Besluit 2019/420 - Wijziging van Besluit nr. 1313/2013/EU betreffende een Uniemechanisme voor civiele bescherming

1.

Wettekst

20.3.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

LI 77/1

 

BESLUIT (EU) 2019/420 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 13 maart 2019

tot wijziging van Besluit nr. 1313/2013/EU betreffende een Uniemechanisme voor civiele bescherming

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 196,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Gezien het advies van het Comité van de Regio's (2),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (3),

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Het Uniemechanisme voor civiele bescherming („het Uniemechanisme”), ingesteld bij Besluit nr. 1313/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad (4), is gericht op het versterken van de samenwerking tussen de Unie en de lidstaten en het faciliteren van de coördinatie op het terrein van civiele bescherming, om zodoende te komen tot een betere respons van de Unie ten aanzien van door de mens of de natuur veroorzaakte rampen.

 

(2)

Hoewel erkend wordt dat de primaire verantwoordelijkheid voor preventie van, paraatheid bij en respons op door de mens of de natuur veroorzaakte rampen bij de lidstaten berust, bevordert het Uniemechanisme solidariteit tussen de lidstaten overeenkomstig artikel 3, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU).

 

(3)

Door de mens of de natuur veroorzaakte rampen kunnen overal ter wereld plaatsvinden, vaak zonder waarschuwing. Of het nu door de mens of door de natuur veroorzaakte rampen betreft, zij komen steeds vaker voor, in steeds extremere en complexere vorm, nog versterkt door de gevolgen van de klimaatverandering, en houden geen rekening houden met nationale grenzen. De gevolgen van rampen voor de mens, het milieu, de samenleving en de economie kunnen van voordien ongekende omvang zijn.

 

(4)

Uit recente ervaring is gebleken dat rekenen op een louter vrijwillig aanbod van wederzijdse bijstand, gecoördineerd en gefaciliteerd door het Uniemechanisme, niet altijd garandeert dat voldoende capaciteit ter beschikking wordt gesteld om in toereikende mate tegemoet te komen aan de fundamentele behoeften van bevolkingsgroepen die door een ramp worden getroffen, noch dat het milieu en de eigendom in voldoende mate veilig worden gesteld. Dit is met name het geval wanneer lidstaten tegelijk worden getroffen door rampen die, door de natuur of de mens veroorzaakt, zowel herhaaldelijk als onverwacht toeslaan, en waar de collectieve capaciteit ontoereikend is. Om die tekortkomingen te verhelpen en nieuwe gevaren het hoofd te kunnen bieden, dienen alle instrumenten van de Unie op geheel flexibele wijze te worden ingezet, onder meer door een actieve deelname van het maatschappelijk middenveld te bevorderen.

 

(5)

Het is van essentieel belang dat de lidstaten toereikende preventie- en paraatheidsmaatregelen treffen, door onder meer te waarborgen dat er voldoende capaciteit beschikbaar is om op te treden bij rampen, met name bosbranden. Aangezien de Unie de voorbije jaren met bijzonder hevige en grootschalige bosbranden is geconfronteerd, hetgeen in verscheidene lidstaten en in de Europese responscapaciteit voor noodsituaties (European Emergency Response Capacity — EERC), opgezet in de vorm van een vrijwillige pool van vooraf toegezegde responscapaciteit van de lidstaten uit hoofde van Besluit nr. 1313/2013/EU, tot aanzienlijke operationele tekorten heeft geleid, zijn ook op Unieniveau extra maatregelen nodig. Het voorkomen van bosbranden is tevens van wezenlijk belang in het kader van de wereldwijde inspanningen ter vermindering van de CO2-uitstoot.

 

(6)

Preventie is onontbeerlijk voor de bescherming tegen door de natuur of de mens veroorzaakte rampen en vergt nadere maatregelen. Daartoe moeten de lidstaten, op gezette tijden, samenvattingen van hun risicobeoordelingen en van de beoordeling van hun risicobeheersingsvermogen delen met de Commissie, met aandacht voor de belangrijkste risico's. Daarnaast moeten de lidstaten informatie delen over preventie- en paraatheidsmaatregelen, met name de maatregelen die nodig zijn voor het aanpakken van de belangrijkste risico's met grensoverschrijdende gevolgen, alsmede in voorkomend geval de weinig waarschijnlijke risico's met ernstige gevolgen.

 

(7)

De Commissie moet samen met de lidstaten verder werk maken van richtsnoeren om de uitwisseling van informatie over rampenrisicobeheer te faciliteren. Die richtsnoeren moeten bijdragen tot meer vergelijkbaarheid van dergelijke informatie, met name wanneer lidstaten met soortgelijke of grensoverschrijdende risico's worden geconfronteerd.

 

(8)

Rampenrisicopreventie en -beheer houden in dat risicobeheersingsmaatregelen moeten worden uitgewerkt en uitgevoerd, die coördinatie tussen een brede waaier aan actoren vergen. Bij het opstellen van risicobeoordelingen en risicobeheersingsmaatregelen is het belangrijk rekening te houden met de huidige klimaatschommelingen en de prognoses voor het verloop van de klimaatverandering. Het opstellen van risicokaarten is een cruciaal aspect van de aanscherping van preventiemaatregelen en de versterking van de responscapaciteit. Maatregelen ter beperking van de kwetsbaarheid van de bevolking, economische activiteiten waaronder kritieke infrastructuur, dierenwelzijn en in het wild levende dieren, ecologische en culturele hulpbronnen zoals biodiversiteit, ecosysteemdiensten van bossen en watervoorraden, zijn van het grootste belang.

 

(9)

Om te zorgen voor een betere preventie- en paraatheidsplanning en -coördinatie tussen de lidstaten moet de Commissie in samenwerking met de lidstaten specifieke overlegmechanismen kunnen opzetten. Daarnaast moet de Commissie informatie over preventie- en paraatheidsmaatregelen in verband met specifieke risico's kunnen vragen wanneer een lidstaat herhaaldelijk om bijstand verzoekt. De Commissie moet die informatie analyseren teneinde de totale steun van de Unie aan rampenrisicobeheer te optimaliseren en de preventie- en paraatheidsniveaus van de lidstaten te verhogen. De administratieve rompslomp moet worden teruggebracht en de verbanden met andere belangrijke Uniemaatregelen en -instrumenten, met name met de in Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad (5) bedoelde Europese structuur- en investeringsfondsen, moeten worden versterkt.

 

(10)

Overstromingen vormen een steeds groter gevaar voor burgers van de Unie. Ter aanscherping van de preventie- en paraatheidsmaatregelen op het gebied van civiele bescherming en ter beperking van de kwetsbaarheid van hun respectieve bevolking ten aanzien van overstromingsrisico's is het nodig dat de lidstaten bij het opstellen van hun risicobeoordelingen uit hoofde van dit besluit onder meer optimaal gebruikmaken van de in het kader van Richtlijn 2007/60/EG van het Europees Parlement en de Raad (6) verrichte risicobeoordelingen, zodat kan worden bepaald of er langs hun waterlopen en kustlijnen sprake is van overstromingsrisico's en er adequate en gecoördineerde maatregelen kunnen worden genomen om die risico's te beperken.

