6)
|
Artikel 12 wordt vervangen door:
"Artikel 12
Minimumvereiste voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva
-
1.
De afwikkelingsraad stelt na raadpleging van de bevoegde autoriteiten, met inbegrip van de ECB, de in de artikelen 12 bis tot en met 12 decies bedoelde vereisten voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva vast, onder voorbehoud van de afschrijvings- en omzettingsbevoegdheden, waaraan de in artikel 7, lid 2, bedoelde entiteiten en groepen en de in artikel 7, lid 4, punt b), en artikel 7, lid 5, bedoelde entiteiten en groepen, te allen tijde moeten voldoen wanneer de voorwaarden voor de toepassing van deze leden zijn vervuld.
-
2.
De in lid 1 bedoelde entiteiten, met inbegrip van entiteiten die deel uitmaken van groepen, rapporteren de informatie overeenkomstig artikel 45 decies, leden 1, 2 en 4, van Richtlijn 2014/59/EU aan de nationale afwikkelingsautoriteit van de deelnemende lidstaat waar zij gevestigd zijn.
De nationale afwikkelingsautoriteit zendt de in de eerste alinea bedoelde informatie zonder onnodige vertraging aan de afwikkelingsraad toe.
-
3.
Bij het opstellen van afwikkelingsplannen overeenkomstig artikel 9 stellen de nationale afwikkelingsautoriteiten, na raadpleging van de bevoegde autoriteiten, de in de artikelen 12 bis tot en met 12 decies bedoelde vereisten voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva vast, onder voorbehoud van de afschrijvings- en omzettingsbevoegdheden, waaraan de in artikel 7, lid 3, bedoelde entiteiten te allen tijde moeten voldoen. In dit verband is de in artikel 31 vastgestelde procedure van toepassing.
-
4.
De afwikkelingsraad doet elke in lid 1 van dit artikel bedoelde vaststelling parallel met het opstellen en bijhouden van de afwikkelingsplannen overeenkomstig artikel 8.
-
5.
De afwikkelingsraad brengt zijn vaststelling ter kennis van de nationale afwikkelingsautoriteiten. De nationale afwikkelingsautoriteiten voeren de instructies van de afwikkelingsraad uit overeenkomstig artikel 29. De afwikkelingsraad eist dat de nationale afwikkelingsautoriteiten verifiëren en waarborgen dat entiteiten en groepen aan de in lid 1 van dit artikel opgenomen vereisten voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva blijven voldoen.
-
6.
De afwikkelingsraad stelt de ECB en de EBA in kennis van de vereisten voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva die hij overeenkomstig lid 1 voor elke entiteit en groep heeft vastgesteld.
-
7.
Om de doeltreffende en consequente toepassing van dit artikel te waarborgen, verstrekt de afwikkelingsraad richtsnoeren en instructies aan nationale afwikkelingsautoriteiten met betrekking tot specifieke entiteiten of groepen.
Artikel 12 bis
Toepassing en berekening van het minimumvereiste voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva
-
1.
De afwikkelingsraad en de nationale afwikkelingsautoriteiten zorgen ervoor dat de in artikel 12, leden 1 en 3, bedoelde entiteiten te allen tijde voldoen aan de vereisten voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva zoals voorgeschreven door, en overeenkomstig dit artikel en de artikelen 12 ter tot en met 12 decies.
-
2.
Het in lid 1 van dit artikel bedoelde vereiste wordt overeenkomstig artikel 12 quinquies, lid 3, 4 of 6, naargelang het geval, berekend als het bedrag van het eigen vermogen en de in aanmerking komende passiva en uitgedrukt als percentages van:
a)
|
het totaal van de risicoposten van de in lid 1 van dit artikel bedoelde betrokken entiteit, berekend overeenkomstig artikel 92, lid 3, van Verordening (EU) nr. 575/2013; en
|
b)
|
de totale blootstellingsmaatstaf van de in lid 1 van dit artikel bedoelde betrokken entiteit, berekend overeenkomstig de artikelen 429 en 429 bis van Verordening (EU) nr. 575/2013.
|
Artikel 12 ter
Vrijstelling van het minimumvereiste voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva
-
1.
Niettegenstaande artikel 12 bis stelt de afwikkelingsraad door gedekte obligaties gefinancierde instellingen voor hypothecair krediet die op grond van het nationale recht geen deposito's mogen ontvangen vrij van het in artikel 12 bis, lid 1, vastgestelde vereiste indien aan alle volgende voorwaarden is voldaan:
a)
|
die instellingen worden geliquideerd in nationale insolventieprocedures of in andere, voor die instellingen vastgestelde soorten procedures die overeenkomstig artikel 38, 40 of 42 van Richtlijn 2014/59/EU zijn ingevoerd; en
|
b)
|
de in punt a) bedoelde procedures zorgen ervoor dat schuldeisers van die instellingen, met inbegrip van, in voorkomend geval, houders van gedekte obligaties, verliezen lijden op een wijze die in overeenstemming is met de afwikkelingsdoelstellingen.
|
-
2.
Instellingen die van het in artikel 12, lid 1, vastgestelde vereiste zijn vrijgesteld, mogen geen deel uitmaken van de in artikel 12 septies, lid 1, bedoelde consolidatie.
Artikel 12 quater
In aanmerking komende passiva voor af te wikkelen entiteiten
-
1.
Passiva worden alleen in het bedrag van het eigen vermogen en de in aanmerking komende passiva van af te wikkelen entiteiten opgenomen als zij aan de voorwaarden in de volgende artikelen van Verordening (EU) nr. 575/2013 voldoen:
b)
|
artikel 72 ter, met uitzondering van lid 2, punt d); en
|
In afwijking van de eerste alinea van dit lid, waar in deze verordening naar de vereisten van artikel 92 bis of artikel 92 ter van Verordening (EU) nr. 575/2013 wordt verwezen, omvatten in aanmerking komende passiva voor de toepassing van die artikelen in aanmerking komende passiva zoals gedefinieerd in artikel 72 duodecies van die verordening en zoals bepaald overeenkomstig deel twee, titel I, hoofdstuk 5 bis, van die verordening.
-
2.
Passiva die voortvloeien uit schuldinstrumenten met verankerde derivaten, zoals gestructureerde obligaties ("structured notes"), die voldoen aan de voorwaarden van lid 1, eerste alinea, met uitzondering van artikel 72 bis, lid 2, punt l), van Verordening (EU) nr. 575/2013, worden alleen in het bedrag van het eigen vermogen en de in aanmerking komende passiva opgenomen indien aan één van de volgende voorwaarden is voldaan:
a)
|
de hoofdsom van de passiva die uit het schuldinstrument voortvloeien is op het moment van uitgifte bekend, ligt vast of stijgt en wordt niet door een verankerd derivaatelement beïnvloed, en het totale bedrag van de passiva die uit het schuldinstrument, met inbegrip van het verankerd derivaat, voortvloeien, kan op dagbasis worden gewaardeerd onder verwijzing naar een actieve, liquide vraag- en aanbodmarkt voor een gelijkwaardig instrument zonder kredietrisico overeenkomstig de artikelen 104 en 105 van Verordening (EU) nr. 575/2013; of
|
b)
|
het schuldinstrument bevat een contractuele voorwaarde die bepaalt dat de waarde van de vordering in het geval van de insolventie van de uitgever en de afwikkeling van de uitgever vastligt of stijgt, en het initieel gestorte bedrag van de passiva niet overschrijdt.
|
In de eerste alinea bedoelde schuldinstrumenten, met inbegrip van de verankerde derivaten daarvan, zijn niet onderworpen aan een verrekeningsovereenkomst en de waardering van dergelijke instrumenten is niet onderworpen aan artikel 49, lid 3, van Richtlijn 2014/59/EU.
Van de in de eerste alinea bedoelde passiva wordt alleen het deel dat overeenkomt met de in punt a) van die alinea bedoelde hoofdsom of het in punt b) van die alinea bedoelde vaste of stijgende bedrag opgenomen in het bedrag van het eigen vermogen en de in aanmerking komende passiva.
-
3.
