Definitieve vaststelling van de gewijzigde en aanvullende begroting nr. 3 van de EU voor het begrotingsjaar 2001

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 32001B0874

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

32001B0874

Definitieve vaststelling van de gewijzigde en aanvullende begroting nr. 3 van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2001

Publicatieblad Nr. L 336 van 19/12/2001 blz. 0001 - 0093

In dit begrotingsdocument zijn, tenzij anders vermeld, de bedragen uitgedrukt in euro.

De begragen in de begroting 2001 houden rekening met de GAB nr. 1/2001 en de GAB nr. 2/2001.

Definitieve vaststelling

van de gewijzigde en aanvullende begroting nr. 3(1) van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2001

(2001/874/EG, EGKS, Euratom)

DE VOORZITSTER VAN HET EUROPEES PARLEMENT,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 272, lid 4, voorlaatste alinea,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, inzonderheid op artikel 78,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, inzonderheid op artikel 177,

Gelet op het Financieel Reglement van 21 december 1977 van toepassing op de algemene begroting der Europese Gemeenschappen, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG, EGKS, Euratom) nr. 762/2001 van de Raad(2),

Gelet op het Interinstitutioneel Akkoord van 6 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure(3),

Gelet op Besluit 94/728/EG, Euratom van de Raad van 31 oktober 1994 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Gemeenschappen(4),

Gelet op Besluit 2000/597/EG, Euratom van de Raad van 29 september 2000 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Gemeenschappen(5),

Gezien de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen voor het begrotingsjaar 2001(6),

Gezien de voorontwerpen van gewijzigde en aanvullende begroting nr. 3/2001 en nr. 4/2001 van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2001, door de Commissie ingediend,

Gezien de ontwerpen van gewijzigde en aanvullende begroting nr. 3/2001 en nr. 4/2001, op 15 juni 2001 door de Raad vastgesteld,

Gelet op artikel 92 en op bijlage IV van zijn Reglement,

Gezien de debatten en beraadslagingen van het Europees Parlement van 4 en 5 juli 2001, waarna het Parlement zijn goedkeuring heeft gehecht aan de ontwerpen van gewijzigde en aanvullende begroting nr. 3 en nr. 4 van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2001, in een enkel document samengebracht en met wijzigingen op de door de Raad vastgestelde ontwerpen,

Gezien de resolutie van het Europees Parlement van 5 juli 2001,

Gelet op de beraadslagingen van 11 juli 2001 van de Raad, die de amendementen van het Parlement niet heeft gewijzigd,

De procedure voorzien in artikel 272 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, artikel 78 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal en artikel 177 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie aldus besloten zijnde,

STELT VAST:

Enig artikel

De gewijzigde en aanvullende begroting nr. 3 van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2001, die de ontwerpen van gewijzigde en aanvullende begroting nr. 3/2001 en nr. 4/2001 in een enkel document samenbrengt, is hiermee definitief vastgesteld.

Gedaan te Straatsburg, 5 juli 2001.

De voorzitster

Nicole Fontaine

  • (1) 
    Samengesteld uit de ontwerpen van gewijzigde en aanvullende begroting nr. 3/2001 en nr. 4/2001, door de Raad vastgesteld op 15 juni 2001.
  • (2) 
    PB L 111 van 20.4.2001, blz. 1
  • (3) 
    PB C 172 van 18.6.1999, blz. 1.
  • (4) 
    PB L 293 van 12.11.1994, blz. 9.
  • (5) 
    PB L 253 van 7.10.2000, blz. 42.
  • (6) 
    PB L 56 van 26.2.2001, blz. 1.

Gewijzigde en aanvullende begroting nr. 3 van de europese unie voor het begrotingsjaar 2001

INHOUD

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

  • A. 
    ALGEMENE STAAT VAN ONTVANGSTEN

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

TITEL 1

EIGEN MIDDELEN

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

HOOFDSTUK 1 2 - DOUANERECHTEN EN OVERIGE RECHTEN ALS BEDOELD IN ARTIKEL 2, LID 1, ONDER B), VAN BESLUIT 94/728/EG, EURATOM

HOOFDSTUK 1 3 - EIGEN MIDDELEN UIT DE BELASTING OVER DE TOEGEVOEGDE WAARDE OVEREENKOMSTIG HET BEPAALDE IN ARTIKEL 2, LID 1, ONDER C), VAN BESLUIT 94/728/EG, EURATOM

HOOFDSTUK 1 4 - EIGEN MIDDELEN OP BASIS VAN HET BRUTO NATIONAAL PRODUCT OVEREENKOMSTIG HET BEPAALDE IN ARTIKEL 2, LID 1, ONDER D), EN ARTIKEL 6, EERSTE ALINEA, VAN BESLUIT 94/728/EG, EURATOM

HOOFDSTUK 1 5 - CORRECTIE VAN DE BEGROTINGSONEVENWICHTIGHEDEN

HOOFDSTUK 1 9 - KOSTEN VOOR DE LIDSTATEN IN VERBAND MET DE INNING VAN DE EIGEN MIDDELEN

HOOFDSTUK 1 2 - DOUANERECHTEN EN OVERIGE RECHTEN ALS BEDOELD IN ARTIKEL 2, LID 1, ONDER B), VAN BESLUIT 94/728/EG, EURATOM

1 2 0 Douanerechten en overige rechten als bedoeld in artikel 2, lid 1, onder b), van Besluit 94/728/EG, Euratom

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Besluit 94/728/EG, Euratom van de Raad van 31 oktober 1994 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Gemeenschappen (PB L 293 van 12.11.1994, blz. 9), met name artikel 2, lid 1, onder b).

De aanwending van de douanerechten als eigen middelen voor de financiering van de gemeenschappelijke uitgaven vloeit logischerwijs voort uit het feit dat er binnen de Gemeenschap vrij verkeer van goederen bestaat.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

HOOFDSTUK 1 3 - EIGEN MIDDELEN UIT DE BELASTING OVER DE TOEGEVOEGDE WAARDE OVEREENKOMSTIG HET BEPAALDE IN ARTIKEL 2, LID 1, ONDER C), VAN BESLUIT 94/728/EG, EURATOM

1 3 0 Eigen middelen uit de belasting over de toegevoegde waarde overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, lid 1, onder c), van Besluit 94/728/EG, Euratom

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Besluit 94/728/EG, Euratom van de Raad van 31 oktober 1994 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Gemeenschappen (PB L 293 van 12.11.1994, blz. 9), met name artikel 2, lid 1, onder c).

Gezien de aftopping van de BTW-grondslagen en de compensatie ten gunste van het Verenigd Koninkrijk, zijn de eigen middelen uit de belasting over de toegevoegde waarde als volgt. Het uniforme BTW-percentage bedraagt 0,74842 %:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

HOOFDSTUK 1 4 - EIGEN MIDDELEN OP BASIS VAN HET BRUTO NATIONAAL PRODUCT OVEREENKOMSTIG HET BEPAALDE IN ARTIKEL 2, LID 1, ONDER D), EN ARTIKEL 6, EERSTE ALINEA, VAN BESLUIT 94/728/EG, EURATOM

1 4 0 Eigen middelen op basis van het bruto nationaal product overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, lid 1, onder d), en artikel 6, eerste alinea, van Besluit 94/728/EG, Euratom

1 4 0 0 Eigen middelen op basis van het bruto nationaal product overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, lid 1, onder d), van Besluit 94/728/EG, Euratom, met uitzondering van de middelen die overeenkomen met de financiering van de monetaire reserve van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw, afdeling Garantie, de reserve voor de garantie van verstrekte leningen en de reserve voor noodhulp

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Besluit 94/728/EG, Euratom van de Raad van 31 oktober 1994 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Gemeenschappen (PB L 293 van 12.11.1994, blz. 9), met name artikel 2, lid 1, onder d).

Het op het bruto nationaal product van iedere lidstaat toe te passen percentage voor het lopende begrotingsjaar, de monetaire reserve van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw, afdeling Garantie, de reserve voor de garantie van verstrekte leningen en de reserve voor noodhulp niet inbegrepen, bedraagt 0,3962 %.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

1 4 0 1 Eigen middelen op basis van het bruto nationaal product overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, lid 1, onder d), en artikel 6, eerste alinea, van Besluit 94/728/EG, Euratom, die overeenkomen met de financiering van de monetaire reserve van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw, afdeling Garantie

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Besluit 94/728/EG, Euratom van de Raad van 31 oktober 1994 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Gemeenschappen (PB L 293 van 12.11.1994, blz. 9), met name artikel 2, lid 1, onder d), en artikel 6, eerste alinea.

Verordening (EG) nr. 2040/2000 van de Raad van 26 september 2000 betreffende de begrotingsdiscipline (PB L 244 van 29.09.2000, blz. 27).

Het voorlopige bedrag komt overeen met een percentage van 0,0058 %, toe te passen op het bruto nationaal product van iedere lidstaat.

De verdeling van de overmakingen is als volgt:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Het werkelijk over te maken bedrag wordt echter beperkt tot dat van de overschrijving uit hoofdstuk B1-6 0 van de staat van uitgaven van afdeling III "Commissie" uit hoofde van de monetaire reserve.

1 4 0 2 Eigen middelen op basis van het bruto nationaal product overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, lid 1, onder d), van Besluit 94/728/EG, Euratom, die overeenkomen met de reserve voor verstrekte leningen en de garantie voor verstrekte leningen

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Besluit 94/728/EG, Euratom van de Raad van 31 oktober 1994 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Gemeenschappen (PB L 293 van 12.11.1994, blz. 9), met name artikel 2, lid 1, onder d).

Verordening (EG, Euratom) nr. 2728/94 van de Raad van 31 oktober 1994 tot instelling van een Garantiefonds (PB L 293 van 12.11.1994, blz. 1).

Verordening (EG, Euratom) nr. 2729/94 van de Raad van 31 oktober 1994 tot wijziging van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1552/89 houdende toepassing van Besluit 88/376/EEG, Euratom betreffende het stelsel van eigen middelen van de Gemeenschappen (PB L 293 van 12.11.1994, blz. 5).

Verordening (EG, Euratom) nr. 1150/2000 van de Raad van 22 mei 2000 houdende toepassing van Besluit 94/728/EG, Euratom betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Gemeenschappen (PB L 130 van 31.5.2000, blz. 1).

Verordening (EG) nr. 2040/2000 van de Raad van 26 september 2000 betreffende de begrotingsdiscipline (PB L 244 van 29.09.2000, blz. 27).

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

1 4 0 3 Eigen middelen op basis van het bruto nationaal product overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, lid 1, onder d), van Besluit 94/728/EG, Euratom, die overeenkomen met de reserve voor noodhulp

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Conclusies van de Europese Raad van Edinburgh van 11 en 12 december 1992 tot instelling van een reserve voor spoedhulp.

Verordening (EG, Euratom) nr. 2729/94 van de Raad van 31 oktober 1994 tot wijziging van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1552/89 houdende toepassing van Besluit 88/376/EEG, Euratom betreffende het stelsel van eigen middelen van de Gemeenschappen (PB L 293 van 12.11.1994, blz. 5).

Verordening (EGKS, EG, Euratom) nr. 2730/94 van de Raad van 31 oktober 1994 tot wijziging van het Financieel Reglement van 21 december 1977 van toepassing op de algemene begroting der Europese Gemeenschappen (PB L 293 van 12.11.1994, blz. 7).

Verordening (EG, Euratom) nr. 1150/2000 van de Raad van 22 mei 2000 houdende toepassing van Besluit 94/728/EG, Euratom betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Gemeenschappen (PB L 130 van 31.5.2000, blz. 1).

Verordening (EG) nr. 2040/2000 van de Raad van 26 september 2000 betreffende de begrotingsdiscipline (PB L 244 van 29.09.2000, blz. 27).

