Besluit 2019/614 - Standpunt in het Gemengd Comité EU-Japan betreffende een economisch partnerschap, in verband met de vaststelling van het reglement van orde van het Gemengd Comité, het reglement van orde van een panel, de gedragscode voor arbiters en de bemiddelingsprocedure

1.

Wettekst

16.4.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 105/11

 

BESLUIT (EU) 2019/614 VAN DE RAAD

van 9 april 2019

betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in het Gemengd Comité dat is opgericht bij de Overeenkomst tussen de Europese Unie en Japan betreffende een economisch partnerschap, in verband met de vaststelling van het reglement van orde van het Gemengd Comité, het reglement van orde van een panel, de gedragscode voor arbiters en de bemiddelingsprocedure

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207, lid 4, eerste alinea, in samenhang artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

De Overeenkomst tussen de Europese Unie en Japan betreffende een economisch partnerschap (1) ("de overeenkomst") is op 20 december 2018 namens de Unie goedgekeurd en is op 1 februari 2019 in werking getreden.

 

(2)

Bij de overeenkomst wordt een Gemengd Comité opgericht met het oog op de goede en doeltreffende werking van de overeenkomst en er wordt in bepaald dat het Gemengd Comité zijn reglement van orde, het reglement van orde van een panel, de gedragscode voor arbiters en de bemiddelingsprocedure vaststelt.

 

(3)

Het is passend het standpunt te bepalen dat namens de Unie moet worden ingenomen in het Gemengd Comité, aangezien het voorgenomen besluit van het Gemengd Comité bindend zal zijn voor de Unie.

 

(4)

Het standpunt van de Unie in het Gemengd Comité moet derhalve worden gebaseerd op het aangehechte ontwerpbesluit,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het standpunt dat in de eerste vergadering van het bij de Overeenkomst tussen de Europese Unie en Japan betreffende een economisch partnerschap opgerichte Gemengd Comité namens de Unie moet worden ingenomen met betrekking tot de goedkeuring van het reglement van orde van het Gemengd Comité, het reglement van orde van een panel, de gedragscode voor arbiters en de bemiddelingsprocedure, wordt gebaseerd op het ontwerpbesluit van het Gemengd Comité, met inbegrip van de bijlagen, zoals aan dit besluit gehecht.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Luxemburg, 9 april 2019.

Voor de Raad

De voorzitter

  • G. 
    CIAMBA
 

 

ONTWERP

BESLUIT Nr. …/2019 VAN HET GEMENGD COMITÉ OP GROND VAN DE OVEREENKOMST TUSSEN DE EUROPESE UNIE EN JAPAN BETREFFENDE EEN ECONOMISCH PARTNERSCHAP

van …

tot vaststelling van het Reglement van orde van het Gemengd Comité, het Reglement van orde van een panel, de bemiddelingsprocedure en de Gedragscode voor arbiters

HET GEMENGD COMITÉ,

Gezien de Overeenkomst tussen de Europese Unie en Japan betreffende een economisch partnerschap, ondertekend te Tokyo op 17 juli 2018, en met name artikel 21.6, lid 2, artikel 21.30 en artikel 22.1, leden 1, 2 en 4,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

 

1.

Het Reglement van orde van het Gemengd Comité wordt vastgesteld overeenkomstig bijlage I.

 

2.

Het Reglement van orde van een panel wordt vastgesteld overeenkomstig bijlage II.

 

3.

De bemiddelingsprocedure wordt vastgesteld overeenkomstig bijlage III.

 

4.

De Gedragscode voor arbiters wordt vastgesteld overeenkomstig bijlage IV.

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te … op …

Voor het Gemengd Comité

Minister van Buitenlandse Zaken van Japan

Vertegenwoordiger van de EU

 

BIJLAGE I

REGLEMENT VAN ORDE VAN HET GEMENGD COMITÉ OP GROND VAN DE OVEREENKOMST TUSSEN DE EUROPESE UNIE EN JAPAN BETREFFENDE EEN ECONOMISCH PARTNERSCHAP

Artikel 1

Samenstelling en voorzitterschap

  • 1. 
    Het Gemengd Comité dat is ingesteld bij artikel 22.1, lid 1, van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en Japan betreffende een economisch partnerschap (hierna "de overeenkomst" genoemd) verricht zijn taken zoals bepaald in artikel 22.1 van de overeenkomst en is verantwoordelijk voor de algemene uitvoering en werking van de overeenkomst.
  • 2. 
    Het Gemengd Comité bestaat uit vertegenwoordigers van de Europese Unie en Japan en wordt overeenkomstig artikel 22.1, lid 3, van de overeenkomst gezamenlijk voorgezeten door het voor handel bevoegde lid van de Europese Commissie en de minister van Buitenlandse Zaken van Japan.
  • 3. 
    De medevoorzitters kunnen overeenkomstig artikel 22.1, lid 3, van de overeenkomst worden vertegenwoordigd door hun respectieve afgevaardigden. In dit Reglement worden hierna onder medevoorzitters van het Gemengd Comité mede hun afgevaardigden verstaan.
  • 4. 
    De medevoorzitters kunnen zich laten vergezellen door ambtenaren. De lijsten van de ambtenaren die voor elke partij de vergadering bijwonen, worden vóór de vergadering via de contactpunten uitgewisseld.
  • 5. 
    De medevoorzitters kunnen in onderling overleg besluiten ad-hocwaarnemers of onafhankelijke deskundigen uit te nodigen.

Artikel 2

Contactpunten

  • 1. 
    De krachtens artikel 22.6, lid 1, van de overeenkomst aangewezen contactpunten (hierna "de contactpunten" genoemd) coördineren de voorbereiding en organisatie van de vergaderingen van het Gemengd Comité.
  • 2. 
    Alle briefwisseling en communicatie tussen de partijen over de werkzaamheden van het Gemengd Comité en zijn vergaderingen verloopt via de contactpunten overeenkomstig artikel 22.6, lid 2, onder c), van de overeenkomst.
  • 3. 
    De contactpunten zijn belast met de coördinatie van de voorbereiding van de voorlopige agenda, de ontwerpbesluiten en ontwerpaanbevelingen van het Gemengd Comité, en met de briefwisseling en communicatie tussen het Gemengd Comité en de in het kader van de overeenkomst opgerichte gespecialiseerde comités, werkgroepen en andere organen.