Passiva die door een in de Unie gevestigde dochteronderneming worden uitgegeven aan een bestaande aandeelhouder die geen deel uitmaakt van dezelfde af te wikkelen groep, en die deel uitmaakt van dezelfde af te wikkelen groep als de af te wikkelen entiteit, worden in het bedrag van het eigen vermogen en de in aanmerking komende passiva van die af te wikkelen entiteit opgenomen indien aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:
a)
|
zij worden uitgegeven overeenkomstig artikel 12 octies, lid 2, punt a);
|
b)
|
de uitoefening van de bevoegdheid tot afschrijving of omzetting in verband met die passiva overeenkomstig artikel 21 doet geen afbreuk aan de zeggenschap van de af te wikkelen entiteit over de dochteronderneming;
|
c)
|
die passiva bedragen niet meer dan het bedrag dat wordt verkregen door:
i)
|
de som van de passiva die zijn uitgegeven aan en gekocht door de af te wikkelen entiteit, direct dan wel indirect via andere entiteiten in dezelfde af te wikkelen groep, en het bedrag van het eigen vermogen, uitgegeven overeenkomstig artikel 12 octies, lid 2, punt b), af te trekken van
|
ii)
|
het overeenkomstig artikel 12 octies, lid 1, vereiste bedrag.
|
|
-
4.
Onverminderd het minimumvereiste in artikel 12 quinquies, lid 4, of artikel 12 sexies, lid 1, punt a), zorgt de afwikkelingsraad ervoor, op eigen initiatief na raadpleging van de nationale afwikkelingsautoriteit of op voorstel van een nationale afwikkelingsautoriteit, dat af te wikkelen entiteiten die MSI's zijn of onder artikel 12 quinquies, lid 4 of lid 5, vallen, aan een deel van het in artikel 12 septies bedoelde vereiste, gelijk aan 8 % van de totale passiva, met inbegrip van het eigen vermogen, voldoen met gebruik van eigen vermogen en achtergestelde in aanmerking komende instrumenten, of met passiva als bedoeld in lid 3 van dit artikel. De afwikkelingsraad kan toestaan dat af te wikkelen entiteiten die MSI's zijn of onder artikel 12 quinquies, lid 4 of lid 5, vallen, met gebruik van eigen vermogen en achtergestelde in aanmerking komende instrumenten die voldoen aan alle voorwaarden of met passiva als bedoeld in lid 3 van dit artikel, voldoen aan een niveau dat lager ligt dan 8 % van de totale passiva, met inbegrip van het eigen vermogen, maar hoger dan het bedrag dat het resultaat is van de formule (1-X1/X2) × 8 % van de totale passiva, met inbegrip van het eigen vermogen, mits is voldaan aan alle in artikel 72 ter, lid 3 van Verordening (EU) nr. 575/2013 vastgelegde voorwaarden, waarbij, in het kader van de vermindering die krachtens artikel 72 ter, lid 3, van Verordening (EU) nr. 575/2013 is toegestaan:
|
X1 = 3,5 % van het overeenkomstig artikel 92, lid 3, van Verordening (EU) nr. 575/2013 berekende totaal van de risicoposten; en
|
|
X2 = de som van 18 % van het overeenkomstig artikel 92, lid 3, van Verordening (EU) nr. 575/2013 berekende totaal van de risicoposten en het bedrag van het gecombineerde buffervereiste.
|
Indien de toepassing van de eerste alinea van dit lid voor af te wikkelen entiteiten die onder artikel 12 quinquies, lid 4, vallen, leidt tot een vereiste boven 27 % van het totaal van de risicoposten, beperkt de afwikkelingsraad voor de betrokken af te wikkelen entiteit het deel van het in artikel 12 septies bedoelde vereiste waaraan moet worden voldaan met gebruik van eigen vermogen, met achtergestelde in aanmerking komende instrumenten die voldoen aan alle voorwaarden, of met passiva als bedoeld in lid 3 van dit artikel, tot een bedrag dat gelijk is aan 27 % van het totaal van de risicoposten indien de afwikkelingsraad tot de beoordeling is gekomen dat:
a)
|
toegang tot het Fonds niet wordt beschouwd als een optie om die af te wikkelen entiteit in het afwikkelingsplan af te wikkelen; en
|
b)
|
indien punt a) niet van toepassing is, het in artikel 12 septies bedoelde vereiste die af te wikkelen entiteit in staat stelt te voldoen aan het vereiste van artikel 27, lid 7.
|
Bij het verrichten van de in de tweede alinea bedoelde beoordeling dient de afwikkelingsraad ook rekening te houden met het risico van onevenredige gevolgen voor het bedrijfsmodel van de betrokken af te wikkelen entiteit.
Op af te wikkelen entiteiten die onder artikel 12 quater, lid 5, vallen, is de tweede alinea van dit lid niet van toepassing.
-
5.
Voor af te wikkelen entiteiten die geen MSI's zijn en niet onder artikel 12 quinquies, lid 4 of lid 5, van deze verordening vallen, kan de afwikkelingsraad, ofwel op eigen initiatief na raadpleging van de nationale afwikkelingsautoriteit ofwel op voorstel van een nationale afwikkelingsautoriteit, besluiten dat aan een deel van het in artikel 12 septies bedoelde vereiste, tot het hoogste bedrag van ofwel 8 % van de totale passiva, met inbegrip van het eigen vermogen, van de entiteit, ofwel het bedrag dat het resultaat is van de in lid 7 van dit artikel bedoelde formule, moet worden voldaan met gebruik van eigen vermogen en achtergestelde in aanmerking komende instrumenten, of met passiva als bedoeld in lid 3 van dit artikel, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:
a)
|
de in de leden 1 en 2 van dit artikel bedoelde niet-achtergestelde passiva hebben dezelfde prioriteit in de nationale insolventiehiërarchie als bepaalde verplichtingen die zijn uitgesloten van de toepassing van afschrijvings- en omzettingsbevoegdheden overeenkomstig artikel 27, lid 3 of lid 5;
|
b)
|
het risico bestaat dat als gevolg van een voorgenomen toepassing van de afschrijvings- en omzettingsbevoegdheden op niet-achtergestelde passiva die niet van de toepassing van afschrijvings- en omzettingsbevoegdheden overeenkomstig artikel 27, lid 3 of lid 5, zijn uitgesloten, schuldeisers van vorderingen die uit die verplichtingen voortvloeien grotere verliezen lijden dan de verliezen die zij bij een liquidatie in een normale insolventieprocedure zouden lijden;
|
c)
|
het bedrag van het eigen vermogen en andere achtergestelde passiva is niet hoger dan het bedrag dat nodig is opdat de in punt b) bedoelde schuldeisers geen grotere verliezen lijden dan de verliezen die zij bij de liquidatie in een normale insolventieprocedure zouden hebben geleden.
|
Indien de afwikkelingsraad vaststelt dat, binnen een categorie van passiva die in aanmerking komende passiva omvat, het bedrag van de uitgesloten passiva of van passiva waarvan redelijkerwijs kan worden verwacht dat zij worden uitgesloten van de toepassing van afschrijvings- en omzettingsbevoegdheden overeenkomstig artikel 27, lid 3 of lid 5, in totaal meer dan 10 % van die categorie uitmaakt, beoordeelt de afwikkelingsraad het in punt b) van de eerste alinea van dit lid bedoelde risico.
-
6.
Voor de toepassing van de leden 4, 5 en 7 vormen uit derivaten voortvloeiende passiva een onderdeel van de totale passiva op de grond dat salderingsrechten van tegenpartijen volledig worden erkend.
Het eigen vermogen van een af te wikkelen entiteit dat wordt gebruikt om te voldoen aan het gecombineerde buffervereiste komt in aanmerking om te voldoen aan het in de leden 4, 5 en 7 bedoelde vereisten.
-
7.
In afwijking van lid 3 van dit artikel kan de afwikkelingsraad besluiten dat af te wikkelen entiteiten die MSI's zijn of onder artikel 12 quinquies, lid 4 of lid 5, vallen, aan het in artikel 12 septies van deze verordening bedoelde vereiste moeten voldoen met gebruik van eigen vermogen, achtergestelde in aanmerking komende instrumenten, of passiva als bedoeld in lid 3 van dit artikel, voor zover de som van dat eigen vermogen, die instrumenten en passiva uit hoofde van de verplichting van de af te wikkelen entiteit om te voldoen aan het gecombineerde buffervereiste en de vereisten van artikel 92 bis van Verordening (EU) nr. 575/2013, artikel 12 quinquies, lid 4, en artikel 12 septies van deze verordening, niet hoger is dan:
a)
|
8 % van de totale passiva, met inbegrip van het eigen vermogen, van de entiteit; of
|
b)
|
indien dat hoger is, het bedrag dat het resultaat is van de toepassing van de formule A × 2 + B × 2 + C, waarbij A, B en C de volgende bedragen zijn:
A= het bedrag dat voortvloeit uit het in artikel 92, lid 1, punt c), van Verordening (EU) nr. 575/2013 bedoelde vereiste;
B= het bedrag dat voortvloeit uit het in artikel 104 bis van Richtlijn 2013/36/EU bedoelde vereiste;
C= het bedrag dat voortvloeit uit het gecombineerde buffervereiste.
|
-
8.