 

(11)

Het collectieve vermogen tot paraatheid bij en respons op rampen moet worden versterkt, met name door onderlinge steun in Europa. Teneinde het nieuwe juridische kader uit hoofde van dit besluit te weerspiegelen, moet de naam „Europese responscapaciteit voor noodsituaties (EERC)” of „vrijwillige pool” worden vervangen door de naam „Europese pool voor civiele bescherming”.

 

(12)

De versterking van de Europese pool voor civiele bescherming vergt meer Uniefinanciering voor de aanpassing en het herstel van capaciteit, en voor operationele kosten.

 

(13)

Naast de versterking van de algehele bestaande capaciteit moet rescEU worden opgezet om het hoofd te bieden aan overweldigende situaties in laatste instantie, namelijk wanneer de bestaande capaciteit op nationaal niveau en de door de lidstaten aan de Europese pool voor civiele bescherming vooraf toegezegde capaciteit in de gegeven omstandigheden niet volstaan om doeltreffend te reageren op verschillende soorten rampen.

 

(14)

De regionale en lokale autoriteiten spelen een zeer belangrijke rol bij rampenpreventie en -beheersing en hun responscapaciteit moet op passende wijze worden benut in de in het kader van dit besluit uitgevoerde coördinatie- en inzetactiviteiten, conform het institutioneel en juridisch kader van de lidstaten, teneinde overlappingen zo veel mogelijk te voorkomen en interoperabiliteit te bevorderen. Deze autoriteiten kunnen een belangrijke preventieve rol vervullen en moeten tevens als eersten reageren in de nasleep van een ramp, tezamen met hun capaciteit aan vrijwilligers. Er is dan ook behoefte aan doorlopende samenwerking op lokaal, regionaal en grensoverschrijdend niveau met het doel gemeenschappelijke waarschuwingssystemen op te zetten voor snelle interventie voordat rescEU wordt gemobiliseerd, evenals regelmatige voorlichtingscampagnes over eersteresponsmaatregelen.

 

(15)

De rescEU-capaciteit moet een flexibel karakter behouden en kunnen evolueren om het hoofd te kunnen bieden aan nieuwe ontwikkelingen en toekomstige uitdagingen, zoals de gevolgen van klimaatverandering.

 

(16)

Aangezien de vastgestelde risico's, algehele capaciteit en tekorten in de loop der tijd schommelingen vertonen, is er bij het opzetten van rescEU flexibiliteit nodig. Daarom moet aan de Commissie de bevoegdheid worden toegekend om uitvoeringshandelingen vast te stellen om rescEU-capaciteit te bepalen, rekening houdend met de vastgestelde risico's, algehele capaciteit en tekorten.

 

(17)

Om een functionerende rescEU-capaciteit te hebben, moeten aanvullende financiële kredieten worden vrijgemaakt ter financiering van acties in het kader van het Uniemechanisme.

 

(18)

De Unie moet de lidstaten steun kunnen verlenen door het medefinancieren van de ontwikkeling van rescEU-capaciteit, onder meer het huren, leasen of aankopen ervan. Hierdoor zou het Uniemechanisme behoorlijk doeltreffender worden, door het garanderen van beschikbare capaciteit in gevallen waarin een effectieve rampenrespons in andere situaties niet zou kunnen worden gewaarborgd, met name bij rampen die verreikende gevolgen hebben en een aanzienlijk aantal lidstaten treffen. Deze capaciteit gezamenlijk verstrekken moet schaalvoordelen opleveren en leiden tot een betere coördinatie bij rampenrespons.

 

(19)

Het bedrag van de voor het ontwikkelen van rescEU-capaciteit te verlenen financiële bijstand van de Unie moet worden bepaald op basis van de in dit besluit opgenomen lijst van categorieën van voor financiële bijstand in aanmerking komende kosten. Voor capaciteit die nodig is om te reageren op weinig waarschijnlijke risico's met ernstige gevolgen die kunnen leiden tot aanzienlijke grensoverschrijdende effecten en waarvoor de paraatheidsniveaus in de Unie op basis van door nationale civielebeschermingsautoriteiten en de Commissie verrichte analyses van de capaciteitstekorten niet worden geacht te volstaan, moet in volledige financiële bijstand van de Unie worden voorzien. Ook moet in substantiële medefinanciering worden voorzien voor capaciteit waarvoor de kosten van aanschaf en de terugkerende kosten het hoogst liggen, zoals vliegtuigen voor het bestrijden van bosbranden. De exacte medefinancieringspercentages moeten in de jaarlijkse werkprogramma's worden bepaald.

 

(20)

Om een evenwicht te bereiken tussen nationale verantwoordelijkheid en solidariteit tussen de lidstaten, moet een deel van de operationele kosten voor de inzet van de rescEU-capaciteit in aanmerking komen voor financiële bijstand van de Unie.

 

(21)

De lidstaten en hun burgers zouden aanzienlijke schade kunnen ondervinden ten gevolge van rampen die zich in derde landen voordoen. In die situaties moet rescEU-capaciteit ook buiten de Unie kunnen worden ingezet. Omwille van de solidariteit tussen de lidstaten moeten de operationele kosten voor de inzet van rescEU-capaciteit buiten de Unie door de begroting van de Unie worden gedragen.

 

(22)

Om voor een respons te zorgen die zowel gecoördineerd en snel is, moeten besluiten over de inzet en de demobilisatie, en eventuele besluiten bij onverenigbare verzoeken, door de Commissie worden genomen in nauw overleg met de verzoekende lidstaat en de lidstaat die de rescEU-capaciteit in kwestie bezit, huurt of leaset. De Commissie en de lidstaat die de rescEU-capaciteit bezit, huurt of leaset, moeten operationele overeenkomsten sluiten met de algemene voorwaarden voor de inzet van rescEU-capaciteit.

 

(23)

Opleiding, onderzoek en innovatie zijn essentiële aspecten van de samenwerking op het gebied van civiele bescherming. Om opleiding en oefeningen voor civiele bescherming efficiënter en effectiever te maken, innovatie en dialoog te bevorderen, en de samenwerking tussen de civielebeschermingsautoriteiten en -diensten van de lidstaten te verbeteren, moet een kennisnetwerk op het gebied van Europese civiele bescherming worden opgezet. Het netwerk moet uitgaan van bestaande structuren, waaronder excellentiecentra, universiteiten, onderzoekers en andere deskundigen, jonge beroepsbeoefenaren en ervaren vrijwilligers op het gebied van de aanpak van noodsituaties. Ook moet de samenwerking inzake opleiding, onderzoek en innovatie met internationale organisaties worden versterkt en, waar mogelijk, uitgebreid tot derde landen, met name buurlanden.

 

(24)

Deelnemers aan civiele bescherming wijden hun leven aan het helpen van anderen, en investeren tijd en inspanning om noodlijdenden bij te staan. Die moed en inzet voor de civiele bescherming in de Unie verdienen erkenning van de Unie.

