Beroep en de loopbaan van onderzoekers binnen de Europese onderzoeksruimte

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 32003G1125(01)

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

32003G1125(01)

Resolutie van de Raad van 10 november 2003 over het beroep en de loopbaan van onderzoekers binnen de Europese onderzoeksruimte

Publicatieblad Nr. C 282 van 25/11/2003 blz. 0001 - 0002

Resolutie van de Raad

van 10 november 2003

over het beroep en de loopbaan van onderzoekers binnen de Europese onderzoeksruimte

(2003/C 282/01)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

IN HERINNERING BRENGEND

  • 1. 
    de resoluties van de Raad van 15 juni 2000 en 16 november 2000(1) over de Europese onderzoeksruimte (EOR), waarin hij onder meer het belang benadrukt van het ontwikkelen van het menselijk potentieel als de sleutel tot toponderzoek in Europa, en van het invoeren van een Europese dimensie in de loopbanen van onderzoekers;
  • 2. 
    de mededeling van de Commissie over "een mobiliteitsstrategie voor de Europese onderzoeksruimte", en de daaropvolgende resolutie van de Raad betreffende "de versterking van de mobiliteitsstrategie voor de Europese onderzoeksruimte (EOR)"(2), waarin de inspanningen om in Europa een gunstiger klimaat voor onderzoekers te creëren, worden onderstreept, alsmede de mededeling van de Commissie over de rol van de universiteiten in het Europa van de kennis;
  • 3. 
    de mededelingen van de Commissie "Meer onderzoek voor Europa - Op weg naar 3 % van het BBP" en "Investeren in onderzoek: een actieplan voor Europa", waarin beklemtoond wordt dat er tussen nu en 2010 meer onderzoekers moeten komen, evenals de daaropvolgende resolutie van de Raad van 22 september 2003 over "Investeren in onderzoek ten behoeve van de groei en de concurrentiepositie van Europa"(3), waarin benadrukt wordt dat toename van de investeringen in menselijk potentieel, met name middels de ontwikkeling van de opleiding van onderzoekers en de bevordering van loopbaanmogelijkheden een sleutelfactor is om het streefcijfer van 3 % van het BBP voor de investeringen in onderzoek te bereiken;
  • 4. 
    het zesde kaderprogramma (2002-2006)(4), dat in het bijzonder onder het kopje "menselijk potentieel en mobiliteit" de ontwikkeling van een rijk en dynamisch menselijk potentieel van wereldniveau in het Europese onderzoeksysteem ondersteunt, rekening houdend met de internationale dimensie van het onderzoek die er onlosmakelijk mee verbonden is;
  • 5. 
    de resolutie van de Raad inzake "wetenschap en maatschappij en vrouwen in de wetenschap"(5) en het belang van de dialoog wetenschap/maatschappij en van de genderdimensie bij het bereiken van het volledige potentieel van O & O-inspanningen in de EOR;
  • 6. 
    de besprekingen in de context van het proces van Bologna en de ontwikkeling van de Europese hogeronderwijsruimte, en met name de conclusies van de Conferentie van Berlijn over het proces van Bologna in september 2003, waarin gewezen wordt op het belang van onderzoek als integraal onderdeel van hoger onderwijs in geheel Europa;
  • 7. 
    de conclusies van recente Europese Raden waarin de instelling en de ontwikkeling van de EOR wordt gesteund en waarin erop gewezen wordt dat er in O & O moet worden geïnvesteerd om het mededingingsvermogen te vergroten en de economie te laten groeien, zulks met de nadruk op de noodzaak het bij O & O betrokken menselijke potentieel te ontwikkelen,
  • 8. 
    BEVESTIGT andermaal dat onderzoek en onderzoekers een sleutelrol spelen bij het stimuleren van de Europese groei en concurrentiepositie;
  • 9. 
    IS INGENOMEN MET de mededeling van de Commissie "Onderzoekers in de Europese onderzoeksruimte - één beroep, meerdere loopbanen", waarin de verschillende factoren die de loopbanen in O & O beïnvloeden en bepalen, worden geanalyseerd, en waarin onderzoekers worden beschouwd als "beroepsmensen die zich bezighouden met de conceptie of schepping van nieuwe kennis, producten, processen, methoden en systemen, en met het beheer van de projecten in kwestie";
  • 10. 
