door een geaccrediteerde of erkende milieuverificateur in het kader van de verificatie van die organisatie. Organisaties die zich voorbereiden op EMAS-registratie moeten ook een gevalideerde milieuverklaring indienen in het kader van hun aanvraag tot registratie. Daarom is een overgangsperiode nodig om organisaties voldoende tijd te bieden voor de overgang naar de bij deze verordening aangebrachte wijzigingen.

 

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 49 van Verordening (EG) nr. 1221/2009 opgerichte comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 1221/2009 wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Indien de overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1221/2009 vereiste validering van de milieuverklaring of bijgewerkte milieuverklaring na de datum van inwerkingtreding van deze verordening maar vóór 9 januari 2020 wordt verricht, mag in dat geval, met instemming van de milieuverificateur en de bevoegde instantie, de verklaring worden gevalideerd zonder daarbij rekening te houden met de bij artikel 1 van deze verordening aangebrachte wijziging.

Indien een niet-gevalideerde bijgewerkte milieuverklaring overeenkomstig artikel 7, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1221/2009 bij een bevoegde instantie moet worden ingediend, en de datum daarvan valt na de datum van inwerkingtreding van deze verordening maar vóór 9 januari 2020, mag in dat geval, met instemming van de bevoegde instantie, de verklaring worden opgesteld zonder daarbij rekening te houden met de bij artikel 1 van deze verordening aangebrachte wijziging.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 december 2018.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER

 

 

BIJLAGE

„BIJLAGE IV

MILIEURAPPORTAGE

  • A. 
    Inleiding

Milieu-informatie wordt op duidelijke en coherente wijze gepresenteerd en wordt bij voorkeur in elektronische of gedrukte vorm verstrekt. De organisatie bepaalt de beste vorm om deze informatie op gebruikersvriendelijke manier beschikbaar te maken voor haar belanghebbenden.

  • B. 
    Milieuverklaring

De milieuverklaring bevat ten minste de volgende onderdelen en voldoet aan onderstaande minimale eisen:

 

a)

een overzicht van de activiteiten, producten en diensten van de organisatie, de relatie van de organisatie met alle eventuele overkoepelende organisaties en een duidelijke en ondubbelzinnige beschrijving van de reikwijdte van de EMAS-registratie, met inbegrip van een lijst van de vestigingen waarop die registratie betrekking heeft;

 

b)

het milieubeleid en een korte beschrijving van de beheersstructuur waarop het milieubeheersysteem van de organisatie steunt;

 

c)

een beschrijving van alle significante directe en indirecte milieuaspecten die tot significante milieueffecten van de organisatie leiden, een korte beschrijving van de aanpak die werd gehanteerd om het belang daarvan te bepalen, en een toelichting bij de aard van de effecten, gerelateerd aan die aspecten;

 

d)

een beschrijving van de milieudoelstellingen en -streefdoelen in verband met de significante milieuaspecten en -effecten;

 

e)

een beschrijving van de maatregelen die zijn ingevoerd en gepland om de milieuprestaties te verbeteren, de doelstellingen en streefdoelen te verwezenlijken en naleving van de wettelijke milieuvoorschriften te waarborgen.

Indien voorhanden moet worden verwezen naar de relevante optimale werkmethoden op het gebied van milieubeheer die in de sectorale referentiedocumenten zoals bedoeld in artikel 46 zijn verstrekt;

 

f)

een overzicht van de beschikbare gegevens over de milieuprestaties van de organisatie met betrekking tot haar significante milieueffecten.

Daarbij wordt verslag uitgebracht over de kernindicatoren en specifieke indicatoren van milieuprestaties, zoals vermeld in deel C. Indien milieudoelstellingen en -streefdoelen zijn vastgesteld, worden de bijbehorende gegevens gerapporteerd;

 

g)

een verwijzing naar de voornaamste wettelijke bepalingen die de organisatie in aanmerking moet nemen om naleving van de wettelijke milieuvoorschriften te waarborgen en een verklaring van naleving van de wettelijke eisen;

 

h)

een bevestiging met betrekking tot de in artikel 25, lid 8, vastgelegde voorschriften, de naam en het nummer van de accreditatie of de vergunning van de milieuverificateur en de datum van validering. In plaats daarvan mag de in bijlage VII bedoelde verklaring, ondertekend door de milieuverificateur, worden gebruikt.

De bijgewerkte milieuverklaring bevat ten minste de volgende onderdelen en voldoet aan de minimale eisen in de punten e) tot en met h).

