Verordening 2019/494 - Aspecten van de luchtvaartveiligheid in verband met de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de EU - Hoofdinhoud
27.3.2019 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
LI 85/11 |
VERORDENING (EU) 2019/494 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 25 maart 2019
betreffende bepaalde aspecten van de luchtvaartveiligheid in verband met de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie
(Voor de EER relevante tekst)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 100, lid 2,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Na raadpleging van het Comité van de Regio's,
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 29 maart 2017 heeft het Verenigd Koninkrijk kennisgegeven van zijn voornemen om zich uit de Unie terug te trekken krachtens artikel 50 van het Verdrag betreffende de Europese Unie. Met ingang van de datum van inwerkingtreding van een terugtrekkingsakkoord of, bij gebreke daarvan, na verloop van twee jaar na de kennisgeving, namelijk vanaf 30 maart 2019, zullen de Verdragen niet meer van toepassing zijn op het Verenigd Koninkrijk, tenzij de Europese Raad met instemming van het Verenigd Koninkrijk met eenparigheid van stemmen tot verlenging van deze termijn besluit. |
(2) |
De voornaamste doelstelling van Verordening (EU) 2018/1139 van het Europees Parlement en de Raad (3) is de totstandbrenging en instandhouding van een hoog en uniform luchtvaartveiligheidsniveau in de Unie. Daartoe is voor verschillende luchtvaartactiviteiten een systeem van certificaten opgezet, met als doel de vereiste veiligheidsniveaus te bereiken en te zorgen voor de noodzakelijke verificaties en de wederzijdse aanvaarding van afgegeven certificaten. |
(3) |
Op het gebied van luchtvaartveiligheid kunnen veel belanghebbenden verschillende maatregelen nemen om zich te wapenen tegen de gevolgen die de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie heeft voor certificaten en goedkeuringen. Zo kunnen zij overstappen naar een burgerluchtvaartautoriteit van een van de overblijvende 27 lidstaten, of vóór de terugtrekkingsdatum een aanvraag indienen voor een door het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart („het agentschap”) afgegeven certificaat dat slechts van toepassing is vanaf die datum en dus alleen mits het Verenigd Koninkrijk een derde land is geworden. |
(4) |
In tegenstelling tot in andere gebieden van het Unierecht, zijn er echter een aantal specifieke gevallen waarin het niet mogelijk is om een certificaat van een andere lidstaat of van het agentschap te verkrijgen, aangezien het Verenigd Koninkrijk vanaf de terugtrekkingsdatum voor zijn rechtsgebied opnieuw zijn rol opneemt als „land van ontwerp” uit hoofde van het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart. Het Verenigd Koninkrijk kan op zijn beurt enkel certificaten in die nieuwe rol afgeven zodra het die nieuwe rol heeft opgenomen, namelijk zodra het Unierecht niet langer van toepassing is op het Verenigd Koninkrijk naar aanleiding van de terugtrekking uit de Unie. |
(5) |
Daarom moet worden voorzien in een tijdelijk mechanisme om de geldigheid van bepaalde veiligheidscertificaten te verlengen, teneinde de betrokken exploitanten en het agentschap voldoende tijd te geven voor de afgifte van de noodzakelijke certificaten uit hoofde van artikel 68 van Verordening (EU) 2018/1139, gezien de status van het Verenigd Koninkrijk als derde land. |
(6) |
De geldigheid van die certificaten mag echter slechts worden verlengd voor de duur die strikt noodzakelijk is om rekening te houden met het vertrek van het Verenigd Koninkrijk uit het luchtvaartveiligheidssysteem van de Unie. |
(7) |
Om er, indien nodig, voor te zorgen dat er meer tijd beschikbaar is voor het afgeven van certificaten aan de betrokken exploitanten overeenkomstig artikel 68 van Verordening (EU) 2018/1139, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden verleend om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen tot verdere verlenging van de geldigheidsduur van de in afdeling I van de bijlage bij deze verordening bedoelde certificaten. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven (4). Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen. |
(8) |
Voorts, en dit in tegenstelling tot de situatie op de meeste andere gebieden van het Unierecht inzake goederen, heeft de ongeldigheid van certificaten geen gevolgen voor het in de handel brengen, maar wel voor het daadwerkelijke gebruik van luchtvaartproducten, -onderdelen en -uitrustingsstukken in de Unie, bijvoorbeeld bij de installatie van onderdelen en uitrustingsstukken in een luchtvaartuig van de Unie dat in de Unie wordt ingezet. Een dergelijk gebruik van luchtvaartproducten in de Unie mag niet door de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk worden belemmerd. |
(9) |
In het luchtvaartveiligheidssysteem van de Unie zijn de opleidingen voor piloten en technici streng gereguleerd en zijn de opleidingsmodules geharmoniseerd. Wie in één lidstaat deelneemt aan een opleidingsmodule kan niet altijd overstappen naar een andere lidstaat tijdens die opleidingsmodule. In de noodmaatregelen van de Unie moet met die specifieke situatie rekening worden gehouden. |
(10) |
De bepalingen van deze verordening dienen met spoed in werking te treden en in beginsel van toepassing te zijn met ingang van de dag na die waarop de Verdragen ophouden van toepassing te zijn op het Verenigd Koninkrijk, tenzij uiterlijk op die datum een terugtrekkingsakkoord met het Verenigd Koninkrijk in werking is getreden. Om er echter voor te zorgen dat de nodige administratieve procedures zo spoedig mogelijk kunnen worden uitgevoerd, dienen sommige bepalingen met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze verordening van toepassing te zijn, |
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Onderwerp en toepassingsgebied
-
1.Deze verordening voorziet, in het licht van de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland („het Verenigd Koninkrijk”) uit de Europese Unie, in specifieke bepalingen voor bepaalde luchtvaartveiligheidscertificaten die uit hoofde van Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad (5) of uit hoofde van Verordening (EU) 2018/1139 worden afgegeven aan natuurlijke personen en rechtspersonen die hun hoofdkantoor in het Verenigd Koninkrijk hebben, alsmede voor bepaalde situaties met betrekking tot luchtvaartopleidingen.