Artikel 3

Agenda

  • 1. 
    De contactpunten stellen voor elke vergadering gezamenlijk een voorlopige agenda op en zenden die samen met de desbetreffende documenten uiterlijk 15 kalenderdagen vóór de datum van de vergadering aan de deelnemers aan de vergadering van het Gemengd Comité.
  • 2. 
    Elke partij kan uiterlijk 21 kalenderdagen vóór de datum van de vergadering agendapunten voorstellen.
  • 3. 
    De partijen kunnen in onderling overleg de in de leden 1 en 2 bedoelde termijnen verkorten teneinde rekening te houden met bijzondere omstandigheden.
  • 4. 
    Elke vergadering van het Gemengd Comité begint met de goedkeuring van de agenda. Indien de partijen daartoe besluiten, kunnen punten die niet op de voorlopige agenda staan, als agendapunt worden opgenomen.

Artikel 4

Werktaal

Tenzij de partijen anders besluiten, wordt voor alle briefwisseling en communicatie tussen de partijen in verband met de werkzaamheden van het Gemengd Comité en voor de voorbereiding en de beraadslagingen over besluiten en aanbevelingen het Engels gebruikt.

Artikel 5

Besluiten en aanbevelingen

  • 1. 
    De besluiten en aanbevelingen van het Gemengd Comité worden overeenkomstig artikel 22.2 van de overeenkomst bij consensus vastgesteld. Zij kunnen in een schriftelijke procedure worden vastgesteld door middel van een uitwisseling van nota's tussen de medevoorzitters van het Comité.
  • 2. 
    Alle besluiten en aanbevelingen van het Gemengd Comité krijgen een volgnummer, de datum van vaststelling en een titel die het onderwerp ervan weergeeft.

Artikel 6

Gezamenlijke notulen

  • 1. 
    Het ontwerp van gezamenlijke notulen omvat in de regel de definitieve agenda en een samenvatting van hetgeen onder elk agendapunt is besproken.
  • 2. 
    De contactpunten stellen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk zestig dagen na de vergadering, een ontwerp van gezamenlijke notulen op.
  • 3. 
    De partijen keuren het ontwerp van gezamenlijke notulen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk zeventig dagen na de vergadering, schriftelijk goed. Na de goedkeuring worden twee exemplaren van de notulen door de contactpunten ondertekend en ontvangt elke partij een origineel exemplaar van deze documenten. De partijen kunnen besluiten dat de ondertekening en uitwisseling van elektronische kopieën volstaan om aan dit vereiste te voldoen.

Artikel 7

Openbaarheid en vertrouwelijkheid

  • 1. 
    Tenzij anders bepaald in de overeenkomst of besloten door de partijen, zijn de vergaderingen van het Gemengd Comité niet toegankelijk voor het publiek.
  • 2. 
    Wanneer een partij aan het Gemengd Comité of een gespecialiseerd comité, werkgroep of ander orgaan, opgericht krachtens deze overeenkomst, informatie voorlegt die vertrouwelijk wordt geacht of die ingevolge haar wet- en regelgeving niet openbaar mag worden gemaakt, behandelt de andere partij die informatie als vertrouwelijk, zoals bepaald in artikel 1.6 van de overeenkomst.
  • 3. 
    Onder voorbehoud van de toepassing van lid 2 kan elke partij op elk daarvoor geschikt medium de vóór de vergadering van het Gemengd Comité tussen de partijen vastgestelde agenda en de overeenkomstig artikel 6 opgestelde goedgekeurde gezamenlijke notulen bekendmaken. Elke partij zorgt ervoor dat de door het Gemengd Comité vastgestelde besluiten, aanbevelingen en interpretaties worden bekendgemaakt.

Artikel 8

Kosten

Elke partij draagt haar eigen kosten in verband met de vergaderingen van het Gemengd Comité. De kosten in verband met de organisatie van de vergaderingen worden gedragen door de partij die als gastheer van de vergadering optreedt. Indien een vergadering plaatsvindt buiten de Europese Unie of Japan, beslissen de partijen met wederzijdse instemming over de verdeling van de kosten van de organisatie van de vergadering.

 

BIJLAGE II

REGLEMENT VAN ORDE VAN EEN PANEL

In panelprocedures overeenkomstig hoofdstuk 21 (Geschillenbeslechting), afdeling C, van de overeenkomst geldt het volgende:

  • I. 
    Definities
 
 

1.

In dit Reglement wordt verstaan onder:

  • a) 
    "administratief personeel": met betrekking tot een arbiter, andere personen dan assistenten die onder de leiding en het toezicht van die arbiter werkzaam zijn;
  • b) 
    "adviseur": een persoon die door een partij is aangesteld om haar in het kader van de panelprocedure te adviseren of bij te staan, met uitzondering van vertegenwoordigers van die partij;
  • c) 
    "overeenkomst": de Overeenkomst tussen de Europese Unie en Japan betreffende een economisch partnerschap;
  • d) 
    "arbiter": een lid van een panel;
  • e) 
    "assistent": een persoon die in het kader van het mandaat van een arbiter voor die arbiter onderzoek verricht of ondersteunende taken uitvoert;
  • f) 
    "Gedragscode": de in artikel 21.30 van de overeenkomst bedoelde Gedragscode voor arbiters;
  • g) 
    "klagende partij": de partij die verzoekt om de instelling van een panel op grond van artikel 21.7 van de overeenkomst;
  • h) 
    "dagen": kalenderdagen;
  • i) 
    "panel": een panel dat is ingesteld op grond van artikel 21.7 van de overeenkomst;
  • j) 
    "partij waartegen de klacht gericht is": de verwerende partij in een geschil dat op grond van artikel 21.7 van de overeenkomst is voorgelegd aan een panel;
  • k) 
    "procedure": de procedure bij het panel; en
  • l) 
    "vertegenwoordiger": met betrekking tot een partij, een ambtenaar of een andere persoon van een ministerie, een overheidsdienst of een ander overheidsorgaan van een partij en ander personeel, die de partij aanstelt als haar vertegenwoordiger in de procedure bij het panel.

II.   Aanwijzing van arbiters

 
 

2.