Organisaties mogen besluiten om aanvullende feitelijke informatie met betrekking tot de activiteiten, producten en diensten van de organisatie of tot de naleving van specifieke voorschriften daarvan in hun milieuverklaring op te nemen. Alle informatie in de milieuverklaring wordt gevalideerd door de milieuverificateur.

De milieuverklaring mag in andere rapportagedocumenten van de organisatie (bv. verslagen inzake beheer, duurzaamheid of maatschappelijke verantwoordelijkheid van de onderneming) worden opgenomen. Bij opname in dergelijke rapportagedocumenten wordt een duidelijk onderscheid gemaakt tussen gevalideerde en niet-gevalideerde informatie. De milieuverklaring wordt duidelijk aangeduid (bv. door middel van het EMAS-logo) en het document bevat een korte toelichting bij het valideringsproces in het kader van EMAS.

  • C. 
    Rapportage op basis van milieuprestatie-indicatoren en kwalitatieve informatie
  • 1. 
    Inleiding

Organisaties rapporteren zowel in de milieuverklaring als in de bijgewerkte milieuverklaring hun significante directe en indirecte milieuaspecten door de kernindicatoren inzake milieuprestaties en de specifieke indicatoren inzake milieuprestaties te gebruiken zoals hieronder uiteengezet. Indien er geen kwantitatieve gegevens beschikbaar zijn, rapporteren organisaties kwalitatieve informatie zoals beschreven in punt 4.

De rapportage bevat gegevens over het werkelijke verbruik en de werkelijke productie. Indien bekendmaking de vertrouwelijkheid van commerciële of industriële gegevens van de organisatie in gevaar brengt, in gevallen waarin deze vertrouwelijkheid door nationale of Uniewetgeving mogelijk wordt gemaakt om een legitiem economisch belang te beschermen, kan aan de organisatie toestemming worden verleend deze gegevens in haar rapportage te indexeren, bijvoorbeeld door een uitgangsjaar (met index 100) vast te stellen op basis waarvan de ontwikkeling van het werkelijke verbruik of de werkelijke productie zou blijken.

De indicatoren moeten:

 

a)

een correct beeld geven van de milieuprestaties van de organisatie;

 

b)

gemakkelijk te begrijpen en ondubbelzinnig zijn;

 

c)

het mogelijk maken om de milieuprestaties van de organisatie van jaar tot jaar te vergelijken om zo te kunnen beoordelen of zij zijn verbeterd. Om deze vergelijking te kunnen maken, moet de rapportage de activiteiten over een periode van ten minste drie jaar bestrijken, mits de gegevens beschikbaar zijn;

 

d)

het mogelijk maken om eventueel een vergelijking te maken met sectorale, nationale of regionale referentiepunten;

 

e)

het mogelijk maken om eventueel een vergelijking te maken met de regelgevingseisen.

Ter ondersteuning hiervan geeft de organisatie op beknopte wijze de reikwijdte (met inbegrip van de organisatorische en materiële grenzen, de toepasbaarheid en de berekeningsmethode) van elke indicator aan.

  • 2. 
    Kernindicatoren inzake milieuprestaties
 

a)

Kernindicatoren zijn gericht op de prestaties op de volgende cruciale milieugebieden:

 

i)

energie;

 

ii)

materialen;

 

iii)

water;

 

iv)

afval;

 

v)

„landgebruik” met betrekking tot biodiversiteit, en

 

vi)

emissies.

Over kernindicatoren inzake milieuprestaties moet verplicht verslag worden uitgebracht. Een organisatie mag de relevantie van die indicatoren echter wel beoordelen binnen de context van haar significante milieuaspecten en -effecten. Indien een organisatie tot de slotsom komt dat één of meer kernindicatoren niet ter zake doen voor haar significante directe milieuaspecten en -effecten, is het toegestaan dat deze organisatie geen verslag uitbrengt over deze kernindicatoren. In dat geval legt de organisatie in de milieuverklaring duidelijk uit om welke redenen zij daarover geen verslag uitbrengt.

 

b)

Elke kernindicator bestaat uit:

 

i)

een getal A dat het totale jaarlijkse verbruik/de totale jaarlijkse productie op het desbetreffende gebied aangeeft;

 

ii)

een getal B dat een jaarlijkse referentiewaarde aangeeft die de activiteit van de organisatie vertegenwoordigt, en

 

iii)

een getal R dat de verhouding A/B aangeeft.

Elke organisatie rapporteert voor elke indicator alle drie onderdelen.