De afwikkelingsraad kan de in lid 7 van dit artikel bedoelde bevoegdheid uitoefenen ten aanzien van af te wikkelen entiteiten die MSI's zijn of onder artikel 12 quinquies, lid 4 of lid 5, vallen en die aan één van de in de tweede alinea van dit lid vastgelegde voorwaarden voldoen, tot 30 % van het totale aantal van alle af te wikkelen entiteiten die MSI's zijn of die onder artikel 12 quinquies, lid 4 of lid 5, vallen waarvoor de afwikkelingsraad het in artikel 12 septies bedoelde vereiste bepaalt.
De voorwaarden worden door de afwikkelingsraad in overweging genomen als volgt:
a)
|
in de voorgaande afwikkelbaarheidsbeoordeling zijn wezenlijke belemmeringen voor de afwikkelbaarheid geconstateerd, en hetzij:
i)
|
binnen het door de afwikkelingsraad vastgestelde tijdschema zijn geen corrigerende maatregelen genomen naar aanleiding van de uitoefening van de in artikel 10, lid 11, bedoelde maatregelen, hetzij
|
ii)
|
de geconstateerde wezenlijke belemmeringen kunnen niet door middel van de in artikel 10, lid 11, bedoelde maatregelen worden aangepakt, en het uitoefenen van de in lid 7 van dit artikel bedoelde bevoegdheid zou de negatieve gevolgen van de wezenlijke belemmeringen voor de afwikkelbaarheid ten dele of geheel ongedaan maken;
|
|
b)
|
de afwikkelingsraad is van oordeel dat de haalbaarheid en geloofwaardigheid van de voorkeursafwikkelingsstrategie van de af te wikkelen entiteit beperkt is, rekening houdend met de omvang, de verwevenheid, de aard, de reikwijdte, het risico en de complexiteit van de activiteiten, de juridische status en de aandelenstructuur van de entiteit; of
|
c)
|
het in artikel 104 bis van Richtlijn 2013/36/EU bedoelde vereiste houdt er rekening mee dat de af te wikkelen entiteit die een MSI is of onder artikel 12 quinquies, lid 4 of lid 5, van deze verordening valt, in termen van risico bij de top 20 % instellingen hoort waarvoor de afwikkelingsraad het in artikel 12 bis, lid 1, van deze verordening bedoelde vereiste bepaalt.
|
Voor de toepassing van de in de eerste en de tweede alinea bedoelde percentages, rondt de afwikkelingsraad het uit de berekening resulterende cijfer af tot het dichtstbijzijnde gehele getal.
-
9.
Na raadpleging van de bevoegde autoriteiten, met inbegrip van de ECB, neemt de afwikkelingsraad de in de lid 5 of lid 7 bedoelde besluiten.
Bij het nemen van die besluiten houdt de afwikkelingsraad tevens rekening met:
a)
|
de diepte van de markt voor eigenvermogensinstrumenten van de af te wikkelen entiteit en achtergestelde in aanmerking komende instrumenten, de prijsstelling van dergelijke bestaande instrumenten en de tijd die nodig is om eventuele transacties te verrichten die nodig zijn om te voldoen aan het besluit;
|
b)
|
de hoeveelheid in aanmerking komende passiva-instrumenten die voldoen aan alle in artikel 72 bis van Verordening (EU) nr. 575/2013 bedoelde voorwaarden met een resterende looptijd van minder dan één jaar vanaf de datum van het besluit, zodat kwantitatieve aanpassingen kunnen worden doorgevoerd in de in de leden 5 en 7 van dit artikel bedoelde vereisten;
|
c)
|
de beschikbaarheid en de hoeveelheid van instrumenten die voldoen aan alle andere voorwaarden van artikel 72 bis van Verordening (EU) nr. 575/2013, dan die van artikel 72 ter, lid 2, punt d), van die verordening;
|
d)
|
de vraag of de hoeveelheid passiva die zijn uitgesloten van de toepassing van de afschrijvings- en omzettingsbevoegdheden overeenkomstig artikel 27, lid 3 of lid 5, en die in een normale insolventieprocedure een gelijke of lagere rang hebben dan de hoogst gerangschikte in aanmerking komende passiva, significant is in vergelijking met het eigen vermogen en de in aanmerking komende passiva van de af te wikkelen entiteit. Indien de hoeveelheid uitgesloten passiva niet meer bedraagt dan 5 % van de hoeveelheid eigen vermogen en in aanmerking komende passiva van de af te wikkelen entiteit, wordt de uitgesloten hoeveelheid als niet-significant beschouwd. Boven die drempel beoordeelt de afwikkelingsraad hoe significant de uitgesloten passiva zijn;
|
e)
|
het bedrijfsmodel, het financieringsmodel en het risicoprofiel van de af te wikkelen entiteit, alsmede haar stabiliteit en haar vermogen om bij te dragen aan de economie; en
|
f)
|
de gevolgen van eventuele herstructureringskosten voor de herkapitalisatie van de af te wikkelen entiteit.
|
Artikel 12 quinquies
Vaststelling van het minimumvereiste voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva
-
1.
Het in artikel 12 bis, lid 1, bedoelde vereiste wordt door de afwikkelingsraad na raadpleging van de bevoegde autoriteiten, met inbegrip van de ECB, vastgesteld op basis van de volgende criteria:
a)
|
de noodzaak om ervoor te zorgen dat de af te wikkelen groep door de toepassing van de afwikkelingsinstrumenten op de af te wikkelen entiteit, voor zover passend met inbegrip van het bail-in-instrument, kan worden afgewikkeld op een wijze die in overeenstemming is met de afwikkelingsdoelstellingen;
|
b)
|
de noodzaak om er waar passend voor te zorgen dat de af te wikkelen entiteit en haar dochterondernemingen die instellingen of entiteiten bedoeld in artikel 12, leden 1 en 3 maar geen af te wikkelen entiteiten zijn, over voldoende eigen vermogen en in aanmerking komende passiva beschikken om te verzekeren dat, indien het bail-in-instrument of de afschrijvings- en omzettingsbevoegdheden, respectievelijk op hen zouden worden toegepast, de verliezen kunnen worden geabsorbeerd en de totale kapitaalratio en, naargelang het geval, de hefboomratio van de betrokken entiteiten opnieuw op een niveau kunnen worden gebracht dat nodig is om hen in staat te stellen aan de vergunningsvoorwaarden te blijven voldoen, en de activiteiten verder uit te oefenen waarvoor de entiteiten overeenkomstig Richtlijn 2013/36/EU of Richtlijn 2014/65/EU een vergunning is verleend;
|
c)
|
de noodzaak om ervoor te zorgen dat, indien het afwikkelingsplan verwacht dat de mogelijkheid voor bepaalde categorieën in aanmerking komende passiva op grond van artikel 27, lid 5, van deze verordening van een bail-in worden uitgesloten, of volledig aan een ontvanger worden overgedragen bij een gedeeltelijke overdracht, de af te wikkelen entiteit voldoende eigen vermogen en andere in aanmerking komende passiva heeft om verliezen te absorberen, en de totale kapitaalratio en, in voorkomend geval, de hefboomratio van de af te wikkelen entiteit weer op het niveau te brengen dat nodig is om de entiteit in staat te stellen aan de vergunningsvoorwaarden te blijven voldoen, en de activiteiten verder uit te oefenen waarvoor de entiteit overeenkomstig Richtlijn 2013/36/EU of Richtlijn 2014/65/EU een vergunning is verleend;
|
d)
|
de grootte, het bedrijfsmodel, het financieringsmodel en het risicoprofiel van de entiteit;
|
e)
|
de mate waarin het falen van de entiteit nadelige gevolgen voor de financiële stabiliteit zou hebben, onder meer via besmetting van andere instellingen of entiteiten wegens de verwevenheid van de entiteit met die andere instellingen of entiteiten of met de rest van het financiële stelsel.
|
-
2.
