6)
|
bijlage VI wordt vervangen door:
“BIJLAGE VI
SPECIFIEKE EISEN VOOR DE VERLENERS VAN LUCHTVAARTINLICHTINGENDIENSTEN
(Deel-AIS)
SUBDEEL A — AANVULLENDE ORGANISATORISCHE EISEN VOOR VERLENERS VAN LUCHTVAARTINLICHTINGENDIENSTEN (AIS.OR)
DEEL 1 — ALGEMENE EISEN
AIS.OR.100 Beheer van luchtvaartinlichtingen
Een verlener van luchtvaartinlichtingendiensten (AIS) voorziet in middelen en processen voor informatiebeheer die passend zijn om de tijdige inzameling, verwerking, opslag, integratie, uitwisseling en levering van hoogwaardige luchtvaartgegevens en -informatie binnen het ATM-systeem te waarborgen.
AIS.OR.105 Verantwoordelijkheden van verleners van luchtvaartinlichtingendiensten (AIS)
Een AIS-aanbieder zorgt voor de levering van luchtvaartgegevens en -informatie die nodig zijn voor de veiligheid, het geregelde karakter en de efficiëntie van de luchtvaartnavigatie.
Een AIS-aanbieder ontvangt, bundelt of ordent, bewerkt, formatteert, publiceert, bewaart en verspreidt luchtvaartgegevens en -informatie over het gehele grondgebied van een lidstaat en over die zones boven volle zee waarin de lidstaat verantwoordelijk is voor de verlening van luchtverkeersdiensten.
Een AIS-aanbieder zorgt ervoor dat luchtvaartgegevens en -informatie beschikbaar zijn voor:
(1)
|
personeel dat betrokken is bij vluchtuitvoeringen, met inbegrip van cockpitpersoneel, vluchtplanning en vluchtsimulatoren;
|
(2)
|
ATS-verleners die verantwoordelijk zijn voor vluchtinformatiediensten, en
|
(3)
|
de diensten die verantwoordelijk zijn voor de verstrekking van informatie vóór de vlucht.
|
Een AIS-aanbieder verleent 24h/24 diensten voor het opstellen en uitgeven van NOTAM in zijn bevoegdheidsgebied en voor de aan de vlucht voorafgaande informatie die nodig is met betrekking tot routefasen die beginnen op het luchtvaartterrein/de helihaven in zijn bevoegdheidsgebied.
Een AIS-aanbieder stelt luchtvaartgegevens en -informatie ter beschikking van andere AIS-aanbieders, als deze daarom vragen.
Een AIS-aanbieder zorgt voor procedures om veiligheidsrisico’s voor de luchtvaart als gevolg van fouten in gegevens en informatie te beoordelen en te beperken.
Een AIS-aanbieder geeft duidelijk aan dat luchtvaartgegevens en -informatie die voor en namens een lidstaat worden verstrekt, onder de bevoegdheid van die lidstaat worden verstrekt, ongeacht in welk formaat.
DEEL 2 — BEHEER VAN DE GEGEVENSKWALITEIT
AIS.OR.200 Algemeen
Een AIS-aanbieder ziet erop toe dat:
(a)
|
luchtvaartgegevens en -informatie worden verstrekt overeenkomstig de specificaties die zijn vastgesteld in de catalogus van luchtvaartgegevens, zoals gespecificeerd in aanhangsel 1 van bijlage III (Deel-ATM/ANS.OR);
|
(b)
|
de gegevenskwaliteit wordt gehandhaafd, en
|
(c)
|
automatisering wordt toegepast om de verwerking en uitwisseling van digitale luchtvaartgegevens mogelijk te maken.
|
AIS.OR.205 Formele regelingen
Een AIS-aanbieder ziet erop toe dat formele regelingen worden getroffen met:
(a)
|
alle partijen die hem gegevens doorgeven, en
|
(b)
|
andere AIS-aanbieders, bij de onderlinge uitwisseling van luchtvaartgegevens en -informatie.
|
AIS.OR.210 Uitwisseling van luchtvaartgegevens en -informatie
Een AIS-aanbieder ziet erop toe dat:
(a)
|
het formaat van de luchtvaartgegevens is gebaseerd op een model voor de uitwisseling van luchtvaartgegevens dat ontworpen is met het oog op wereldwijde interoperabiliteit, en
|
(b)
|
luchtvaartgegevens worden uitgewisseld via elektronische middelen.
|
AIS.OR.215 Instrumenten en software
Een AIS-aanbieder ziet erop toe dat de instrumenten en software die worden gebruikt om luchtvaartgegevens- en luchtvaartinformatieprocessen te ondersteunen of te automatiseren, hun functies vervullen zonder negatieve gevolgen voor de kwaliteit van de luchtvaartgegevens en -informatie.