 

c)

Het totale jaarlijkse verbruik/de totale jaarlijkse productie op het desbetreffende gebied (getal A) wordt als volgt gerapporteerd:

 

i)

energie

 

het „totale directe energieverbruik”, dat overeenkomt met de totale jaarlijkse hoeveelheid energie die door de organisatie wordt verbruikt;

 

het „totale verbruik van hernieuwbare energie”, dat overeenkomt met de totale jaarlijkse hoeveelheid door de organisatie verbruikte energie die uit hernieuwbare energiebronnen wordt opgewekt;

 

de „totale hoeveelheid opgewekte hernieuwbare energie”, die overeenkomt met de totale jaarlijkse hoeveelheid energie die door de organisatie uit hernieuwbare energiebronnen wordt opgewekt.

Over dit laatste gegeven wordt enkel verslag uitgebracht indien de totale hoeveelheid energie die door de organisatie uit hernieuwbare energiebronnen wordt opgewekt aanzienlijk groter is dan de totale hoeveelheid energie die door de organisatie wordt verbruikt, of indien de organisatie de door haar opgewekte hernieuwbare energie niet zelf verbruikt.

Indien er verschillende soorten energie worden verbruikt, of, in het geval van hernieuwbare energie, opgewekt (zoals elektriciteit, warmte, brandstof of andere), wordt het jaarlijkse verbruik daarvan zo nodig afzonderlijk gerapporteerd.

Energie moet bij voorkeur worden uitgedrukt in kWh, MWh, GJ of in een andere eenheid die algemeen wordt gebruikt om het soort verbruikte of opgewekte energie te rapporteren;

 

ii)

materialen

 

de „jaarlijkse massastroom van essentiële gebruikte materialen” (met uitzondering van energiedragers en water), bij voorkeur uitgedrukt in een eenheid van gewicht (bv. kilogram of ton) of volume (bv. m3) of andere eenheden die algemeen in de sector worden gebruikt.

Indien er verschillende soorten materialen worden gebruikt, moet hun jaarlijkse massastroom zo nodig afzonderlijk worden gerapporteerd;

 

iii)

water

 

het „totale jaarlijkse waterverbruik”, uitgedrukt in een eenheid van volume (bv. liter of m3);

 

iv)

afval

 

de „totale jaarlijkse afvalproductie”, uitgesplitst volgens soort, bij voorkeur uitgedrukt in een eenheid van gewicht (bv. kilogram of ton) of volume (bv. m3) of in een andere eenheid die algemeen in de sector wordt gebruikt;

 

de „totale jaarlijkse productie van gevaarlijk afval”, bij voorkeur uitgedrukt in een eenheid van gewicht (bv. kilogram of ton) of volume (bv. m3) of in een andere eenheid die algemeen in de sector wordt gebruikt;

 

v)

„landgebruik” met betrekking tot biodiversiteit;

 

de soorten landgebruik met betrekking tot biodiversiteit, uitgedrukt in een eenheid van oppervlakte (bv. m2 of ha):

 

totaal landgebruik

 

totale verharde oppervlakte

 

totale natuurgerichte oppervlakte op het terrein

 

totale natuurgerichte oppervlakte buiten het terrein

„Natuurgerichte oppervlakte” is een gebied dat voornamelijk bestemd is voor natuurbehoud of -herstel. Natuurgerichte oppervlakten kunnen zich op het terrein van de vestiging bevinden en daken, gevels, waterafvoervoorzieningen of andere elementen omvatten die zijn ontworpen, aangepast of beheerd met het oog op de bevordering van de diversiteit. Natuurgerichte oppervlakten kunnen ook buiten het terrein van de organisatie liggen, mits het gebied in eigendom is van of wordt beheerd door de organisatie en voornamelijk bestemd is voor de bevordering van de biodiversiteit. Gezamenlijk beheerde gebieden die bestemd zijn voor de bevordering van de diversiteit kunnen ook in de rapportage worden opgenomen, mits de omvang van het gezamenlijk beheer duidelijk is afgebakend.

„Verharde oppervlakte” is elk gebied waar de oorspronkelijke bodem is bedekt (zoals wegen), waardoor hij ondoorlatend is geworden. Deze ondoorlatendheid kan milieueffecten met zich meebrengen;

 

vi)

emissies

 

de „totale jaarlijkse emissie van broeikasgassen”, met in begrip van ten minste de emissie van CO2, CH4, N2O, HFK's, PFK's, NF3 en SF6, uitgedrukt in ton CO2-equivalent;

De organisatie moet overwegen haar emissie van broeikasgassen te rapporteren volgens een vastgestelde methode, zoals het broeikasgassenprotocol.

de „totale jaarlijkse emissie in de atmosfeer” met inbegrip van ten minste de emissie van SO2, NOx en PM, uitgedrukt in kilogram of ton;

