Wetenschap en maatschappij en vrouwen in de wetenschap

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 32001G0714(01)

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

32001G0714(01)

Resolutie van de Raad van 26 juni 2001 inzake wetenschap en maatschappij en vrouwen in de wetenschap

Publicatieblad Nr. C 199 van 14/07/2001 blz. 0001 - 0002

Resolutie van de Raad

van 26 juni 2001

inzake wetenschap en maatschappij en vrouwen in de wetenschap

(2001/C 199/01)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

  • 1. 
    HERINNEREND aan de artikelen 2 en 3 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, waarin het bevorderen van de gelijkheid van mannen en vrouwen als een van de doelstellingen van de Gemeenschap is vastgelegd;
  • 2. 
    HERINNEREND aan de conclusies van de Europese Raden van 23/24 maart 2000 in Lissabon en van 23/24 maart 2001 in Stockholm over de totstandbrenging van een Europese kennismaatschappij, waarbij de nadruk op onderwijs, opleiding en vaardigheden op het gebied van de informatietechnologie, respectievelijk op de ethische aspecten van de biotechnologie werd gelegd;
  • 3. 
    HERINNEREND aan de mededeling van de Commissie van 18 januari 2000, getiteld "Naar een Europese onderzoeksruimte", alsmede aan haar mededeling van 4 oktober 2000, getiteld "Totstandbrenging van de Europese onderzoeksruimte", waarin een aantal belangrijke aangelegenheden op het gebied van wetenschap en maatschappij aan de orde wordt gesteld;
  • 4. 
    HERINNEREND aan de resolutie van de Raad van 16 november 2000(1) betreffende de noodzaak het debat over wetenschap in de maatschappij te verdiepen, het publiek meer bewust te maken van de desbetreffende aangelegenheiden en het verband tussen onderzoeksbeleid en maatschappelijke behoeften te versterken;
  • 5. 
    NOTA NEMEND van het werkdocument van de Commissiediensten van 16 november 2000, getiteld "Wetenschap, maatschappij en de burger in Europa", waarin een aantal belangrijke aangelegenheden voor zowel de beleidsmakers als de Europese burger aan de orde wordt gesteld, alsmede van het verslag van 30 mei 2001 dat het Economisch en Sociaal Comité op eigen initiatief over dit document heeft opgesteld;
  • 6. 
    GEZIEN de besprekingen over wetenschap en maatschappij tijdens de informele bijeenkomst van de ministers van Onderwijs en Onderzoek op 2 maart 2001 te Uppsala;
  • 7. 
    HERINNEREND AAN de vergadering over wetenschappelijke en technologische cultuur die op 11 en 11 mei 2001 in Lissabon plaatsvond;
  • 8. 
    GEZIEN het rapport van het European Technology Assessment Network (ETAN) van november 1999, getiteld "Wetenschapsbeleid in de Europese Unie: Promoting excellence through mainstreaming gender equality" (Bevordering van expertise via gendermainstreaming);
  • 9. 
    HERINNEREND aan de vooruitgang die in de lidstaten en de geassocieerde landen geboekt is sedert de aanneming van de mededeling van de Commissie, getiteld "Vrouwen en wetenschap, vrouwen mobiliseren om het wetenschappelijk onderzoek in Europa te verrijken", respectievelijk sedert de aanneming van de resolutie van de Raad van 20 mei 1999 inzake vrouwen en wetenschap(2), en van de resolutie van het Europees Parlement van 3 februari 2000 inzake genoemde mededeling; INGENOMEN met de werkzaamheden van de Groep van Helsinki;
  • 10. 
    NOTA NEMEND van het werkdocument van de Commissie van 15 mei 2001, getiteld "Vrouwen en wetenschap, de genderdimensie als hefboom voor hervorming van de wetenschap, waarin een strategie inzake vrouwen en wetenschap wordt aangereikt;"
  • 11. 
    NOTA NEMEND van het recente CREST-verslag over wetenschap en maatschappij;
  • 12. 
    ONDERKENT de noodzaak:
  • een brede maatschappelijke dialoog te stimuleren over wetenschappelijke aangelegenheden van algemeen belang en punten van zorg op dit gebied;
  • bij jongeren de belangstelling voor wetenschappelijk onderwijs, onderzoek en wetenschappelijke carrières te bevorderen;
  • de rol van vrouwen in de wetenschap te bevorderen en hun carrièreperspectieven op het gebied van wetenschap en wetenschapsbeheer te verbeteren;
  • zich ook gericht te blijven inzetten voor de bevordering van gendermainstreaming zowel op Europees als op nationaal niveau;
  • 13. 
    ONDERKENT dat deze aangelegenheden inherent zijn aan alle aspecten van de wetenschappelijke en technologische vooruitgang, en onderstreept het belang van openheid omtrent wetenschappelijke vorderingen en van een versterkte betrokkenheid van de maatschappij en van de direct belanghebbenden bij het besluitvormingsproces;
  • 14. 
    STELT VAST dat het voorstel voor het zesde kaderprogramma bijdraagt tot de totstandbrenging van de Europese onderzoeksruimte en IS VERHEUGD dat het thema wetenschap en maatschappij in dit voorstel is opgenomen als een van de punten die voorrang moeten krijgen; BENADRUKT dat erop moet worden toegezien dat in het gehele kaderprogramma een samenhangende en gecoördineerde aanpak wordt gevolgd ten aanzien van vraagstukken die verband houden met wetenschap en maatschappij,