AIS.OR.220 Validering en verificatie
Een AIS-aanbieder ziet erop toe dat verificatie- en valideringstechnieken worden toegepast, zodat de luchtvaartgegevens beantwoorden aan de bijbehorende eisen inzake gegevenskwaliteit die gespecificeerd zijn in AIS.TR.200.
AIS.OR.225 Metagegevens
Een AIS-aanbieder verzamelt en bewaart metagegevens.
AIS.OR.230 Opsporing van gegevensfouten en authenticatie
Een AIS-aanbieder ziet erop toe dat:
(a)
|
digitale foutendetectietechnieken worden gebruikt tijdens de verzending en/of opslag van luchtvaartgegevens, teneinde de in AIS.TR.200, onder c), gespecificeerde toepasselijke niveaus van gegevensintegriteit te ondersteunen, en
|
(b)
|
een geschikt authenticatieproces wordt toegepast op de overdracht van luchtvaartgegevens, zodat de ontvangers kunnen bevestigen dat de gegevens of informatie verzonden zijn (is) door een gemachtigde bron.
|
AIS.OR.235 Rapportering en meting van fouten en corrigerende maatregelen
Een AIS-aanbieder ziet erop toe dat mechanismen voor de rapportering en meting van fouten en voor corrigerende maatregelen worden vastgesteld en gehandhaafd.
AIS.OR.240 Gegevensbeperkingen
Een AIS-aanbieder identificeert in de luchtvaartinlichtingenproducten, met uitzondering van NOTAM, de luchtvaartgegevens en — informatie die niet aan de eisen inzake gegevenskwaliteit voldoen.
AIS.OR.250 Eis met betrekking tot samenhang
Wanneer luchtvaartgegevens of -informatie worden gekopieerd in de AIP van meer dan één lidstaat, zetten de AIS-aanbieders die verantwoordelijk zijn voor die AIP mechanismen op om de samenhang tussen de gekopieerde informatie te garanderen.
DEEL 3 — LUCHTVAARTINFORMATIEPRODUCTEN
AIS.OR.300 Algemeen — Luchtvaartinformatieproducten
Wanneer een AIS-aanbieder luchtvaartgegevens en -informatie in meerdere formaten verleent, moet hij ervoor zorgen dat er processen worden toegepast om de samenhang tussen die formaten te garanderen.
Hoofdstuk 1 — Luchtvaartinformatie in een gestandaardiseerde presentatie
AIS.OR.305 Luchtvaargids (AIP)
Een AIS-aanbieder geeft een luchtvaartgids uit.
AIS.OR.310 Wijzigingen van de luchtvaartgids
Een AIS-aanbieder moet:
(a)
|
permanente wijzigingen van de luchtvaartgids uitgeven als AIP-wijzigingen, en
|
(b)
|
erop toezien dat de AIP wordt gewijzigd of met regelmatige intervallen opnieuw wordt uitgegeven, als dit nodig is om te garanderen dat de informatie volledig en actueel is.
|
AIS.OR.315 Supplementen van de luchtvaartgids
Een AIS-aanbieder moet:
(a)
|
tijdelijke wijzigingen van lange duur — drie maanden of langer — en informatie van korte duur die uitgebreide tekst en/of grafieken bevat, uitgeven als supplementen van de luchtvaartgids;
|
(b)
|
regelmatig een checklist van de geldige supplementen van de luchtvaartgids ter beschikking stellen, en
|
(c)
|
wanneer een supplement van de luchtvaartgids een fout bevat of wanneer de geldigheidsduur van een supplement is gewijzigd, ter vervanging een nieuw supplement publiceren.
