Verordening 2019/498 - Wijziging van Verordening (EU) 2017/2403 wat betreft vismachtigingen voor Unievissersvaartuigen in de wateren van het Verenigd Koninkrijk en visserijactiviteiten van vissersvaartuigen van het Verenigd Koninkrijk in de wateren van de Unie

1.

Wettekst

27.3.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

LI 85/25

 

VERORDENING (EU) 2019/498 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 25 maart 2019

tot wijziging van Verordening (EU) 2017/2403 wat betreft vismachtigingen voor Unievissersvaartuigen in de wateren van het Verenigd Koninkrijk en visserijactiviteiten van vissersvaartuigen van het Verenigd Koninkrijk in de wateren van de Unie

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Na raadpleging van het Europees Economisch en Sociaal Comité,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (1),

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Op 29 maart 2017 heeft het Verenigd Koninkrijk kennisgegeven van zijn voornemen om zich uit de Unie terug te trekken op grond van artikel 50 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU). De Verdragen zullen ophouden van toepassing te zijn op het Verenigd Koninkrijk met ingang van de datum van inwerkingtreding van een terugtrekkingsakkoord of, bij gebrek daaraan, na verloop van twee jaar na die kennisgeving, namelijk met ingang van 30 maart 2019, tenzij de Europese Raad, met instemming van het Verenigd Koninkrijk, met eenparigheid van stemmen tot verlenging van die termijn besluit.

 

(2)

Het terugtrekkingsakkoord dat op 19 februari 2019 werd bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (2) bevat regelingen voor de toepassing van bepalingen van het Unierecht op het Verenigd Koninkrijk na de datum waarop de Verdragen ophouden van toepassing te zijn op het Verenigd Koninkrijk. Indien dat akkoord in werking treedt, zal het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) gedurende de overgangsperiode overeenkomstig dat akkoord van toepassing zijn op het Verenigd Koninkrijk en zal dat niet langer het geval zijn na het verstrijken van die periode.

 

(3)

Wanneer het GVB ophoudt van toepassing te zijn op het Verenigd Koninkrijk, zullen de wateren van het Verenigd Koninkrijk (de territoriale wateren en de aangrenzende exclusieve economische zone) geen deel meer uitmaken van de wateren van de Unie. Bij gebrek aan een terugtrekkingsakkoord lopen Unievissersvaartuigen en vissersvaartuigen van het Verenigd Koninkrijk bijgevolg het risico de voor 2019 vastgestelde vangstmogelijkheden niet ten volle te kunnen benutten.

 

(4)

Om de duurzaamheid van de visserij te waarborgen en in het licht van het belang van de visserij voor het levensonderhoud van tal van gemeenschappen in de Unie en in het Verenigd Koninkrijk, moet de mogelijkheid worden opengehouden van een regeling betreffende ononderbroken volledige wederzijdse toegang voor Unievissersvaartuigen en vissersvaartuigen van het Verenigd Koninkrijk tot de visserij in elkaars wateren, gedurende een beperkte periode nadat het GVB ophoudt van toepassing te zijn op het Verenigd Koninkrijk als lidstaat. Deze verordening heeft tot doel het geschikte juridische kader voor zulke wederzijdse toegang te creëren.

 

(5)

De territoriale werkingssfeer van deze verordening en elke hierin vervatte verwijzing naar het Verenigd Koninkrijk heeft geen betrekking op Gibraltar.

 

(6)

De vangstmogelijkheden voor 2019 zijn, ook door het Verenigd Koninkrijk zelf, op grond van de Verordeningen (EU) 2019/124 (3) en (EU) 2018/2025 (4) van de Raad overeengekomen tijdens het lidmaatschap van het Verenigd Koninkrijk van de Unie. Die vangstmogelijkheden werden vastgesteld met volledige inachtneming van de vereisten die zijn uiteengezet in de artikelen 61 en 62 van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee. Om een duurzame exploitatie van de levende rijkdommen van de zee en stabiliteit in de wateren van de Unie en de wateren van het Verenigd Koninkrijk te waarborgen, dienen de overeengekomen quotumtoewijzingen en aandelen daarvan voor de lidstaten en het Verenigd Koninkrijk beschikbaar te blijven overeenkomstig de artikelen 2 en 3 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad (5).