-
2.Deze verordening is van toepassing op de in de bijlage bij deze verordening vermelde certificaten die geldig zijn op de dag voorafgaand aan de datum van toepassing van deze verordening en die zijn afgegeven door:
a) |
het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart, („het agentschap”), aan natuurlijke personen of rechtspersonen die hun hoofdkantoor in het Verenigd Koninkrijk hebben, zoals vermeld in afdeling 1 van de bijlage, of |
b) |
de natuurlijke of rechtspersonen die zijn gecertificeerd door de bevoegde autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk, zoals vermeld in afdeling 2 van de bijlage. |
-
3.Naast de in lid 2 vermelde certificaten is deze verordening van toepassing op de opleidingsmodules als bedoeld in artikel 5.
Artikel 2
Definities
Voor de toepassing van deze verordening gelden de overeenkomstige definities van Verordening (EU) 2018/1139 en de uit hoofde van die verordening of van Verordening (EG) nr. 216/2008 vastgestelde uitvoeringshandelingen en gedelegeerde handelingen.
Artikel 3
In artikel 1, lid 2, onder a), bedoelde certificaten
De in artikel 1, lid 2, onder a), bedoelde certificaten blijven geldig gedurende negen maanden na de datum van toepassing van deze verordening.
Indien meer tijd nodig is voor het afgeven van de in artikel 68 van Verordening (EU) 2018/1139 bedoelde certificaten aan de betrokken exploitanten, kan de Commissie bij gedelegeerde handelingen de in de eerste alinea van dit artikel bedoelde geldigheidsduur verlengen.
Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.
Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.
Artikel 4
In artikel 1, lid 2, onder b), bedoelde certificaten
De in artikel 1, lid 2, onder b), bedoelde certificaten, betreffende het gebruik van producten, onderdelen en uitrustingsstukken, blijven geldig.
Artikel 5
Overdracht van opleidingsmodules
In afwijking van de Verordeningen (EU) nr. 1178/2011 (6) en (EU) nr. 1321/2014 (7) van de Commissie houden de bevoegde autoriteiten van de lidstaten of het agentschap, naargelang het geval, rekening met de examens die vóór de datum van toepassing als bedoeld in artikel 10, lid 2, tweede alinea, van deze verordening zijn afgelegd maar die nog niet hebben geleid tot de afgifte van de vergunning bij opleidingsorganisaties die onder toezicht staan van de bevoegde autoriteit van het Verenigd Koninkrijk, alsof zij waren afgelegd bij een opleidingsorganisatie die onder toezicht staat van de bevoegde autoriteit van een lidstaat.
Artikel 6
Regels en verplichtingen ten aanzien van onder de artikelen 3 of 4 vallende certificaten
-
1.Onder artikel 3 of artikel 4 van deze verordening vallende certificaten zijn onderworpen aan de regels die erop van toepassing zijn overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1139 en de uit hoofde van die verordening of van Verordening (EG) nr. 216/2008 vastgestelde uitvoeringshandelingen en gedelegeerde handelingen. Het agentschap beschikt over de bevoegdheden die zijn vastgesteld in Verordening (EU) 2018/1139 en de uit hoofde van die verordening of van Verordening (EG) nr. 216/2008 vastgestelde uitvoeringshandelingen en gedelegeerde handelingen en die betrekking hebben op entiteiten met een hoofdkantoor in een derde land.
-
2.Op verzoek van het agentschap verstrekken de houders van de in artikel 3 bedoelde certificaten en de afgevers van de in artikel 4 bedoelde certificaten, een kopie van alle auditverslagen, bevindingen en corrigerende actieplannen die betrekking hebben op het certificaat en die zijn afgegeven in de drie jaren voorafgaande aan het verzoek. Indien die documenten niet zijn verstrekt binnen de door het agentschap in zijn verzoek vermelde termijn, kan het agentschap overgaan tot intrekking van het voordeel dat is verkregen uit hoofde van artikel 3 of artikel 4, naargelang het geval.