|
AIS.OR.320 Bericht aan luchtvarenden (AIC)
Een AIS-aanbieder geeft de volgende uit in de vorm van een bericht aan luchtvarenden:
(a)
|
een langetermijnvoorspelling van belangrijke wijzigingen in wetgeving, regelgeving, procedures of faciliteiten;
|
(b)
|
informatie van louter verklarende of adviserende aard die de vliegveiligheid beïnvloedt;
|
(c)
|
informatie of kennisgeving van verklarende of adviserende aard, met betrekking tot technische, wetgevende of louter administratieve aangelegenheden.
|
Een AIS-aanbieder moet minstens één keer per jaar de geldigheid van de van kracht zijnde berichten aan luchtvarenden evalueren.
AIS.OR.325 Luchtvaartkaarten
Een AIS-aanbieder ziet erop toe dat de volgende luchtvaartkaarten, indien deze ter beschikking worden gesteld,
(a)
|
deel uitmaken van de luchtvaartgids of afzonderlijk aan ontvangers van de luchtvaartgids ter beschikking worden gesteld:
(1)
|
obstakelkaart van het luchtvaartterrein — Type A;
|
(2)
|
kaart van het luchtvaartterrein/de helihaven;
|
(3)
|
grondbewegingskaart van het luchtvaartterrein;
|
(4)
|
parkeer-/aanmeerkaart van het luchtvaartterrein;
|
(5)
|
terreinkaart voor precisienadering;
|
(6)
|
ATC-surveillancekaart met minimumaltitudes;
|
(8)
|
standaardaankomstkaart — instrument (STAR);
|
(9)
|
standaardvertrekkaart — instrument (SID);
|
(10)
|
instrumentnaderingskaart;
|
(11)
|
visuele-naderingskaart, en
|
|
(b)
|
ter beschikking worden gesteld als onderdeel van de luchtvaartinlichtingenproducten:
(1)
|
obstakelkaart van het luchtvaartterrein — Type B;
|
(2)
|
wereldluchtvaartkaart 1:1 000 000;
|
(3)
|
wereldluchtvaartkaart 1:500 000;
|
(4)
|
luchtvaartnavigatiekaart — kleine schaal, en
|
|
AIS.OR.330 NOTAM
Een AIS-aanbieder moet:
(a)
|
snel een NOTAM uitgeven wanneer de te verspreiden informatie van tijdelijke aard en van korte duur is, of wanneer operationeel significante permanente wijzigingen of tijdelijke wijzigingen van lange duur worden aangebracht op korte termijn, behalve voor uitgebreide tekst en/of grafieken, en
|
(b)
|
in de vorm van een NOTAM informatie uitgeven over de vaststelling, toestand of wijziging van een luchtvaartfaciliteit, -dienst, -procedure of -risico, waarvan tijdige kennisneming door het met de uitvoering van vluchten belaste personeel van essentieel belang is.
|
De naleving van AIS.OR.200 staat de dringende verspreiding van luchtvaartinformatie die nodig is om de veiligheid van de vlucht te garanderen niet in de weg.
Hoofdstuk 2 — Digitale gegevensreeksen
AIS.OR.335 Algemeen — Digitale gegevensreeksen
Indien gegevens beschikbaar zijn in digitaal formaat, zorgt de AIS-aanbieder ervoor dat ze de vorm aannemen van de volgende gegevensreeksen:
(2)
|
terreingegevensreeks;
|
(3)
|
obstakelgegevensreeksen;
|
(4)
|
luchtvaartterreinkaartgegevensreeksen, en
|
(5)
|
instrumentvliegproceduresgegevensreeksen.
|
Wanneer terreingegevens beschikbaar worden gemaakt, worden ze in de vorm van terreingegevensreeksen verstrekt.
Er wordt regelmatig een controlelijst van geldige gegevensreeksen beschikbaar gemaakt.
AIS.OR.340 Eisen voor metagegevens
Elke gegevensreeks bevat een minimumreeks van metagegevens die aan de volgende gebruiker moeten worden verstrekt.