Indien in het afwikkelingsplan is bepaald dat afwikkelingsmaatregelen moeten worden genomen of dat de bevoegdheid om relevante kapitaalinstrumenten en in aanmerking komende passiva af te schrijven of om te zetten overeenkomstig artikel 21 moeten worden uitgeoefend overeenkomstig het relevante scenario bedoeld in artikel 8, lid 6, is het in artikel 12 bis, lid 1, bedoelde vereiste gelijk aan een bedrag dat volstaat om te verzekeren dat:
a)
|
de verliezen die de entiteit naar verwachting zal lijden, volledig worden geabsorbeerd ("verliesabsorptie");
|
b)
|
de af te wikkelen entiteit en de dochterondernemingen die instellingen of in artikel 12, lid 1 of lid 3 bedoelde entiteiten, maar geen af te wikkelen entiteiten zijn, worden geherkapitaliseerd tot een niveau dat nodig is om hen in staat te stellen aan de vergunningsvoorwaarden te blijven voldoen en de activiteiten verder uit te oefenen waarvoor hun overeenkomstig Richtlijn 2013/36/EU, Richtlijn 2014/65/EU of een gelijkwaardige wetgevingshandeling een vergunning is verleend voor een toereikende periode van maximaal één jaar ("herkapitalisatie").
|
Indien in het afwikkelingsplan is bepaald dat de entiteit in een normale insolventieprocedure of in het kader van andere gelijkwaardige nationale procedures moet worden geliquideerd, beoordeelt de afwikkelingsraad of het gerechtvaardigd is het in artikel 12 bis, lid 1, bedoelde vereiste voor die entiteit te beperken zodat dit niet groter is dan een bedrag dat volstaat om verliezen te absorberen overeenkomstig punt a) van de eerste alinea.
Bij de beoordeling van de afwikkelingsraad wordt een evaluatie gemaakt van met name de in de vorige alinea bedoelde limiet wat betreft eventuele gevolgen voor de financiële stabiliteit en voor het risico op besmetting van het financiële stelsel.
-
3.
Voor af te wikkelen entiteiten is het in lid 2, eerste alinea, bedoelde bedrag het volgende:
a)
|
voor de berekening van het in artikel 12 bis, lid 1, bedoelde vereiste, overeenkomstig artikel 12 bis, lid 2, punt a), de som van:
i)
|
het bedrag van de bij afwikkeling te absorberen verliezen dat overeenkomt met de in artikel 92, lid 1, punt c), van Verordening (EU) nr. 575/2013 en artikel 104 bis van Richtlijn 2013/36/EU bedoelde vereisten van de af te wikkelen entiteit op het geconsolideerde niveau van de af te wikkelen groep; en
|
ii)
|
een herkapitalisatiebedrag dat de uit de afwikkeling voortvloeiende af te wikkelen groep in staat stelt de naleving te herstellen van haar in artikel 92, lid 1, punt c), van Verordening (EU) nr. 575/2013 bedoelde vereiste inzake totale kapitaalratio en haar in artikel 104 bis van Richtlijn 2013/36/EU bedoelde vereiste op het geconsolideerde niveau van de af te wikkelen groep na de uitvoering van de voorkeursafwikkelingsstrategie; en
|
|
b)
|
voor de berekening van het in artikel 12 bis, lid 1, bedoelde vereiste, overeenkomstig artikel 12 bis, lid 2, punt b), de som van:
i)
|
het bedrag van de bij afwikkeling te absorberen verliezen dat overeenkomt met het in artikel 92, lid 1, punt d), van Verordening (EU) nr. 575/2013 bedoelde hefboomratiovereiste van de af te wikkelen entiteit op het geconsolideerde niveau van de af te wikkelen groep; en
|
ii)
|
een herkapitalisatiebedrag dat de uit de afwikkeling voortvloeiende af te wikkelen groep in staat stelt de naleving te herstellen van het in artikel 92, lid 1, punt d), van Verordening (EU) nr. 575/2013 bedoelde vereiste inzake hefboomratio op het geconsolideerde niveau van de af te wikkelen groep na de uitvoering van de voorkeursafwikkelingsstrategie.
|
|
Voor de toepassing van artikel 12 bis, lid 2, punt a) wordt het in artikel 12 bis, lid 1, bedoelde vereiste in procenten uitgedrukt als het overeenkomstig punt a) van de eerste alinea van dit lid berekende bedrag, gedeeld door het totaal van de risicoposten.
Voor de toepassing van artikel 12 bis, lid 2, punt b), wordt het in artikel 12 bis, lid 1, bedoelde vereiste in procenten uitgedrukt als het overeenkomstig punt b) van de eerste alinea van dit lid berekende bedrag, gedeeld door de totale blootstellingsmaatstaf.
Bij het vaststellen van het in punt b) van de eerste alinea van dit lid bepaalde individuele vereiste, houdt de afwikkelingsraad rekening met de in artikel 27, lid 7, bedoelde voorschriften.
Bij het vaststellen van de in de voorgaande alinea's bedoelde herkapitalisatiebedragen,
a)
|
maakt de afwikkelingsraad gebruik van de meest recentelijk gerapporteerde waarden voor het betrokken totaal van de risicoposten of de totale blootstellingsmaatstaf, zoals aangepast om rekening te houden met eventuele wijzigingen die voortvloeien uit in het afwikkelingsplan vastgestelde afwikkelingsmaatregelen; en
|
b)
|
stelt de afwikkelingsraad na raadpleging van de bevoegde autoriteiten, met inbegrip van de ECB, het bedrag dat overeenkomt met het huidige in artikel 104 bis van Richtlijn 2013/36/EU bedoelde vereiste naar boven of naar beneden bij om het vereiste te bepalen dat na de uitvoering van de voorkeursafwikkelingsstrategie van toepassing moet zijn op de af te wikkelen entiteit.
|
De afwikkelingsraad kan het in de eerste alinea, punt a), onder ii), bedoelde vereiste verhogen met een passend bedrag dat nodig is om ervoor te zorgen dat de entiteit na de afwikkeling voldoende marktvertrouwen kan behouden gedurende een passende periode van niet langer dan één jaar.
Indien de zesde alinea van dit lid van toepassing is, wordt het in die alinea bedoelde bedrag gelijkgesteld met het gecombineerde buffervereiste dat van toepassing moet zijn na de toepassing van de afwikkelingsinstrumenten, verminderd met het in artikel 128, punt 6), onder a), van Richtlijn 2013/36/EU bedoelde bedrag.
Het in de zesde alinea van dit lid bedoelde bedrag wordt naar beneden bijgesteld indien de afwikkelingsraad na raadpleging van de bevoegde autoriteiten, met inbegrip van de ECB, vaststelt dat het haalbaar en geloofwaardig is dat een lager bedrag voldoende is om marktvertrouwen te behouden en ervoor te zorgen dat de instelling of de in artikel 12, lid 1, bedoelde entiteit kritieke economische functies blijft vervullen en toegang heeft tot financiering zonder dat een beroep wordt gedaan op andere buitengewone openbare financiële steun dan bijdragen uit het Fonds, overeenkomstig artikel 27, lid 7, en artikel 76, lid 3, na uitvoering van de afwikkelingsstrategie. Dat bedrag wordt naar boven bijgesteld indien de afwikkelingsraad na raadpleging van de bevoegde autoriteiten, met inbegrip van de ECB, vaststelt dat een hoger bedrag noodzakelijk is om voldoende marktvertrouwen te behouden en ervoor te zorgen dat dat de instelling of de in artikel 12, lid 1, bedoelde entiteit zowel kritieke economische functies blijft vervullen als toegang heeft tot financiering zonder dat een beroep wordt gedaan op andere buitengewone openbare financiële steun dan bijdragen uit het Fonds, overeenkomstig artikel 27, lid 7, en artikel 76, lid 3, gedurende een passende periode van niet langer dan één jaar.
-
4.