 

(25)

Aangezien het versterken van de civiele bescherming in het licht van rampentendenzen, zoals in verband met het weer en interne veiligheid, een van de belangrijkste prioriteiten in de Unie is, is het van essentieel belang te zorgen voor een krachtige territoriale en gemeenschapsgestuurde dimensie, omdat actie vanuit de lokale gemeenschap de snelste en meest effectieve manier is om door rampen veroorzaakte schade te beperken.

 

(26)

De procedures van het Uniemechanisme moeten worden vereenvoudigd, gestroomlijnd en versoepeld opdat lidstaten snel toegang kunnen krijgen tot de bijstand en de capaciteit die nodig zijn om zo spoedig en efficiënt mogelijk te reageren op door de natuur of de mens veroorzaakte rampen.

 

(27)

Teneinde zo veel mogelijk gebruik te maken van de bestaande financieringsinstrumenten en bijstand te verlenen aan de lidstaten die bijstand verlenen, onder meer tijdens de respons op rampen buiten de Unie, wordt overeenkomstig artikel 191, lid 1, van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (7) financiering toegekend op grond van de artikelen 21, 22 en 23 van Besluit nr. 1313/2013/EU. Desalniettemin moeten de financiering voor civielebeschermingsactiviteiten en de financiering voor humanitaire hulp duidelijk gescheiden blijven en volledig sporen met de respectieve doelstellingen en wettelijke voorschriften.

 

(28)

Het is belangrijk te garanderen dat de lidstaten alle noodzakelijke maatregelen treffen om door de natuur of de mens veroorzaakte rampen doeltreffend te voorkomen en de gevolgen ervan te verminderen. De bepalingen van dit besluit moeten het verband versterken tussen preventie-, paraatheids- en responsmaatregelen in het kader van het Uniemechanisme. Ook moet worden gezorgd voor samenhang met andere relevante wetgeving van de Unie inzake preventie en rampenrisicobeheer, onder meer inzake grensoverschrijdende preventieactiviteiten en de aanpak van bedreigingen, zoals ernstige grensoverschrijdende bedreigingen van de gezondheid als beschreven in Besluit nr. 1082/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad (8). De programma's voor territoriale samenwerking in het kader van het cohesiebeleid voorzien in specifieke acties inzake veerkracht na rampen, risicopreventie en risicobeheersing, en er moeten meer inspanningen worden geleverd voor sterkere integratie en verhoogde synergie. Voorts moeten alle acties samenhangen met en actief bijdragen tot het nakomen van internationale toezeggingen zoals het kader van Sendai voor rampenrisicovermindering 2015-2030, de Overeenkomst van Parijs in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties (VN) inzake klimaatverandering en de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling van de VN.

 

(29)

Opdat informatie over aan de lidstaten ter beschikking staande capaciteit en modules integraal en vlot wordt uitgewisseld, moet informatie die in het gemeenschappelijk noodcommunicatie- en -informatiesysteem (Cecis) is ingevoerd, voortdurend worden bijgewerkt. Wat via het Cecis verstrekte informatie betreft, is het tevens wenselijk dat de lidstaten daarin capaciteit opnemen die niet is toegezegd aan de Europese pool voor civiele bescherming en die zij via het Uniemechanisme kunnen inzetten.

 

(30)

Ook moet worden gezorgd voor synergie en een betere complementariteit en coördinatie tussen het Uniemechanisme en andere Unie-instrumenten, onder meer de instrumenten die de door rampen veroorzaakte schade mee kunnen herstellen of verminderen.

 

(31)

Voor het wijzigen van de categorieën van voor financiële bijstand in aanmerking komende kosten die gebruikt moeten worden om te bepalen hoeveel financiële bijstand de Unie verstrekt voor het ontwikkelen van rescEU-capaciteit, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden toegekend om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie gedelegeerde handelingen vast te stellen. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen plaatsvinden in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven (9). Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

 

(32)

Teneinde te zorgen voor eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van dit besluit met betrekking tot: het soort en de hoeveelheid cruciale responscapaciteit die nodig is voor de Europese pool voor civiele bescherming; de bepaling van de capaciteit waaruit rescEU bestaat, waarbij rekening wordt gehouden met de vastgestelde risico's, algehele capaciteit en tekorten; het opzetten, het beheer en onderhoud van rescEU; het opzetten en de organisatie van het kennisnetwerk op het gebied van Europese civiele bescherming; de categorieën weinig waarschijnlijke risico's met ernstige gevolgen en de navenante capaciteit om die te beheersen; alsmede de criteria en procedures om erkenning te betonen voor langdurige inzet en buitengewone bijdragen aan de civiele bescherming in de Unie, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (10).

 

(33)

Daar de doelstelling van dit besluit, namelijk het versterken van het collectieve vermogen inzake preventie van, paraatheid bij en respons op rampen, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang of de gevolgen van het optreden beter door de Unie kunnen worden bereikt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 VEU neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat dit besluit niet verder dan nodig is om die doelstelling te verwezenlijken.

 

(34)

Met het oog op een soepele overgang naar de volledige uitvoering van rescEU moet de Commissie tijdens een overgangsperiode financiering kunnen verstrekken opdat relevante nationale capaciteit snel beschikbaar is. De Commissie en de lidstaten moeten ernaar streven reeds in de zomer van 2019 extra capaciteit, waaronder blushelikopters, te verkrijgen om te kunnen reageren op het risico van bosbranden.

 

(35)

Besluit nr. 1313/2013/EU dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd.

 

(36)

Opdat de maatregelen waarin dit besluit voorziet direct kunnen worden toegepast, moet dit besluit in werking treden op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEBBEN HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Besluit nr. 1313/2013/EU wordt als volgt gewijzigd:

 

1)

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

lid 1 wordt als volgt gewijzigd:

 

i)

punt c) wordt vervangen door:

 

„c)

het bevorderen van een snelle en efficiënte respons bij rampen of dreigende rampen, onder meer door maatregelen te treffen om de onmiddellijke gevolgen van rampen te beperken;”;

 

ii)

de volgende punten worden toegevoegd:

 

„e)

het vergroten van de beschikbaarheid en het gebruik van wetenschappelijke kennis over rampen, en

 

f)

het opvoeren van de samenwerkings- en coördinatieactiviteiten op grensoverschrijdend niveau en tussen de lidstaten die blootstaan aan dezelfde soort rampen.”;

 

b)

in lid 2 wordt punt a) vervangen door:

 

„a)

vooruitgang in de implementatie van het rampenpreventiekader, die wordt afgemeten aan het aantal lidstaten dat de in artikel 6, lid 1, onder d), bedoelde informatie ter beschikking van de Commissie heeft gesteld;”.

 

2)

Aan artikel 4 wordt het volgende punt toegevoegd:

„12.   „deelnemend land”: een derde land dat overeenkomstig artikel 28, lid 1, deelneemt aan het Uniemechanisme.”.