 

(7)

In het licht van de reeds lang bestaande visserijpatronen van vissersvaartuigen van het Verenigd Koninkrijk in de wateren van de Unie, en vice versa, moet de Unie voorzien in een mechanisme waarbij vissersvaartuigen van het Verenigd Koninkrijk toegang hebben tot de wateren van de Unie door middel van machtigingen, zodat zij gedurende een beperkte periode de hun toegekende quota-aandelen uit hoofde van de Verordeningen (EU) 2019/124 en (EU) 2018/2025 kunnen benutten onder dezelfde voorwaarden als Unievissersvaartuigen. Zulke machtigingen mogen alleen worden verleend indien en voor zover het Verenigd Koninkrijk machtigingen blijft verstrekken aan Unievissersvaartuigen opdat die de vangstmogelijkheden kunnen blijven benutten die hun overeenkomstig de betrokken verordeningen inzake vangstmogelijkheden zijn toegewezen.

 

(8)

In Verordening (EU) 2017/2403 van het Europees Parlement en de Raad (6) zijn de regels vastgesteld voor de afgifte en het beheer van vismachtigingen voor vaartuigen die visserijactiviteiten verrichten in wateren die onder de soevereiniteit of jurisdictie van een derde land vallen en voor vissersvaartuigen van derde landen die visserijactiviteiten verrichten in de wateren van de Unie.

 

(9)

In Verordening (EU) 2017/2403 zijn regels vastgesteld voor visserijactiviteiten die worden verricht door Unievissersvaartuigen in de wateren van een derde land buiten het kader van een visserijovereenkomst, en is bepaald dat een vlaggenlidstaat rechtstreekse machtigingen mag toekennen en welke de voorwaarden en procedures voor de toekenning van zulke machtigingen zijn. Gezien het aantal Unievissersvaartuigen dat visserijactiviteiten verricht in de wateren van het Verenigd Koninkrijk, zouden die voorwaarden en procedures bij gebrek aan een terugtrekkingsakkoord of een visserijovereenkomst leiden tot aanzienlijke vertragingen en grotere administratieve lasten. Het is daarom noodzakelijk te voorzien in specifieke voorwaarden en procedures die de afgifte van machtigingen door het Verenigd Koninkrijk aan Unievissersvaartuigen voor de verrichting van visserijactiviteiten in de wateren van het Verenigd Koninkrijk vergemakkelijken.

 

(10)

Er moet worden afgeweken van de regels die gelden voor vissersvaartuigen van derde landen en er moeten specifieke voorwaarden en procedures worden bepaald die de Unie in staat stellen machtigingen af te geven aan vissersvaartuigen van het Verenigd Koninkrijk voor visserijactiviteiten in de wateren van de Unie.

 

(11)

Verordening (EU) nr. 1380/2013 geeft de lidstaten de bevoegdheid om de hun toegewezen vangstmogelijkheden geheel of gedeeltelijk uit te wisselen. Het Verenigd Koninkrijk en de lidstaten wisselen jaarlijks ongeveer 1 000 quota uit. Zonder te raken aan de exclusieve bevoegdheid van de Unie is na de datum waarop de Verdragen ophouden van toepassing te zijn op het Verenigd Koninkrijk, een flexibel systeem nodig dat de Unie in staat stelt quota uit te wisselen met het Verenigd Koninkrijk. Daarom zou het voor lidstaten mogelijk moeten zijn besprekingen aan te knopen met het Verenigd Koninkrijk en waar passend een mogelijk overzicht van een beoogde overdracht of uitwisseling van quota op te stellen. De Commissie moet verantwoordelijk blijven voor de uitvoering van dergelijke overdrachten of uitwisselingen van quota. De vangstmogelijkheden die een lidstaat heeft ontvangen van of overgedragen aan het Verenigd Koninkrijk in het kader van een overdracht of uitwisseling van quota, moeten worden beschouwd als quota die aan de betrokken lidstaat zijn toegewezen dan wel op zijn toewijzing in mindering zijn gebracht.

 

(12)

Verordening (EU) 2017/2403 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

 

(13)

Gezien de noodzaak om er vóór de datum van de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie voor te zorgen dat een wettelijk kader beschikbaar is om een onderbreking te vermijden in de visserijactiviteiten van vissersvaartuigen van het Verenigd Koninkrijk in de wateren van de Unie en van Unievissersvaartuigen in de wateren van het Verenigd Koninkrijk op de datum waarop het Verenigd Koninkrijk zich terugtrekt uit de Unie, die 30 maart 2019 zou kunnen zijn, werd het passend geacht om te voorzien in een uitzondering op de periode van acht weken die bedoeld is in artikel 4 van Protocol nr. 1 betreffende de rol van de nationale parlementen in de Europese Unie, gehecht aan het VEU, aan het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie.