    ERKENT dat een hele reeks factoren de loopbaan van onderzoekers in Europa beïnvloeden, waarbij voor ogen moet worden gehouden dat de lidstaten er zeer verschillende benaderingen op na houden. Deze factoren betreffen, onder meer, de opleiding, de mobiliteit, de aanwervingsmethoden, de ontwikkeling en de beoordeling van de loopbaan alsook de arbeidsrechtelijke situatie en de salariëring, die variëren naar gelang van de sectoren waarin de onderzoekers werkzaam zijn, en het juridische, bestuurlijke, infrastructurele en culturele klimaat van hun arbeidsplaats, alsmede het niveau van de O & O-middelen; ERKENT dat verbeteringen op deze gebieden nodig zijn om bij te dragen tot de ontwikkeling van een echte Europese arbeidsmarkt voor onderzoekers, waarbij gerichte aandacht wordt besteed aan een uitgebreide Europese Unie;
  • 11. 
    IS DERHALVE INGENOMEN MET de benadering die de Commissie volgt om de moeilijkheden in verband met de opleiding en de mobiliteit van onderzoekers en de ontwikkeling van hun loopbaan, op basis van vrijwillige samenwerking met de lidstaten en andere belanghebbenden in zowel de openbare als de particuliere sector, op te lossen. De maatregelen van de Commissie zouden een aanvulling vormen op andere initiatieven op dit gebied die ook in internationaal verband, rekening houdend met de ervaring van belangrijke derde landen, worden ontplooid. De Raad is in het bijzonder verheugd over het voornemen van de Commissie om:
  • toe te werken naar de opstelling van een "Europees handvest voor onderzoekers" met het oog op de verdere verbetering van de kaderregeling voor het loopbaanbeheer van O & O-personeel, alsook van een "gedragscode voor de aanwerving van onderzoekers", waarbij de specifieke kenmerken van de verschillende sectoren in aanmerking worden genomen en die op de beste praktijken wordt gebaseerd;
  • een Europees Jaar van de onderzoeker te organiseren ter bevordering van de publieke erkenning van het beroep van onderzoeker en van loopbanen op het gebied van O & O;
  • verschillende aspecten van de loopbaanontwikkeling en de opleidingen voor onderzoekers verder te analyseren, met inbegrip van het verzamelen van gegevens en het analyseren van de behoeften, eventueel ook als input voor maatregelen ter uitvoering van de open coördinatiemethode;
  • zich krachtiger in te spannen om het mobiliteitsportaal voor de onderzoeker en het Europese netwerk van mobiliteitscentra beter te laten functioneren;
  • 12. 
    VRAAGT de lidstaten, de toetredende staten en de Commissie om, zoals overeengekomen door het Comité voor wetenschappelijk en technisch onderzoek (CREST), in samenwerking met de belanghebbenden in zowel de openbare als de particuliere sector, op basis van vrijwilligheid acties te ondernemen op onderstaande gebieden, in het bijzonder met toepassing van de open-coördinatiemethode (ocm):
  • het ontwikkelen van criteria voor het vastleggen van hetgeen onderzoekers tijdens hun loopbaan hebben gepresteerd, rekening houdend met de ontwikkelingen in het proces van Bologna;
  • het uitwisselen van goede praktijken, in voorkomend geval op internationaal niveau, wat betreft de evaluatie- en waarderingssystemen voor loopbanen op het gebied van O & O;
  • het aanmoedigen van de sociale dialoog, alsmede van de dialoog tussen onderzoekers, belanghebbenden en de maatschappij in ruimere zin, mede door het publiek meer bewust te maken van de wetenschap en door jongeren meer belangstelling bij te brengen voor onderzoek en voor een wetenschappelijke loopbaan;
  • het verrichten van werkzaamheden op het gebied van de algemene arbeidsvoorwaarden voor promovendi, met inbegrip van aspecten als ouderschapsverlof, en, met wederkerigheid op Europees niveau, het nemen van de nodige maatregelen voor de overdraagbaarheid van nationale leningen en toelagen in de context van meer mobiliteit voor onderzoekers;
  • het bevorderen, bij de ontwikkeling van deze initiatieven, van gelijke kansen voor mannelijke en vrouwelijke onderzoekers;
  • het voortzetten van de inspanningen om andere belemmeringen voor een onderzoeksloopbaan of voor mobiliteit, waaronder die met betrekking tot intersectorale mobiliteit en de mobiliteit tussen de openbare en particuliere sector en daarbinnen, alsook de mobiliteit tussen verschillende functies, weg te nemen, waarbij rekening wordt gehouden met een uitgebreide Unie;
  • 13. 
    VERZOEKT de Commissie op gezette tijden verslag uit te brengen over de vorderingen bij de verbetering van de werkgelegenheids- en loopbaanvooruitzichten voor onderzoekers in Europa.
  • (1) 
    PB C 205 van 19.7.2000, blz. 1.

PB C 374 van 28.12.2000, blz. 1.

  • (2) 
    PB C 367 van 21.12.2001.
  • (3) 
    PB C 250 van 18.10.2003.
  • (4) 
    PB L 232 van 29.8.2002 en PB L 294 van 29.10.2002.
  • (5) 
    PB C 199 van 14.7.2001.

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.