 

3)

In artikel 5 wordt lid 1 als volgt gewijzigd:

 

a)

punt a) wordt vervangen door:

 

„a)

verbeteren van de kennisbasis betreffende rampenrisico's, en beter faciliteren en bevorderen van samenwerking en de uitwisseling van kennis, de resultaten van wetenschappelijk onderzoek en innovatie, beste praktijken en informatie, met name onder lidstaten die met dezelfde risico's worden geconfronteerd;”;

 

b)

punt f) wordt vervangen door:

 

„f)

bundelen en verspreiden van door de lidstaten ter beschikking gestelde informatie; organiseren van een uitwisseling van ervaring in verband met de beoordeling van het risicobeheersingsvermogen; en faciliteren van de uitwisseling van goede praktijken op het gebied van preventie- en paraatheidsplanning, onder meer door middel van vrijwillige collegiale toetsingen;”;

 

c)

punt i) wordt vervangen door:

 

„i)

wijzen op het belang van risicopreventie, ondersteunen van de lidstaten bij bewustmaking, voorlichting en educatie van het grote publiek, en ondersteunen van de inspanningen van de lidstaten inzake voorlichting van het grote publiek over alarmsystemen, door richtsnoeren over die systemen te verstrekken, onder meer op grensoverschrijdend niveau;”.

 

4)

Artikel 6 wordt vervangen door:

„Artikel 6

Risicobeheersing

  • 1. 
    Met het oog op het bevorderen van een effectieve en coherente benadering van de preventie van en paraatheid bij rampen door het uitwisselen van niet-gevoelige informatie waarvan de openbaarmaking niet in strijd is met de wezenlijke veiligheidsbelangen van de lidstaten, en het bevorderen van de uitwisseling van beste praktijken in het kader van het Uniemechanisme, doen de lidstaten het volgende:
 

a)

doorgaan met het opstellen van risicobeoordelingen op nationaal of passend subnationaal niveau;

 

b)

doorgaan met het ontwikkelen van de beoordeling van risicobeheersingsvermogen op nationaal of passend subnationaal niveau;

 

c)

doorgaan met het ontwikkelen en verfijnen van rampenrisicobeheersingsplanning op nationaal of passend subnationaal niveau;

 

d)

een samenvatting van de relevante onderdelen van de onder a) en b) bedoelde beoordelingen aan de Commissie ter beschikking stellen waarin de nadruk op de belangrijkste risico's wordt gelegd. Voor de belangrijkste risico's met grensoverschrijdende gevolgen, alsmede, in voorkomend geval, de weinig waarschijnlijke risico's met ernstige gevolgen, beschrijven de lidstaten prioritaire preventie- en paraatheidsmaatregelen. De samenvatting wordt uiterlijk 31 december 2020 en nadien om de drie jaar en telkens wanneer er belangrijke veranderingen zijn, aan de Commissie verstrekt;

 

e)

op vrijwillige basis deelnemen aan collegiale toetsingen van de beoordeling van het risicobeheersingsvermogen.

  • 2. 
    De Commissie kan in samenwerking met de lidstaten ook specifieke overlegmechanismen opzetten om te komen tot betere passende preventie- en paraatheidsplanning en -coördinatie tussen de lidstaten die blootstaan aan gelijkaardige soorten rampen, onder meer voor uit hoofde van lid 1, onder d), vastgestelde grensoverschrijdende risico's en weinig waarschijnlijke risico's met ernstige gevolgen.
  • 3. 
    De Commissie zorgt uiterlijk 22 december 2019 samen met de lidstaten voor de nadere uitwerking van richtsnoeren inzake de indiening van de in lid 1, onder d), bedoelde samenvatting.
  • 4. 
    Indien een lidstaat via het Uniemechanisme herhaaldelijk om dezelfde soort bijstand voor dezelfde soort ramp verzoekt, kan de Commissie, na een zorgvuldige analyse van de redenen en omstandigheden van de activering, en met het doel de betrokken lidstaat steun te verlenen bij het versterken van zijn preventie- en paraatheidsniveau:
 

a)

de lidstaat verzoeken aanvullende informatie te verstrekken over specifieke preventie- en paraatheidsmaatregelen in verband met het navenante risico van dat soort ramp, en

 

b)

waar passend, op basis van de verstrekte informatie:

 

i)

voorstellen een deskundigenteam ter plaatse in te zetten om advies te verlenen over preventie- en paraatheidsmaatregelen, of

 

ii)

aanbevelingen formuleren om het preventie- en paraatheidsniveau in de betrokken lidstaat te verbeteren. De Commissie en die lidstaat houden elkaar op de hoogte van eventueel naar aanleiding van dergelijke aanbevelingen getroffen maatregelen.

Indien een lidstaat via het Uniemechanisme driemaal binnen drie opeenvolgende jaren om dezelfde soort bijstand voor dezelfde soort ramp verzoekt, zijn de punten a) en b) van toepassing, tenzij uit een zorgvuldige analyse van de redenen en omstandigheden van de herhaalde activeringen blijkt dat dit niet nodig is.”.

 

5)

In artikel 10 wordt lid 1 vervangen door:

„1.   De Commissie en de lidstaten werken samen aan het verbeteren van de planning van responsoperaties bij — zowel door de natuur als door de mens veroorzaakte — rampen in het kader van het Uniemechanisme, onder meer door het opstellen van scenario's voor respons op rampen gebaseerd op de risicobeoordelingen als bedoeld in artikel 6, lid 1, onder a), en het overzicht van risico's als bedoeld in artikel 5, lid 1, onder c), het in kaart brengen van de beschikbare middelen en het opstellen van plannen voor de inzet van de responscapaciteit.”.

 

6)

Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

de titel wordt vervangen door:

„Europese pool voor civiele bescherming”;

 

b)

de leden 1 en 2 worden vervangen door:

„1.   Er wordt een Europese pool voor civiele bescherming opgericht. Deze bestaat uit een pool van vrijwillig vooraf toegezegde responscapaciteit van de lidstaten en omvat modules, andere responscapaciteit en categorieën van deskundigen.

1 bis.   De door een lidstaat via de Europese pool voor civiele bescherming verleende bijstand vormt een aanvulling op de bestaande capaciteit in de verzoekende lidstaat, onverminderd de primaire verantwoordelijkheid van de lidstaten voor rampenpreventie en -respons op hun grondgebied.

  • 2. 
    Op basis van de vastgestelde risico's, algehele capaciteit en tekorten, bepaalt de Commissie, bij krachtens artikel 32, lid 1, onder f), vastgestelde uitvoeringshandelingen, het soort en de hoeveelheid cruciale responscapaciteit die nodig is voor de Europese pool voor civiele bescherming („capaciteitsdoelen”).

De Commissie monitort in samenwerking met de lidstaten de vorderingen met de verwezenlijking van de capaciteitsdoelen die in de in de eerste alinea van dit lid bedoelde uitvoeringshandelingen zijn beschreven, en stelt potentieel aanzienlijke responscapaciteitstekorten in de Europese pool voor civiele bescherming vast. Indien dergelijke tekorten worden vastgesteld, gaat de Commissie na of de lidstaten de noodzakelijke capaciteit elders dan in de Europese pool voor civiele bescherming kunnen vinden. De Commissie moedigt de lidstaten aan aanzienlijke responscapaciteittekorten in de Europese pool voor civiele bescherming op te vangen, en kan de lidstaten steun verlenen overeenkomstig artikel 20, artikel 21, lid 1, onder i), en artikel 21, lid 2.”.