 

(14)

Deze verordening moet met spoed in werking treden op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie en moet gelden met ingang van de dag na die waarop de Verdragen ophouden van toepassing te zijn op het Verenigd Koninkrijk, tenzij uiterlijk op die datum een met het Verenigd Koninkrijk gesloten terugtrekkingsakkoord in werking is getreden. Zij moet van toepassing zijn tot en met 31 december 2019.

 

(15)

Om zowel de exploitanten van de Unie als die van het Verenigd Koninkrijk in staat te stellen te blijven vissen overeenkomstig de desbetreffende aan hen toegewezen vangstmogelijkheden, mogen vismachtigingen voor visserijactiviteiten in de wateren van de Unie alleen aan vissersvaartuigen van het Verenigd Koninkrijk worden verleend indien en voor zover de Commissie de zekerheid heeft dat het Verenigd Koninkrijk op basis van wederkerigheid toegangsrechten verleent aan Unievissersvaartuigen om visserijactiviteiten te verrichten in de wateren van het Verenigd Koninkrijk,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen van Verordening (EU) 2017/2403

Verordening (EU) 2017/2403 wordt als volgt gewijzigd:

 

1.

aan hoofdstuk II van titel II wordt de volgende afdeling toegevoegd:

„Afdeling 4

Visserijactiviteiten door unievissersvaartuigen in de wateren van het Verenigd Koninkrijk

Artikel 18 bis

Toepassingsgebied

In afwijking van afdeling 3 is de onderhavige afdeling tot en met 31 december 2019 van toepassing op visserijactiviteiten die worden verricht door Unievissersvaartuigen in de wateren van het Verenigd Koninkrijk.

Artikel 18 ter

Definitie

Voor de toepassing van deze afdeling wordt onder „wateren van het Verenigd Koninkrijk” verstaan: de wateren die onder de soevereiniteit of jurisdictie van het Verenigd Koninkrijk vallen zoals is vastgesteld in overeenstemming met het internationaal recht.

Artikel 18 quater

Procedure voor het verkrijgen van vismachtigingen van het Verenigd Koninkrijk

  • 1. 
    Een vlaggenlidstaat die heeft vastgesteld dat is voldaan aan de voorwaarden van artikel 5, zendt de Commissie de betreffende aanvraag of lijst van aanvragen voor de machtiging door het Verenigd Koninkrijk toe.
  • 2. 
    Elke aanvraag of lijst van aanvragen bevat de door het Verenigd Koninkrijk voor de afgifte van de machtiging gevraagde informatie in het vereiste formaat, zoals het Verenigd Koninkrijk dit heeft meegedeeld aan de Commissie.
  • 3. 
    De Commissie informeert de lidstaten over de in lid 2 bedoelde informatie en het in lid 2 bedoelde formaat. De Commissie kan de vlaggenlidstaat een verzoek toezenden om alle aanvullende informatie te ontvangen die zij noodzakelijk acht om de naleving van de in de leden 1 en 2 bedoelde voorwaarden te verifiëren.
  • 4. 
    Na ontvangst van de aanvraag of de eventuele aanvullende informatie waarom op grond van lid 3 is verzocht, zendt de Commissie de aanvraag onverwijld door aan het Verenigd Koninkrijk.
  • 5. 
    Zodra het Verenigd Koninkrijk de Commissie ervan in kennis heeft gesteld dat het heeft besloten een machtiging aan een Unievissersvaartuig af te geven of te weigeren, stelt de Commissie de vlaggenlidstaat daarvan in kennis.
  • 6. 
    Een vlaggenlidstaat mag enkel een vismachtiging voor visserijactiviteiten in de wateren van het Verenigd Koninkrijk afgeven na erover te zijn ingelicht dat het Verenigd Koninkrijk heeft besloten een machtiging te verlenen aan het betrokken Unievissersvaartuig.
  • 7. 
    De visserijactiviteiten worden pas aangevangen nadat zowel de vlaggenlidstaat als het Verenigd Koninkrijk een vismachtiging heeft afgegeven.
  • 8. 
    Indien het Verenigd Koninkrijk de Commissie ervan in kennis stelt dat het heeft besloten een vismachtiging voor een Unievissersvaartuig te schorsen of in te trekken, stelt de Commissie de vlaggenlidstaat daarvan onmiddellijk in kennis. Dienovereenkomstig schorst de lidstaat zijn vismachtiging voor visserijactiviteiten in de wateren van het Verenigd Koninkrijk of trekt deze in.
  • 9. 
    Indien het Verenigd Koninkrijk de vlaggenlidstaat rechtstreeks in kennis stelt van zijn besluit een vismachtiging voor een Unievissersvaartuig af te geven, te weigeren, te schorsen of in te trekken, stelt de vlaggenlidstaat de Commissie daarvan onmiddellijk in kennis. Dienovereenkomstig schorst de lidstaat zijn vismachtiging voor visserijactiviteiten in de wateren van het Verenigd Koninkrijk of trekt deze in.