EN SPREEKT ZICH DAARTOE, WAT WETENSCHAP EN MAATSCHAPPIJ BETREFT, ALS VOLGT UIT:

  • 15. 
    hij MOEDIGT de lidstaten en de Commissie AAN te zoeken naar maatregelen voor networking, benchmarking en uitwisseling van beste praktijken, teneinde de dialoog tussen wetenschap en maatschappij te verbeteren, waarbij zo nodig ook dient te worden bezien of het nodig is gemeenschappelijke praktijken en richtlijnen te ontwikkelen voor de beoordeling en beheersing van risico's en voor het gebruik van wetenschappelijke adviezen ter ondersteuning van het openbaar bestuur;
  • 16. 
    hij MOEDIGT de lidstaten en de Commissie AAN zich in te spannen om het publiek meer bewust te maken van wetenschap en technologie, om de popularisatie van de wetenschap te stimuleren en bij de media meer belangstelling te wekken voor deze materie, daaronder begrepen de mogelijkheid een Europees initiatief inzake de wetenschappelijke en technologische cultuur te ontplooien, alsmede om het wetenschappelijk onderwijs te verbeteren, in het bijzonder door een intensievere coördinatie van nationale en Europese activiteiten en beleidsinitiatieven op deze gebieden, met nadruk op de noodzaak om strategieën te ontwikkelen om een carrière in wetenschap of technologie aantrekkelijk te maken voor de jongere generatie;
  • 17. 
    hij VERZOEKT de lidstaten en de Commissie om in nauw overleg met de wereld van de wetenschap te stimuleren dat er regelmatig evenementen met een hoge zichtbaarheid en kwaliteit worden georganiseerd, waarbij belangrijke aspecten van het wetenschappelijk en technologisch onderzoek onder de aandacht worden gebracht en wordt ingegaan op wetenschappelijke en technologische aangelegenheden die voor het grote publiek van belang zijn;
  • 18. 
    hij VERZOEKT de lidstaten en de Commissie door te gaan met hun activiteiten om op Europees, nationaal, regionaal en lokaal in niveau een dialoog op gang te brengen over ethische problemen in verband met wetenschap en technologie;
  • 19. 
    hij BEVEELT de Commissie AAN om, samen met vertegenwoordigers van nationale instellingen in de lidstaten en, in voorkomend geval, met de kandidaat-lidstaten en de bij de communautaire onderzoeksprogramma's betrokken derde landen, de mogelijkheden te onderzoeken om de samenwerking met de bestaande instanties die op dit gebied actief zijn te intensiveren, teneinde de sociale, ethische en juridische ontwikkelingen ten aanzien van relevante onderzoeksthema's op het gebied van wetenschap en technologie van nabij te volgen en daarover meer informatie uit te wisselen;
  • 20. 
    hij VERZOEKT de Commissie om het door haar voorgestelde actieplan inzake wetenschap en maatschappij voor eind 2001 aan de Raad voor te leggen,

EN SPREEKT ZICH DAARTOE, WAT VROUWEN IN DE WETENSCHAP BETREFT, ALS VOLGT UIT:

  • 21. 
    hij VERZOEKT de Commissie:
  • zich te blijven inzetten en zich nog meer in te spannen om de rol van vrouwen in wetenschap en technologie te bevorderen en bij de uitvoering van het zesde kaderprogramma en de ontwikkeling van de Europese onderzoeksruimte te zorgen voor een daadwerkelijke gendermainstreaming;
  • inzonderheid werk te maken van de gelijke behandeling van mannen een vrouwen op gebieden waar personele middelen en mobiliteit een rol spelen;
  • bijzondere aandacht aan de genderdimensie te besteden bij de werkzaamheden in verband met benchmarking;
  • 22. 
    hij DRINGT er bij de Commissie OP AAN om er bij de uitvoering en het beheer van de onderzoeksprogramma's voor te zorgen dat het beoogde percentage van 40 % voor de deelneming van vrouwen op alle niveaus wordt gehaald, en om daarbij steeds voor ogen te houden dat de wetenschappelijke en technologische expertise gewaarborgd dient te blijven;
  • 23. 
    hij VERZOEKT de lidstaten en de Commissie voort te gaan met hun inspanningen om vrouwen op nationaal niveau een grotere rol in de wetenschap te laten spelen, om genderspecifieke statistieken te laten opstellen met betrekking tot de personele middelen op het gebied van wetenschap en technologie, en om indicatoren te ontwikkelen waarmee de vorderingen op de weg naar gelijkheid tussen mannen en vrouwen in het Europese onderzoek kunnen worden gevolgd;
  • 24. 
    hij VERZOEKT de lidstaten en de Commissie om de Groep van Helsinki bij de voorzetting van haar werkzaamheden te steunen en intensiever samen te werken om de rol van vrouwen in het Europese onderzoek te bevorderen;
  • 25. 
    hij VERZOEKT de Commissie om binnen twee jaar verslag uit te brengen over de vorderingen op het gebied van vrouwen in de wetenschap.
  • (1) 
    PB C 374 van 28.12.2000, blz. 1.
  • (2) 
    PB C 201 van 16.7.1999, blz. 1.

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.