-
3.Houders van de in artikel 3 bedoelde certificaten of afgevers van de in artikel 4 van deze verordening bedoelde certificaten stellen het agentschap onverwijld in kennis van enige actie van de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk die mogelijk strijdig is met hun verplichtingen krachtens deze verordening of Verordening (EU) 2018/1139.
Artikel 7
Bevoegde autoriteit
Voor de toepassing van deze verordening en met het oog op het toezicht op de houders en de afgevers van de in artikel 1, lid 2, van deze verordening bedoelde certificaten treedt het agentschap op als de bevoegde autoriteit voor entiteiten van derde landen in het kader van Verordening (EU) 2018/1139 en de uit hoofde van die verordening of van Verordening (EG) nr. 216/2008 vastgestelde uitvoeringshandelingen en gedelegeerde handelingen.
Artikel 8
Toepassing van Verordening (EU) nr. 319/2014 van de Commissie
Verordening (EU) nr. 319/2014 van de Commissie (8) voor de veiligheid van de luchtvaart is van toepassing op de natuurlijke personen en rechtspersonen die houder of afgever zijn van de in artikel 1, lid 2, van deze verordening bedoelde certificaten, onder dezelfde voorwaarden als voor houders van de overeenkomstige certificaten die worden afgegeven aan natuurlijke personen en rechtspersonen van derde landen.
Artikel 9
Aanvaardbare wijzen van naleving en richtsnoeren
Het agentschap kan, in overeenstemming met artikel 76, lid 3, van Verordening (EU) 2018/1139, aanvaardbare wijzen van naleving en richtsnoeren voor de toepassing van deze verordening opstellen.
Artikel 10
Inwerkingtreding en toepassing
-
1.Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
-
2.Zij is van toepassing met ingang van de dag na die waarop de Verdragen overeenkomstig artikel 50, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie ophouden van toepassing te zijn op het Verenigd Koninkrijk.
Artikel 5 is evenwel van toepassing met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze verordening.
-
3.Deze verordening is niet van toepassing indien uiterlijk op de in lid 2, eerste alinea, van dit artikel bedoelde datum een overeenkomstig artikel 50, lid 2, eerste alinea, van het Verdrag betreffende de Europese Unie met het Verenigd Koninkrijk gesloten terugtrekkingsakkoord in werking is getreden.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Straatsburg, 25 maart 2019.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
-
A.TAJANI
Voor de Raad
De voorzitter
-
G.CIAMBA
-
Advies van 20 februari 2019 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
-
Standpunt van het Europees Parlement van 13 maart 2019 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 19 maart 2019.
-
Verordening (EU) 2018/1139 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2018 inzake gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart, en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 2111/2005, (EG) nr. 1008/2008, (EU) nr. 996/2010, (EU) nr. 376/2014 en de Richtlijnen 2014/30/EU en 2014/53/EU van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 552/2004 en (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EEG) nr. 3922/91 van de Raad (PB L 212 van 22.8.2018, blz. 1).
-
Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 20 februari 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart, houdende intrekking van Richtlijn 91/670/EEG, Verordening (EG) nr. 1592/2002 en Richtlijn 2004/36/EG (PB L 79 van 19.3.2008, blz. 1).
-
Verordening (EU) nr. 1178/2011 van de Commissie van 3 november 2011 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures met betrekking tot de bemanning van burgerluchtvaartuigen, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 311 van 25.11.2011, blz. 1).
-
Verordening (EU) nr. 1321/2014 van de Commissie van 26 november 2014 betreffende de permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen en luchtvaartproducten, -onderdelen en -uitrustingsstukken, en betreffende de goedkeuring van bij voornoemde taken betrokken organisaties en personen (PB L 362 van 17.12.2014, blz. 1).
-
Verordening (EU) nr. 319/2014 van de Commissie van 27 maart 2014 inzake de vergoedingen en rechten die worden geheven door het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 593/2007 (PB L 93 van 28.3.2014, blz. 58).
BIJLAGE
LIJST VAN IN ARTIKEL 1 BEDOELDE CERTIFICATEN
Afdeling 1: |
Certificaten die zijn afgegeven door het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart („het agentschap”) aan natuurlijke of rechtspersonen die hun hoofdkantoor in het Verenigd Koninkrijk hebben, en voor luchtvaartuigen, als bedoeld in:
|
Afdeling 2: |
Certificaten voor producten, onderdelen en uitrustingsstukken die zijn afgegeven door natuurlijke of rechtspersonen die zijn gecertificeerd door de bevoegde autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk, als bedoeld in:
|
-
Verordening (EU) nr. 748/2012 van de Commissie van 3 augustus 2012 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften inzake de luchtwaardigheid en milieucertificering van luchtvaartuigen en aanverwante producten, onderdelen en uitrustingsstukken, alsmede voor de certificering van ontwerp- en productieorganisaties (PB L 224 van 21.8.2012, blz. 1).
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.