Artikel 18 quinquies

Monitoring

De Commissie monitort de afgifte van vismachtigingen door het Verenigd Koninkrijk voor visserijactiviteiten die worden verricht door Unievissersvaartuigen in de wateren van het Verenigd Koninkrijk.”;

 

2.

de volgende titel wordt ingevoegd:

„TITEL III bis

VISSERIJACTIVITEITEN VAN VISSERSVAARTUIGEN VAN HET VERENIGD KONINKRIJK IN DE WATEREN VAN DE UNIE

Artikel 38 bis

Toepassingsgebied

In afwijking van titel III is de onderhavige titel tot en met 31 december 2019 van toepassing op visserijactiviteiten die worden verricht door vissersvaartuigen van het Verenigd Koninkrijk in de wateren van de Unie.

Artikel 38 ter

Visserijactiviteiten door vissersvaartuigen van het Verenigd Koninkrijk

Vissersvaartuigen van het Verenigd Koninkrijk mogen visserijactiviteiten verrichten in de wateren van de Unie in overeenstemming met de voorwaarden die zijn uiteengezet in de Verordeningen (EU) 2019/124 (*1) en (EU) 2018/2025 (*2) van de Raad, waarin de vangstmogelijkheden zijn vastgesteld.

Artikel 38 quater

Algemene beginselen

  • 1. 
    Een vissersvaartuig van het Verenigd Koninkrijk verricht geen visserijactiviteiten in de wateren van de Unie tenzij het een vismachtiging van de Commissie heeft ontvangen. Een dergelijk vaartuig krijgt de machtiging in kwestie alleen indien het de in lid 2 vastgestelde machtigingscriteria vervult.
  • 2. 
    De Commissie mag een vismachtiging afgeven aan vissersvaartuigen van het Verenigd Koninkrijk indien:
 

a)

het vissersvaartuig beschikt over een geldige visvergunning die is afgegeven door de autoriteit van het Verenigd Koninkrijk;

 

b)

het vissersvaartuig door het Verenigd Koninkrijk is opgenomen in een vlootregister waartoe de Commissie toegang heeft;

 

c)

het vissersvaartuig en elk bijbehorend ondersteuningsvaartuig de geldende regeling inzake scheepsidentificatienummers van de IMO toepast voor zover het Unierecht dat vereist;

 

d)

het vissersvaartuig niet is opgenomen in een door een ROVB en/of de Unie krachtens de IOO-verordening vastgestelde lijst van IOO-vaartuigen;

 

e)

het Verenigd Koninkrijk niet krachtens de IOO-verordening op een lijst van niet-meewerkende landen is geplaatst en niet krachtens Verordening (EU) nr. 1026/2012 op een lijst van landen die niet-duurzame vangstmogelijkheden toelaten is geplaatst;

 

f)

vangstmogelijkheden beschikbaar zijn voor het Verenigd Koninkrijk.

  • 3. 
    Een vissersvaartuig van het Verenigd Koninkrijk dat is gemachtigd om in de wateren van de Unie te vissen, houdt zich aan de regels die van toepassing zijn op de visserijactiviteiten van Unievissersvaartuigen in het visserijgebied waar het actief is.