AIS.OR.345 AIP-gegevensreeks
Een AIS-aanbieder zorgt ervoor dat de AIP-gegevensreeks, indien beschikbaar, de digitale voorstelling bevat van luchtvaartinformatie van blijvende aard, met inbegrip van permanente informatie en tijdelijke wijzigingen van lange duur.
AIS.OR.350 Terrein- en obstakelgegevens — Algemene eisen
Een AIS-aanbieder ziet erop toe dat terrein- en obstakelgegevens, indien beschikbaar, worden verstrekt overeenkomstig AIS.TR.350.
AIS.OR.355 Reeksen terreingegevens
Een AIS-aanbieder ziet erop toe dat terreingegevens, indien beschikbaar, worden verstrekt:
(a)
|
voor Zone 1, zoals bepaald in AIS.TR.350, en
|
(b)
|
voor luchtvaartterreinen, welke betrekking moeten hebben op:
(1)
|
Zone 2a of delen daarvan, zoals vastgesteld in AIS.TR.350, punt b), onder 1);
|
(2)
|
Zones 2b, 2c en 2d of delen daarvan, zoals vastgesteld in AIS.TR.350, punt b), onder 2), 3) en 4), voor terrein:
i)
|
binnen 10 km van het referentiepunt van het luchtvaartterrein (ARP), en
|
ii)
|
verder dan 10 km van het ARP, als het terrein zich uitstrekt in het horizontale vlak 120 m boven de laagste hoogteligging van de baan;
|
|
(3)
|
de zone van het opstijgvliegpad of delen daarvan;
|
(4)
|
een zone, of delen daarvan, begrensd door de laterale omvang van de obstakelbeperkende oppervlakken op het luchtvaartterrein;
|
(5)
|
Zone 3 of delen daarvan, zoals vastgesteld in AIS.TR.350, punt c), voor terrein dat zich 0,5 m boven het horizontale vlak uitstrekt en door het dichtstbijzijnde punt op het bewegingsgebied van het luchtvaartterrein loopt, en
|
(6)
|
Zone 4 of delen daarvan, zoals vastgesteld in AIS.TR.350, onder d), voor alle banen waar precisienaderingsvluchten van categorie II of III worden uitgevoerd en waar gedetailleerde terreininformatie nodig is om exploitanten in staat te stellen het effect van het terrein op de bepaling van de beslissingshoogte aan de hand van radiohoogtemeters te beoordelen.
|
|
AIS.OR.360 Obstakelgegevensreeksen
Een AIS-aanbieder ziet erop toe dat, voor zover beschikbaar, obstakelgegevens worden verstrekt:
(a)
|
voor obstakels in Zone 1 met een hoogte van 100 m of meer boven de grond;
|
(b)
|
met betrekking tot luchtvaartterreinen, voor alle obstakels in Zone 2 die als een gevaar voor de luchtvaart worden beoordeeld, en
|
(c)
|
voor luchtvaartterreinen, voor:
(1)
|
Zone 2a of delen daarvan, voor obstakels die doordringen in het relevante oppervlak voor het verzamelen van obstakelgegevens;
|
(2)
|
objecten in de zone van het opstijgvliegpad of delen daarvan, die uitsteken boven een vlak oppervlak met een helling van 1,2 % en die een oorsprong met het startvliegpad gemeenschappelijk hebben;
|
(3)
|
doordringingen van de obstakelbeperkende oppervlakken op het luchtvaartterrein of delen daarvan;
|
(4)
|
Zones 2b, 2c en 2d, voor obstakels die doordringen in de relevante oppervlakken voor het verzamelen van obstakelgegevens;
|
(5)
|
Zone 3 of delen daarvan, voor obstakels die doordringen in het relevante oppervlak voor het verzamelen van obstakelgegevens, en
|
(6)
|
Zone 4 of delen daarvan, voor alle banen waar precisienaderingsvluchten van categorie II of III worden uitgevoerd.
|
|
AIS.OR.365 Reeksen kaartgegevens van het luchtvaartterrein
Een AIS-aanbieder ziet erop toe dat reeksen kaartgegevens van luchtvaartterreinen, indien beschikbaar, worden verstrekt overeenkomstig AIS.TR.365.
AIS.OR.370 Gegevensreeksen over instrumentvliegprocedures
Een AIS-aanbieder ziet erop toe dat gegevensreeksen over instrumentvliegprocedures, indien beschikbaar, worden verstrekt overeenkomstig AIS.TR.370.