Voor af te wikkelen entiteiten die niet zijn onderworpen aan artikel 92 bis van Verordening (EU) nr. 575/2013 en die deel uitmaken van een af te wikkelen groep waarvan de totale activa meer dan 100 miljard EUR bedragen, is het niveau van het in lid 3 van dit artikel bedoelde vereiste ten minste gelijk aan:
a)
|
13,5 % indien berekend overeenkomstig artikel 12 bis, lid 2, punt a); en
|
b)
|
5 % indien berekend overeenkomstig artikel 12 bis, lid 2, punt b).
|
In afwijking van artikel 12 quater voldoen de in de eerste alinea van dit lid bedoelde af te wikkelen entiteiten aan het niveau van het in de eerste alinea van dit lid bedoelde vereiste, dat gelijk is aan 13,5 % indien berekend overeenkomstig artikel 12 bis, lid 2, punt a), en aan 5 % indien berekend overeenkomstig artikel 12 bis, lid 2, punt b), met gebruik van achtergestelde in aanmerking komende instrumenten met passiva als bedoeld in artikel 12 ter, lid 3, van deze verordening.
-
5.
Op verzoek van de nationale afwikkelingsautoriteit van een af te wikkelen entiteit past de afwikkelingsraad de in lid 4 van dit artikel vastgestelde vereisten toe op een af te wikkelen entiteit die niet onder artikel 92 bis van Verordening (EU) nr. 575/2013 valt en die deel uitmaakt van een af te wikkelen groep waarvan het balanstotaal lager is dan 100 miljard EUR, en waarvan de nationale afwikkelingsautoriteit van oordeel is dat zij bij een falen redelijk waarschijnlijk een systeemrisico vormt.
Bij het nemen van een besluit om een verzoek als bedoeld in de eerste alinea van dit lid in te dienen, houdt de nationale afwikkelingsautoriteit rekening met het volgende:
a)
|
het overwicht van deposito's en het ontbreken van schuldinstrumenten in het financieringsmodel;
|
b)
|
de mate waarin de toegang tot de kapitaalmarkten voor in aanmerking komende passiva is beperkt;
|
c)
|
de mate waarin de af te wikkelen entiteit een beroep doen op tier 1-kernkapitaal om te voldoen aan het vereiste in artikel 12 septies.
|
Het ontbreken van een verzoek door de nationale afwikkelingsautoriteit op grond van de eerste alinea van dit lid laat een besluit van de afwikkelingsraad uit hoofde van artikel 12 quater, lid 5, onverlet.
-
6.
Voor entiteiten die zelf geen af te wikkelen entiteiten zijn, is het in lid 2, eerste alinea, bedoelde bedrag het volgende:
a)
|
voor de berekening van het in artikel 12 bis, lid 1, bedoelde vereiste, overeenkomstig artikel 12 bis, lid 2, punt a), de som van:
i)
|
het bedrag van de te absorberen verliezen dat overeenkomt met de in artikel 92, lid 1, punt c), van Verordening (EU) nr. 575/2013 en artikel 104 bis van Richtlijn 2013/36/EU bedoelde vereisten van de entiteit; en
|
ii)
|
een herkapitalisatiebedrag dat de entiteit in staat stelt de naleving te herstellen van haar in artikel 92, lid 1, punt c), van Verordening (EU) nr. 575/2013 bedoelde vereiste van totale kapitaalratio en haar in artikel 104 bis van Richtlijn 2013/36/EU bedoelde vereiste na uitoefening van de bevoegdheid om relevante kapitaalinstrumenten en in aanmerking komende passiva af te schrijven of om te zetten overeenkomstig artikel 21 van deze verordening of na de afwikkeling van de af te wikkelen groep; en
|
|
b)
|
voor de berekening van het in artikel 12 bis, lid 1, bedoelde vereiste, overeenkomstig artikel 12 bis, lid 2, punt b), de som van:
i)
|
het bedrag van de te absorberen verliezen dat overeenkomt met het in artikel 92, lid 1, punt d), van Verordening (EU) nr. 575/2013 bedoelde hefboomratiovereiste van de entiteit; en
|
ii)
|
een herkapitalisatiebedrag dat de entiteit in staat stelt de naleving te herstellen van haar in artikel 92, lid 1, punt d), van Verordening (EU) nr. 575/2013 bedoelde hefboomratiovereiste na uitoefening van de bevoegdheid om relevante kapitaalinstrumenten en in aanmerking komende passiva af te schrijven of om te zetten overeenkomstig artikel 21 van deze verordening of na de afwikkeling van de af te wikkelen groep.
|
|
Voor de toepassing van artikel 12 bis, lid 2, punt a), wordt het in artikel 12 bis, lid 1, bedoelde vereiste in procenten uitgedrukt als het overeenkomstig punt a) van de eerste alinea van dit lid berekende bedrag, gedeeld door het totaal van de risicoposten.
Voor de toepassing van artikel 12 bis, lid 2, punt b), wordt het in artikel 12 bis, lid 1, bedoelde vereiste in procenten uitgedrukt als het overeenkomstig punt b) van de eerste alinea van dit lid berekende bedrag, gedeeld door de totale blootstellingsmaatstaf.
Bij het vaststellen van het individuele vereiste, bedoeld in punt b) van de eerste alinea van dit lid, houdt de afwikkelingsraad rekening met de in artikel 27, lid 7, bedoelde voorschriften.
Bij het vaststellen van de in de voorgaande alinea's bedoelde herkapitalisatiebedragen,
a)
|
maakt de afwikkelingsraad gebruik van de meest recentelijk gerapporteerde waarden voor het betrokken totaal van de risicoposten of de totale blootstellingsmaatstaf, zoals aangepast om rekening te houden met eventuele wijzigingen die voortvloeien uit in het afwikkelingsplan vastgestelde maatregelen; en
|
b)
|
stelt de afwikkelingsraad na raadpleging van de bevoegde autoriteiten, met inbegrip van de ECB, het bedrag dat overeenkomt met het huidige in artikel 104 bis van Richtlijn 2013/36/EU bedoelde vereiste naar boven of naar beneden bij om het vereiste te bepalen dat van toepassing moet zijn op de betrokken entiteit na uitoefening van de bevoegdheid om relevante kapitaalinstrumenten en in aanmerking komende passiva af te schrijven of om te zetten overeenkomstig artikel 21 van deze verordening of na de afwikkeling van de af te wikkelen groep.
|
De afwikkelingsraad kan het in dit lid, eerste alinea, punt a), onder ii), bepaalde vereiste, verhogen met een passend bedrag dat nodig is om ervoor te zorgen dat de entiteit, na uitoefening van de bevoegdheid om relevante kapitaalinstrumenten en in aanmerking komende passiva overeenkomstig artikel 21 af te schrijven of om te zetten, in staat is voldoende marktvertrouwen behouden gedurende een passende periode van niet langer dan één jaar.
Indien de zesde alinea van dit lid van toepassing is, is het in die alinea bedoelde bedrag gelijk aan het gecombineerde buffervereiste dat van toepassing moet zijn na de uitoefening van de in artikel 21 van deze verordening bedoelde bevoegdheid of na de afwikkeling van de af te wikkelen groep, verminderd met het in artikel 128, lid 6, punt a) van Richtlijn 2013/36/EU bedoelde bedrag.
Het in de zesde alinea van dit lid bedoelde bedrag wordt naar beneden bijgesteld indien de afwikkelingsraad na raadpleging van de bevoegde autoriteiten, met inbegrip van de ECB, vaststelt dat het haalbaar en geloofwaardig is dat een lager bedrag voldoende is om het marktvertrouwen te waarborgen en ervoor te zorgen dat de instelling of entiteit bedoeld in artikel 12, lid 1, kritieke economische functies blijft vervullen en toegang heeft tot financiering zonder dat een beroep wordt gedaan op andere buitengewone openbare financiële steun dan bijdragen uit het Fonds, overeenkomstig artikel 27, lid 7 en artikel 76, lid 3, na de uitoefening van de in artikel 21 bedoelde bevoegdheid of de afwikkeling van de af te wikkelen groep. Dat bedrag wordt naar boven bijgesteld indien de afwikkelingsraad na raadpleging van de bevoegde autoriteiten, met inbegrip van de ECB, vaststelt dat een hoger bedrag noodzakelijk is om voldoende marktvertrouwen te behouden en ervoor te zorgen dat de instelling of entiteit bedoeld in artikel 12, lid 1, zowel kritieke economische functies blijft vervullen als toegang heeft tot financiering zonder dat een beroep wordt gedaan op andere buitengewone openbare financiële steun dan bijdragen uit het Fonds, overeenkomstig artikel 27, lid 7, en artikel 76, lid 3, gedurende een passende periode van niet langer dan één jaar.
-
7.