 

7)

Artikel 12 wordt vervangen door:

„Artikel 12

rescEU

  • 1. 
    rescEU wordt opgezet om bijstand te verlenen in overweldigende situaties waarbij de algehele bestaande capaciteit op nationaal niveau en de door de lidstaten aan de Europese pool voor civiele bescherming vooraf toegezegde capaciteit in de gegeven omstandigheden niet volstaan om doeltreffend te reageren op de in artikel 1, lid 2, bedoelde verschillende soorten rampen.

Teneinde een doeltreffende rampenrespons te waarborgen, zorgen de Commissie en de lidstaten waar passend voor een adequate geografische spreiding van rescEU-capaciteit.

  • 2. 
    De Commissie bepaalt, bij krachtens artikel 32, lid 1, onder g), vastgestelde uitvoeringshandelingen, de capaciteit waaruit rescEU wordt samengesteld, rekening houdend met vastgestelde en nieuwe risico's, algehele capaciteit en tekorten op Unieniveau, met name op het gebied van de bestrijding van bosbranden vanuit de lucht, chemische, biologische, radiologische en nucleaire incidenten, en medische noodrespons. Die uitvoeringshandelingen waarborgen consistentie met ander toepasselijk Unierecht. De eerste van die uitvoeringshandelingen wordt uiterlijk op 22 juni 2019 vastgesteld.
  • 3. 
    rescEU-capaciteit wordt aangekocht, gehuurd of geleaset door de lidstaten. Daartoe kan de Commissie de lidstaten rechtstreekse subsidies toekennen zonder een oproep tot het indienen van voorstellen. Indien de Commissie rescEU-capaciteit aankoopt namens de lidstaten, is de gezamenlijke aanbestedingsprocedure van toepassing. Financiële bijstand van de Unie wordt toegekend met inachtneming van de financiële regels van de Unie.

rescEU-capaciteit wordt ondergebracht bij de lidstaten die deze capaciteit aankopen, huren of leasen. In geval van gezamenlijke aanbesteding wordt rescEU-capaciteit ondergebracht bij de lidstaten namens welke de rescEU-capaciteit is aangekocht.

  • 4. 
    De Commissie stelt in overleg met de lidstaten kwaliteitseisen vast voor de responscapaciteit die deel uitmaakt van rescEU. De kwaliteitseisen zijn gebaseerd op erkende internationale standaarden voor zover dergelijke standaarden reeds bestaan.
  • 5. 
    Een lidstaat die rescEU-capaciteit bezit, huurt of leaset, zorgt voor de registratie van die capaciteit in het Cecis, en voor de beschikbaarheid en inzetbaarheid van die capaciteit voor operaties van het Uniemechanisme.

rescEU-capaciteit mag uitsluitend voor nationale doeleinden, als bedoeld in artikel 23, lid 4 bis, worden gebruikt wanneer de capaciteit niet wordt gebruikt of niet nodig is voor responsoperaties in het kader van het Uniemechanisme.

rescEU-capaciteit wordt gebruikt overeenkomstig de krachtens artikel 32, lid 1, onder g), vastgestelde uitvoeringshandelingen en operationele overeenkomsten tussen de Commissie en de lidstaat die dergelijke capaciteit bezit, leaset of huurt, waarin de algemene voorwaarden voor de inzet van rescEU-capaciteit, met inbegrip van deelnemend personeel, nader worden bepaald.

  • 6. 
    rescEU-capaciteit is beschikbaar voor responsoperaties in het kader van het Uniemechanisme naar aanleiding van een verzoek om bijstand via het ERCC overeenkomstig artikel 15 of artikel 16, leden 1 tot en met 9 en leden 11, 12 en 13. Het besluit over de inzet en demobilisatie, en besluiten in geval van strijdige verzoeken, worden door de Commissie genomen in nauwe samenspraak met de verzoekende lidstaat en de lidstaat die de capaciteit bezit, leaset of huurt, overeenkomstig de in lid 5, derde alinea, van dit artikel beschreven operationele overeenkomsten.

De lidstaat op het grondgebied waarvan rescEU-capaciteit wordt ingezet, is verantwoordelijk voor het sturen van de responsoperaties. In geval van inzet buiten de Unie zijn de lidstaten waarbij rescEU-capaciteit is ondergebracht, ervoor verantwoordelijk dat rescEU-capaciteit volledig in de algehele respons wordt geïntegreerd.

  • 7. 
    In geval van inzet van rescEU-capaciteit komt de Commissie via het ERCC de operationele aspecten ervan overeen met de verzoekende lidstaat. De verzoekende lidstaat faciliteert de operationele coördinatie van zijn eigen capaciteit met de rescEU-activiteiten tijdens de operaties.
  • 8. 
    Waar nodig faciliteert de Commissie de coördinatie van de verschillende responscapaciteiten via het ERCC overeenkomstig de artikelen 15 en 16.
  • 9. 
    De lidstaten worden via het Cecis op de hoogte gesteld van de operationele status van rescEU-capaciteit.
  • 10. 
    Indien een ramp buiten de Unie aanzienlijke gevolgen kan hebben voor een of meer lidstaten of de burgers ervan, kan rescEU-capaciteit worden ingezet, overeenkomstig de leden 6 tot en met 9 van dit artikel.

Indien rescEU-capaciteit in derde landen wordt ingezet, kunnen lidstaten in specifieke gevallen, overeenkomstig de krachtens artikel 32, lid 1, onder g), vastgestelde uitvoeringshandeling en zoals nader beschreven in de in lid 5, derde alinea, van dit artikel bedoelde operationele overeenkomsten, weigeren hun eigen personeel in te zetten.”.

 

8)

Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

de titel wordt vervangen door:

„Kennisnetwerk op het gebied van Europese civiele bescherming”;

 

b)

lid 1 wordt als volgt gewijzigd:

 

i)

de aanhef wordt vervangen door:

„1.   De Commissie zet een netwerk op van relevante actoren en instellingen inzake civiele bescherming en rampenbeheersing, met inbegrip van kenniscentra, universiteiten en onderzoekers, die tezamen met de Commissie een kennisnetwerk op het gebied van Europese civiele bescherming vormen. De Commissie houdt daarbij rekening met de deskundigheid die beschikbaar is in de lidstaten en bij de organisaties die op dit gebied actief zijn.

Het netwerk voert op het gebied van opleiding, oefeningen, geleerde lessen en kennisverspreiding de volgende taken uit, daarbij strevend naar een genderevenwichtige samenstelling, waar passend in nauwe coördinatie met de relevante kenniscentra:”;

 

ii)

punt a) wordt vervangen door:

 

„a)

het opzetten en beheren van een opleidingsprogramma voor het personeel voor civiele bescherming en aanpak van noodsituaties inzake preventie van, paraatheid bij en respons op rampen. Het programma wordt zodanig opgezet dat de uitwisseling van beste praktijken op het gebied van civiele bescherming wordt gefaciliteerd, en bevat gezamenlijke cursussen en een systeem voor het uitwisselen van deskundigheid op het gebied van de aanpak van noodsituaties, waaronder uitwisselingen van jonge beroepsbeoefenaren en ervaren vrijwilligers, en de detachering van deskundigen van de lidstaten.