Wanneer de Commissie van oordeel is dat een beroep op deze reserve dient te worden gedaan, roept zij ten spoedigste een tripartiete vergadering bijeen teneinde de instemming van de twee takken van de begrotingsautoriteit te verkrijgen betreffende de noodzaak van het beroep op de reserve en het vereiste bedrag. De reserve wordt beschikbaar gesteld door middel van overschrijvingen naar de betrokken begrotingsonderdelen.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

HOOFDSTUK 1 5 - CORRECTIE VAN DE BEGROTINGSONEVENWICHTIGHEDEN

1 5 0 Correctie van de begrotingsonevenwichtigheden welke aan het Verenigd Koninkrijk wordt toegekend overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 4 en 5 van Besluit 94/728/EG, Euratom

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Besluit 94/728/EG, Euratom van de Raad van 31 oktober 1994 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Gemeenschappen (PB L 293 van 12.11.1994, blz. 9), met name de artikelen 4 en 5.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

HOOFDSTUK 1 9 - KOSTEN VOOR DE LIDSTATEN IN VERBAND MET DE INNING VAN DE EIGEN MIDDELEN

1 9 0 Kosten voor de lidstaten in verband met de inning van de eigen middelen

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Besluit 94/728/EG, Euratom van de Raad van 31 oktober 1994 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Gemeenschappen (PB L 293 van 12.11.1994, blz. 9), met name artikel 2, lid 3.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

TITEL 3

OVERSCHOTTEN

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

HOOFDSTUK 3 0 - OVERSCHOT VAN HET VORIGE BEGROTINGSJAAR

HOOFDSTUK 3 5 - OVERSCHOT AAN EIGEN MIDDELEN OP BASIS VAN HET BRUTO NATIONAAL PRODUCT BETREFFENDE DE DEFINITIEVE BEREKENING VAN DE FINANCIERING VAN DE CORRECTIE VAN DE BEGROTINGSONEVENWICHTIGHEDEN TEN GUNSTE VAN HET VERENIGD KONINKRIJK

HOOFDSTUK 3 0 - OVERSCHOT VAN HET VORIGE BEGROTINGSJAAR

3 0 0 Overschot van het vorige begrotingsjaar

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Financieel Reglement van 21 december 1977 van toepassing op de algemene begroting der Europese Gemeenschappen (PB L 356 van 31.12.1977, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG, EGKS, Euratom) nr. 2673/1999 (PB L 326 van 18.12.1999, blz. 1).

Verordening (EG, Euratom) nr. 1150/2000 van de Raad van 22 mei 2000 houdende toepassing van Besluit 94/728/EG, Euratom betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Gemeenschappen (PB L 130 van 31.5.2000, blz. 1).

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 32 van het Financieel Reglement wordt het saldo van elk begrotingsjaar als overschot of als tekort bij de ontvangsten of bij de uitgaven opgenomen in de begroting van het volgende begrotingsjaar.

De ramingen van deze ontvangsten of uitgaven worden in de begroting opgenomen tijdens de begrotingsprocedure en, in voorkomend geval, door middel van de procedure van een nota van wijzigingen, die wordt ingediend overeenkomstig het bepaalde in artikel 14 van het Financieel Reglement. Zij worden vastgesteld overeenkomstig de beginselen bedoeld in artikel 15 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1150/2000.

Na de sluiting van de rekeningen van elk begrotingsjaar wordt het verschil ten opzichte van de ramingen in de begroting van het volgende begrotingsjaar opgenomen door middel van een gewijzigde en/of aanvullende begroting.

Een tekort wordt in hoofdstuk B0-3 0 van de staat van uitgaven van afdeling III "Commissie" opgenomen.

HOOFDSTUK 3 5 - OVERSCHOT AAN EIGEN MIDDELEN OP BASIS VAN HET BRUTO NATIONAAL PRODUCT BETREFFENDE DE DEFINITIEVE BEREKENING VAN DE FINANCIERING VAN DE CORRECTIE VAN DE BEGROTINGSONEVENWICHTIGHEDEN TEN GUNSTE VAN HET VERENIGD KONINKRIJK

3 5 9 Resultaat van de definitieve berekening van de financiering van de correctie van de begrotingsonevenwichtigheden ten gunste van het Verenigd Koninkrijk uit hoofde van de begrotingsjaren vanaf 1991

3 5 9 7 Resultaat van de definitieve berekening van de financiering van de correctie van de begrotingsonevenwichtigheden ten gunste van het Verenigd Koninkrijk uit hoofde van het begrotingsjaar 1997

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Resultaat van de definitieve berekening van de financiering van de correctie van de begrotingsonevenwichtigheden ten gunste van het Verenigd Koninkrijk uit hoofde van het begrotingsjaar 1997.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

  • B. 
    FINANCIERING VAN DE ALGEMENE BEGROTING

Kredieten die gedurende het begrotingsjaar 2001 moeten worden gedekt overeenkomstig het bepaalde in artikel 1 van Besluit 94/728/EG, Euratom van de Raad van 31 oktober 1994 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Gemeenschappen, en in artikel 10 van het Verdrag van 22 april 1970 houdende wijziging van een aantal budgettaire bepalingen van de Verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschappen en van het Verdrag tot instelling van één Raad en één Commissie welke de Europese Gemeenschappen gemeen hebben

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

TABEL 1

Verdeling van de eigen middelen uit de belasting over de toegevoegde waarde (BTW) overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, lid 1, onder c), van Besluit 94/728/EG, Euratom

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Blijft te financieren uit de aanvullende eigen middelen:

65844504574 EUR - 30691441704 EUR = 35153062870 EUR.

TABEL 2

Vaststelling van de te storten eigen middelen uit de belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en van de door de andere lidstaten te financieren bedragen voor de financiering van de correctie voor het Verenigd Koninkrijk welke worden toegevoegd aan de aanvullende middelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 5, lid 2, van Besluit 94/728/EG, Euratom

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

TABEL 3

Vaststelling van het uniforme percentage en verdeling van de eigen middelen op basis van het bruto nationaal product overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, lid 1, onder d), van Besluit 94/728/EG, Euratom

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Limiet van de eigen middelen in procent van het bruto nationaal product: 1,27 % (artikel 3, lid 1, van Besluit 94/728/EG, Euratom).

TABEL 4

Vaststelling van de aanvullende middelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, lid 1, onder d), en artikel 5, lid 2, van Besluit 94/728/EG, Euratom

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Aanvullende middelen - Financiering van de reserves

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

TABEL 5.1

Berekening van de financiering van de correcties 1997 en 2000 ten behoeve van het Verenigd Koninkrijk vastgesteld op: - 6006701738 euro

(volgens aangepaste BNP-sleutel 2001)((De berekeningen werden uitgevoerd tot 15 decimalen.))

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

TABEL 5.2

Berekening van de financiering van de correctie 1999 ten behoeve van het Verenigd Koninkrijk vastgesteld op: - 1299516444 euro

(volgens aangepaste BNP-sleutel 2000)((De berekeningen werden uitgevoerd tot 15 decimalen.))

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

TABEL 6 - Berekening van het bruto bedrag van de correctie voor het Verenigd Koninkrijk

(volgens artikel 2, lid 4, van het besluit betreffende het stelsel van de eigen middelen)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Berekening van het aandeel van de lidstaten

Duitsland: (10080518000) / (41008393500 - 7755956500) × 7306218182 × (2)/(3) = 1476592806

Andere landen (bijvoorbeeld België): (1106451000) / (41008393500 - 7755956500 - 10080518000) × (7306218182 - 1476592806) / 1 = 278362566

Door de correctie voor het Verenigd Koninkrijk bevroren BTW-percentage (bijvoorbeeld België): (278362566) / (1106451000) = 0,251581467023639

Bruto bedrag: 0,251581467 × 41008393500 = 10316951797

TABEL 7

Overzicht van de financiering der uitgaven

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

  • C. 
    LIJST VAN HET AANTAL AMBTEN

Toegestaan aantal ambten

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

De indeling naar categorie en rang van deze personeelsleden moet plaatsvinden binnen de grenzen die zijn vastgelegd in de tabellen op de hiernavolgende bladzijden.

Afdeling III - Commissie

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Europees Bureau voor fraudebestrijding

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Afdeling VI - Economisch en Sociaal Comité

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Afdeling VII - Comité van de Regio's

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

AFDELING III

COMMISSIE

Algemene samenvatting

Deel A

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Algemene samenvatting van de kredieten

Deel B

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

DEEL A

HUISHOUDELIJKE KREDIETEN

TITEL A-3

UITGAVEN VOORTVLOEIENDE UIT SPECIFIEKE TAKEN VAN DE INSTELLING

HOOFDSTUK A-3 6 - EUROPEES BUREAU VOOR FRAUDEBESTRIJDING (OLAF)

A-3 6 0 Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Besluit 1999/352/EG, EGKS, Euratom van de Commissie van 28 april 1999 houdende oprichting van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) (PB L 136 van 31.5.1999, blz. 20), met name artikel 4 en artikel 6, lid 3.

Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) (PB L 136 van 31.5.1999, blz. 1).

Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad van 25 mei 1999 betreffende de door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) verrichte onderzoeken (PB L 136 van 31.5.1999, blz. 8), met name artikel 11.

Dit krediet is bestemd ter dekking van de kosten met betrekking tot het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF), dat als doelstelling heeft de bestrijding van fraude in een interinstitutioneel kader.

De ontvangsten die opnieuw aangewend kunnen worden, worden geraamd op 22000 euro.

TITEL A-10

OVERIGE UITGAVEN

HOOFDSTUK A-10 0 - VOORZIENINGEN

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Financieel Reglement van 21 december 1977 van toepassing op de algemene begroting der Europese Gemeenschappen (PB L 356 van 31.12.1977, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG, EGKS, Euratom) nr. 2673/1999 (PB L 326 van 18.12.1999, blz. 1).

De kredieten van dit hoofdstuk hebben uitsluitend het karakter van een voorziening en mogen slechts na overschrijving naar de desbetreffende hoofdstukken van de begroting worden gebruikt, overeenkomstig de daartoe in het Financieel Reglement voorgeschreven procedure.

Specificatie van de kredieten:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE III - EUROPEES BUREAU VOOR FRAUDEBESTRIJDING

DEEL B

BELEIDSKREDIETEN

ONDERAFDELING B6

ONDERZOEK EN TECHNOLOGISCHE ONTWIKKELING

Algemene samenvatting

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

TITEL B6-6

WERKZAAMHEDEN ONDER CONTRACT - WERKZAAMHEDEN VOOR GEZAMENLIJKE REKENING EN COÖRDINATIEWERKZAAMHEDEN - VIJFDE KADERPROGRAMMA 1998-2002

Onderstaand commentaar is van toepassing op alle begrotingslijnen van titel B6-6.

Besluit nr. 182/1999/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 december 1998 betreffende het vijfde kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (1998-2002) (PB L 26 van 1.2.1999, blz. 1).

Besluit 1999/64/Euratom van de Raad van 22 december 1998 betreffende het vijfde kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom) voor activiteiten op het gebied van onderzoek en opleiding (1998-2002) (PB L 26 van 1.2.1999, blz. 34).

In Besluit nr. 182/1999/EG worden de criteria vastgesteld voor de selectie van de thema's en doelstellingen van de communautaire activiteiten en wordt bepaald dat het beleid op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie van de Europese Gemeenschap erop gericht is de wetenschappelijke en de technologische basis van de communautaire industrie te versterken en de Gemeenschap te stimuleren om op internationaal niveau concurrerender te zijn en tegelijkertijd alle onderzoeksactiviteiten die noodzakelijk worden geacht uit hoofde van andere hoofdstukken van het Verdrag te bevorderen. Het moet voorts bijdragen aan de bevordering van het leefklimaat van de burgers van de Gemeenschap en tot de duurzame ontwikkeling van de Gemeenschap in haar geheel, met inbegrip van de ecologische aspecten. De uitvoering van het beleid is gebaseerd op het tweeledige beginsel van de wetenschappelijke en technologische topkwaliteit en van de relevantie ten opzichte van de bovengenoemde doelstellingen (bijlage I, punt 1, van Besluit nr. 182/1999/EG).

Alle onderzoeksactiviteiten die uit hoofde van het vijfde kaderprogramma worden verricht, moeten met inachtneming van de fundamentele ethische beginselen worden uitgevoerd, met inbegrip van de eisen inzake het welzijn van dieren overeenkomstig het Gemeenschapsrecht (overeenkomstig artikel 7 van Besluit nr. 182/1999/EG). Indien nodig worden er in het kader van deze programma's studies verricht en onderzoek gedaan naar relevante ethische en juridische aspecten, zulks met fundamentele eerbiediging van de menselijke waarden. Communautaire steun voor onderzoeksprojecten uit hoofde van dit programma mag uitsluitend worden gebruikt voor civiele doeleinden, waaronder onderzoek naar het opsporen en opruimen van landmijnen. In het bijzonder zal rekening worden gehouden met de noodzaak de deelneming van vrouwen op alle gebieden van onderzoek en technologische ontwikkeling te bevorderen. (bijlage II, deel I, punt 1, van Besluit nr. 182/1999/EG).