Artikel 38 quinquies

Procedure voor het verkrijgen van vismachtigingen

  • 1. 
    Het Verenigd Koninkrijk zendt de Commissie de aanvraag of lijst van aanvragen voor machtiging voor zijn vissersvaartuigen toe.
  • 2. 
    De Commissie kan het Verenigd Koninkrijk vragen om aanvullende informatie die noodzakelijk is om te kunnen nagaan of voldaan is aan de voorwaarden van artikel 38 quater, lid 2.
  • 3. 
    Wanneer vaststaat dat de in artikel 38 quater, lid 2, bedoelde voorwaarden zijn vervuld, kan de Commissie een vismachtiging afgeven en het Verenigd Koninkrijk en de betrokken lidstaten daarvan onverwijld in kennis stellen.

Artikel 38 sexies

Beheer van vismachtigingen

  • 1. 
    Indien eender welke voorwaarde van artikel 38 quater, lid 2, niet langer is vervuld, treft de Commissie passende maatregelen, waaronder wijziging of intrekking van de machtiging, en stelt zij het Verenigd Koninkrijk en de betrokken lidstaten daarvan in kennis.
  • 2. 
    De Commissie kan weigeren machtigingen af te geven aan een vissersvaartuig van het Verenigd Koninkrijk of een aan zulk vaartuig afgegeven machtiging schorsen of intrekken in elk de volgende gevallen:
 

a)

wanneer de omstandigheden fundamenteel zijn gewijzigd;

 

b)

wanneer sprake is van ernstige bedreiging van de duurzame exploitatie, het duurzame beheer en de duurzame instandhouding van biologische rijkdommen van de zee;

 

c)

wanneer dit cruciaal is om IOO-visserij te voorkomen of te beteugelen;

 

d)

wanneer de Commissie het passend acht op basis van de resultaten van haar monitoringactiviteiten krachtens artikel 18 quinquies;

 

e)

wanneer het Verenigd Koninkrijk de machtiging van Unievissersvaartuigen voor de wateren van het Verenigd Koninkrijk ten onrechte weigert, schorst of intrekt.

  • 3. 
    De Commissie stelt het Verenigd Koninkrijk onmiddellijk in kennis als zij de machtiging overeenkomstig lid 2 weigert, schorst of intrekt.

Artikel 38 septies

Sluiting van visserijactiviteiten

  • 1. 
    Als de aan het Verenigd Koninkrijk toegekende vangstmogelijkheden worden geacht te zijn opgebruikt, stelt de Commissie het Verenigd Koninkrijk en de bevoegde controle-instanties van de lidstaten daarvan onmiddellijk in kennis. Met het oog op de voortzetting van visserijactiviteiten in het kader van niet-opgebruikte vangstmogelijkheden, die ook van invloed kunnen zijn op opgebruikte vangstmogelijkheden, vraagt de Commissie het Verenigd Koninkrijk haar in kennis te stellen van technische maatregelen ter voorkoming van nadelige effecten op de opgebruikte vangstmogelijkheden.
  • 2. 
    Vanaf de datum van de in lid 1 bedoelde kennisgeving worden de vismachtigingen die zijn afgegeven voor de vaartuigen die de vlag van het Verenigd Koninkrijk voeren, geacht te zijn geschorst voor de betrokken visserijactiviteiten en mogen de vaartuigen die visserijactiviteiten niet langer verrichten.
  • 3. 
    Vismachtigingen worden geacht te zijn ingetrokken indien een schorsing van de vismachtigingen overeenkomstig lid 2 alle activiteiten betreft waarvoor zij zijn verleend.

Artikel 38 octies

Overschrijding van quota in de wateren van de Unie

Wanneer de Commissie vaststelt dat het Verenigd Koninkrijk de quota heeft overschreden die het voor een bestand of een groep bestanden toegewezen heeft gekregen, past de Commissie verlagingen toe op andere aan het Verenigd Koninkrijk toegewezen quota. De Commissie streeft ernaar de verlaging te doen stroken met de verlagingen die in vergelijkbare omstandigheden aan de lidstaten worden opgelegd.