Het opleidingsprogramma heeft ten doel de coördinatie, compatibiliteit en complementariteit van de in de artikelen 9, 11 en 12 bedoelde capaciteit alsmede de bekwaamheid van de in artikel 8, onder d) en f), bedoelde deskundigen te verbeteren;”;

 

iii)

punt f) wordt vervangen door:

 

„f)

het stimuleren van onderzoek en innovatie en het aanmoedigen van de invoering en toepassing van relevante nieuwe technologieën ten behoeve van het Uniemechanisme.”;

 

c)

het volgende lid wordt toegevoegd:

„4.   De Commissie voert de samenwerking inzake opleiding op en bevordert de uitwisseling van kennis en ervaring tussen het kennisnetwerk op het gebied van Europese civiele bescherming en internationale organisaties en derde landen, teneinde bij te dragen tot het nakomen van internationale afspraken met betrekking tot rampenrisicovermindering, met name in de context van het kader van Sendai voor rampenrisicovermindering 2015-2030, vastgesteld op 18 maart 2015 op de derde wereldconferentie van de VN over rampenrisicovermindering in Sendai, Japan.”.

 

9)

In artikel 15 wordt lid 1 vervangen door:

„1.   Wanneer binnen de Unie een ramp plaatsvindt of dreigt plaats te vinden, kan de getroffen lidstaat via het ERCC om bijstand verzoeken. Dit verzoek dient zo concreet mogelijk te zijn. Een verzoek om bijstand komt te vervallen na een maximum van 90 dagen, tenzij nieuwe elementen bij het ERCC worden ingediend die de noodzaak van voortgezette of aanvullende bijstand rechtvaardigen.”.

 

10)

In artikel 16 worden de leden 1 en 2 vervangen door:

„1.   Wanneer buiten de Unie een ramp plaatsvindt of dreigt plaats te vinden, kan het betrokken land via het ERCC om bijstand verzoeken. Er kan ook om bijstand worden verzocht via of door de Verenigde Naties, een VN-organisatie of een andere bevoegde internationale organisatie. Een verzoek om bijstand komt te vervallen na een maximum van 90 dagen, tenzij nieuwe elementen bij het ERCC worden ingediend die de noodzaak van voortgezette of aanvullende bijstand rechtvaardigen.

  • 2. 
    Interventies als bedoeld in dit artikel, kunnen hetzij als autonome bijstandsinterventie, hetzij als bijdrage tot een door een internationale organisatie geleide interventie worden uitgevoerd. De coördinatie door de Unie wordt volledig geïntegreerd in de algemene coördinatie door het Bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Aangelegenheden van de Verenigde Naties (OCHA), waarbij de leidende rol van deze organisatie in acht wordt genomen. In geval van door de mens veroorzaakte rampen of complexe noodsituaties, ziet de Commissie toe op de conformiteit met de Europese consensus over humanitaire hulp (*1), en het respect voor de humanitaire beginselen.

(*1)  PB C 25 van 30.1.2008, blz. 1.”."

 

11)

In artikel 19 wordt lid 1 vervangen door:

„1.   De financiële middelen voor de uitvoering van het Uniemechanisme voor de periode 2014 tot en met 2020 bedragen 574 028 000 EUR in lopende prijzen.

Het bedrag van 425 172 000 EUR in lopende prijzen is afkomstig van rubriek 3 („Veiligheid en burgerschap”) en 148 856 000 EUR in lopende prijzen is afkomstig van rubriek 4 („De EU als mondiale partner”) van het meerjarig financieel kader.”.

 

12)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 20 bis

Zichtbaarheid en prijzen

  • 1. 
    Elke bijstand of financiering die uit hoofde van dit besluit wordt verstrekt, dient de nodige zichtbaarheid te geven aan de Unie, met inbegrip van nadruk op het logo van de Unie voor de capaciteit die wordt genoemd onder de artikelen 11 en 12 en artikel 21, lid 2, onder c). De Commissie ontwikkelt een communicatiestrategie om de tastbare resultaten van de acties in het kader van het Uniemechanisme onder de aandacht van de burgers te brengen.
  • 2. 
    De Commissie reikt medailles uit om langdurige inzet voor en buitengewone bijdragen aan de civiele bescherming van de Unie te erkennen en te eren.”.
 

13)

Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

in lid 1 wordt punt j) vervangen door:

 

„j)

opzetten, beheren en in stand houden van rescEU-capaciteit overeenkomstig artikel 12;”;

 

b)

lid 2 wordt als volgt gewijzigd:

 

i)

in de eerste alinea wordt punt c) vervangen door:

 

„c)

kosten die samenhangen met het verbeteren of herstellen van responscapaciteit tot een staat van paraatheid en beschikbaarheid waardoor deze kan worden ingezet in het kader van de Europese pool voor civiele bescherming, conform de kwaliteitseisen voor de Europese pool voor civiele bescherming en, voor zover van toepassing, de tijdens het certificeringsproces geformuleerde aanbevelingen („aanpassingskosten”). Deze kosten kunnen onder meer kosten omvatten die verband houden met inzetbaarheid, interoperabiliteit van modules en andere responscapaciteit, autonomie, zelfvoorziening, vervoerbaarheid, verpakking en andere noodzakelijke kosten, mits deze specifiek samenhangen met de deelname van de capaciteit aan de Europese pool voor civiele bescherming.

Aanpassingskosten kunnen onder meer omvatten:

 

i)

75 % van de voor financiële bijstand in aanmerking komende kosten bij een verbetering, mits dat bedrag niet meer bedraagt dan 50 % van de gemiddelde kosten van de ontwikkeling van de capaciteit, en

 

ii)

75 % van de voor financiële bijstand in aanmerking komende kosten bij een herstel.

De responscapaciteit die financiering ontvangt uit hoofde van de punten i) en ii), wordt beschikbaar gesteld als onderdeel van de Europese pool voor civiele bescherming voor een minimale termijn die samenhangt met de ontvangen financiering en varieert tussen drie en tien jaar vanaf de daadwerkelijke beschikbaarstelling als deel van de Europese pool voor civiele bescherming, tenzij de economische levensduur ervan korter is.

De aanpassingskosten kunnen bestaan uit een bijdrage in de kosten per eenheid of uit vaste bedragen per soort capaciteit.”;

 

ii)

punt d) van de eerste en tweede alinea wordt geschrapt;

 

c)

de volgende leden worden toegevoegd:

„3.   De financiële bijstand voor de activiteiten die zijn genoemd in lid 1, onder j), dekt de kosten die noodzakelijk zijn om de beschikbaarheid en inzetbaarheid van rescEU-capaciteit in het kader van het Uniemechanisme te garanderen overeenkomstig de tweede alinea van dit lid.