De onder de artikelen of posten van deze titel opgevoerde kredieten dienen hoofdzakelijk ter dekking van de uitgaven voor contracten voor de uitvoering van de overeenkomstige programma's. Het betreft hier met name onderzoeks-, associatie- en studiecontracten, contracten voor geïntegreerde projecten, voor specifieke evaluaties (voorstellen en projecten), voor het volgen en evalueren van de specifieke programma's en de kaderprogramma's, contracten inzake coördinatie, indicatoren en samenwerking, contracten voor beurzen, subsidies, opleiding en mobiliteit van wetenschappers, deelname aan internationale overeenkomsten, de deelname van de Gemeenschap aan Cost- en Eureka-activiteiten, alsmede beschikbaarstelling van apparatuur en materieel.

Deze kredieten dekken bovendien het toezicht en de verspreiding van de resultaten van de programma's, met inbegrip van de werkzaamheden die uit hoofde van voorgaande kaderprogramma's zijn ondernomen.

Aan het eind van elk specifiek programma dat via deze titel wordt gefinancierd, evalueert de Commissie de OTO-output, alsmede de efficiëntie, de gevolgen, de effectiviteit en het rendement ervan.

De Commissie stelt de begrotingsautoriteit regelmatig op de hoogte van de tenuitvoerlegging van de onderzoeksprogramma's die worden gefinancierd via deze titel.

Zij verplicht zich ertoe de begrotingsautoriteit in kennis te stellen van kredietoverschrijvingen van de hoofdlijn naar dit artikel en omgekeerd.

Onder deze artikelen en posten worden eveneens de uitgaven geboekt voor vergaderingen, conferenties, workshops en colloquia van hoog wetenschappelijk of technologisch niveau en van Europees belang, alsmede voor de financiering van analyses en evaluaties van hoog wetenschappelijk of technologisch niveau, die worden uitgevoerd om nieuwe onderzoeksgebieden te verkennen welke geschikt zijn voor communautaire activiteiten, met name in het kader van de Europese onderzoekruimte.

Deze kredieten dienen daarenboven ter dekking van de uitgaven voor:

  • activiteiten met een horizontaal karakter die voor een zo goed mogelijke synergie moeten zorgen tussen de maatregelen van de structuurfondsen en de activiteiten voor onderzoek en technologische ontwikkeling (OTO) (COM(93) 203 en COM(1998) 275 def.);
  • het ontwikkelen van nieuwe methoden ter versterking van transnationale partnerschappen;
  • de door de Commissie te nemen initiatieven ter bevordering van de coördinatie en de onderlinge samenhang tussen nationaal beleid en het communautaire beleid op het gebied van OTO;
  • de coördinatie tussen OTO-acties en ander beleid van de Gemeenschap, alsmede initiatieven van de Commissie om meer profijt te trekken van de strategische wisselwerking tussen OTO en de realiteit van de markt.

Onder deze artikelen en posten worden eveneens de uitgaven geboekt in verband met de initiatieven van de Commissie die bedoeld zijn om rekening te houden met de ervaring van derde landen op het gebied van steun aan de onderzoeks- en technologische ontwikkelingscapaciteiten van de minder welvarende regio's op hun nationale grondgebied, teneinde algemene vergelijkingen mogelijk te maken.

Andere initiatieven zullen betrekking hebben op het overleg tussen de lidstaten en tussen de nationale en Europese wetenschappelijke instituten over het nationale beleid en de in dat kader getroffen maatregelen van horizontale en sectorale aard.

Deze kredieten dienen tevens ter dekking van de uitgaven voor statutair en ander personeel (met inachtneming van de artikelen 19 en 93 van het Financieel Reglement), studies, vergaderingen van deskundigen, conferenties en congressen, voorlichting, publicaties, administratieve en technische werkzaamheden en een aantal andere uitgaven voor de interne infrastructuur en huishoudelijke kosten in verband met de doelstelling van de activiteit waarop zij betrekking hebben, onder meer de activiteiten en initiatieven die nodig zijn ter voorbereiding en opvolging van de communautaire strategie op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling.

De te verwachten verdeling van de kredieten naar de aard van deze uitgavengroepen is weergegeven in het gespecificeerde overzicht in bijlage I bij dit deel van de staat van uitgaven van deze afdeling (uitgesplitst naar aanrekeningscode).

Het is de bedoeling dat ook derde landen of uit derde landen afkomstige organisaties die zijn betrokken bij de Europese samenwerking op het gebied van het wetenschappelijk en technisch onderzoek (met name Cost) aan bepaalde van deze activiteiten deelnemen. De eventuele financiële bijdrage zal worden opgenomen in de artikelen 6 0 1, 6 0 2 en 6 0 5 van de staat van ontvangsten en zal aanleiding kunnen geven tot het openen van aanvullende kredieten overeenkomstig het bepaalde in artikel 96, lid 1, van het Financieel Reglement van 21 december 1977 van toepassing op de algemene begroting der Europese Gemeenschappen (PB L 356 van 31.12.1977, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG, EGKS, Euratom) nr. 2673/1999 (PB L 326 van 18.12.1999, blz. 1).

De eventuele ontvangsten uit bijdragen van derden die de kosten van de projecten met de Gemeenschap delen (ondernemingen uit lidstaten van de Europese Vrijhandelsassociatie, industriële consortia, enz.) die in artikel 6 0 4 van de staat van ontvangsten worden opgenomen, zullen aanleiding kunnen geven tot het openen van aanvullende kredieten overeenkomstig het bepaalde in artikel 96, lid 1, van het Financieel Reglement.

Eventuele ontvangsten uit de bijdrage van de kandidaat-lidstaten bij deelname aan de communautaire programma's, die in post 6 0 9 1 van de staat van ontvangsten worden opgenomen, zullen aanleiding kunnen geven tot het openen van aanvullende kredieten overeenkomstig het bepaalde in artikel 4 van het Financieel Reglement.

De aanvullende kredieten zullen worden geopend onder artikel B6-5 5 1.

De eventuele ontvangsten uit met name inschrijvingsgelden voor door de Commissie georganiseerde seminars, conferenties, enz., kunnen opnieuw worden aangewend overeenkomstig het bepaalde in artikel 27, lid 2, van het Financieel Reglement.

De begrotingsautoriteit neemt kennis van de volgende verklaringen die de Commissie bij de vaststelling van het vijfde kaderprogramma heeft afgelegd en die samen met het besluit van de wetgevingsautoriteit zijn gepubliceerd (PB L 26 van 1.2.1999, blz. 32).

Verklaring van de Commissie ad artikel 3, lid 1 "De Commissie verklaart dat zij alle relevante interinstitutionele regelingen zal blijven toepassen, waaronder doorzending naar het Europees Parlement van ontwerpmaatregelen en - met name in het geval van onderzoek - van ontwerpwerkprogramma's en de bijwerking daarvan alsmede doorzending naar het Europees Parlement van de agenda's van de comitévergaderingen en de uitslag van de stemmingen."

Verklaring van de Commissie ad artikel 5, lid 1 "De Commissie verklaart dat de jaarlijkse toetsingsverslagen zoals gebruikelijk onmiddellijk ter beschikking zullen worden gesteld van de desbetreffende programmacomités en van de commissie Onderzoek, technologische ontwikkeling en energie van het Europees Parlement."

Verklaring van de Commissie ad artikel 5, lid 2 "De Commissie zal in haar opmerkingen aangeven of en hoe de aanbevelingen van de deskundigen worden opgevolgd."

Verklaring van de Commissie ad artikel 5, lid 3 "De Commissie verklaart dat de deskundigen van de Commissie, evenals die van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek (GCO), slechts met een adviserende stem aan deze evaluaties deelnemen."

Verklaring van de Commissie ad artikel 5, lid 4 "Regelmatige informatie over de tenuitvoerlegging van het programma zal enerzijds worden verstrekt via de programmacomités en anderzijds via de commissie Onderzoek, technologische ontwikkeling en energie."

Verklaring van de Commissie ad artikel 5, lid 4 "De Commissie verklaart dat wanneer zij het Europees Parlement en de Raad verslag uitbrengt van de algemene voortgang bij de tenuitvoerlegging van het kaderprogramma en de specifieke programma's, met name in het jaarverslag dat wordt opgesteld overeenkomstig artikel 130 P (nieuw artikel 173) van het Verdrag, zij bijzondere aandacht zal besteden aan alle aspecten die betrekking hebben op de deelneming van KMO's aan de programma's alsmede op hun resultaten."

Verklaring van de Commissie ad bijlage II, deel I, punt 3 - Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek "De Commissie bevestigt dat het Europees Parlement de Commissie kan verzoeken onderzoeksactiviteiten te verrichten en die toe te vertrouwen aan het GCO, in het kader van diens wetenschappelijke en technologische prioriteiten."

Verklaring van de Commissie ad bijlage II, deel I, punt 3 "Op eventueel verzoek van het Europees Parlement zal de Commissie de opzet van onderzoek naar de juridische, financiële en praktische aspecten van een uitbreiding van onderzoek en technologische ontwikkeling in het kader van het EG-Verdrag tot methoden en technologieën voor de behandeling van chemische en bacteriologische stoffen welwillend in overweging nemen."

HOOFDSTUK B6-6 1 - EERSTE ACTIVITEIT: PROGRAMMA'S VOOR ONDERZOEK, TECHNOLOGISCHE ONTWIKKELING EN DEMONSTRATIE

B6-6 1 1 Kwaliteit van het bestaan en beheer van de biologische hulpbronnen

B6-6 1 1 0 Kwaliteit van het bestaan en beheer van de biologische hulpbronnen: administratieve kosten

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Besluit nr. 182/1999/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 december 1998 betreffende het vijfde kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (1998-2002) (PB L 26 van 1.2.1999, blz. 1).

Beschikking 1999/167/EG van de Raad van 25 januari 1999 tot vaststelling van een specifiek programma voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie op het gebied van "Kwaliteit van het bestaan en beheer van de biologische hulpbronnen" (1998-2002) (PB L 64 van 12.3.1999, blz. 1).

De indicatieve verdeling van de administratieve uitgaven van artikel B6-6 1 1 voor de tenuitvoerlegging van het specifieke onderzoeksprogramma "Kwaliteit van het bestaan en beheer van de biologische hulpbronnen" is als volgt:

  • onderzoeks- en extern personeel (codes 2 en 3 van de concordantietabel): 69 %;
  • dienstreizen en werking (met inbegrip van technische bijstand in verband met evaluatie) (codes 4 en 5 van de concordantietabel): 20 %;
  • infrastructuur, roerende goederen en gegevensverwerking (codes 6 en 7 van de concordantietabel): 7 %;
  • communicatie (code 8 van de concordantietabel): 4 %.

Dit krediet dient ter dekking van de personeelskosten van 218 functionarissen (117 A, 46 B en 55 C).

Bij de onder deze post opgevoerde kredieten komen nog, krachtens de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, met name artikel 82 en Protocol nr. 32 daarvan, de bijdragen van de lidstaten van de Europese Vrijhandelsassociatie:

  • 601262 euro aan vastleggingen,
  • 601262 euro aan betalingen.

Deze bedragen, ter informatie, die voortvloeien uit de onder artikel 6 3 0 van de staat van ontvangsten geboekte bijdragen van de lidstaten van de Europese Vrijhandelsassociatie, geven aanleiding tot het openen van de overeenkomstige kredieten en tot uitvoering in het kader van bijlage III van dit deel van de staat van uitgaven van deze afdeling, die een integrerend bestanddeel van de algemene begroting uitmaakt.

B6-6 1 1 1 Kwaliteit van het bestaan en beheer van de biologische hulpbronnen: operationele kosten

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Besluit nr. 182/1999/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 december 1998 betreffende het vijfde kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (1998-2002) (PB L 26 van 1.2.1999, blz. 1).

Beschikking 1999/167/EG van de Raad van 25 januari 1999 tot vaststelling van een specifiek programma voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie op het gebied van "Kwaliteit van het bestaan en beheer van de biologische hulpbronnen" (1998-2002) (PB L 64 van 12.3.1999, blz. 1).

De verbetering van de kwaliteit van het bestaan en van de gezondheid zijn belangrijke uitdagingen die de Commissie niet uit de weg wil gaan. De specifieke doelstelling van dit programma is de verdieping van de kennis en de ontwikkeling van de technologie op het gebied van de levende natuur met het oog op de verbetering van de kwaliteit van het bestaan en de gezondheid. In dit verband is het noodzakelijk de leefkwaliteit van alle Europese burgers te verbeteren, waarbij rekening moet worden gehouden met de specifieke problemen van bepaalde geledingen van de bevolking zoals ouderen en gehandicapten, overeenkomstig bijlage II bij Besluit nr. 182/1999/EG.