Indien de afwikkelingsraad van oordeel is dat van bepaalde categorieën in aanmerking komende passiva redelijkerwijs kan worden verwacht dat zij geheel of gedeeltelijk van een bail-in worden uitgesloten op grond van artikel 27, lid 5, of dat zij mogelijk volledig aan een ontvanger worden overgedragen bij een gedeeltelijke overdracht, wordt aan het in artikel 12 bis, lid 1, bedoelde vereiste voldaan met gebruik van eigen vermogen of andere in aanmerking komende passiva die volstaan om:
a)
|
het bedrag van de overeenkomstig artikel 27, lid 5, geïdentificeerde uitgesloten passiva te dekken;
|
b)
|
te verzekeren dat aan de in lid 2 genoemde voorwaarden is voldaan.
|
-
8.
Elk besluit van de afwikkelingsraad om op grond van dit artikel een minimumvereiste voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva op te leggen, bevat een motivering van dat besluit, met inbegrip van een volledige beoordeling van de in de leden 2 tot en met 7, van dit artikel bedoelde elementen, en wordt zonder onnodige vertraging geëvalueerd door de afwikkelingsraad om rekening te houden met eventuele veranderingen in het niveau van het in artikel 104 bis van Richtlijn 2013/36/EU bedoelde vereiste.
-
9.
Voor de toepassing van de leden 3 en 6 van dit artikel worden de kapitaalvereisten geïnterpreteerd in overeenstemming met de toepassing door de bevoegde autoriteit van de overgangsbepalingen in deel tien, titel I, hoofdstukken 1, 2 en 4, van Verordening (EU) nr. 575/2013 en in de bepalingen van de nationale wetgeving waarbij de door die verordening aan de bevoegde autoriteiten verleende opties worden uitgeoefend.
Artikel 12 sexies
Vaststelling van het minimumvereiste voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva voor af te wikkelen entiteiten van MSI's en dochterondernemingen van wezenlijk belang van niet-EU MSI's in de Unie
-
1.
Het in artikel 12 bis, lid 1, bedoelde vereiste voor een af te wikkelen entiteit die een MSI of een deel van een MSI is, bestaat uit:
a)
|
de in de artikelen 92 bis en 494 van Verordening (EU) nr. 575/2013 bedoelde vereisten; en
|
b)
|
een eventueel aanvullend vereiste voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva dat door de afwikkelingsraad specifiek met betrekking tot die entiteit is bepaald overeenkomstig lid 3 van dit artikel.
|
-
2.
Het in artikel 12 bis, lid 1, bedoelde vereiste voor een dochteronderneming van wezenlijk belang van een niet-EU MSI in de Unie, bestaat uit:
a)
|
de in de artikelen 92 ter en 494 van Verordening (EU) nr. 575/2013 bedoelde vereisten; en
|
b)
|
een eventueel aanvullend vereiste voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva dat door de afwikkelingsraad specifiek met betrekking die dochteronderneming van wezenlijk belang is bepaald overeenkomstig lid 3 van dit artikel, en waaraan moet worden voldaan met gebruik van eigen vermogen en passiva die aan de voorwaarden van artikel 12 octies en artikel 92 ter, lid 2, van Verordening (EU) nr. 575/2013 voldoen.
|
-
3.
De afwikkelingsraad legt een in lid 1, punt b), en lid 2, punt b), bedoeld aanvullend vereiste voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva uitsluitend op:
a)
|
indien het in lid 1, punt a), of lid 2, punt a), van dit artikel bedoelde vereiste niet volstaat om aan de in artikel 12 quinquies gestelde voorwaarden te voldoen; en
|
b)
|
tot een niveau dat garandeert dat aan de voorwaarden van artikel 12 quinquies is voldaan.
|
-
4.
Elk besluit van de afwikkelingsraad om op grond van lid 1, punt b), of lid 2, punt b), van dit artikel een aanvullend vereiste voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva op te leggen worden de redenen voor dat besluit uiteengezet, met inbegrip van een volledige beoordeling van de in lid 3 van dit artikel bedoelde elementen, en het besluit wordt zonder onnodige vertraging door de afwikkelingsraad geëvalueerd om rekening te houden met eventuele wijzigingen in het niveau van het in artikel 104 bis van Richtlijn 2013/36/EU bedoelde vereiste dat van toepassing is op de af te wikkelen groep of dochteronderneming van wezenlijk belang van een niet-EU MSI in de Unie.
Artikel 12 septies
Toepassing van het minimumvereiste voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva op af te wikkelen entiteiten
-
1.
Af te wikkelen entiteiten moeten op geconsolideerde basis op het niveau van de af te wikkelen groep voldoen aan de vereisten van de artikelen 12 quater tot en met 12 sexies.
-
2.
De afwikkelingsraad bepaalt, na raadpleging van de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau, indien die autoriteit niet de afwikkelingsraad is, en van de consoliderende toezichthouder, het in artikel 12 bis, lid 1, bedoelde vereiste voor een in een deelnemende lidstaat gevestigde af te wikkelen entiteit op het geconsolideerde niveau van de af te wikkelen groep op basis van de de artikelen 12 quater, 12 quinquies en 12 sexies vastgelegde vereisten en op basis van de vraag of de in derde landen gevestigde dochterondernemingen van de groep volgens het afwikkelingsplan afzonderlijk moeten worden afgewikkeld.
-
3.
Voor overeenkomstig artikel 3, lid 1, punt 24 ter), onder b), aangewezen af te wikkelen groepen besluit de afwikkelingsraad, rekening houdend met de kenmerken van het solidariteitsmechanisme en van de voorkeursafwikkelingsstrategie, welke entiteiten in de af te wikkelen groep moeten voldoen aan artikel 12 quinquies, leden 3 en 4, en artikel 12 sexies, lid 1, punt a), om ervoor te zorgen dat de af te wikkelen groep als geheel voldoet aan de leden 1 en 2 van dit artikel en hoe dergelijke entiteiten dat moeten doen overeenkomstig het afwikkelingsplan.
Artikel 12 octies
Toepassing van het minimumvereiste voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva op entiteiten die zelf geen af te wikkelen entiteiten zijn
-
1.
Instellingen die dochterondernemingen van een af te wikkelen entiteit of van een entiteit uit een derde land zijn, maar die zelf geen af te wikkelen entiteiten zijn voldoen op individuele basis aan de vereisten van artikel 12 quinquies.
De afwikkelingsraad kan na raadpleging van de bevoegde autoriteiten, met inbegrip van de ECB, besluiten om het in dit artikel neergelegde vereiste toe te passen op een in artikel 2, punt b), bedoelde entiteit die een dochteronderneming van een af te wikkelen entiteit is, maar zelf geen af te wikkelen entiteit is.
In afwijking van de eerste alinea van dit lid voldoen EU-moederondernemingen die zelf geen af te wikkelen entiteiten zijn en die dochterondernemingen van entiteiten uit derde landen zijn, op geconsolideerde basis aan de in de artikelen 12 quinquies en 12 sexies neergelegde vereisten.
Voor overeenkomstig artikel 3, lid 1, punt 24 ter, onder b), aangewezen af te wikkelen groepen voldoen kredietinstellingen die blijvend bij een centraal orgaan aangesloten zijn maar zelf geen af te wikkelen entiteiten zijn, centrale organen die zelf geen af te wikkelen entiteiten zijn, alsmede alle af te wikkelen entiteiten die niet onder een vereiste uit hoofde van artikel 12 septies, lid 3, vallen, op individuele basis aan artikel 12 quinquies, lid 6.
Het in artikel 12 bis, lid 1, bedoelde vereiste voor een in dit lid bedoelde entiteit wordt bepaald op basis van de in artikel 12 quinquies neergelegde vereisten.
-
2.