De Commissie zorgt ervoor dat de in dit lid bedoelde financiële bijstand overeenkomt met minstens 80 % en hoogstens 90 % van de totale geraamde kosten die nodig zijn om de beschikbaarheid en inzetbaarheid van rescEU-capaciteit in het kader van het Uniemechanisme te garanderen. Het resterende bedrag wordt gedragen door de lidstaten waarbij de rescEU-capaciteit is ondergebracht. De totale geraamde kosten voor elke soort rescEU-capaciteit worden bepaald door middel van uitvoeringshandelingen die overeenkomstig artikel 32, lid 1, onder g), worden vastgesteld. Bij het berekenen van de totale geraamde kosten wordt rekening gehouden met de in bijlage I bis vastgestelde categorieën van voor financiële bijstand in aanmerking komende kosten.

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 30 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van bijlage I bis wat betreft de categorieën van voor financiële bijstand in aanmerking komende kosten.

De in dit lid bedoelde financiële bijstand kan worden geïmplementeerd middels meerjarige werkprogramma's. Voor acties die langer dan één jaar duren, kunnen de begrotingsvastleggingen over jaarlijkse tranches worden verdeeld.

  • 4. 
    Voor capaciteit die is opgezet om te reageren op weinig waarschijnlijke risico's met ernstige gevolgen, zoals gedefinieerd in krachtens artikel 32, lid 1, onder h bis), vastgestelde uitvoeringshandelingen, dekt de financiële bijstand van de Unie alle kosten die nodig zijn om beschikbaarheid en inzetbaarheid te garanderen.
  • 5. 
    De in lid 3 bedoelde kosten kunnen bestaan uit eenheidskosten, vaste bedragen of vaste percentages, bepaald per categorie of soort capaciteit, naargelang het geval.”.
 

14)

Artikel 23 wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

de titel wordt vervangen door:

„Voor financiële bijstand in aanmerking komende acties in verband met uitrusting en operaties”;

 

b)

het volgende lid wordt ingevoegd:

„1 bis.   Het bedrag van financiële bijstand van de Unie voor het vervoer van capaciteit die niet vooraf is toegezegd aan de Europese pool voor civiele bescherming en die wordt ingezet in geval van een ramp of een dreigende ramp binnen of buiten de Unie, bedraagt ten hoogste 75 % van de totale voor financiële bijstand in aanmerking komende kosten.”;

 

c)

de leden 2, 3 en 4 worden vervangen door:

„2.   De financiële bijstand van de Unie voor capaciteit die vooraf is toegezegd aan de Europese pool voor civiele bescherming, bedraagt ten hoogste 75 % van de kosten die voor de inzet van de capaciteit, met inbegrip van vervoer, noodzakelijk zijn bij een ramp of een dreigende ramp binnen de Unie of een deelnemend land.

  • 3. 
    De financiële bijstand van de Unie voor vervoermiddelen bedraagt ten hoogste 75 % van de totale voor financiële bijstand in aanmerking komende kosten in verband met vervoer van de capaciteit die vooraf is toegezegd voor de Europese pool voor civiele bescherming, indien zij wordt ingezet bij een ramp of een dreigende ramp buiten de Unie als bedoeld in artikel 16.
  • 4. 
    De financiële bijstand van de Unie voor vervoermiddelen mag voorts 100 % dekken van de totale voor financiële bijstand in aanmerking komende kosten als omschreven onder a), b), c) en d), indien dit noodzakelijk is om de bijstand van de lidstaten op een operationeel doeltreffende manier te bundelen en indien de kosten verband houden met een van de volgende zaken:
 

a)

de huur voor korte tijd van opslagcapaciteit om de bijstand van de lidstaten tijdelijk op te slaan teneinde het gecoördineerde vervoer ervan te faciliteren;

 

b)

het vervoer vanuit de lidstaat die de bijstand verstrekt, naar de lidstaat die het gecoördineerde vervoer ervan faciliteert;

 

c)

het herverpakken van de bijstand van de lidstaten om de beschikbare vervoerscapaciteit optimaal te benutten of aan specifieke operationele vereisten te voldoen, of

 

d)

het lokale vervoer, de doorvoer en de opslag van gebundelde bijstand met het oog op een gecoördineerde levering op de eindbestemming in het verzoekende land.

4 bis.   Indien rescEU-capaciteit overeenkomstig artikel 12, lid 5, voor nationale doeleinden wordt gebruikt, worden alle kosten, waaronder onderhouds- en herstelkosten, gedekt door de lidstaat die de capaciteit gebruikt.

4 ter.   In geval van inzet van rescEU-capaciteit in het kader van het Uniemechanisme dekt de financiële bijstand van de Unie 75 % van de operationele kosten.

In afwijking van het bepaalde in voorgaande alinea dekt de financiële bijstand van de Unie 100 % van de operationele kosten van de voor weinig waarschijnlijke rampen met ernstige gevolgen nodige rescEU-capaciteit die wordt ingezet in het kader van het Uniemechanisme.

4 quater.   Voor in artikel 12, lid 10, bedoelde inzet buiten de Unie, dekt de financiële bijstand van de Unie 100 % van de operationele kosten.

4 quinquies.   Indien de in dit artikel bedoelde financiële bijstand van de Unie niet 100 % van de kosten dekt, wordt het resterende bedrag van de kosten gedragen door de verzoeker van de bijstand, tenzij anders overeengekomen met de lidstaat die bijstand aanbiedt of de lidstaat waarbij de rescEU-capaciteit is ondergebracht.”;

 

d)

het volgende lid wordt toegevoegd:

„8.   De vervoerskosten kunnen bestaan uit eenheidskosten, vaste bedragen of vaste percentages, bepaald volgens de categorie van de kosten.”.

 

15)

In artikel 26 worden de leden 1 en 2 vervangen door:

„1.   Acties waarvoor uit hoofde van dit besluit financiële bijstand wordt verleend, komen niet in aanmerking voor bijstand uit hoofde van andere financiële instrumenten van de Unie. Overeenkomstig artikel 191, lid 1, van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 (*2) belet financiële bijstand die op grond van de artikelen 21, 22 en 23 van dit besluit is toegekend, echter niet dat financiële bijstand wordt toegekend ten laste van andere financiële instrumenten van de Unie volgens de daarin vervatte voorwaarden.

De Commissie ziet erop toe dat aanvragers van financiële bijstand uit hoofde van dit besluit, en de ontvangers van die bijstand, haar informatie verstrekken over financiële bijstand uit andere bronnen, inclusief de algemene begroting van de Unie, alsmede over lopende aanvragen voor deze bijstand.

  • 2. 
    Er worden synergieën, complementariteit en meer coördinatie met andere instrumenten van de Unie ontwikkeld, bijvoorbeeld de instrumenten ter ondersteuning van cohesie-, plattelandsontwikkelings-, onderzoeks-, gezondheids-, migratie- en veiligheidsbeleid, alsmede het Solidariteitsfonds van de Europese Unie. Bij optreden in humanitaire crises in derde landen zorgt de Commissie ervoor dat de acties die uit hoofde van dit besluit worden gefinancierd met acties die uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1257/96 worden gefinancierd samenhangend en complementair zijn, en dat die acties in overeenstemming met de Europese consensus over humanitaire hulp worden uitgevoerd.

(*2)  Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).”."