DEEL 4 — VERSPREIDING EN AAN DE VLUCHT VOORAFGAANDE INFORMATIEDIENSTEN
AIS.OR.400 Verspreidingsdiensten
Een AIS-aanbieder moet:
(a)
|
beschikbare luchtvaartproducten verspreiden onder de gebruikers die erom verzoeken;
|
(b)
|
de luchtvaartgids, wijzigingen van de luchtvaartgids, supplementen van de luchtvaartgids, NOTAM en AIC zo snel mogelijk beschikking stellen;
|
(c)
|
ervoor zorgen dat NOTAM zo veel mogelijk via de vaste luchtvaartradiodienst (AFS) worden verspreid, indien mogelijk;
|
(d)
|
ervoor zorgen dat de internationale uitwisseling van NOTAM alleen plaatsvindt zoals onderling overeengekomen tussen de internationale NOTAM-kantoren en de betrokken multinationale NOTAM-verwerkingseenheden, en
|
(e)
|
voor zover nodig, zorgen voor de uitgifte en ontvangst van NOTAM die via telecommunicatie worden verspreid, om tegemoet te komen aan operationele behoeften.
|
AIS.OR.405 Aan de vlucht voorafgaande informatiediensten
Een AIS-aanbieder ziet erop toe dat:
(a)
|
voor alle luchtvaartterreinen/helihavens luchtvaartinformatie met betrekking tot de routefasen die beginnen op het luchtvaartterrein/de helihaven ter beschikking worden gesteld van vluchtuitvoeringspersoneel, met inbegrip van de cockpitbemanning en diensten die verantwoordelijk zijn voor de aan de vlucht voorafgaande informatie, en
|
(b)
|
luchtvaartinformatie die met het oog op aan de vlucht voorafgaande planning werd verstrekt, informatie van operationeel belang bevat die afkomstig is uit de onderdelen van de luchtvaartinformatieproducten.
|
DEEL 5 — UPDATES VAN LUCHTVAARTINFORMATIEPRODUCTEN
AIS.OR.500 Algemeen — Updates van luchtvaartinformatieproducten
Een AIS-aanbieder zorgt ervoor dat luchtvaartgegevens en -informatie worden gewijzigd of opnieuw worden uitgegeven, teneinde ervoor te zorgen dat ze actueel blijven.
AIS.OR.505 Regulering en controle van luchtvaartinformatie (AIRAC)
Een AIS-aanbieder ziet erop toe dat informatie over de in AIS.TR.505, punt a), opgesomde omstandigheden wordt verspreid in het AIRAC-systeem.
Een AIS-aanbieder ziet erop toe dat:
(1)
|
De in het kader van het AIRAC-systeem aangemelde informatie niet verder wordt gewijzigd gedurende minstens 28 dagen na de effectieve datum van het AIRAC, tenzij de aangemelde omstandigheid van tijdelijke aard is en niet gedurende de volledige periode blijft bestaan;
|
(2)
|
de informatie die in het kader van het AIRAC-systeem zodanig wordt verspreid/beschikbaar gesteld dat ze de ontvangers minstens vóór de effectieve datum van het AIRAC bereikt, en
|
(3)
|
geen andere uitvoeringsdata dan de effectieve data van het AIRAC worden gebruikt voor vooraf geplande operationeel significante wijzigingen die cartografische werkzaamheden vereisen en/of voor de actualisering van navigatiegegevensbanken.
|
AIS.OR.510 NOTAM
Een AIS-aanbieder moet:
(a)
|
ervoor zorgen dat NOTAM worden verstrekt overeenkomstig AIS.TR.510, en
|
(b)
|
een “trigger-NOTAM” verstrekken, zoals vastgesteld in AIS.TR.510, punt f), wanneer een AIP-wijziging of een AIP-supplement wordt gepubliceerd in overeenstemming met de AIRAC-procedures.