De instantie die overeenkomstig artikel 21.25, lid 1, van de overeenkomst door de klagende partij is aangewezen, is verantwoordelijk voor de organisatie van de in artikel 21.8, leden 3, 4 en 5, van de overeenkomst bedoelde loting; zij stelt de medevoorzitters van het Gemengd Comité tijdig in kennis van de datum, het tijdstip en de plaats van de loting. De medevoorzitter uit de partij waartegen de klacht gericht is mag aanwezig zijn bij de loting of daarbij door een andere person vertegenwoordigd zijn. Ook vertegenwoordigers van beide partijen kunnen aanwezig zijn. In elk geval vindt de loting plaats in tegenwoordigheid van de partij/de partijen die daarbij aanwezig is/zijn.

 
 

3.

De partijen stellen alle personen die overeenkomstig artikel 21.8 van de overeenkomst als arbiter zijn aangesteld, daarvan schriftelijk in kennis. Elke persoon bevestigt zijn of haar beschikbaarheid aan beide partijen binnen vijf dagen vanaf de datum waarop die persoon over zijn of haar aanstelling werd geïnformeerd.

III.   Organisatorische bijeenkomst

 
 

4.

Tenzij de partijen anders overeenkomen, komen de partijen binnen zeven dagen na de datum van de instelling van het panel met het panel bijeen om te beslissen over aangelegenheden die de partijen of het panel passend achten, waaronder:

a)

de aan de arbiters te betalen honoraria en kostenvergoedingen, die in overeenstemming moeten zijn met de WTO-normen en -criteria;

 

b)

de aan de assistenten te betalen bezoldiging. Tenzij de partijen anders overeenkomen, bedraagt de totale bezoldiging van de assistent of assistenten van elke arbiter niet meer dan 50 % van het honorarium van die arbiter; alsmede

 

c)

het tijdschema van de procedure, dat wordt opgesteld op basis van de tijdzone van de partij waartegen de klacht gericht is.

Alleen de arbiters en de vertegenwoordigers van de partijen die ambtenaren of andere personen van een ministerie of overheidsdienst of van een ander overheidsorgaan zijn, kunnen persoonlijk of via de telefoon of videoconferentie aan deze bijeenkomst deelnemen.

IV.   Kennisgevingen

 
 

5.

Alle verzoeken, mededelingen, schriftelijke stukken of andere documenten, die worden verzonden door:

a)

het panel, worden terzelfder tijd aan beide partijen toegezonden;

 

b)

een partij aan het panel, worden terzelfder tijd in kopie aan de andere partij toegezonden; alsmede

 

c)

een partij aan de andere partij, worden terzelfder tijd in kopie aan het panel toegezonden, naar gelang het geval.

Van alle in dit lid bedoelde documenten wordt in voorkomend geval terzelfder tijd een kopie toegezonden aan de in artikel 21.25, lid 2, van de overeenkomst bedoelde externe instantie.

 
 

6.

De kennisgeving van een in lid 5 bedoeld document aan een partij wordt gericht aan het door die partij overeenkomstig artikel 21.25, lid 1, van de overeenkomst aangewezen instantie.

 
 

7.

Alle in lid 5 bedoelde kennisgevingen worden gedaan via e-mail of, indien van toepassing, via enige andere vorm van telecommunicatie waarbij de verzending wordt geregistreerd. Een dergelijke kennisgeving wordt geacht te zijn ontvangen op de datum van verzending, tenzij wordt aangetoond dat dit niet het geval is.

 
 

8.

Kleine verschrijvingen in verzoeken, mededelingen, schriftelijke stukken of andere documenten in verband met de procedure bij het panel kunnen worden verbeterd door indiening van een nieuw document waarin de wijzigingen duidelijk zijn aangegeven.

 
 

9.

Indien de laatste dag waarop een document kan worden ingediend, valt op een wettelijke feestdag van Japan of van de Europese Unie of op een andere dag waarop de kantoren van de regering van een partij officieel of door overmacht gesloten zijn, wordt het document geacht de volgende werkdag te zijn ontvangen. Tijdens de in lid 4 bedoelde organisatorische bijenkomst dient elke partij een lijst in van haar wettelijke feestdagen en eventuele andere dagen waarop haar kantoren officieel gesloten zijn. Elke partij houdt haar lijst tijdens de panelprocedure actueel.

  • V. 
    Schriftelijke opmerkingen
 
 

10.

Uiterlijk twintig dagen na de datum van instelling van het panel dient de klagende partij haar schriftelijke opmerkingen in. Uiterlijk twintig dagen na de datum van ontvangst van de schriftelijke opmerkingen van de klagende partij dient de partij waartegen de klacht gericht is haar schriftelijke verweer in.

VI.   Werking van het panel

 
 

11.

De voorzitter van het panel zit alle vergaderingen van het panel voor. Het panel kan de bevoegdheid tot het nemen van administratieve en procedurele besluiten aan de voorzitter overdragen.

 
 

12.

Tenzij in hoofdstuk 21 van de overeenkomst of dit Reglement anders is bepaald, kan het panel bij zijn werkzaamheden alle mogelijke middelen gebruiken, waaronder telefoon-, fax- en computerverbindingen.

 
 

13.

Wanneer zich een procedureel vraagstuk voordoet dat niet wordt bestreken door hoofdstuk 21 van de overeenkomst, dit Reglement of de in artikel 21.30 bedoelde Gedragscode voor arbiters, kan het panel na overleg met de partijen een passende, met die bepalingen verenigbare procedure vaststellen.

 
 

14.

Het panel kan na overleg met de partijen een andere termijn dan de in hoofdstuk 21 van de overeenkomst vastgestelde termijn wijzigen en alle andere procedurele of administratieve aanpassingen in de procedure verrichten. Wanneer het panel overleg pleegt met de partijen, stelt het de partijen schriftelijk in kennis van de voorgestelde wijziging of aanpassing en de redenen daarvoor.

VII.   Hoorzittingen

 
 

15.

Op basis van het overeenkomstig lid 4 vastgestelde tijdschema bepaalt de voorzitter van het panel, na overleg met de partijen en de andere arbiters, de datum en het tijdstip van de hoorzitting.

 
 

16.