Aan het in artikel 12 bis, lid 1, bedoelde vereiste voor in lid 1 van dit artikel bedoelde entiteiten wordt met gebruik van een of meer van het volgende voldaan:
a)
|
passiva:
i)
|
die zijn uitgegeven aan en gekocht door de af te wikkelen entiteit, direct of indirect via andere entiteiten in dezelfde af te wikkelen groep die de passiva hebben gekocht van de entiteit die onder dit artikel valt, of zijn uitgegeven aan en gekocht door een bestaande aandeelhouder die niet tot dezelfde af te wikkelen groep behoort, voor zover de uitoefening van de afschrijvings- of omzettingsbevoegdheden overeenkomstig artikel 21 geen afbreuk doet aan de zeggenschap van de af te wikkelen entiteit over de dochteronderneming;
|
ii)
|
die voldoen aan de in artikel 72 bis van Verordening (EU) nr. 575/2013 bedoelde criteria om in aanmerking te komen, behalve wat artikel 72 ter, lid 2, punten b), c), k), l) en m), en artikel 72 ter, leden 3, 4 en 5, van die verordening betreft;
|
iii)
|
waarvan de rang in normale insolventieprocedures lager is dan passiva die niet aan de onder i) bedoelde voorwaarde voldoen en die niet in aanmerking komen voor eigenvermogensvereisten;
|
iv)
|
die onderworpen zijn aan afschrijvings- of omzettingsbevoegdheden overeenkomstig artikel 21 in overeenstemming met de afwikkelingsstrategie van de af te wikkelen groep, met name zonder afbreuk te doen aan de zeggenschap van de af te wikkelen entiteit over de dochteronderneming;
|
v)
|
waarvan de verwerving van eigendom niet direct of indirect gefinancierd wordt door de entiteit waarop dit artikel van toepassing is;
|
vi)
|
waarvoor in de desbetreffende bepalingen expliciet noch impliciet wordt vermeld dat ze door de entiteit waarop dit artikel van toepassing is, zouden worden opgevraagd, afgelost, vervroegd terugbetaald of opnieuw ingekocht, naargelang het geval, behalve in geval van insolventie of liquidatie van de entiteit, en de entiteit vermeldt dit niet anderszins;
|
vii)
|
waarvoor in de desbetreffende bepalingen de houder ervan niet het recht wordt gegeven de voor de toekomst geplande betaling van de rente of van de hoofdsom te versnellen, behalve in het geval van de insolventie of liquidatie van de entiteit waarop dit artikel van toepassing is;
|
viii)
|
waarvoor het niveau van de daarover verschuldigde rentebetalingen of dividenduitkeringen, naargelang het geval, niet wordt gewijzigd op basis van de kredietwaardigheid van de entiteit waarop dit artikel van toepassing is of van haar moederonderneming;
|
|
b)
|
eigen vermogen, als volgt:
i)
|
tier 1-kernkapitaal, en
|
ii)
|
ander eigen vermogen dat:
—
|
zijn uitgegeven aan en gekocht door entiteiten die tot dezelfde af te wikkelen groep behoren, of
|
—
|
zijn uitgegeven aan en gekocht door entiteiten die niet tot dezelfde af te wikkelen groep behoren, voor zover de uitoefening van de afschrijvings- of omzettingsbevoegdheden overeenkomstig artikel 21 geen afbreuk doet aan de zeggenschap van de af te wikkelen entiteit over de dochteronderneming.
|
|
|
-
3.
De afwikkelingsraad kan toestaan dat volledig of ten dele aan het in artikel 12 bis, lid 1, bedoelde vereiste kan worden voldaan met een door de af te wikkelen entiteit verstrekte garantie die aan de volgende voorwaarden voldoet:
a)
|
zowel de dochteronderneming als de af te wikkelen entiteit is gevestigd in dezelfde deelnemende lidstaat en maakt deel uit van dezelfde af te wikkelen groep;
|
b)
|
de af te wikkelen entiteit voldoet aan het in artikel 12 septies bedoelde vereiste;
|
c)
|
de garantie wordt verstrekt voor ten minste een bedrag dat op zijn minst gelijk is aan het bedrag van het vereiste dat de garantie vervangt;
|
d)
|
de garantie wordt geactiveerd wanneer de dochteronderneming niet in staat is haar schulden of andere verplichtingen te betalen op het moment dat deze opeisbaar worden, of ten aanzien van de dochteronderneming een vaststelling is gedaan overeenkomstig artikel 21, lid 3, indien dat eerder is;
|
e)
|
de garantie wordt voor ten minste 50 % van haar bedrag gedekt door een financiëlezekerheidsovereenkomst als gedefinieerd in artikel 2, lid 1, punt a), van Richtlijn 2002/47/EG van het Europees Parlement en de Raad (*1);
|
f)
|
de zekerheid ter dekking van de garantie voldoet aan de vereisten van artikel 197 van Verordening (EU) nr. 575/2013 en volstaat, na de nodige conservatieve waarderingscorrecties, om het door zekerheden gedekte bedrag als bedoeld in punt d) te dekken;
|
g)
|
de zekerheid ter dekking van de garantie is onbezwaard en wordt met name niet gebruikt als zekerheid om een andere garantie te dekken;
|
h)
|
de zekerheid heeft een effectieve looptijd die aan de looptijdvoorwaarde in artikel 72 quater, lid 1, van Verordening (EU) nr. 575/2013 voldoet; en
|
i)
|
er zijn geen wettelijke, regelgevende of operationele belemmeringen voor de overdracht van de zekerheid van de af te wikkelen entiteit aan de dochteronderneming, ook niet indien ten aanzien van de af te wikkelen entiteit afwikkelingsmaatregelen worden genomen.
Voor de toepassing van de eerste alinea, punt i), verstrekt de af te wikkelen entiteit op verzoek van de afwikkelingsraad een onafhankelijk schriftelijk en met redenen omkleed juridisch advies of maakt zij op andere bevredigende wijze aannemelijk dat er geen wettelijke, regelgevende of operationele belemmeringen zijn voor de overdracht van de zekerheid van de af te wikkelen entiteit aan de betrokken dochteronderneming.
|
Artikel 12 nonies
Ontheffing van het minimumvereiste voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva voor entiteiten die zelf geen af te wikkelen entiteiten zijn
-
1.
De afwikkelingsraad kan afzien van de toepassing van artikel 12 octies ten aanzien van een dochteronderneming van een in een deelnemende lidstaat gevestigde af te wikkelen entiteit indien:
a)
|
zowel de dochteronderneming als de af te wikkelen entiteit in dezelfde deelnemende lidstaat zijn gevestigd en deel uitmaken van dezelfde af te wikkelen groep;
|
b)
|
de af te wikkelen entiteit aan het in artikel 12 septies bedoelde vereiste voldoet;
|
c)
|
er geen bestaande of te voorziene wezenlijke, praktische of juridische belemmering is voor de onmiddellijke overdracht van eigen vermogen of de onmiddellijke terugbetaling van passiva door de af te wikkelen entiteit aan de dochteronderneming waarvoor een vaststelling is gedaan overeenkomstig artikel 21, lid 3, in het bijzonder indien ten aanzien van de af te wikkelen entiteit afwikkelingsmaatregelen worden genomen.
|
-
2.
De afwikkelingsraad kan afzien van de toepassing van artikel 12 octies ten aanzien van een dochteronderneming van een in een deelnemende lidstaat gevestigde af te wikkelen entiteit indien:
a)
|
zowel de dochteronderneming als haar moederonderneming in dezelfde deelnemende lidstaat zijn gevestigd en deel uitmaken van dezelfde af te wikkelen groep;
|
b)
|
de moederonderneming in die deelnemende lidstaat op geconsolideerde basis voldoet aan het in artikel 12 bis, lid 1, bedoelde vereiste;
|
c)
|
er geen bestaande of te voorziene wezenlijke, praktische of juridische belemmering is voor de onmiddellijke overdracht van eigen vermogen of de onmiddellijke terugbetaling van passiva door de moederonderneming aan de dochteronderneming waarvoor een vaststelling is gedaan overeenkomstig artikel 21, lid 3, in het bijzonder indien ten aanzien van de moederonderneming afwikkelingsmaatregelen worden genomen.
|
Artikel 12 decies
Vrijstelling voor centrale organen en kredietinstellingen die blijvend aangesloten zijn bij een centraal orgaan
De afwikkelingsraad kan centrale organen of kredietinstellingen die blijvend bij een centraal orgaan aangesloten zijn, geheel of gedeeltelijk vrijstelling verlenen van de toepassing van artikel 12 octies indien aan alle volgende voorwaarden is voldaan:
a)
|
de kredietinstellingen en het centrale orgaan zijn onderworpen aan toezicht door dezelfde bevoegde autoriteit, zijn gevestigd in dezelfde deelnemende lidstaat, en maken deel uit van dezelfde af te wikkelen groep;
|
b)
|
de verbintenissen van het centrale orgaan en van de blijvend bij haar aangesloten kredietinstellingen zijn solidaire verplichtingen, of de verbintenissen van de blijvend aangesloten kredietinstellingen worden volledig door het centrale orgaan gewaarborgd;
|
c)
|
het minimumvereiste voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva, en de solvabiliteit en de liquiditeit van het centrale orgaan en van alle blijvend aangesloten kredietinstellingen worden in hun totaliteit gemonitord op basis van de geconsolideerde jaarrekening van die instellingen;
|
d)
|
in het geval van een vrijstelling voor een blijvend bij een centraal orgaan aangesloten kredietinstelling, is de leiding van het centrale orgaan bevoegd om instructies te geven aan de leiding van de blijvend aangesloten instelling;
|
e)
|
de betreffende af te wikkelen groep voldoet aan het in artikel 12 septies, lid 3, bedoelde vereiste; en,
|
f)
|
er is geen bestaande of te voorziene wezenlijke, praktische of juridische belemmering voor de onmiddellijke overdracht van eigen vermogen of de onmiddellijke terugbetaling van passiva tussen het centrale orgaan en de blijvend aangesloten kredietinstellingen in het geval van afwikkeling.
|
Artikel 12 undecies
Niet-naleving van het minimumvereiste voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva
-
1.