|
AIS.OR.515 Updates van de gegevensreeks
Een AIS-aanbieder moet:
(a)
|
gegevensreeksen wijzigen of opnieuw uitgeven, zo vaak als nodig is om ze actueel te houden, en
|
(b)
|
permanente wijzigingen en tijdelijke wijzigingen van lange duur — drie maanden of langer — uitgeven in de vorm van een volledige digitale gegevensreeks en/of een subreeks die alleen de verschillen met de voorheen uitgegeven volledige gegevensreeks bevat.
|
DEEL 6 — PERSONEELSEISEN
AIS.OR.600 Algemene eisen
In aanvulling op ATM/ANS.OR.B.005, punt a), onder 6), van bijlage III, zorgt de AIS-aanbieder ervoor dat het personeel dat verantwoordelijk is voor het verstrekken van luchtvaartgegevens en -informatie:
(a)
|
bewust wordt gemaakt van en zorgt voor de toepassing van:
(1)
|
de eisen inzake luchtvaartinformatieproducten en -diensten, zoals gespecificeerd in de punten 2 tot en met 5;
|
(2)
|
de actualiseringscycli voor de uitgifte van AIP-wijzigingen en AIP-supplementen voor de gebieden waarvoor zij luchtvaartgegevens of -informatie verstrekken;
|
|
(b)
|
passend is opgeleid en bevoegd en gemachtigd voor de job die het moet uitvoeren.
|
SUBDEEL B — AANVULLENDE TECHNISCHE EISEN VOOR VERLENERS VAN LUCHTVAARTINLICHTINGENDIENSTEN (AIS.TR)
DEEL 2 — BEHEER VAN DE GEGEVENSKWALITEIT
AIS.TR.200 Algemeen
(a)
|
De nauwkeurigheid van luchtvaartgegevens moet beantwoorden aan hetgeen vermeld is in de catalogus van luchtvaartgegevens (de “gegevenscatalogus”), gespecificeerd in aanhangsel 1 bij bijlage III (Part-ATM/ANS.OR).
|
(b)
|
De resolutie van de luchtvaartgegevens moet in verhouding staan tot de werkelijke nauwkeurigheid van de gegevens.
|
(c)
|
De integriteit van de luchtvaartgegevens moet behouden blijven. Op basis van de gegevens die gespecificeerd zijn in de gegevenscatalogus worden procedures vastgesteld om ervoor te zorgen dat:
(1)
|
voor routinegegevens, datacorruptie wordt vermeden gedurende de volledige verwerking van de gegevens;
|
(2)
|
voor essentiële gegevens, datacorruptie zich in geen enkel stadium van het volledige proces voordoet en wordt voorzien in aanvullende processen om, indien nodig, potentiële risico’s in de algemene systeemarchitectuur aan te pakken, teneinde de gegevensintegriteit op dit niveau verder te waarborgen;
|
(3)
|
voor kritieke gegevens, datacorruptie zich in geen enkel stadium van het gehele proces voordoet en wordt voorzien in aanvullende processen voor het waarborgen van de integriteit, teneinde de gevolgen te beperken van fouten die worden vastgesteld aan de hand van een grondige analyse van de algemene systeemarchitectuur en die risico’s voor de gegevensintegriteit kunnen inhouden.
|
|
(d)
|
De traceerbaarheid van de luchtvaartgegevens moet gewaarborgd worden.
|
(e)
|
De geldigheid van de luchtvaartgegevens moet worden gewaarborgd, met vermelding van eventuele beperkingen op de periode tijdens dewelke ze geldig zijn.
|
(f)
|
De volledigheid van de luchtvaartgegevens moet worden gewaarborgd.
|
(g)
|
Het formaat van de geleverde gegevens moet geschikt zijn om te garanderen dat de gegevens worden geïnterpreteerd op een wijze die samenhangend is met het beoogde gebruik ervan.
|
AIS.TR.210 Uitwisseling van luchtvaartgegevens en -informatie
Met uitzondering van terreingegevens moet het formaat waarin luchtvaartgegevens worden uitgewisseld:
(a)
|
de uitwisseling van gegevens mogelijk maken, zowel wat individuele kenmerken als verzamelingen van kenmerken betreft;
|
(b)
|
de uitwisseling van basisinformatie ten gevolge van permanente wijzigingen mogelijk maken;
|
(c)
|
gestructureerd zijn overeenkomstig de thema’s en eigenschappen van de catalogus van luchtvaartgegevens, en gedocumenteerd worden via een mapping tussen het uitwisselingsformaat en de catalogus van luchtvaartgegevens.