Artikel 38 nonies

Controle en handhaving

  • 1. 
    Een vissersvaartuig van het Verenigd Koninkrijk dat is gemachtigd om in de wateren van de Unie te vissen, houdt zich aan de controleregels die van toepassing zijn op de visserijactiviteiten van Unievissersvaartuigen in het visserijgebied waar het actief is.
  • 2. 
    Een vissersvaartuig van het Verenigd Koninkrijk dat is gemachtigd om in de wateren van de Unie te vissen, verstrekt aan de Commissie of aan de door haar aangewezen instantie en, indien van toepassing, aan de kustlidstaat, de gegevens die Unievissersvaartuigen krachtens de controleverordening aan de vlaggenlidstaat moeten toezenden.
  • 3. 
    De Commissie of de door haar aangewezen instantie zendt de overeenkomstig lid 2 ontvangen gegevens toe aan de kustlidstaat.
  • 4. 
    Een vissersvaartuig van het Verenigd Koninkrijk dat is gemachtigd om in de wateren van de Unie te vissen, verstrekt op verzoek de in het kader van de toepasselijke waarnemersprogramma's opgestelde waarnemersverslagen aan de Commissie of aan de door haar aangewezen instantie.
  • 5. 
    Een kustlidstaat registreert elke door vissersvaartuigen van het Verenigd Koninkrijk begane inbreuk, met inbegrip van de bijbehorende sancties, in het in artikel 93 van de controleverordening bedoelde nationale register.

Artikel 38 decies

Overdrachten en uitwisselingen van quota

  • 1. 
    De lidstaten kunnen informele besprekingen aanknopen met het Verenigd Koninkrijk en waar passend een mogelijk overzicht van een beoogde overdracht of uitwisseling van quota opstellen.
  • 2. 
    De betrokken lidstaat brengt de beoogde overdracht of uitwisseling van quota ter kennis van de Commissie, waarna die de betreffende overdracht of uitwisseling kan uitvoeren.
  • 3. 
    De Commissie brengt de lidstaten op de hoogte van de overeengekomen overdracht of uitwisseling van quota.
  • 4. 
    De vangstmogelijkheden die een lidstaat heeft ontvangen van of overgedragen aan het Verenigd Koninkrijk in het kader van een overdracht of uitwisseling van quota, worden beschouwd als quota die aan de betrokken lidstaat zijn toegewezen dan wel op zijn quota in mindering zijn gebracht vanaf het tijdstip dat de overdracht of uitwisseling van quota in werking treedt. Een dergelijke toewijzing of verlaging wijzigt de bestaande verdeelsleutel voor de toewijzing van vangstmogelijkheden aan de lidstaten overeenkomstig het beginsel van de relatieve stabiliteit van visserijactiviteiten niet.”.

(*1)  Verordening (EU) 2019/124 van de Raad van 30 januari 2019 tot vaststelling, voor 2019, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn (PB L 29 van 31.1.2019, blz. 1)."

(*2)  Verordening (EU) 2018/2025 van de Raad van 17 december 2018 tot vaststelling, voor 2019 en 2020, van de vangstmogelijkheden voor vissersvaartuigen van de Unie voor bepaalde bestanden van diepzeevissen (PB L 325 van 20.12.2018, blz. 7)."

Artikel 2

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van de dag na die waarop de Verdragen op grond van artikel 50, lid 3, VEU ophouden van toepassing te zijn op het Verenigd Koninkrijk, tot en met 31 december 2019.

Deze verordening is evenwel niet van toepassing indien uiterlijk op de dag na die waarop de Verdragen ophouden van toepassing te zijn op het Verenigd Koninkrijk, een terugtrekkingsakkoord in werking is getreden dat overeenkomstig artikel 50, lid 2, VEU met het Verenigd Koninkrijk is gesloten.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Straatsburg, 25 maart 2019.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

  • A. 
    TAJANI

Voor de Raad

De voorzitter

  • G. 
    CIAMBA
 

  • (1) 
    Standpunt van het Europees Parlement van 13 maart 2019 (nog niet in het Publicatieblad bekendgemaakt) en besluit van de Raad van 19 maart 2019.
  • (3) 
    Verordening (EU) 2019/124 van de Raad van 30 januari 2019 tot vaststelling, voor 2019, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn (PB L 29 van 31.1.2019, blz. 1).
  • (4) 
    Verordening (EU) 2018/2025 van de Raad van 17 december 2018 tot vaststelling, voor 2019 en 2020, van de vangstmogelijkheden voor vissersvaartuigen van de Unie voor bepaalde bestanden van diepzeevissen (PB L 325 van 20.12.2018, blz. 7).
  • (5) 
    Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22).
  • (6) 
    Verordening (EU) 2017/2403 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 inzake het duurzame beheer van externe vissersvloten, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1006/2008 van de Raad (PB L 347 van 28.12.2017, blz. 81).
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.