 

16)

Artikel 28 wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

lid 1 wordt vervangen door:

„1.   Het Uniemechanisme staat open voor deelname van:

 

a)

de lidstaten van de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA) die lid zijn van de Europese Economische Ruimte (EER), overeenkomstig de voorwaarden van de EER-overeenkomst, en andere Europese landen indien overeenkomsten en procedures dit bepalen;

 

b)

toetredende landen, kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaten overeenkomstig de algemene beginselen en voorwaarden voor de deelname van die landen aan EU-programma's zoals vastgelegd in de desbetreffende kaderovereenkomsten en besluiten van de Associatieraad of overeenkomsten van gelijke strekking.

1 bis.   De deelname aan het Uniemechanisme omvat de deelname aan de activiteiten ervan overeenkomstig de in dit besluit bepaalde doelstellingen, voorschriften, criteria, procedures en termijnen, en voldoet aan de specifieke voorwaarden die zijn vastgelegd in de overeenkomsten tussen de Unie en het deelnemend land.”;

 

b)

lid 3 wordt vervangen door:

„3.   Internationale of regionale organisaties, of landen die deel uitmaken van het Europese nabuurschapsbeleid kunnen deelnemen aan activiteiten in het kader van het Uniemechanisme indien toepasselijke bilaterale of multilaterale overeenkomsten tussen die organisaties of landen en de Unie in die mogelijkheid voorzien.”.

 

17)

Artikel 30 wordt vervangen door:

„Artikel 30

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

  • 1. 
    De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.
  • 2. 
    De bevoegdheid om de in artikel 19, leden 5 en 6, bedoelde gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie verleend tot en met 31 december 2020.
  • 3. 
    De in artikel 21, lid 3, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van 21 maart 2019.
  • 4. 
    Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 19, leden 5 en 6, en artikel 21, lid 3, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.
  • 5. 
    Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.
  • 6. 
    Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.
  • 7. 
    Een overeenkomstig artikel 19, leden 5 en 6, en artikel 21, lid 3, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie heeft medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.”.
 

18)

In artikel 32, lid 1, worden de punten g) en h) vervangen door:

 

„g)

het opzetten, beheren en in stand houden van rescEU, overeenkomstig artikel 12, inclusief de criteria voor inzetbesluiten, operationele procedures, alsmede de in artikel 21, lid 3, bedoelde kosten;

 

h)

het opzetten en organiseren van een kennisnetwerk op het gebied van Europese civiele bescherming, overeenkomstig artikel 13;

 

h bis)

de in artikel 21, lid 4, bedoelde categorieën weinig waarschijnlijke risico's met ernstige gevolgen en de navenante capaciteit om die te beheersen;

 

h ter)

de criteria en procedures voor het erkennen van langdurige inzet en buitengewone bijdragen aan de civiele bescherming van de Unie, overeenkomstig artikel 20 bis.”.

 

19)

Artikel 34 wordt vervangen door:

„Artikel 34

Evaluatie

  • 1. 
    Acties waarvoor financiële bijstand wordt verleend, worden regelmatig gemonitord teneinde de uitvoering ervan te volgen.
  • 2. 
    De Commissie dient om de twee jaar bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de operaties en de vooruitgang die in verband met de artikelen 11 en 12 wordt geboekt. Het verslag bevat informatie over de vorderingen met de verwezenlijking van de capaciteitsdoelen en resterende tekorten bedoeld in artikel 11, lid 2, rekening houdend met het opzetten van rescEU-capaciteit overeenkomstig artikel 12. Het verslag biedt ook een overzicht van de budgettaire en kostenontwikkelingen in verband met responscapaciteit, en een beoordeling van de noodzaak deze capaciteit verder te ontwikkelen.
  • 3. 
    De Commissie evalueert de toepassing van dit besluit en verstrekt het Europees Parlement en de Raad uiterlijk 31 december 2023 en vervolgens om de vijf jaar een mededeling over de doeltreffendheid, kosteneffectiviteit en lopende uitvoering van dit besluit, met name wat betreft artikel 6, lid 4, alsmede van rescEU-capaciteit. Die mededeling gaat, waar passend, vergezeld van voorstellen tot wijzigingen van dit besluit.”.
 

20)

Artikel 35 wordt vervangen door:

„Artikel 35

Overgangsbepalingen

Tot 1 januari 2025 kan financiële bijstand van de Unie worden verstrekt om 75 % te dekken van de kosten die moeten worden gemaakt om snelle toegang te garanderen tot nationale capaciteit die overeenkomt met de in artikel 12, lid 2, beschreven capaciteit. Daartoe kan de Commissie de lidstaten directe subsidies toekennen zonder een oproep tot het indienen van voorstellen.

De in de eerste alinea bedoelde capaciteit wordt tot het einde van de overgangsperiode aangemerkt als rescEU-capaciteit.

In afwijking van artikel 12, lid 6, wordt het besluit over de inzet van de in de eerste alinea bedoelde capaciteit genomen door de lidstaat die deze als rescEU-capaciteit beschikbaar heeft gesteld. De lidstaat die wegens een binnenlandse noodsituatie, overmacht of, in uitzonderlijke gevallen, ernstige redenen niet in staat is deze capaciteit voor een specifieke ramp beschikbaar te stellen, stelt de Commissie daarvan zo spoedig mogelijk onder verwijzing naar dit artikel in kennis.”.

 

21)

Artikel 38 wordt geschrapt.

 

22)

De woorden „Europese responscapaciteit voor noodsituaties”, „het EERC” en de „vrijwillige pool” worden in de gehele tekst van het besluit vervangen door de woorden „Europese pool voor civiele bescherming”.

 

23)

Bijlage I bis als opgenomen in de bijlage bij dit besluit, wordt ingevoegd.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

De bestaande regelingen die vallen onder artikel 28 van Besluit nr. 1313/2013/EU blijven van toepassing tot zij worden vervangen, naargelang het geval.

Gedaan te Straatsburg, 13 maart 2019.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

  • A. 
    TAJANI

Voor de Raad

De voorzitter

  • G. 
    CIAMBA
 

  • (1) 
    Advies van 18 oktober 2018 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
  • (3) 
    Standpunt van het Europees Parlement van 12 februari 2019 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 7 maart 2019.
  • (5) 
    Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).
  • (7) 
    Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).
  • (8) 
    Besluit nr. 1082/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2013 over ernstige grensoverschrijdende bedreigingen van de gezondheid en houdende intrekking van Beschikking nr. 2119/98/EG (PB L 293 van 5.11.2013, blz. 1).
  • Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
 

BIJLAGE

„BIJLAGE I BIS

CATEGORIEËN VAN VOOR FINANCIËLE BIJSTAND IN AANMERKING KOMENDE KOSTEN IN VERBAND MET DE BEREKENING VAN DE TOTALE GERAAMDE KOSTEN OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 21, LID 3

 

1.

Kosten voor uitrusting

 

2.

Onderhoudskosten, waaronder herstelkosten

 

3.

Verzekeringskosten

 

4.

Opleidingskosten

 

5.

Opslagkosten

 

6.

Registratie- en certificeringskosten

 

7.

Kosten voor verbruiksgoederen

 

8.

Kosten van personeel dat de beschikbaarheid en inzetbaarheid van rescEU-capaciteit moet waarborgen.


Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.