Tenzij de partijen anders overeenkomen, zal de partij waar de hoorzitting overeenkomstig artikel 21.15, lid 2, van de overeenkomst plaatsvindt:

a)

bepalen waar de hoorzitting plaatsvindt en de voorzitter van het panel daarvan op de hoogte brengen; alsmede

 

b)

zorgen voor de logistiek van de hoorzitting.

 
 

17.

Tenzij de partijen anders overeenkomen, en onverminderd punt 46, delen de partijen de kosten van de logistiek van de hoorzitting.

 
 

18.

De voorzitter van het panel stelt de partijen en in voorkomend geval de in artikel 21.25, lid 2, van de overeenkomst bedoelde externe instantie schriftelijk in kennis van de datum, het tijdstip en de plaats van de hoorzitting. Deze informatie wordt door de partij waarin de hoorzitting plaatsvindt, of in voorkomend geval door de in artikel 21.25, lid 2, van de overeenkomst bedoelde externe instantie, openbaar gemaakt, tenzij de hoorzitting achter gesloten deuren plaatsvindt.

 
 

19.

Over het algemeen vindt er slechts één hoorzitting plaats. Indien het geschil betrekking heeft op uitzonderlijk complexe vraagstukken, kan het panel op eigen initiatief of op verzoek van een van de partijen, na overleg met de partijen, extra hoorzittingen organiseren. Voor elke extra hoorzitting zijn de punten 15 tot en met 18 van overeenkomstige toepassing.

 
 

20.

Alle arbiters zijn gedurende de gehele hoorzitting aanwezig.

 
 

21.

De volgende personen kunnen een hoorzitting bijwonen, ongeacht of de hoorzitting openstaat voor het publiek:

a)

vertegenwoordigers van de partijen;

 

b)

adviseurs;

 

c)

assistenten en administratief personeel;

 

d)

tolken, vertalers en notulisten van het panel; alsmede

 

e)

deskundigen, indien het panel zulks overeenkomstig artikel 21.17, lid 2, van de overeenkomst heeft besloten.

 
 

22.

Uiterlijk vijf dagen vóór de datum van een hoorzitting verstrekt elk van beide partijen het panel een lijst met de namen van de personen die namens die partij op de hoorzitting pleidooien of uiteenzettingen zullen houden en van andere vertegenwoordigers en adviseurs die de hoorzitting zullen bijwonen.

 
 

23.

De hoorzitting wordt door het panel op de volgende wijze gevoerd, waarbij ervoor wordt gezorgd dat de klagende partij en de partij waartegen de klacht gericht is, evenveel tijd krijgen toegewezen, zowel voor de pleidooien als de weerleggingen:

 

Pleidooien

 

a)

pleidooi van de klagende partij; en

 

b)

pleidooi van de partij waartegen de klacht gericht is.

 
 

Weerleggingen

 

a)

weerlegging van de klagende partij; en

 

b)

antwoord op de weerlegging door de partij waartegen de klacht gericht is.

 
 

24.

Het panel kan op elk moment van de hoorzitting aan beide partijen vragen stellen.

 
 

25.

Het panel ziet erop toe dat van de hoorzitting een proces-verbaal wordt opgemaakt, dat zo spoedig mogelijk na de hoorzitting aan de partijen wordt verstrekt. De partijen kunnen opmerkingen maken over het proces-verbaal, die door het panel in overweging kunnen worden genomen.

 
 

26.

Binnen tien dagen na de datum van de hoorzitting kan elk van beide partij een aanvullend schriftelijk stuk indienen over alle aspecten die tijdens de hoorzitting aan de orde zijn gekomen.

VIII.   Beraadslagingen

 
 

27.

Alleen arbiters mogen aan de beraadslagingen van het panel deelnemen. In afwijking van de vorige zin kan het panel assistenten toestaan om bij zijn beraadslagingen aanwezig te zijn.

IX.   Schriftelijke vragen

 
 

28.

Het panel kan op elk moment van de procedure aan een partij of aan beide partijen schriftelijk vragen stellen. Van alle vragen die aan een partij worden gesteld, wordt een kopie aan de andere partij bezorgd.

 
 

29.

Elke partij verstrekt aan de andere partij een kopie van haar antwoord op de vragen van het panel. Een partij krijgt de gelegenheid om binnen vijf dagen na ontvangst van de kopie schriftelijke opmerkingen over het antwoord van de andere partij te maken.

  • X. 
    Vervanging van arbiters
 
 

30.

Voor de vervanging van een arbiter overeenkomstig artikel 21.11 van de overeenkomst is artikel 21.8 van overeenkomstige toepassing.

 
 

31.

Wanneer een partij van oordeel is dat een arbiter de Gedragscode schendt en om die reden moet worden vervangen, deelt zij dit de andere partij mede binnen 15 dagen nadat zij kennis heeft gekregen van afdoende bewijzen dat de arbiter de Gedragscode heeft geschonden.

 
 

32.

Wanneer een partij van oordeel is dat een arbiter die niet de voorzitter is de Gedragscode schendt, treden de partijen met elkaar in overleg en wijzen zij in voorkomend geval een nieuwe arbiter aan overeenkomstig punt 30.

Indien de partijen het niet eens worden over de vraag of de arbiter moet worden vervangen, kan elke partij verzoeken de aangelegenheid voor te leggen aan de voorzitter van het panel, wiens beslissing definitief is.

Indien de voorzitter naar aanleiding van dit verzoek vaststelt dat de arbiter de Gedragscode schendt, wordt de nieuwe arbiter aangewezen overeenkomstig punt 30.

 
 

33.

Wanneer een partij van oordeel is dat de voorzitter van het panel de Gedragscode schendt, treden de partijen met elkaar in overleg en wijzen zij in voorkomend geval een nieuwe voorzitter aan overeenkomstig punt 30.

Indien de partijen het niet eens worden over de vraag of de voorzitter moet worden vervangen, kan elke partij verzoeken de aangelegenheid aan de overige twee arbiters voor te leggen. De arbiters beslissen uiterlijk tien dagen na de datum van indiening van het verzoek of de voorzitter van het panel moet worden vervangen. De beslissing van de arbiters over de noodzaak tot vervanging van de voorzitter is definitief.

Indien de arbiters besluiten dat de voorzitter de Gedragscode schendt, wordt een nieuwe voorzitter aangewezen overeenkomstig punt 30.