Elke niet-naleving van de minimumvereiste voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva, bedoeld in artikel 12 septies of artikel 12 octies wordt aangepakt met behulp van ten minste één van het volgende:
a)
|
bevoegdheden om belemmeringen voor de afwikkelbaarheid aan te pakken of weg te nemen overeenkomstig artikel 10;
|
b)
|
in artikel 10 bis bedoelde bevoegdheden;
|
c)
|
in artikel 104 van Richtlijn 2013/36/EU bedoelde maatregelen;
|
d)
|
vroegtijdige-interventiemaatregelen overeenkomstig artikel 13;
|
e)
|
administratieve sancties en andere administratieve maatregelen overeenkomstig de artikelen 110 en 111 van Richtlijn 2014/59/EU.
|
Voorts kan de afwikkelingsraad of de ECB beoordelen of de instelling faalt of waarschijnlijk zal falen, overeenkomstig artikel 18.
-
2.
De afwikkelingsraad, de afwikkelingsautoriteiten en de bevoegde autoriteiten van de deelnemende lidstaten raadplegen elkaar wanneer zij hun respectieve in lid 1 bedoelde bevoegdheden uitoefenen.
Artikel 12 duodecies
Overgangsregelingen en regelingen na afwikkeling
-
1.
In afwijking van artikel 12 bis, lid 1, bepalen de afwikkelingsraad en de nationale afwikkelingsautoriteiten passende overgangsperioden voor in artikel 12, leden 1 en 3, bedoelde entiteiten om te voldoen aan de vereisten in artikel 12 septies of artikel 12 octies, of aan de vereisten die voortvloeien uit de toepassing van artikel 12 quater, lid 4, 5 of 7, naargelang het geval. Entiteiten voldoen uiterlijk op 1 januari 2024 aan de vereisten in artikel 12 septies of artikel 12 octies, of aan de vereisten die voortvloeien uit de toepassing van artikel 12 quater, lid 4, 5 of 7,.
De afwikkelingsraad bepaalt tussentijdse streefniveaus voor de vereisten in artikel 12 septies of artikel 12 octies, of voor de vereisten die voortvloeien uit de toepassing van artikel 12 quater, lid 4, 5 of 7, naargelang het geval, waaraan entiteiten als bedoeld in artikel 12, leden 1 en 3, op 1 januari 2022 moeten voldoen. Het tussentijdse streefniveau zorgt in de regel voor een lineaire opbouw van eigen vermogen en in aanmerking komende passiva en richting het vereiste.
De afwikkelingsraad kan, indien naar behoren gerechtvaardigd en passend op basis van de in lid 7 bedoelde criteria, voorzien in een overgangsperiode die na 1 januari 2024 verstrijkt, waarbij rekening wordt gehouden met het volgende:
a)
|
de ontwikkeling van de financiële situatie van de entiteit;
|
b)
|
de verwachting dat de entiteit in staat zal zijn om binnen een redelijk tijdbestek de naleving te waarborgen van de vereisten van artikel 12 septies of artikel 12 octies, dan wel van een vereiste die voortvloeit uit van de toepassing van artikel 12 quater, lid 4, 5 of 7; en
|
c)
|
of de entiteit in staat is passiva te vervangen die niet langer voldoen aan de criteria om in aanmerking te komen of de criteria inzake looptijd die zijn vastgesteld in de artikelen 72 ter en 72 quater van Verordening (EU) nr. 575/2013, en artikel 12 quater of artikel 12 octies, lid 2, van deze verordening, en indien niet, de vraag of dat onvermogen eigen is aan de entiteit of te wijten is aan marktbrede verstoring.
|
-
2.
De af te wikkelen entiteiten die onderworpen zijn aan de in artikel 12 quinquies, lid 4 of 5, bedoelde vereisten voldoen uiterlijk op 1 januari 2022 aan het minimumniveau van die vereisten.
-
3.
De minimumniveaus van de in artikel 12 quinquies, leden 4 en 5, bedoelde vereisten zijn niet van toepassing binnen de periode van twee jaar na de datum waarop:
a)
|
de afwikkelingsraad of de nationale afwikkelingsautoriteit het instrument van bail-in heeft toegepast; of
|
b)
|
de af te wikkelen entiteit een in artikel 18, lid 1, punt b), van Richtlijn 2014/59/EU bedoelde alternatieve maatregel van de particuliere sector heeft opgezet waarmee kapitaalinstrumenten en andere verplichtingen zijn afgeschreven of in tier 1-kernkapitaalinstrumenten zijn omgezet, of ten aanzien van die af te wikkelen entiteit overeenkomstig artikel 21 afschrijvings- of omzettingsbevoegdheden zijn uitgeoefend, teneinde de af te wikkelen entiteit te herkapitaliseren zonder dat afwikkelingsinstrumenten worden toegepast.
|
-
4.
De vereisten, bedoeld in artikel 12 quater, leden 4 en 7, alsmede artikel 12 quinquies, leden 4 en 5, naargelang het geval, gelden niet binnen de periode van drie jaar die volgt op de datum waarop de af te wikkelen entiteit of de groep waartoe de af te wikkelen entiteit behoort, als een MSI is aangemerkt, of de datum vanaf welke de af te wikkelen entiteit zich in de in artikel 12 quinquies, lid 4 of lid 5, bedoelde situatie bevindt.
-
5.
In afwijking van artikel 12 bis, lid 1, bepalen de afwikkelingsraad en de nationale afwikkelingsautoriteiten een geschikte overgangsperiode om te voldoen aan de vereisten van artikel 12 septies of artikel 12 octies, of een vereiste die voortvloeit uit de toepassing van artikel 12 quater, lid 4, 5 of 7, naargelang het geval, voor entiteiten waarop afwikkelingsinstrumenten of de afschrijvings- of omzettingsbevoegdheid bedoeld in artikel 21 zijn toegepast.
-
6.
Voor de toepassing van de leden 1 tot en met 5 stellen de afwikkelingsraad en de nationale afwikkelingsautoriteiten de entiteit in kennis van een gepland minimumvereiste voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva voor elke periode van 12 maanden gedurende de overgangsperiode teneinde een geleidelijke opbouw van haar verliesabsorptie- en herkapitalisatiecapaciteit te faciliteren. Aan het einde van de overgangsperiode is het minimumvereiste voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva gelijk aan het bedrag, bepaald overeenkomstig artikel 12 quater, leden 4, 5, of 7, artikel 12 quinquies, lid 4 of5, artikel 12 septies of artikel 12 octies, naargelang het geval.
-
7.
Bij het bepalen van de overgangstermijnen houdt de afwikkelingsraad rekening met:
a)
|
het overwicht van deposito's en het ontbreken van schuldinstrumenten in het financieringsmodel;
|
b)
|
de toegang tot de kapitaalmarkten voor in aanmerking komende passiva;
|
c)
|
de mate waarin de af te wikkelen entiteit beroep moet doen op tier 1-kernkapitaal om aan het in artikel 12 septies bedoelde vereiste te voldoen.
|
-
8.
Onder voorbehoud van lid 1 is de afwikkelingsraad bevoegd vervolgens de overgangsperiode of een gepland minimumvereiste voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva als meegedeeld uit hoofde van lid 6 te herzien.
(*1) Richtlijn 2002/47/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 juni 2002 betreffende financiëlezekerheidsovereenkomsten (PB L 168 van 27.6.2002, blz. 43)."."
|