Dit programma omvat de volgende activiteiten, volgens onderstaande indicatieve verdeling:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Overeenkomstig bijlage II, deel II, bij Besluit nr. 182/1999/EG (eerste activiteit, thema 1, onder b), vijfde alinea, noot 1), zijn uitgesloten van financiering de onderzoeksactiviteiten die kunnen resulteren in een verandering van het menselijk genotype, via manipulatie van de kiemcel, respectievelijk een ander stadium van de embryonale ontwikkeling, die een onderdeel van het genotype zou kunnen worden, alsmede activiteiten op het gebied van de klonering van mensen en onderzoek op levende embryo's.

Gemiddeld 10 % van de uitgaven dient ten goede te komen aan kleine en middelgrote bedrijven.

Dit krediet dient ter dekking van de uitgaven voor:

  • werkzaamheden onder contract:
  • werkzaamheden voor gezamenlijke rekening: projecten voor onderzoek en technologische ontwikkeling (OTO), demonstratieprojecten, gecombineerde OTO- en demonstratieprojecten, steun voor de toegang tot onderzoeksinfrastructuur, projecten voor technologische stimulering ter bevordering en vergemakkelijking van de deelneming van het midden- en kleinbedrijf aan de OTO-activiteiten (projecten voor "onderzoek in samenwerkingsverband" en "premies voor de verkennende fase"),
  • opleidingsbeurzen,
  • themanetwerken,
  • gecoördineerde werkzaamheden,
  • begeleidende maatregelen;
  • coördinatie met andere specifieke programma's van het huidige kaderprogramma en andere initiatieven (Eureka, Cost, Phare, Tacis, het Europees Investeringsfonds, de structuurfondsen en de Europese Investeringsbank).

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Bij de onder deze post opgevoerde kredieten komen nog, krachtens de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, met name artikel 82 en Protocol nr. 32 daarvan, de bijdragen van de lidstaten van de Europese Vrijhandelsassociatie:

  • 11336738 euro aan vastleggingen,
  • 7463938 euro aan betalingen.

Deze bedragen, ter informatie, die voortvloeien uit de onder artikel 6 3 0 van de staat van ontvangsten geboekte bijdragen van de lidstaten van de Europese Vrijhandelsassociatie, geven aanleiding tot het openen van de overeenkomstige kredieten en tot uitvoering in het kader van bijlage III van dit deel van de staat van uitgaven van deze afdeling, die een integrerend bestanddeel van de algemene begroting uitmaakt.

B6-6 1 2 Een gebruikersvriendelijke informatiemaatschappij

B6-6 1 2 0 Een gebruikersvriendelijke informatiemaatschappij: administratieve kosten

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Besluit nr. 182/1999/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 december 1998 betreffende het vijfde kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (1998-2002) (PB L 26 van 1.2.1999, blz. 1).

Beschikking 1999/168/EG van de Raad van 25 januari 1999 tot vaststelling van een specifiek programma voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie op het gebied van "Een gebruikersvriendelijke informatiemaatschappij" (1998-2002) (PB L 64 van 12.3.1999, blz. 20).

De indicatieve verdeling van de administratieve uitgaven van artikel B6-6 1 2 voor de tenuitvoerlegging van het specifieke onderzoeksprogramma "Een gebruikersvriendelijke informatiemaatschappij" is als volgt:

  • onderzoeks- en extern personeel (codes 2 en 3 van de concordantietabel): 80 %;
  • dienstreizen en werking (codes 4 en 5 van de concordantietabel): 10,5 %;
  • infrastructuur, roerende goederen en gegevensverwerking (codes 6 en 7 van de concordantietabel): 8 %;
  • communicatie (code 8 van de concordantietabel): 1,5 %.

Dit krediet dient ter dekking van de personeelskosten van 528 functionarissen (285 A, 80 B en 163 C).

De Commissie zal alles doen om ervoor te zorgen dat ten minste 35 % van het personeel wordt aangesteld op basis van een driejaarlijks contract dat niet verlengd kan worden. Vóór 1 oktober 2001 brengt zij verslag uit over de resultaten.

Bij de onder deze post opgevoerde kredieten komen nog, krachtens de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, met name artikel 82 en Protocol nr. 32 daarvan, de bijdragen van de lidstaten van de Europese Vrijhandelsassociatie:

  • 1284566 euro aan vastleggingen,
  • 1284566 euro aan betalingen.

Deze bedragen, ter informatie, die voortvloeien uit de onder artikel 6 3 0 van de staat van ontvangsten geboekte bijdragen van de lidstaten van de Europese Vrijhandelsassociatie, geven aanleiding tot het openen van de overeenkomstige kredieten en tot uitvoering in het kader van bijlage III van dit deel van de staat van uitgaven van deze afdeling, die een integrerend bestanddeel van de algemene begroting uitmaakt.

B6-6 1 3 Een concurrerende en duurzame groei

B6-6 1 3 0 Een concurrerende en duurzame groei: administratieve kosten

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Besluit nr. 182/1999/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 december 1998 betreffende het vijfde kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (1998-2002) (PB L 26 van 1.2.1999, blz. 1).

Beschikking 1999/169/EG van de Raad van 25 januari 1999 tot vaststelling van een specifiek programma voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie op het gebied van een concurrerende en duurzame groei (1998-2002) (PB L 64 van 12.3.1999, blz. 40).

De indicatieve verdeling van de administratieve uitgaven van artikel B6-6 1 3 voor de tenuitvoerlegging van het specifieke onderzoeksprogramma "Een concurrerende en duurzame groei" is als volgt:

  • onderzoeks- en extern personeel (codes 2 en 3 van de concordantietabel): 62 %;
  • dienstreizen en werking (met inbegrip van technische bijstand in verband met evaluatie) (codes 4 en 5 van de concordantietabel): 15 %;
  • infrastructuur, roerende goederen en gegevensverwerking (codes 6 en 7 van de concordantietabel): 7 %;
  • communicatie (code 8 van de concordantietabel): 16 %.

Dit krediet dient ter dekking van de personeelskosten van 233 functionarissen (132 A, 43 B en 58 C).

Bij de onder deze post opgevoerde kredieten komen nog, krachtens de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, met name artikel 82 en Protocol nr. 32 daarvan, de bijdragen van de lidstaten van de Europese Vrijhandelsassociatie:

  • 674619 euro aan vastleggingen,
  • 674619 euro aan betalingen.

Deze bedragen, ter informatie, die voortvloeien uit de onder artikel 6 3 0 van de staat van ontvangsten geboekte bijdragen van de lidstaten van de Europese Vrijhandelsassociatie, geven aanleiding tot het openen van de overeenkomstige kredieten en tot uitvoering in het kader van bijlage III van dit deel van de staat van uitgaven van deze afdeling, die een integrerend bestanddeel van de algemene begroting uitmaakt.

B6-6 1 3 1 Een concurrerende en duurzame groei: operationele kosten

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Besluit nr. 182/1999/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 december 1998 betreffende het vijfde kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (1998-2002) (PB L 26 van 1.2.1999, blz. 1).

Beschikking 1999/169/EG van de Raad van 25 januari 1999 tot vaststelling van een specifiek programma voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie op het gebied van een concurrerende en duurzame groei (1998-2002) (PB L 64 van 12.3.1999, blz. 40).

Het doel van deze actie is de ontwikkeling en verspreiding van de kennis en technologie die nodig is voor het ontwerpen, het ontwikkelen van procédés en het vervaardigen van "schone" kwaliteitsproducten die op de markt van morgen kunnen concurreren, teneinde in de Gemeenschap een hogere groei te realiseren en nieuwe werkgelegenheid te scheppen en het bedrijfsleven de gelegenheid te bieden zijn activiteiten bij te stellen.

Deze doelstelling gaat samen met de ontwikkeling van zuinige, veilige en milieuvriendelijke vervoerssystemen met respect voor de menselijke waarden.

Dit programma omvat de volgende activiteiten, volgens onderstaande indicatieve verdeling:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Gemiddeld 10 % van de uitgaven dient ten goede te komen aan kleine en middelgrote bedrijven.

Dit krediet dient ter dekking van de uitgaven voor:

  • werkzaamheden onder contract:
  • werkzaamheden voor gezamenlijke rekening: projecten voor onderzoek en technologische ontwikkeling (OTO), demonstratieprojecten, gecombineerde OTO- en demonstratieprojecten, steun voor de toegang tot onderzoeksinfrastructuur, projecten voor technologische stimulering ter bevordering en vergemakkelijking van de deelneming van het midden- en kleinbedrijf aan de OTO-activiteiten (projecten voor "onderzoek in samenwerkingsverband" en "premies voor de verkennende fase"),
  • opleidingsbeurzen,
  • themanetwerken,
  • gecoördineerde werkzaamheden,
  • begeleidende maatregelen ter ondersteuning van het programma, de activiteiten daarvan en de voorbereiding van toekomstige activiteiten;
  • coördinatie met andere specifieke programma's van het huidige kaderprogramma en andere initiatieven (Eureka, Cost, Phare, Tacis, het Europees Investeringsfonds, de structuurfondsen en de Europese Investeringsbank).

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Bij de onder deze post opgevoerde kredieten komen nog, krachtens de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, met name artikel 82 en Protocol nr. 32 daarvan, de bijdragen van de lidstaten van de Europese Vrijhandelsassociatie:

  • 12534261 euro aan vastleggingen,
  • 8217781 euro aan betalingen.

Deze bedragen, ter informatie, die voortvloeien uit de onder artikel 6 3 0 van de staat van ontvangsten geboekte bijdragen van de lidstaten van de Europese Vrijhandelsassociatie, geven aanleiding tot het openen van de overeenkomstige kredieten en tot uitvoering in het kader van bijlage III van dit deel van de staat van uitgaven van deze afdeling, die een integrerend bestanddeel van de algemene begroting uitmaakt.

B6-6 1 4 Energie, milieu en duurzame ontwikkeling (EG) - Milieu en duurzame ontwikkeling

B6-6 1 4 0 Energie, milieu en duurzame ontwikkeling (EG) - Milieu en duurzame ontwikkeling: administratieve kosten

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Besluit nr. 182/1999/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 december 1998 betreffende het vijfde kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (1998-2002) (PB L 26 van 1.2.1999, blz. 1).

Beschikking 1999/170/EG van de Raad van 25 januari 1999 tot vaststelling van een specifiek programma voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie op het gebied van "Energie, milieu en duurzame ontwikkeling" (1998-2002) (PB L 64 van 12.3.1999, blz. 58).

De indicatieve verdeling van de administratieve uitgaven van artikel B6-6 1 4 voor de tenuitvoerlegging van het onderzoeksprogramma "Milieu en duurzame ontwikkeling" is als volgt:

  • onderzoeks- en extern personeel (codes 2 en 3 van de concordantietabel): 61 %;
  • dienstreizen en werking (met inbegrip van technische bijstand in verband met evaluatie) (codes 4 en 5 van de concordantietabel): 27 %;
  • infrastructuur, roerende goederen en gegevensverwerking (codes 6 en 7 van de concordantietabel): 6 %;
  • communicatie (code 8 van de concordantietabel): 6 %.

Dit krediet dient ter dekking van de personeelskosten van 108 functionarissen (61 A, 14 B en 33 C).

Bij de onder deze post opgevoerde kredieten komen nog, krachtens de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, met name artikel 82 en Protocol nr. 32 daarvan, de bijdragen van de lidstaten van de Europese Vrijhandelsassociatie:

  • 317419 euro aan vastleggingen,
  • 317419 euro aan betalingen.

Deze bedragen, ter informatie, die voortvloeien uit de onder artikel 6 3 0 van de staat van ontvangsten geboekte bijdragen van de lidstaten van de Europese Vrijhandelsassociatie, geven aanleiding tot het openen van de overeenkomstige kredieten en tot uitvoering in het kader van bijlage III van dit deel van de staat van uitgaven van deze afdeling, die een integrerend bestanddeel van de algemene begroting uitmaakt.

B6-6 1 4 1 Energie, milieu en duurzame ontwikkeling (EG) - Milieu en duurzame ontwikkeling: operationele kosten

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Besluit nr. 182/1999/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 december 1998 betreffende het vijfde kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (1998-2002) (PB L 26 van 1.2.1999, blz. 1).

Beschikking 1999/170/EG van de Raad van 25 januari 1999 tot vaststelling van een specifiek programma voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie "Energie, milieu en duurzame ontwikkeling" (1998-2002) (PB L 64 van 12.3.1999, blz. 58).