 
 

34.

De procedure wordt geschorst gedurende de termijn die nodig is om de procedures van de punten 30 tot en met 33 te doorlopen.

XI.   Vertrouwelijkheid

 
 

35.

Wanneer een partij een vertrouwelijke versie van haar schriftelijke stukken indient bij het panel, verstrekt zij op verzoek van de andere partij, binnen twintig dagen na de datum van het verzoek tevens een niet-vertrouwelijke versie van de stukken die openbaar mag worden gemaakt. Niets in deze regels belet dat een partij haar eigen stukken openbaar maakt voor zover zij geen informatie openbaar maakt die door de andere partij als vertrouwelijk is aangemerkt. Het panel komt achter gesloten deuren bijeen wanneer de stukken en pleidooien van een partij vertrouwelijke informatie bevatten. Wanneer een hoorzitting achter gesloten deuren plaatsvindt, handhaven het panel en de partijen de vertrouwelijkheid van de hoorzitting.

XII.   Eenzijdige contacten

 
 

36.

Het panel ontmoet een partij niet of communiceert niet met een partij in afwezigheid van de andere partij.

 
 

37.

Een arbiter mag geen aspecten van de inhoud van de procedure met een of beide partijen bespreken in afwezigheid van de andere arbiters.

XIII.   Bijdragen van amici curiae

 
 

38.

Tenzij de partijen binnen drie dagen na de datum van instelling van het panel anders overeenkomen, kan het panel ongevraagde schriftelijke opmerkingen in ontvangst nemen van in artikel 21.17, lid 3, van de overeenkomst bedoelde personen die onafhankelijk zijn van de regeringen van de partijen, mits de stukken binnen tien dagen na de datum van instelling van het panel worden ontvangen.

 
 

39.

De stukken zijn beknopt en tellen in elk geval niet meer dan vijftien met dubbele regelafstand getypte bladzijden, en zijn direct van belang voor een feitelijke of juridische kwestie die door het panel wordt onderzocht. De stukken bevatten een beschrijving van de persoon die de stukken indient, met inbegrip van:

a)

voor een natuurlijk persoon, zijn of haar nationaliteit; alsmede

 

b)

voor een rechtspersoon, zijn plaats van vestiging, de aard van zijn activiteiten, zijn rechtsvorm, zijn algemene doelstellingen en zijn financieringsbron.

Eenieder vermeldt in zijn opmerkingen het belang dat hij bij de procedure heeft. De stukken worden opgesteld in de talen die de partijen overeenkomstig de punten 42 en 43 van dit reglement van orde hebben gekozen.

 
 

40.

Het panel vermeldt in zijn verslag alle stukken die het overeenkomstig de punten 38 en 39 heeft ontvangen. Het panel is niet verplicht in zijn verslag op de in die stukken naar voren gebrachte argumenten in te gaan. Die stukken worden meegedeeld aan de partijen, zodat zij hierover opmerkingen kunnen maken. De opmerkingen van de partijen die binnen tien dagen bij het panel zijn ingediend, worden door het panel in aanmerking genomen.

XIV.   Dringende gevallen

 
 

41.

In dringende gevallen als bedoeld in hoofdstuk 21 van de overeenkomst, past het panel, na overleg met de partijen, de in dit Reglement bedoelde termijnen zo nodig aan. Het panel stelt de partijen van die aanpassingen in kennis.

XV.   Taal en vertaling

 
 

42.

Tijdens het in artikel 21.5 van de overeenkomst bedoelde overleg, en uiterlijk tijdens de in punt 4 bedoelde organisatorische bijeenkomst, trachten de partijen tot overeenstemming te komen over een gemeenschappelijke werktaal voor de procedure voor het panel. Elke partij stelt de andere partij uiterlijk negentig dagen nadat het Gemengd Comité dit reglement van orde overeenkomstig artikel 22.1, lid 4, onder f), van de overeenkomst heeft vastgesteld, in kennis van een lijst van talen waaraan zij de voorkeur geeft. De lijst bevat ten minste één werktaal van de WTO.

 
 

43.

Indien de partijen geen overeenstemming over een gemeenschappelijke werktaal kunnen bereiken, formuleert elke partij haar schriftelijke opmerkingen in de door haar gekozen taal en verstrekt zij in voorkomend geval terzelfder tijd een vertaling in een van de werktalen van de WTO die de andere partij overeenkomstig punt 42 heeft gekozen. De met de organisatie van de hoorzitting belaste partij draagt in voorkomend geval zorg voor de vertolking van de mondelinge opmerkingen in die werktaal van de WTO.

 
 

44.

Het tussentijds verslag en het eindverslag van het panel worden in de gemeenschappelijke werktaal opgesteld. Indien de partijen geen overeenstemming hebben bereikt over een gemeenschappelijke werktaal, worden het tussentijdse verslag en het eindverslag van het panel uitgebracht in de in punt 43 bedoelde werktalen van de WTO.

 
 

45.

Een partij kan opmerkingen maken over de nauwkeurigheid van een overeenkomstig deze regels gemaakte vertaling van een document.

 
 

46.

Indien een vertaling of vertolking van de schriftelijke en mondelinge opmerkingen van een partij in de relevante werktaal van de WTO vereist is, draagt die partij de kosten daarvan.

 

BIJLAGE III

BEMIDDELINGSPROCEDURE

  • I. 
    Doelstelling
 
 

1.

De bemiddelingsprocedure van artikel 21.6 van de overeenkomst, zoals omschreven in dit document, beoogt een onderling overeengekomen oplossing te vergemakkelijken door middel van een alomvattende en snelle procedure met behulp van een bemiddelaar.

II.   Definities

 
 

2.

In dit document wordt verstaan onder:

  • a) 
    "overeenkomst": de Overeenkomst tussen de Europese Unie en Japan betreffende een economisch partnerschap;
  • b) 
    "Gedragscode": de in artikel 21.30 van de overeenkomst bedoelde Gedragscode voor arbiters;
  • c) 
    "dagen": kalenderdagen;
  • d) 
    "Gemengd Comité": het op grond van artikel 22.1 van de overeenkomst ingestelde Gemengd Comité;
  • e) 
    "aangezochte partij": de partij waaraan het verzoek tot inleiding van een bemiddelingsprocedure overeenkomstig artikel 21.6 van de overeenkomst is gericht;
  • f) 
    "verzoekende partij": de partij die om inleiding van een bemiddelingsprocedure overeenkomstig artikel 21.6 van de overeenkomst verzoekt; alsmede
  • g) 
    "Reglement van orde": het in artikel 21.30 van de overeenkomst bedoelde Reglement van orde van een panel.