 

d)

de jaarlijkse referentiewaarde die de activiteit van de organisatie vertegenwoordigt (getal B), wordt geselecteerd en gerapporteerd op basis van de volgende voorschriften:

getal B moet:

 

i)

begrijpelijk zijn;

 

ii)

een getal zijn dat de totale jaarlijkse activiteit van de organisatie zo goed mogelijk vertegenwoordigt;

 

iii)

het mogelijk maken om de milieuprestaties van de organisatie correct te beschrijven, rekening houdend met de eigenheden en activiteiten van de organisatie;

 

iv)

een gemeenschappelijke referentiewaarde zijn voor de sector waarin de organisatie werkt, zoals de volgende voorbeelden:

 

totale jaarlijkse fysieke productie

 

totaal aantal werknemers

 

totaal aantal overnachtingen

 

totaal aantal inwoners in een gebied (in het geval van een openbare administratie)

 

ton verwerkt afval (voor organisaties die actief zijn in de afvalverwerkingssector)

 

totale hoeveelheid geproduceerde energie (voor organisaties die actief zijn in de energieproductiesector);

 

v)

de vergelijkbaarheid van de gerapporteerde indicatoren in de loop der tijd waarborgen. Zodra het is vastgesteld, wordt getal B gebruikt in toekomstige milieuverklaringen.

Een wijziging van getal B wordt toegelicht in de milieuverklaring. In het geval van een wijziging van getal B zorgt de organisatie ervoor dat het getal ten minste over een periode van drie jaar kan worden vergeleken door de indicatoren voor de voorbije jaren te herberekenen volgens het nieuw vastgestelde getal B.

  • 3. 
    Specifieke indicatoren inzake milieuprestaties

Elke organisatie brengt ook jaarlijks verslag uit over haar prestaties met betrekking tot de significante directe en indirecte milieuaspecten en -effecten die verband houden met haar kernactiviteiten, die meetbaar en verifieerbaar zijn en niet reeds in de kernindicatoren zijn opgenomen.

De rapportage over die indicatoren gebeurt in overeenstemming met de in de inleiding van dit deel vastgestelde eisen.

Indien beschikbaar houdt de organisatie rekening met de in artikel 46 bedoelde sectorale referentiedocumenten om de identificatie van relevante sectorspecifieke indicatoren te bevorderen.

  • 4. 
    Rapportage over significante milieuaspecten op basis van kwalitatieve informatie

Indien er geen kwantitatieve gegevens beschikbaar zijn om verslag uit te brengen over significante directe of indirecte milieuaspecten, rapporteren organisaties hun prestaties op basis van kwalitatieve informatie.

  • D. 
    Lokale verantwoordingsplicht

Het is mogelijk dat organisaties die EMAS-registratie wensen, één milieuverklaring willen opstellen waarin een aantal verschillende geografische locaties wordt bestreken.

Aangezien het de bedoeling van EMAS is dat er op lokaal niveau verantwoording wordt afgelegd, moeten de organisaties ervoor zorgen dat de significante milieueffecten van elke vestiging duidelijk in de gemeenschappelijke milieuverklaring worden gespecificeerd en gerapporteerd.

  • E. 
    Openbaarheid

De organisatie zorgt ervoor dat zij aan de milieuverificateur kan aantonen dat iedereen met belangstelling voor de milieuprestaties van de organisatie eenvoudig en onbelemmerd toegang kan krijgen tot de in de delen B en C verplicht gestelde informatie. Om in die transparantie te voorzien, moet de milieuverklaring bij voorkeur openbaar beschikbaar zijn op de website van de organisatie.

De organisatie zorgt ervoor dat deze informatie over een afzonderlijke vestiging of organisatie wordt bekendgemaakt in (een van) de officiële ta(a)l(en) van de lidstaat of het derde land waar de organisatie is gevestigd.

Daarnaast zorgt de organisatie er, in het geval van een gemeenschappelijke milieuverklaring, voor (voor registratiedoeleinden) dat deze informatie beschikbaar is in (een van) de officiële ta(a)l(en) van de lidstaat waar de organisatie is geregistreerd of in (een van) de officiële ta(a)l(en) van de Unie die met de voor de registratie bevoegde instantie is/zijn overeengekomen.

De milieuverklaring mag ook beschikbaar worden gemaakt in aanvullende talen, mits de inhoud van het vertaalde document strookt met de inhoud van de originele milieuverklaring die door de milieuverificateur is gevalideerd en er duidelijk wordt vermeld dat het een vertaling is van het gevalideerde document.


Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.