Het strategische doel bestaat erin duurzame ontwikkeling te bevorderen door de inspanningen te concentreren op bepaalde kernactiviteiten die cruciaal zijn voor het maatschappelijke welzijn en het economische concurrentievermogen van Europa. De wetenschappelijke en technologische vooruitgang op het gebied van het milieu leidt tot een grotere kennis en een verbeterde levenskwaliteit; hij bevordert de economische groei, het concurrentievermogen en de werkgelegenheid en zorgt ervoor dat een en ander niet in strijd hoeft te zijn met duurzaam beheer van de natuurlijke hulpbronnen en bescherming van het milieu.

Dit programma omvat de volgende activiteiten, volgens onderstaande indicatieve verdeling:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Gemiddeld 10 % van de uitgaven dient ten goede te komen aan kleine en middelgrote bedrijven.

Dit krediet dient ter dekking van de uitgaven voor:

  • werkzaamheden onder contract:
  • werkzaamheden voor gezamenlijke rekening: projecten voor onderzoek en technologische ontwikkeling (OTO), demonstratieprojecten, gecombineerde OTO- en demonstratieprojecten, steun voor de toegang tot onderzoeksinfrastructuur, projecten voor technologische stimulering ter bevordering en vergemakkelijking van de deelneming van het midden- en kleinbedrijf aan de OTO-activiteiten (projecten voor "onderzoek in samenwerkingsverband" en "premies voor de verkennende fase"),
  • opleidingsbeurzen,
  • themanetwerken,
  • gecoördineerde werkzaamheden,
  • begeleidende maatregelen;
  • coördinatie tussen de specifieke programma's van het huidige kaderprogramma en andere initiatieven (o.a. Eureka, Phare, Tacis of Meda, internationaal "geosfeer/biosfeer"-programma, wereldklimaatprogramma, programma voor zeebodemonderzoek).

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Bij de onder deze post opgevoerde kredieten komen nog, krachtens de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, met name artikel 82 en Protocol nr. 32 daarvan, de bijdragen van de lidstaten van de Europese Vrijhandelsassociatie:

  • 5164661 euro aan vastleggingen,
  • 2427381 euro aan betalingen.

Deze bedragen, ter informatie, die voortvloeien uit de onder artikel 6 3 0 van de staat van ontvangsten geboekte bijdragen van de lidstaten van de Europese Vrijhandelsassociatie, geven aanleiding tot het openen van de overeenkomstige kredieten en tot uitvoering in het kader van bijlage III van dit deel van de staat van uitgaven van deze afdeling, die een integrerend bestanddeel van de algemene begroting uitmaakt.

B6-6 1 5 Energie, milieu en duurzame ontwikkeling (EG) - Energie

B6-6 1 5 0 Energie, milieu en duurzame ontwikkeling (EG) - Energie: administratieve kosten

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Besluit nr. 182/1999/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 december 1998 betreffende het vijfde kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (1998-2002) (PB L 26 van 1.2.1999, blz. 1).

Beschikking 1999/170/EG van de Raad van 25 januari 1999 tot vaststelling van een specifiek programma voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie op het gebied van "Energie, milieu en duurzame ontwikkeling" (1998-2002) (PB L 64 van 12.3.1999, blz. 58).

De indicatieve verdeling van de administratieve uitgaven van artikel B6-6 1 5 voor de tenuitvoerlegging van het onderzoeksprogramma "Energie en duurzame ontwikkeling" is als volgt:

  • onderzoeks- en extern personeel (codes 2 en 3 van de concordantietabel): 67 %;
  • dienstreizen en werking (met inbegrip van technische bijstand in verband met evaluatie) (codes 4 en 5 van de concordantietabel): 22 %;
  • infrastructuur, roerende goederen en gegevensverwerking (codes 6 en 7 van de concordantietabel): 6 %;
  • communicatie (code 8 van de concordantietabel): 5 %.

Dit krediet dient ter dekking van de personeelskosten van 101 functionarissen (56 A, 21 B en 24 C).

Bij de onder deze post opgevoerde kredieten komen nog, krachtens de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, met name artikel 82 en Protocol nr. 32 daarvan, de bijdragen van de lidstaten van de Europese Vrijhandelsassociatie:

  • 314505 euro aan vastleggingen,
  • 314505 euro aan betalingen.

Deze bedragen, ter informatie, die voortvloeien uit de onder artikel 6 3 0 van de staat van ontvangsten geboekte bijdragen van de lidstaten van de Europese Vrijhandelsassociatie, geven aanleiding tot het openen van de overeenkomstige kredieten en tot uitvoering in het kader van bijlage III van dit deel van de staat van uitgaven van deze afdeling, die een integrerend bestanddeel van de algemene begroting uitmaakt.

B6-6 1 5 1 Energie, milieu en duurzame ontwikkeling (EG) - Energie: operationele kosten

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Besluit nr. 182/1999/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 december 1998 betreffende het vijfde kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (1998-2002) (PB L 26 van 1.2.1999, blz. 1).

Beschikking 1999/170/EG van de Raad van 25 januari 1999 tot vaststelling van een specifiek programma voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie "Energie, milieu en duurzame ontwikkeling" (1998-2002) (PB L 64 van 12.3.1999, blz. 58).

Het strategische doel van dit programma is de duurzame ontwikkeling te bevorderen door de inspanningen te concentreren op bepaalde kernactiviteiten die cruciaal zijn voor het maatschappelijk welzijn en het economische concurrentievermogen van Europa. De ontwikkeling van duurzame energiesystemen voor Europa en de overeengekomen inspanningen ten behoeve van een duurzame en milieuvriendelijkere ontwikkeling in de gehele wereld leiden tot een beter gegarandeerde en meer gediversifieerde energievoorziening, meer industriële concurrentiekracht, en een zo gering mogelijke belasting van het milieu.

Dit programma omvat de volgende activiteiten, volgens onderstaande indicatieve verdeling:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Deze verdeling van de kredieten zal er niettemin voor zorgen dat ten minste 60 % van de totale middelen ten goede komt aan hernieuwbare bronnen doordat de ontwikkeling van geheel nieuwe technologieën wordt versneld, met name technieken die leiden tot de "waterstofeconomie", dat ten minste 70 % daarvan ten goede komt aan demonstratieprojecten en dat de voortgangsrapportage inzake hernieuwbare energie afzonderlijk plaatsvindt.

Gemiddeld 10 % van de uitgaven moet worden bestemd voor kleine en middelgrote bedrijven.

Dit krediet dient ter dekking van de uitgaven voor:

  • werkzaamheden onder contract:
  • werkzaamheden voor gezamenlijke rekening: projecten voor onderzoek en technologische ontwikkeling (OTO), demonstratieprojecten, gecombineerde OTO- en demonstratieprojecten, projecten voor technologische stimulering ter bevordering en vergemakkelijking van de deelneming van het midden- en kleinbedrijf aan de OTO-activiteiten (projecten voor "onderzoek in samenwerkingsverband" en "premies voor de verkennende fase"),
  • opleidingsbeurzen,
  • themanetwerken,
  • gecoördineerde werkzaamheden,
  • begeleidende maatregelen;
  • coördinatie tussen specifieke programma's van het huidige kaderprogramma en andere initiatieven (o.a. Eureka, Phare, Tacis of Meda, internationaal "geosfeer/biosfeer"-programma, Internationaal Energieagentschap, Organisations for the promotion of energy technology).

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Bij de onder deze post opgevoerde kredieten komen nog, krachtens de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, met name artikel 82 en Protocol nr. 32 daarvan, de bijdragen van de lidstaten van de Europese Vrijhandelsassociatie:

  • 4923175 euro aan vastleggingen,
  • 3107095 euro aan betalingen.

Deze bedragen, ter informatie, die voortvloeien uit de onder artikel 6 3 0 van de staat van ontvangsten geboekte bijdragen van de lidstaten van de Europese Vrijhandelsassociatie, geven aanleiding tot het openen van de overeenkomstige kredieten en tot uitvoering in het kader van bijlage III van dit deel van de staat van uitgaven van deze afdeling, die een integrerend bestanddeel van de algemene begroting uitmaakt.

HOOFDSTUK B6-6 2 - TWEEDE ACTIVITEIT: SAMENWERKING MET DERDE LANDEN EN INTERNATIONALE ORGANISATIES

B6-6 2 1 Bevestiging van de internationale rol van het communautaire onderzoek

B6-6 2 1 0 Bevestiging van de internationale rol van het communautaire onderzoek: administratieve kosten

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Besluit nr. 182/1999/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 december 1998 betreffende het vijfde kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (1998-2002) (PB L 26 van 1.2.1999, blz. 1).

Beschikking 1999/171/EG van de Raad van 25 januari 1999 tot vaststelling van een specifiek programma ter bevestiging van de internationale rol van het communautaire onderzoek (1998-2002) (PB L 64 van 12.3.1999, blz. 78).

De indicatieve verdeling van de administratieve uitgaven van artikel B6-6 2 1 voor de tenuitvoerlegging van het specifieke onderzoeksprogramma "Bevestiging van de internationale rol van het communautaire onderzoek" is als volgt:

  • onderzoeks- en extern personeel (codes 2 en 3 van de concordantietabel): 78 %;
  • dienstreizen en werking (met inbegrip van technische bijstand in verband met evaluatie) (codes 4 en 5 van de concordantietabel): 12 %;
  • infrastructuur, roerende goederen en gegevensverwerking (codes 6 en 7 van de concordantietabel): 5 %;
  • communicatie (code 8 van de concordantietabel): 5 %.

Dit krediet dient ter dekking van de personeelskosten van 79 functionarissen (41 A, 12 B en 26 C).

Bij de onder deze post opgevoerde kredieten komen nog, krachtens de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, met name artikel 82 en Protocol nr. 32 daarvan, de bijdragen van de lidstaten van de Europese Vrijhandelsassociatie:

  • 235207 euro aan vastleggingen,
  • 235207 euro aan betalingen.

Deze bedragen, ter informatie, die voortvloeien uit de onder artikel 6 3 0 van de staat van ontvangsten geboekte bijdragen van de lidstaten van de Europese Vrijhandelsassociatie, geven aanleiding tot het openen van de overeenkomstige kredieten en tot uitvoering in het kader van bijlage III van dit deel van de staat van uitgaven van deze afdeling, die een integrerend bestanddeel van de algemene begroting uitmaakt.

B6-6 2 1 1 Bevestiging van de internationale rol van het communautaire onderzoek: operationele kosten

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Besluit nr. 182/1999/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 december 1998 betreffende het vijfde kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (1998-2002) (PB L 26 van 1.2.1999, blz. 1).

Beschikking 1999/171/EG van de Raad van 25 januari 1999 tot vaststelling van een specifiek programma ter bevestiging van de internationale rol van het communautaire onderzoek (1998-2002) (PB L 64 van 12.3.1999, blz. 78).

De algemene doelstellingen zijn vooral gericht op bevordering van de wetenschappelijke en technologische samenwerking op internationaal vlak, uitbreiding van de capaciteiten van de Gemeenschap op het gebied van wetenschap en technologie, algemene steun voor het bereiken van een uitmuntend wetenschappelijk niveau in de ruimere internationale context en een bijdrage tot de uitvoering van het externe beleid van de Gemeenschap, mede in het kader van de toetreding van nieuwe lidstaten.

Strategische doelstellingen en benadering van het programma:

  • wetenschappelijke en technologische samenwerking bevorderen tussen ondernemingen, organisaties en onderzoekers uit derde landen en de Gemeenschap;
  • de toegang voor in de Gemeenschap gevestigde onderzoekscentra en ondernemingen vergemakkelijken tot buiten de Gemeenschap beschikbare wetenschappelijke en technologische kennis die de belangen van de Gemeenschap kan dienen;
  • de positie en de rol van het communautaire onderzoek in de internationale wetenschappelijke en technologische wereld versterken en een Europese wetenschappelijke en technologische cultuur bevorderen;
  • de toetreding van nieuwe lidstaten voorbereiden;
  • de Europese onderzoekssector helpen informatie te verkrijgen over en ervaring op te doen met onderzoekscapaciteiten, -activiteiten en -prioriteiten van geïndustrialiseerde derde landen en landen met een "economie in opkomst".

Uit hoofde van het vijfde kaderprogramma wordt de internationale samenwerking op OTO-gebied ten uitvoer gelegd in twee vormen: ten eerste door middel van dit programma "internationale samenwerking" en ten tweede via de andere specifieke programma's.

Dit programma betreft de volgende gebieden (specifieke activiteiten van het programma "internationale samenwerking"):

  • samenwerking met bepaalde categorieën derde landen:
  • landen die kandidaat voor toetreding zijn,
  • nieuwe onafhankelijke staten en landen van Midden- en Oost-Europa die geen kandidaat voor toetreding zijn,
  • mediterrane partnerlanden,
  • onderzoek ten dienste van de ontwikkeling,
  • landen met een "economie in opkomst" en geïndustrialiseerde landen buiten de Europese Unie;
  • opleiding van onderzoekers;
  • coördinatie:
  • tussen de activiteiten van het kaderprogramma en andere communautaire programma's,
  • met Cost, Eureka en internationale organisaties,
  • met de lidstaten.