III.   Inleiding van de bemiddelingsprocedure

 
 

3.

Een partij kan te allen tijde verzoeken dat de andere partij deelneemt aan een bemiddelingsprocedure. Een dergelijk verzoek wordt aan de andere partij schriftelijk gedaan. Het verzoek moet gedetailleerd genoeg zijn om de andere partij in staat te stellen de bezwaren van de partij die om de bemiddelingsprocedure heeft verzocht, duidelijk te begrijpen. De verzoekende partij beschrijft in haar verzoek de aangelegenheid in kwestie door:

a)

aan te geven om welke specifieke maatregel het gaat;

 

b)

uiteen te zetten wat volgens haar de negatieve gevolgen van de maatregel voor de handel of de investeringen tussen de partijen zijn of zullen zijn; alsmede

 

c)

te verklaren wat het oorzakelijk verband is tussen de maatregel en de negatieve gevolgen voor de handel en de investeringen tussen de partijen.

 
 

4.

Van een partij wordt normaliter verwacht dat zij een beroep doet op eventuele relevante samenwerkings- of overlegbepalingen van de overeenkomst alvorens zij bij de andere partij een schriftelijk verzoek overeenkomstig punt 3 indient. Voor alle duidelijkheid: overleg op grond van artikel 21.5 van de overeenkomst is niet vereist voordat de bemiddelingsprocedure wordt ingeleid.

 
 

5.

De bemiddelingsprocedure kan slechts met wederzijdse instemming van de partijen beginnen, teneinde onderling overeengekomen oplossingen te onderzoeken en adviezen en voorstellen voor oplossingen van de bemiddelaar in overweging te nemen. De aangezochte partij neemt het verzoek in welwillende overweging en antwoordt binnen tien dagen na ontvangst ervan met een schriftelijke inwilliging of afwijzing. Indien de aangezochte partij binnen deze termijn niet antwoordt, wordt het verzoek geacht te zijn afgewezen. De datum van ontvangst van de aanvaarding van de aangezochte partij door de verzoekende partij wordt beschouwd als de datum waarop de bemiddelingsprocedure wordt ingeleid.

IV.   Keuze van de bemiddelaar

 
 

6.

De partijen streven ernaar uiterlijk 15 dagen na de datum van inleiding van de bemiddelingsprocedure overeenstemming over een bemiddelaar te bereiken.

 
 

7.

Indien de partijen binnen de in punt 6 gestelde termijn geen overeenstemming over een bemiddelaar bereiken, wijst de medevoorzitter van het Gemengd Comité uit de verzoekende partij of zijn vertegenwoordiger op verzoek van een van de partijen binnen vijf dagen na het verzoek door loting de bemiddelaar aan uit de overeenkomstig artikel 21.9, lid 1, van de overeenkomst opgestelde sublijst van voorzitters. Een afschrift van het verzoek wordt aan de andere partij meegedeeld.

 
 

8.

De instantie die overeenkomstig artikel 21.25, lid 1, van de overeenkomst door de verzoekende partij is aangewezen, is verantwoordelijk voor de organisatie van de loting; zij stelt de medevoorzitters van het Gemengd Comité tijdig in kennis van de datum, het tijdstip en de plaats van de loting. De medevoorzitter uit de aangezochte partij mag aanwezig zijn bij de loting of daarbij door een andere persoon vertegenwoordigd zijn. Ook vertegenwoordigers van beide partijen kunnen aanwezig zijn. In elk geval vindt de loting plaats in tegenwoordigheid van de partij/de partijen die daarbij aanwezig is/zijn.

 
 

9.

Tenzij de partijen anders overeenkomen, is de bemiddelaar geen onderdaan van een van de partijen en niet in dienst van een van de partijen.

 
 

10.

De bemiddelaar is de partijen op onpartijdige en transparante wijze behulpzaam bij het scheppen van duidelijkheid over de aangelegenheid, inclusief de mogelijke gevolgen van de specifieke maatregel voor de handel of de investeringen, en bij het bereiken van een onderling overeengekomen oplossing.

 
 

11.

De door het Gemengd Comité overeenkomstig artikel 21.30 van de overeenkomst vastgestelde Gedragscode voor arbiters is van overeenkomstige toepassing op de bemiddelaar.

  • V. 
    Regels voor de bemiddelingsprocedure
 
 

12.

Binnen tien dagen na de datum waarop overeenkomstig punt 6 overeenstemming is bereikt over de bemiddelaar of de bemiddelaar overeenkomstig punt 7 is aangewezen, dient de verzoekende partij bij de bemiddelaar en de aangezochte partij schriftelijk een gedetailleerde beschrijving van de aangelegenheid in kwestie in, met inbegrip van de wijze waarop de specifieke maatregel wordt of zou worden toegepast en hoe hij de handel of de investeringen beïnvloedt. Binnen twintig dagen na de datum van indiening van deze uiteenzetting kan de aangezochte partij schriftelijk opmerkingen over de beschrijving indienen. Elke partij mag in haar beschrijving of opmerkingen alle door haar relevant geachte informatie opnemen.

 
 

13.

De bemiddelaar kan beslissen wat de meest geschikte manier is om over de aangelegenheid in kwestie duidelijkheid te scheppen, met inbegrip van de mogelijke gevolgen van de specifieke maatregel voor de handel of de investeringen. Hij kan met name bijeenkomsten tussen de partijen organiseren, de partijen gezamenlijk of afzonderlijk raadplegen, alsmede aanvullende ondersteuning bieden waarom de partijen hebben verzocht. Na overleg met de partijen kan de bemiddelaar tevens om bijstand van deskundigen en belanghebbenden op het betrokken gebied verzoeken of overleg met hen plegen.

 
 

14.

De bemiddelaar streeft ernaar advies te verlenen en de partijen een oplossing in overweging te geven. De partijen kunnen de voorgestelde oplossing aanvaarden of afwijzen of een andere oplossing overeenkomen. De bemiddelaar geeft geen advies of commentaar over de verenigbaarheid van de specifieke maatregel met de overeenkomst.

 
 

15.

Tenzij de partijen anders overeenkomen, vindt de procedure plaats in de aangezochte partij.

 
 

16.

De partijen trachten tot een onderling overeengekomen oplossing te komen binnen zestig dagen na de datum waarop overeenkomstig punt 6 overeenstemming is bereikt over de bemiddelaar of de bemiddelaar overeenkomstig punt 7 is aangewezen. Op verzoek van een partij wordt de onderling overeengekomen oplossing bij besluit van het Gemengd Comité vastgesteld. Tenzij de partijen anders overeenkomen, worden de onderling overeengekomen oplossingen openbaar gemaakt. De openbaar gemaakte versie mag geen informatie bevatten die door een partij als vertrouwelijk is aangemerkt. In afwachting van een definitieve onderling overeengekomen oplossing kunnen de partijen mogelijke tussentijdse oplossingen in overweging nemen.

 
 

17.

Op verzoek van een partij verstrekt de bemiddelaar de partijen een schriftelijk ontwerp van een feitenverslag, dat een korte samenvatting bevat van:

a)

de aangelegenheid in kwestie, met inbegrip van de mogelijke gevolgen van de specifieke maatregel voor de handel of de investeringen;

 

b)

de gevolgde procedure;

 

c)

de standpunten van de partijen, deskundigen en belanghebbenden, voor zover relevant; alsmede

 

d)

in voorkomend geval, alle onderling overeengekomen oplossingen en tussentijdse oplossingen,

binnen 15 dagen na het verzoek om dit verslag.

De partijen kunnen binnen 15 dagen na de voorlegging van het ontwerp van feitenverslag opmerkingen daarover indienen. Na bestudering van de opmerkingen van de partijen legt de bemiddelaar de partijen binnen dertig dagen na de indiening van het ontwerp van feitenverslag schriftelijk het definitieve feitenverslag voor. Het feitenverslag mag geen interpretatie van de overeenkomst bevatten.

 
 

18.

De bemiddelingsprocedure wordt beëindigd:

a)

door goedkeuring van een door de partijen onderling overeengekomen oplossing, op de datum van goedkeuring;

 

b)

door een schriftelijke verklaring van de bemiddelaar, na overleg met de partijen, dat verdere bemiddelingsinspanningen geen nut hebben, op de datum van die verklaring;

 

c)

door onderlinge overeenstemming van de partijen in de loop van de procedure, op de datum van die overeenstemming; of

 

d)

door een schriftelijke en met redenen omklede verklaring van een partij na onderzoek van onderling overeengekomen oplossingen in het kader van de bemiddelingsprocedure, op de datum van die verklaring.

De beëindiging van de bemiddelingsprocedure laat punt 17 onverlet.

 
 

19.

De punten 5 tot en met 9, 15 tot en met 26, 33, 34 en 42 tot en met 46 van het Reglement van orde van een panel zijn van overeenkomstige toepassing op de bemiddelingsprocedure.

VI.   Vertrouwelijkheid

 
 

20.

Tenzij de partijen anders overeenkomen en onverminderd punt 16 zijn alle stappen van de bemiddelingsprocedure, adviezen of voorgestelde oplossingen daaronder begrepen, vertrouwelijk. De bemiddelaar en de partijen behandelen alle als vertrouwelijk aangemerkte informatie die door een partij aan de bemiddelaar is voorgelegd of van enige andere bron is ontvangen als vertrouwelijk. Een partij mag echter openbaar maken dat bemiddeling plaatsvindt.

VII.   Verhouding tot andere geschillenbeslechtingsprocedures

 
 

21.

De bemiddelingsprocedure laat de rechten en verplichtingen van de partijen uit hoofde van hoofdstuk 21 (Geschillenbeslechting) van de overeenkomst of uit hoofde van een geschillenbeslechtingsprocedure van enige andere overeenkomst onverlet.

 
 

22.

Een partij mag zich in andere geschillenbeslechtingsprocedures in het kader van deze overeenkomst of enige andere overeenkomst niet baseren op of niet als bewijs gebruiken en zal niet aanvaarden dat een panel rekening houdt met:

a)

door de andere partij in de bemiddelingsprocedure ingenomen standpunten of in het kader van punt 13 verzamelde informatie;

 

b)

het feit dat de andere partij zich bereid heeft verklaard een oplossing te aanvaarden voor de aangelegenheid waarop de bemiddeling betrekking had; of

 

c)

adviezen of voorstellen van de bemiddelaar.

 
 

23.

Tenzij de partijen anders overeenkomen, mogen bemiddelaars niet dienst doen als arbiter of zitting nemen in een panel in het kader van andere geschillenbeslechtingsprocedures uit hoofde van de overeenkomst of enige andere overeenkomst met betrekking tot een aangelegenheid waarin zij hebben bemiddeld.

VIII.   Termijnen

 
 

24.

Alle in deze bemiddelingsprocedure vermelde termijnen kunnen met wederzijdse instemming van de partijen worden gewijzigd.

IX.   Kosten

 
 

25.

Elke partij draagt haar eigen kosten in verband met deelname aan de bemiddelingsprocedure.

 
 

26.

De partijen dragen gezamenlijk en elk voor een gelijk deel de kosten voor organisatorische aangelegenheden, met inbegrip van de honoraria en de kosten van de bemiddelaar. De honoraria van de bemiddelaar komen overeen met de honoraria van de arbiters als bedoeld in punt 4 van het Reglement van orde van een panel.

 

BIJLAGE IV

GEDRAGSCODE VOOR ARBITERS

  • I. 
    Definities
 
 

1.

In deze gedragscode wordt verstaan onder:

  • a) 
    "administratief personeel": met betrekking tot een arbiter, andere personen dan assistenten die onder de leiding en het toezicht van die arbiter werkzaam zijn;
  • b) 
    "overeenkomst": de Overeenkomst tussen de Europese Unie en Japan betreffende een economisch partnerschap;
  • c) 
    "arbiter": een lid van een panel;
  • d) 
    "assistent": een persoon die in het kader van het mandaat van een arbiter voor die arbiter onderzoek verricht of ondersteunende taken uitvoert;
  • e) 
    "kandidaat": een persoon wiens naam voorkomt op de in artikel 21.9 van de overeenkomst bedoelde lijst van arbiters;
  • f) 
    "panel": een panel dat is ingesteld op grond van artikel 21.7 van de overeenkomst; alsmede
  • g) 
    "procedure": de werkzaamheden van het panel.