Dit krediet dient ter dekking van de uitgaven voor:

  • werkzaamheden onder contract:
  • werkzaamheden voor gezamenlijke rekening: projecten voor onderzoek en technologische ontwikkeling (OTO), demonstatieprojecten, gecombineerde OTO- en demonstratieprojecten, steun voor de toegang tot onderzoeksinfrastructuur, projecten voor technologische stimulering ter bevordering en vergemakkelijking van de deelneming van het midden- en kleinbedrijf aan de OTO-activiteiten (projecten voor "onderzoek in samenwerkingsverband" en "premies voor de verkennende fase"),
  • opleidingsbeurzen,
  • themanetwerken,
  • gecoördineerde werkzaamheden,
  • begeleidende maatregelen;
  • coördinatie met andere specifieke programma's van het huidige kaderprogramma en andere initiatieven (Eureka, Cost, Phare, Tacis, het Europees Investeringsfonds, de structuurfondsen en de Europese Investeringsbank).

De Raad heeft de Commissie belast met het beheer en het secretariaat van de Europese samenwerkingsactiviteiten op het gebied van het wetenschappelijk en technisch onderzoek (Cost) waaraan de Europese Unie niet als zodanig deelneemt. De kosten daarvan vormen als zodanig beleidskosten.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Bij de onder deze post opgevoerde kredieten komen nog, krachtens de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, met name artikel 82 en Protocol nr. 32 daarvan, de bijdragen van de lidstaten van de Europese Vrijhandelsassociatie:

  • 2319713 euro aan vastleggingen,
  • 1456793 euro aan betalingen.

Deze bedragen, ter informatie, die voortvloeien uit de onder artikel 6 3 0 van de staat van ontvangsten geboekte bijdragen van de lidstaten van de Europese Vrijhandelsassociatie, geven aanleiding tot het openen van de overeenkomstige kredieten en tot uitvoering in het kader van bijlage III van dit deel van de staat van uitgaven van deze afdeling, die een integrerend bestanddeel van de algemene begroting uitmaakt.

HOOFDSTUK B6-6 4 - VIERDE ACTIVITEIT: OPLEIDING EN MOBILITEIT VAN ONDERZOEKERS

B6-6 4 1 Verhoging van het menselijk onderzoekspotentieel en verdieping van de fundamentele kennis op sociaal-economisch gebied

B6-6 4 1 0 Verhoging van het menselijk onderzoekspotentieel en verdieping van de fundamentele kennis op sociaal-economisch gebied: administratieve kosten

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Besluit nr. 182/1999/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 december 1998 betreffende het vijfde kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (1998-2002) (PB L 26 van 1.2.1999, blz. 1).

Beschikking 1999/173/EG van de Raad van 25 januari 1999 tot vaststelling van een specifiek programma voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie op het gebied van "Verhoging van het menselijk onderzoekspotentieel en verdieping van de fundamentele kennis op sociaal-economisch gebied" (1998-2002) (PB L 64 van 12.3.1999, blz. 105).

De indicatieve verdeling van de administratieve uitgaven van artikel B6-6 4 1 voor de tenuitvoerlegging van het specifieke onderzoeksprogramma "Verhoging van het menselijk onderzoekspotentieel en verdieping van de fundamentele kennis op sociaal-economisch gebied" is als volgt:

  • onderzoeks- en extern personeel (codes 2 en 3 van de concordantietabel): 67 %;
  • dienstreizen en werking (met inbegrip van technische bijstand in verband met evaluatie) (codes 4 en 5 van de concordantietabel): 16 %;
  • infrastructuur, roerende goederen en gegevensverwerking (codes 6 en 7 van de concordantietabel): 9 %;
  • communicatie (code 8 van de concordantietabel): 8 %.

Dit krediet dient ter dekking van de personeelskosten van 125 functionarissen (66 A, 20 B en 39 C).

Bij de onder deze post opgevoerde kredieten komen nog, krachtens de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, met name artikel 82 en Protocol nr. 32 daarvan, de bijdragen van de lidstaten van de Europese Vrijhandelsassociatie:

  • 372522 euro aan vastleggingen,
  • 372522 euro aan betalingen.

Deze bedragen, ter informatie, die voortvloeien uit de onder artikel 6 3 0 van de staat van ontvangsten geboekte bijdragen van de lidstaten van de Europese Vrijhandelsassociatie, geven aanleiding tot het openen van de overeenkomstige kredieten en tot uitvoering in het kader van bijlage III van dit deel van de staat van uitgaven van deze afdeling, die een integrerend bestanddeel van de algemene begroting uitmaakt.

B6-6 4 1 1 Verhoging van het menselijk onderzoekspotentieel en verdieping van de fundamentele kennis op sociaal-economisch gebied: operationele kosten

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Besluit nr. 182/1999/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 december 1998 betreffende het vijfde kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (1998-2002) (PB L 26 van 1.2.1999, blz. 1).

Beschikking 1999/173/EG van de Raad van 25 januari 1999 tot vaststelling van een specifiek programma voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie op het gebied van "Verhoging van het menselijk onderzoekspotentieel en verdieping van de fundamentele kennis op sociaal-economisch gebied" (1998-2002) (PB L 64 van 12.3.1999, blz. 105).

De algemene doelstellingen van deze activiteit, die moeten worden verwezenlijkt in samenhang met soortgelijke activiteiten elders in het kaderprogramma, zijn geconcentreerd op twee grote werkterreinen, namelijk verbetering van het menselijk onderzoekspotentieel en verdieping van de fundamentele kennis op sociaal-economisch gebied. Er zullen dan ook activiteiten worden ontplooid om:

  • het menselijk onderzoekspotentieel van de Gemeenschap te ontwikkelen;
  • de toegang tot de onderzoeksinfrastructuur te verbeteren;
  • de Gemeenschap te helpen een aantrekkelijke plaats te worden voor onderzoekers en op internationaal niveau bekendheid te geven aan het Europese onderzoek en een Europese wetenschaps- en technologiecultuur te bevorderen;
  • via een specifieke kernactiviteit de nodige sociaal-economische kennis te verdiepen om een beter inzicht te krijgen in de kernproblemen waarmee de Europese samenleving geconfronteerd wordt;
  • vorm te helpen geven aan het wetenschaps- en technologiebeleid alsook aan andere beleidsterreinen van de Gemeenschap.

Het programma heeft de volgende structuur:

  • specifieke activiteiten van het horizontale programma:
  • steun voor de opleiding en mobiliteit van onderzoekers,
  • betere toegang tot onderzoeksinfrastructuur,
  • bevordering van wetenschappelijke en technologische kwaliteit,
  • kernactiviteit: verdieping van de fundamentele kennis op sociaal-economisch gebied,
  • activiteiten ter ondersteuning van de ontwikkeling van het wetenschaps- en technologiebeleid in Europa;
  • aansluiting bij andere activiteiten van het kaderprogramma.

Een van de belangrijkste functies van dit programma is de coördinatie en ondersteuning van soortgelijke activiteiten elders in het kaderprogramma die met name betrekking hebben op de opleiding van onderzoekers, de ondersteuning van de onderzoeksinfrastructuur en de mondiale sociaal-economische dimensie van het communautaire onderzoek.

Dit krediet dient ter dekking van de uitgaven voor:

  • werkzaamheden onder contract op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling:
  • werkzaamheden voor gezamenlijke rekening: projecten voor onderzoek en technologische ontwikkeling (OTO), demonstratieprojecten, gecombineerde OTO- en demonstratieprojecten, steun voor de toegang tot onderzoeksinfrastructuur, projecten voor technologische stimulering ter bevordering en vergemakkelijking van de deelneming van het midden- en kleinbedrijf aan de OTO-activiteiten (projecten voor "onderzoek in samenwerkingsverband" en "premies voor de verkennende fase"),
  • beurzen,
  • netwerken voor opleiding door onderzoek,
  • themanetwerken,
  • gecoördineerde werkzaamheden,
  • begeleidende maatregelen;
  • coördinatie met andere specifieke programma's van het huidige kaderprogramma en andere initiatieven (Eureka, Cost, Phare, Tacis, het Europees Investeringsfonds, de structuurfondsen en de Europese Investeringsbank).

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Bij de onder deze post opgevoerde kredieten komen nog, krachtens de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, met name artikel 82 en Protocol nr. 32 daarvan, de bijdragen van de lidstaten van de Europese Vrijhandelsassociatie:

  • 5743118 euro aan vastleggingen,
  • 4421478 euro aan betalingen.

Deze bedragen, ter informatie, die voortvloeien uit de onder artikel 6 3 0 van de staat van ontvangsten geboekte bijdragen van de lidstaten van de Europese Vrijhandelsassociatie, geven aanleiding tot het openen van de overeenkomstige kredieten en tot uitvoering in het kader van bijlage III van dit deel van de staat van uitgaven van deze afdeling, die een integrerend bestanddeel van de algemene begroting uitmaakt.

HOOFDSTUK B6-6 5 - KADERPROGRAMMA EGA

B6-6 5 1 Atoomenergie (EGA) - Kernsplijting

B6-6 5 1 0 Atoomenergie (EGA) - Kernsplijting: administratieve kosten

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Besluit 1999/64/Euratom van de Raad van 22 december 1998 betreffende het vijfde kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom) voor activiteiten op het gebied van onderzoek en opleiding (1998-2002) (PB L 26 van 1.2.1999, blz. 34).

Beschikking 1999/175/Euratom van de Raad van 25 januari 1999 tot vaststelling van een Euratom-programma voor onderzoek en onderwijs op het gebied van kernenergie (1998-2002) (PB L 64 van 12.3.1999, blz. 142).

De indicatieve verdeling van de administratieve uitgaven van artikel B6-6 5 1 voor de tenuitvoerlegging van het onderzoeksprogramma "Atoomonderzoek: veiligheid van kernsplijting" is als volgt:

  • onderzoeks- en extern personeel (codes 2 en 3 van de concordantietabel): 71 %;
  • dienstreizen en werking (met inbegrip van technische bijstand in verband met evaluatie) (codes 4 en 5 van de concordantietabel): 21 %;
  • infrastructuur, roerende goederen en gegevensverwerking (codes 6 en 7 van de concordantietabel): 5 %;
  • communicatie (code 8 van de concordantietabel): 3 %.

Dit krediet dient ter dekking van de personeelskosten van 36 functionarissen (22 A, 6 B en 8 C).

Op basis van artikel 6, onder c), van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie zijn overeenkomsten gesloten tussen Euratom en de volgende organisatie:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

De Commissie stelt aan deze organisatie een deskundige ter beschikking die studies of onderzoeken moet verrichten in het kader van het programma Phebus PF, overeenkomstig artikel 3.2, onder c), van overeenkomst nr. 3428-88-07 TP ISP F. Het beschikbaar stellen van een deskundige in het kader van deze overeenkomst brengt geen vergoeding van de daarmee verband houdende uitgaven met zich.

B6-6 5 1 1 Atoomenergie (EGA) - Kernsplijting: operationele kosten

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Besluit 1999/64/Euratom van de Raad van 22 december 1998 betreffende het vijfde kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom) voor activiteiten op het gebied van onderzoek en opleiding (1998-2002) (PB L 26 van 1.2.1999, blz. 34).

Beschikking 1999/175/Euratom van de Raad van 25 januari 1999 tot vaststelling van een Euratom-programma voor onderzoek en onderwijs op het gebied van kernenergie (1998-2002) (PB L 64 van 12.3.1999, blz. 142).

Het doel van deze maatregel is bij te dragen tot de volledige benutting van het kernenergiepotentieel door de bestaande technologieën veiliger en economischer te maken. De maatregel omvat drie onderdelen:

  • een kernactiviteit "atoomsplitsing", die tot doel heeft de veiligheid van nucleaire installaties in Europa te verhogen en de bescherming van de werknemers en het publiek te verbeteren, problemen in verband met het beheer en de definitieve opberging van afvalstoffen op te lossen, en het concurrentievermogen en de acceptatie van de Europese nucleaire industrie te verbeteren;
  • generieke activiteiten in verband met onderzoek en technologische ontwikkeling, die tot doel hebben de Europese kennis en deskundigheid op verschillende gebieden te consolideren en te ontwikkelen om de voorwaarden te scheppen voor een veilig en concurrerend gebruik van kernsplijting en voor andere industriële en medische toepassingen van ioniserende straling en het beheer van straling van natuurlijke oorsprong;
  • steun voor onderzoeksinfrastructuur, teneinde het nucleaire onderzoek in de Europese Unie verder te integreren, zodat de beschikbare middelen effectiever worden gebruikt om de Europese industrie een goede concurrentiepositie te bezorgen en om ervoor te zorgen dat nucleaire technologie ook in de toekomst veilig en maatschappelijk aanvaardbaar wordt gebruikt.