II.   Verstrekking van de Gedragscode

 
 

2.

De partijen verstrekken deze Gedragscode aan elke kandidaat zodra zijn of haar naam is opgenomen in de in artikel 21.9 van de overeenkomst bedoelde lijst.

III.   Grondbeginselen

 
 

3.

Elke kandidaat en elke arbiter neemt overeenkomstig deze Gedragscode hoge gedragsnormen in acht, zodat de integriteit en onpartijdigheid van het geschillenbeslechtingsmechanisme wordt gewaarborgd.

IV.   Openbaarmakingsplicht

 
 

4.

Voorafgaand aan de aanvaarding van hun aanstelling als arbiter geven de kandidaten die gevraagd worden als arbiter op te treden opening van zaken over alle belangen, relaties of aangelegenheden die van invloed kunnen zijn op hun onafhankelijkheid of onpartijdigheid of waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat zij tijdens de procedure de schijn van laakbaar gedrag of partijdigheid zouden kunnen wekken. Daartoe doen zij alle redelijke inspanningen om zich bewust te worden van dergelijke belangen, relaties en aangelegenheden, met inbegrip van financiële belangen, professionele belangen tewerkstellings- of familiebelangen.

 
 

5.

De openbaarmakingsplicht uit hoofde van punt 4 is een voortdurende verplichting en geldt voor een arbiter ook nadat hij zijn aanstelling heeft aanvaard. Tijdens de procedure maakt een arbiter alle nieuwe informatie met betrekking tot de in punt 4 bedoelde verplichting schriftelijk aan de partijen bekend zodra hij zich daarvan bewust wordt.

 
 

6.

Bij het vervullen van deze openbaarmakingsplicht wordt de persoonlijke levenssfeer geëerbiedigd.

  • V. 
    Uitvoering van taken
 
 

7.

Na de aanvaarding van hun aanstelling zijn de arbiters beschikbaar voor de uitvoering van hun taken en voeren zij hun taken gedurende de gehele panelprocedure nauwgezet, snel en billijk uit.

 
 

8.

De arbiters onderzoeken uitsluitend vragen die in elke procedure aan de orde worden gesteld en voor de beslissing noodzakelijk zijn, en dragen deze onderzoekstaak niet over aan een andere persoon.

 
 

9.

De arbiters onthouden zich van eenzijdige contacten in verband met zaken die door het panel in de procedure worden onderzocht.

VI.   Onafhankelijkheid en onpartijdigheid

 
 

10.

De arbiters zijn onafhankelijk en onpartijdig, vermijden directe en indirecte belangenconflicten, worden niet beïnvloed door eigenbelang, druk van buitenaf, politieke overwegingen, publieke protesten, trouw aan een partij of vrees voor kritiek, en vermijden de schijn van laakbaar gedrag of partijdigheid te wekken.

 
 

11.

De arbiters gaan direct noch indirect verplichtingen aan en aanvaarden geen voordelen die op welke wijze dan ook de goede uitvoering van hun taken beïnvloeden of lijken te beïnvloeden.

 
 

12.

De arbiters gebruiken hun positie als lid van het panel niet om persoonlijke of particuliere belangen te dienen en onthouden zich van handelingen die de indruk kunnen wekken dat anderen in een bijzondere positie verkeren waardoor zij invloed op hen kunnen uitoefenen.

 
 

13.

De arbiters laten hun gedrag of oordeel niet beïnvloeden door vroegere of huidige financiële, zakelijke, professionele, persoonlijke, familiale of sociale relaties of verantwoordelijkheden.

 
 

14.

De arbiters gaan geen relaties aan en verwerven geen financiële belangen wanneer daardoor hun onpartijdigheid in het gedrang kan komen of wanneer redelijkerwijs kan worden aangenomen dat daardoor de schijn van laakbaar gedrag of partijdigheid wordt gewekt.

 
 

15.

Voormalige arbiters onthouden zich van handelingen die de schijn kunnen wekken dat zij bij de uitvoering van hun taken niet onpartijdig waren of dat zij voordeel hebben ontleend aan het besluit van het panel waarvan zij deel uitmaakten.

VII.   Vertrouwelijkheid

 
 

16.

Een arbiter maakt nooit niet-openbare informatie bekend die betrekking heeft op of is verkregen tijdens de panelprocedure waarvoor hij is aangewezen. Een arbiter gebruikt dergelijke informatie in geen geval om persoonlijk voordeel te verwerven, anderen voordeel te verschaffen of de belangen van anderen in negatieve zin te beïnvloeden.

 
 

17.

Een arbiter maakt de beslissing van het panel of delen daarvan niet bekend, tenzij het besluit openbaar wordt gemaakt.

 
 

18.

Een arbiter maakt nooit de beraadslagingen van een panel of het standpunt van een arbiter openbaar, en doet geen uitspraken over de panelprocedure waarvoor hij is aangewezen of over de geschilpunten in die procedure.

 
 

19.

De verplichtingen uit hoofde van de punten 16 tot en met 18 blijven van toepassing op voormalige arbiters.

VIII.   Overige verplichtingen

 
 

20.

Kandidaten of arbiters delen feitelijke of mogelijke schendingen van deze Gedragscode zo vroeg mogelijk en op vertrouwelijke basis ter overweging mee aan beide partijen.

 
 

21.

De arbiters nemen alle redelijke en passende maatregelen om ervoor te zorgen dat hun assistenten en administratief personeel bekend zijn met de door de arbiters krachtens de delen III, IV, VI en VII van deze Gedragscode aangegane verplichtingen en deze naleven.

 
 

22.

De arbiters houden de aan de panelprocedure bestede tijd en de hiervoor gedane uitgaven, alsmede de door hun assistenten hieraan bestede tijd en hiervoor gedane uitgaven, bij en leggen hiervan een eindafrekening over.

 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.