De tenuitvoerlegging geschiedt aan de hand van:

  • werkzaamheden onder contract op het gebied van onderzoek en onderwijs:
  • werkzaamheden voor gezamenlijke rekening: projecten voor onderzoek en technologische ontwikkeling (OTO), demonstratieprojecten, gecombineerde projecten voor onderzoek, onderwijs en demonstratie, steun voor de toegang tot onderzoeksinfrastructuur,
  • beurzen,
  • themanetwerken en netwerken voor opleiding door onderzoek,
  • gecoördineerde werkzaamheden,
  • begeleidende maatregelen;
  • andere werkzaamheden;
  • coördinatie met andere specifieke programma's van het huidige kaderprogramma en andere initiatieven (Eureka, Cost, Phare, Tacis, het Europees Investeringsfonds, de structuurfondsen en de Europese Investeringsbank).

Onderzoek naar stralingsbescherming moet uitgebreid onderzoek inzake genoominstabiliteit omvatten.

De Europese Unie mag geen onderzoek steunen dat eventueel gevolgen kan hebben voor enigerlei verspreiding van kernwapens.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

B6-6 5 2 Atoomenergie (EGA) - Beheerste kernfusie

B6-6 5 2 0 Atoomenergie (EGA) - Beheerste kernfusie: administratieve kosten

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Besluit 1999/64/Euratom van de Raad van 22 december 1998 betreffende het vijfde kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom) voor activiteiten op het gebied van onderzoek en opleiding (1998-2002) (PB L 26 van 1.2.1999, blz. 34).

Beschikking 1999/175/Euratom van de Raad van 25 januari 1999 tot vaststelling van een Euratom-programma voor onderzoek en onderwijs op het gebied van kernenergie (1998-2002) (PB L 64 van 12.3.1999, blz. 142).

De indicatieve verdeling van de administratieve uitgaven van artikel B6-6 5 2 voor de tenuitvoerlegging van het onderzoeksprogramma "Atoomonderzoek - beheerste kernfusie" is als volgt:

  • onderzoeks- en extern personeel (codes 2 en 3 van de concordantietabel): 89 %;
  • dienstreizen en werking (met inbegrip van technische bijstand in verband met evaluatie) (codes 4 en 5 van de concordantietabel): 8 %;
  • infrastructuur, roerende goederen en gegevensverwerking (codes 6 en 7 van de concordantietabel): 2 %;
  • communicatie (code 8 van de concordantietabel): 1 %.

Dit krediet dient ter dekking van de personeelskosten van 188 functionarissen (153 A, 25 B en 10 C).

B6-6 5 2 1 Atoomenergie (EGA) - Beheerste kernfusie: operationele kosten

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Besluit 1999/64/Euratom van de Raad van 22 december 1998 betreffende het vijfde kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom) voor activiteiten op het gebied van onderzoek en opleiding (1998-2002) (PB L 26 van 1.2.1999, blz. 34).

Beschikking 1999/175/Euratom van de Raad van 25 januari 1999 tot vaststelling van een Euratom-programma voor onderzoek en onderwijs op het gebied van kernenergie (1998-2002) (PB L 64 van 12.3.1999, blz. 142).

Deze kernactiviteit moet de noodzakelijke basis leggen voor een besluit over een proefreactor en de eventuele bouw daarvan en is tevens gericht op het ontwikkelen van de basisconcepten en technologieën op langere termijn.

De tenuitvoerlegging geschiedt door middel van:

  • werkzaamheden onder contract op het gebied van onderzoek en onderwijs:
  • werkzaamheden voor gezamenlijke rekening: projecten voor onderzoek en technologische ontwikkeling (OTO), demonstratieprojecten, gecombineerde projecten voor onderzoek, onderwijs en demonstratie, steun voor de toegang tot onderzoeksinfrastructuur,
  • opleidingsbeurzen,
  • themanetwerken,
  • gecoördineerde werkzaamheden,
  • begeleidende maatregelen;
  • verdere maatregelen;
  • coördinatie met andere specifieke programma's van het huidige kaderprogramma en andere initiatieven.

De Europese Unie mag geen onderzoek steunen dat eventueel gevolgen kan hebben voor enigerlei verspreiding van kernwapens.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

ONDERAFDELING B7

EXTERNE MAATREGELEN

Algemene samenvatting

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

TITEL B7-5

SAMENWERKING MET DE PARTNERLANDEN VAN OOST-EUROPA EN CENTRAAL-AZIË EN DE LANDEN VAN DE WESTELIJKE BALKAN

HOOFDSTUK B7-5 4 - SAMENWERKING MET DE LANDEN VAN DE WESTELIJKE BALKAN

B7-5 4 1 Bijstand voor de landen van de westelijke Balkan

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Verordening (EEG) nr. 3800/91 van de Raad van 23 december 1991 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3906/89 met het oog op de uitbreiding van de economische hulp tot andere landen in Midden- en Oost-Europa (PB L 357 van 28.12.1991, blz. 10) (Albanië).

Verordening (EG) nr. 1366/95 van de Raad van 12 juni 1995 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3906/89 met het oog op uitbreiding van de economische hulp tot Kroatië (PB L 133 van 17.6.1995, blz. 1).

Verordening (EG) nr. 463/96 van de Raad van 11 maart 1996 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3906/89 met het oog op uitbreiding van de economische hulp tot de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië (PB L 65 van 15.3.1996, blz. 3).

Verordening (EG) nr. 753/96 van de Raad van 22 april 1996 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3906/89 met het oog op uitbreiding van de economische hulp tot Bosnië-Herzegovina (PB L 103 van 26.4.1996, blz. 5).

Besluit 97/831/EG van de Raad van 27 november 1997 betreffende de sluiting van een samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië (PB L 348 van 18.12.1997, blz. 1) (met financieel protocol).

Verordening (EG) nr. 2760/98 van de Commissie van 18 december 1998 betreffende de tenuitvoerlegging van een programma voor grensoverschrijdende samenwerking in het kader van het Phare-programma (PB L 345 van 19.12.1998, blz. 49).

Besluit 1999/311/EG van de Raad van 29 april 1999 tot goedkeuring van de derde fase van het trans-Europees mobiliteitsprogramma voor hoger onderwijs (Tempus III) (2000-2006) (PB L 120 van 8.5.1999, blz. 30).

Verordening (EG) nr. 2454/1999 van de Raad van 15 november 1999 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1628/96 betreffende de steun aan Bosnië-Herzegovina, Kroatië, de Federale Republiek Joegoslavië en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, met name door de oprichting van het Europees Bureau voor wederopbouw (PB L 299 van 20.11.1999, blz. 1).

Besluit 2000/460/EG van de Raad van 17 juli 2000 tot wijziging van Besluit 1999/311/EG tot goedkeuring van de derde fase van het trans-Europees mobiliteitsprogramma voor hoger onderwijs (Tempus III) (2000-2006) (PB L 183 van 22.7.2000, blz. 16).

Verordening (EG) nr. 2666/2000 van de Raad van 5 december 2000 betreffende de steun aan Albanië, Bosnië-Herzegovina, Kroatië, de Federale Republiek Joegoslavië en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1628/96 en tot wijziging van de Verordeningen (EEG) nr. 3906/89 en (EEG) nr. 1360/90, alsmede van de Besluiten 97/256/EG en 1999/311/EG (PB L 306 van 7.12.2000, blz. 1).

Verordening (EG) nr. 2667/2000 van de Raad van 5 december 2000 betreffende het Europees Bureau voor wederopbouw (PB L 306 van 7.12.2000, blz. 7).

Dit krediet dient ter dekking van de financiering van het bijstandsprogramma waarvan het belangrijkste doel is de ondersteuning van de deelname van de begunstigde landen aan het stabilisatie- en associatieproces.

Deze bijstand is vooral gericht op:

  • de wederopbouw en de stabilisatie van de regio, inclusief de terugkeer van vluchtelingen en ontheemden;
  • de instelling van een institutioneel en wetgevingskader ter ondersteuning van de democratie, de rechtsstaat, de mensenrechten, de rechten van minderheden en de vrijheden van de burger;
  • het herstel van het maatschappelijk middenveld en vrije media;
  • hervormingen met het oog op een markteconomie die gericht is op economische, sociale, burgerlijke en onderwijsontwikkeling;
  • de ontwikkeling van nauwere banden tussen de begunstigde landen en regio's en tussen deze landen en de Europese Unie.

Dit krediet dient tevens ter financiering van het nieuwe beleid inzake universiteiten van de regering van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, in het bijzonder ten aanzien van de oprichting van een universiteit in Tetovo.

Indien het mandaat van het Europees Bureau voor wederopbouw wordt uitgebreid tot de in dit artikel bedoelde regio's, kan het krediet dienen ter dekking van een subsidie op de begroting van het Bureau voor operationele uitgaven betreffende de genoemde regio's.

Op dit artikel mogen, ongeacht de begunstigde van de actie, geen administratieve uitgaven worden afgeboekt.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

B7-5 4 6 Steun voor de wederopbouw van Kosovo

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Besluit 1999/311/EG van de Raad van 29 april 1999 tot goedkeuring van de derde fase van het trans-Europees mobiliteitsprogramma voor hoger onderwijs (Tempus III) (2000-2006) (PB L 120 van 8.5.1999, blz. 30).

Verordening (EG) nr. 2454/1999 van de Raad van 15 november 1999 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1628/96 betreffende de steun aan Bosnië-Herzegovina, Kroatië, de Federale Republiek Joegoslavië en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, met name door de oprichting van het Europees Bureau voor wederopbouw (PB L 299 van 20.11.1999, blz. 1).

Besluit 2000/460/EG van de Raad van 17 juli 2000 tot wijziging van Besluit 1999/311/EG tot goedkeuring van de derde fase van het trans-Europees mobiliteitsprogramma voor hoger onderwijs (Tempus III) (2000-2006) (PB L 183 van 22.7.2000, blz. 16).

Verordening (EG) nr. 2666/2000 van de Raad van 5 december 2000 betreffende de steun aan Albanië, Bosnië-Herzegovina, Kroatië, de Federale Republiek Joegoslavië en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1628/96 en tot wijziging van de Verordeningen (EEG) nr. 3906/89 en (EEG) nr. 1360/90, alsmede van de Besluiten 97/256/EG en 1999/311/EG (PB L 306 van 7.12.2000, blz. 1).

Verordening (EG) nr. 2667/2000 van de Raad van 5 december 2000 betreffende het Europees Bureau voor wederopbouw (PB L 306 van 7.12.2000, blz. 7).

Dit krediet dient ter dekking van de financiering van programma's voor de wederopbouw, de stabilisatie en het herstel van het maatschappelijk middenveld en vrije media in Kosovo, teneinde onder andere de terugkeer van vluchtelingen naar hun land mogelijk te maken. Voorts omvatten deze programma's ondersteunende maatregelen voor de hervestiging van de vluchtelingen, microkredieten, leningsgaranties, de economische heropleving op lokaal niveau en projecten ten behoeve van het opzetten en in werking stellen van het bestuurlijke en juridische kader van de overheden, met inbegrip van lokale instanties.

Deze programma's passen binnen een algemene strategie van de Europese Unie om bij te dragen aan de stabiliteit in de regio.

Dit krediet dient met name ter dekking van de steun voor het budget van het Europees Bureau voor wederopbouw voor de operationele programma's die het uitvoert, alsook voor huishoudelijke uitgaven. Deze worden gefinancierd voor een bedrag gelijk aan maximaal 8 % van de totale meerjarenbegroting die voor de actie is vastgesteld.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

B7-5 4 8 Macro-economische bijstand ten gunste van de landen van de westelijke Balkan

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Besluit 1999/325/EG van de Raad van 10 mei 1999 tot toekenning van macrofinanciële bijstand aan Bosnië-Herzegovina (PB L 123 van 13.5.1999, blz. 60).

Besluit 1999/733/EG van de Raad van 8 november 1999 tot toekenning van aanvullende macrofinanciële bijstand aan de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië (PB L 294 van 16.11.1999, blz. 31).

Besluit 2000/140/EG van de Raad van 14 februari 2000 tot toekenning van uitzonderlijke financiële bijstand aan Kosovo (PB L 47 van 19.2.2000, blz. 28).

Besluit 2000/355/EG van de Raad van 22 mei 2000 tot toekenning van uitzonderlijke financiële bijstand aan Montenegro (PB L 127 van 27.5.2000, blz. 56).

Deze uitzonderlijke bijstand is gericht op verlichting van de externe financiële problemen van bepaalde derde landen die te kampen hebben met macro-economische problemen die worden gekenmerkt door onevenwichtigheden in de begroting of de betalingsbalans.

Hij houdt direct verband met de uitvoering door de begunstigde landen van maatregelen voor macro-economische stabilisering en structurele aanpassing. De maatregelen van de Gemeenschap vormen in het algemeen een aanvulling op die van het Internationaal Monetair Fonds, waarbij coördinatie met andere bilaterale donoren plaatsvindt.

De Commissie stelt de begrotingsautoriteit om de zes maanden op de hoogte van de macro-economische situatie in de ontvangende landen.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

TITEL B7-7

EUROPEES INITIATIEF VOOR DE DEMOCRATIE EN DE MENSENRECHTEN

HOOFDSTUK B7-7 0 - EUROPEES INITIATIEF VOOR DE DEMOCRATIE EN DE MENSENRECHTEN

Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van het kind (1989).

Verordening (EEG) nr. 3906/89 van de Raad van 18 december 1989 betreffende economische hulp ten gunste van de Republiek Hongarije en de Volksrepubliek Polen (PB L 375 van 23.12.1989, blz. 11), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 753/96 (PB L 103 van 26.4.1996, blz. 5).

Resolutie van de Raad van 28 november 1991 betreffende mensenrechten en democratie in ontwikkelingslanden.

Resolutie van het Europees Parlement van 14 mei 1992 over een Europees Initiatief voor de democratie (PB C 150 van 15.6.1992, blz. 281).

Resolutie van de Raad van 18 november 1992 inzake de tenuitvoerlegging van de resolutie van de Raad van 28 november 1991 betreffende mensenrechten en democratie in ontwikkelingslanden.

Resolutie van het Europees Parlement van 13 juli 1993 over mensenrechten, democratie en ontwikkeling (PB C 255 van 20.9.1993, blz. 47).

Resolutie van het Europees Parlement van 18 mei 1995 over Tibet (PB C 151 van 19.6.1995, blz. 278).

Resolutie van het Europees Parlement van 11 oktober 1995 over het Middellandse-Zeebeleid van de Europese Unie met het oog op de Conferentie van Barcelona (PB C 287 van 30.10.1995, blz. 121).

Resolutie van het Europees Parlement van 14 december 1995 over de Euromediterrane Conferentie van Barcelona (PB C 17 van 22.1.1996, blz. 178).

Resolutie van het Europees Parlement van 18 januari 1996 over de mensenhandel (PB C 32 van 5.2.1996, blz. 88).

Verordening (EEG) nr. 1628/96 van de Raad van 25 juli 1996 betreffende de steun aan Bosnië-Herzegovina, Kroatië, de Federatieve Republiek Joegoslavië en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië (PB L 204 van 14.8.1996, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 851/98 (PB L 122 van 24.4.1998, blz. 1).

Resolutie van het Europees Parlement van 19 september 1996 over de politieke situatie in Turkije (PB C 320 van 28.10.1996, blz. 187). Ook zal rekening worden gehouden met de strekking van paragraaf 5 van deze resolutie.

Verordening (EG) nr. 2258/96 van de Raad van 22 november 1996 betreffende herstel en wederopbouwacties ten behoeve van ontwikkelingslanden (PB L 306 van 28.11.1996, blz. 1).

Resolutie van het Europees Parlement van 12 december 1996 over de mensenrechten in de wereld 1995/1996 en het beleid van de Unie op het gebied van de mensenrechten (PB C 20 van 20.1.1997, blz. 161).

Resolutie van het Europees Parlement van 10 april 1997 over schendingen van de mensenrechten in Oost-Turkestan (Xinjiang) (PB C 132 van 28.4.1997, blz. 227).

Resolutie van het Europees Parlement van 12 juni 1997 over de mededeling van de Commissie inzake een beleid op lange termijn voor de betrekkingen tussen China en Europa (PB C 200 van 30.6.1997, blz. 158).

Resolutie van het Europees Parlement van 19 december 1997 over het verslag van de Commissie over de tenuitvoerlegging van de acties ter bevordering van de rechten van de mens en de democratisering (voor het jaar 1995) (PB C 14 van 19.1.1998, blz. 399).

Resolutie van het Europees Parlement van 19 december 1997 over de instelling, binnen de diensten van de Commissie, van een enkele coördinerende dienst inzake mensenrechten en democratisering (PB C 14 van 19.1.1998, blz. 402), inzonderheid de alinea's over een Europees netwerk voor mensenrechten.

Verordening (EG) nr. 975/1999 van de Raad van 29 april 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitvoering van acties op het gebied van de ontwikkelingssamenwerking die een bijdrage leveren tot de verwezenlijking van de algemene doelstelling van ontwikkeling en consolidatie van de democratie en de rechtsstaat, alsmede van de doelstelling van eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden (PB L 120 van 8.5.1999, blz. 1).

Verordening (EG) nr. 976/1999 van de Raad van 29 april 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitvoering van niet onder de ontwikkelingssamenwerking vallende communautaire acties die binnen het kader van het communautaire samenwerkingsbeleid een bijdrage leveren tot de algemene doelstelling van ontwikkeling en consolidatie van de democratie en de rechtsstaat, alsmede tot de doelstelling van eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden in derde landen (PB L 120 van 8.5.1999, blz. 8).

Verordening (Euratom, EG) nr. 99/2000 van de Raad van 29 december 1999 betreffende bijstand aan de partnerstaten in Oost-Europa en Centraal-Azië (PB L 12 van 18.1.2000, blz. 1).

Deze steun wordt toegekend ten behoeve van projecten in derde landen en de Europese Unie in de vorm van subsidies teneinde:

  • internationale en communautaire initiatieven te bevorderen die zijn gericht op afschaffing van de doodstraf in alle landen;
  • personen op te leiden die kennis van de mensenrechten aan anderen moeten overdragen (rechters, advocaten, overheidspersoneel, verantwoordelijke personen voor de opleiding van politie en veiligheidstroepen, onderwijzend personeel, enz.);
  • de eerbiediging van de rechten van het kind te verbeteren;
  • de rechten van de vrouw te bevorderen en te beschermen, inclusief maatregelen ter bestrijding van vrouwenhandel;
  • het respect voor etnische minderheden, zoals zigeuners, te versterken;
  • de eerbiediging van de mensenrechten van gehandicapten te bevorderen;
  • de eerbiediging van de rechten van de inheemse volkeren over de gehele wereld te versterken;
  • de vorming bij organisaties die zich toeleggen op de bescherming van de rechten van de mens aan te moedigen;
  • organisaties die zich specifiek met vluchtelingen bezighouden te bevorderen.

De in dit hoofdstuk opgenomen kredieten dienen eveneens voor het opzetten en onderhouden van rehabilitatiediensten en -centra voor slachtoffers van martelingen en hun familieleden, alsmede voor organisaties die concrete hulp verlenen aan slachtoffers van schendingen van de mensenrechten of hulp verlenen om de omstandigheden te verbeteren op plaatsen waar mensen van hun vrijheid zijn beroofd, zulks ter voorkoming van marteling en mishandeling.

De in dit hoofdstuk opgenomen kredieten dienen tevens voor de bevordering van acties van niet-gouvernementele organisaties die uit de Verklaring van de rechten van het kind voortvloeiende activiteiten cofinancieren die tot doel hebben geweld tegen kinderen alsmede kinderarbeid te bestrijden, de schoolgang te bevorderen en voedsel en bescherming te bieden aan straatkinderen.

Zij hebben tot doel een sectoraal beleid te ontwikkelen inzake de integratie van de rechten van kinderen in de ontwikkelingsprogramma's van de Europese Unie en niet-gouvernementele organisaties te ondersteunen die aangesloten zijn bij het "European Network on Street Children Worldwide".

Elk artikel van dit hoofdstuk dat gerelateerd is aan de diverse regio's van de wereld dient ter dekking van acties ter bevordering en bescherming van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, ter ondersteuning van democratiseringsprocessen en ter verbetering van de situatie op het gebied van mensenrechten en democratisering. De Commissie deelt elk jaar mee welk bedrag voor elk van deze regio's wordt toegewezen.

De onder dit hoofdstuk opgevoerde kredieten kunnen tevens worden gebruikt ter financiering van niet-gouvernementele organisaties en organisaties die rechtshulp bieden aan personen of organisaties die hieraan behoefte hebben.

Deze kredieten zijn tevens bestemd ter dekking van een bijdrage in de kosten van Europese masters in mensenrechten en democratisering, andere dan die bedoeld in post A-3 0 1 4, en van de Europese Stichting voor vrijheid van meningsuiting.

Zij kunnen tevens worden gebruikt om bij te dragen aan de oprichting van het Europees netwerk voor mensenrechten en democratisering en om ervoor te zorgen dat informatie over het beleid van de Europese Unie en over door de Europese Unie gefinancierde programma's en/of projecten ter bevordering van de mensenrechten en de democratie wordt verzameld, geanalyseerd, bijgewerkt en verspreid via de nieuwe elektronische media, met name internet.

Bij haar besluiten inzake voorstellen voor financiering door de Europese Unie dient de Commissie in de eerste plaats te overwegen of een project daadwerkelijk de democratische beginselen en de eerbiediging van de mensenrechten bevordert. Er wordt prioriteit verleend aan projecten door niet-gouvernementele organisaties die de afgelopen paar jaar hun doeltreffendheid en levensvatbaarheid hebben bewezen, en aan projecten waarvan naar wordt verwacht een multiplicatoreffect zal uitgaan in de burgersamenleving, die de voornaamste factor is in de overgang naar democratie. Prioriteit wordt verleend aan projecten voor concrete en directe hulpverlening. Universitaire onderzoeksprojecten en seminars die van bijzonder belang zijn, kunnen, voorzover mogelijk, eveneens in aanmerking komen.

De Commissie kan voorstellen voorleggen voor aanvullende overschrijvingen naar elk artikel in dit hoofdstuk in overeenstemming met de beleidsprioriteiten en de reeds door niet-gouvernementele organisaties gebruikte bedragen overeenkomstig artikel 26, lid 7, van het Financieel Reglement.

De Commissie zal haar jaarlijks werkprogramma aan het Europees Parlement ter behandeling voorleggen. De Commissie zal tevens vóór september van elk jaar een tussentijds verslag voorleggen aan het Europees Parlement over de staat van uitvoering van dit programma.

B7-7 0 2 A Steun aan democratiseringsprocessen en versterking van de rechtsstaat - Uitgaven voor administratief beheer

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Dit krediet dient ter dekking van:

  • de uitgaven voor technische en administratieve bijstand die de Commissie uitbesteedt aan een uitvoeringsagentschap onder Gemeenschapsrecht. In deze context kan het krediet worden gebruikt ter financiering van uitgaven voor tijdelijk ondersteunend personeel (hulpkrachten, gedetacheerde nationale deskundigen, uitzendkrachten) bij de diensten van de Commissie die de taken overnemen van de bureaus voor technische bijstand waarvan de contracten uiterlijk op 31 december 2001 aflopen;
  • de uitgaven voor tijdelijk ondersteunend personeel bij de diensten van de Commissie, beperkt tot 400000 euro, hetgeen naar schatting overeenkomt met vijf mensjaren. Deze schatting is gebaseerd op de jaarlijkse kosten per eenheid per mensjaar waarvan 97 % wordt uitgemaakt door de bezoldiging van het desbetreffende personeel en 3 % door de kosten van scholing, vergaderingen, dienstreizen, informatietechnologie en telecommunicatie voor dit personeel;
  • de uitgaven voor onderzoeken, bijeenkomsten van deskundigen, voorlichting en publicaties die rechtstreeks verband houden met het verwezenlijken van de doelstelling van het programma of de maatregelen die onder dit artikel vallen, inclusief alle overige uitgaven voor technische en administratieve bijstand waarbij geen sprake is van overheidstaken die door de Commissie zijn uitbesteed op basis van dienstverleningscontracten ad hoc.

De Commissie verplicht zich ertoe de begrotingsautoriteit in kennis te stellen van kredietoverschrijvingen van de hoofdlijn naar dit artikel en omgekeerd.

Dit krediet dient tevens ter dekking van de administratieve uitgaven van de artikelen B7-7 0 4 en B7-7 0 9.

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.