|
AIS.TR.220 Verificatie
(a)
|
De verificatie zorgt ervoor dat:
(1)
|
de luchtvaartgegevens werden ontvangen zonder datacorruptie;
|
(2)
|
het proces van luchtvaartgegevens niet tot datacorruptie leidt.
|
|
(b)
|
Luchtvaartgegevens en -informatie die handmatig worden ingevoerd, moeten individueel worden geverifieerd om eventuele ingevoerde fouten te identificeren.
|
AIS.TR.225 Metagegevens
De te verzamelen metagegevens omvatten ten minste:
(a)
|
de identificatie van de organisaties of entiteiten die luchtvaartgegevens opstellen, verzenden en bewerken;
|
(b)
|
de uitvoerde handeling;
|
(c)
|
de datum en het tijdstip waarop de handeling werd uitgevoerd.
|
AIS.TR.235 Rapportering en meting van fouten en corrigerende maatregelen
De mechanismen voor rapportering en meting van fouten en voor corrigerende maatregelen moeten garanderen dat:
(a)
|
problemen die zijn geïdentificeerd tijdens de aanmaak, productie, opslag, behandeling en verwerking of die na publicatie door gebruikers zijn gerapporteerd, worden geregistreerd;
|
(b)
|
alle problemen met betrekking tot de luchtvaartgegevens en -informatie door de AIS-aanbieder worden geanalyseerd en de nodige corrigerende maatregelen worden uitgevoerd;
|
(c)
|
prioriteit wordt gegeven aan het oplossen van alle fouten, ongerijmdheden en anomalieën die in kritieke en essentiële luchtvaartgegevens worden vastgesteld;
|
(d)
|
getroffen gebruikers op de meest doeltreffende wijze worden gewaarschuwd voor fouten, rekening houdend met het integriteitsniveau van de luchtvaartgegevens en -informatie;
|
(e)
|
feedback over fouten wordt vereenvoudigd en aangemoedigd.
|
AIS.TR.240 Gegevensbeperkingen
De identificatie van gegevens die niet aan de eisen inzake gegevenskwaliteit voldoen, gebeurt aan de hand van een annotatie of door de kwaliteit uitdrukkelijk te vermelden.
DEEL 3 — LUCHTVAARTINFORMATIEPRODUCTEN
AIS.TR.300 Algemeen — Luchtvaartinformatieproducten
(a)
|
Luchtvaartinformatieproducten die bestemd zijn voor verspreiding moeten Engelse tekst bevatten voor de delen die in gewone taal worden uitgedrukt, behalve de producten die uitsluitend binnen een lidstaat worden verspreid.
|
(b)
|
Plaatsnamen worden overeenkomstig het lokale gebruik gespeld en indien nodig getranslitereerd in Latijns basisalfabet volgens de Internationale Organisatie voor normalisatie (ISO).
|
(c)
|
In de luchtvaartinformatieproducten worden de afkortingen van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO) gebruikt.
|
Hoofdstuk 1 — Luchtvaartinformatie in een gestandaardiseerde presentatie
AIS.TR.305 Luchtvaargids (AIP)
(a)
|
De AIP, AIP-wijzigingen en AIP-supplementen worden verstrekt in de vorm van een “elektronische AIP” (eAIP).Het moet mogelijk zijn de eAIP te tonen op een computerscherm en af te drukken op papier.Bovendien mogen de AIP, AIP-wijzigingen en AIP-supplementen ook op papier worden verstrekt.
|
(b)
|
De AIP moet het volgende bevatten:
(1)
|
een verklaring van de bevoegde autoriteit die verantwoordelijk is voor de luchtvaartnavigatiefaciliteiten, -diensten of -procedures waarop de AIP betrekking heeft;
|
(2)
|
de algemene voorwaarden waaronder de diensten of faciliteiten beschikbaar zijn voor gebruik;
|
(3)
|
een lijst van significante verschillen tussen de regels en praktijken van de lidstaat en de aanbevolen normen en praktijken (SARP’s) en procedures van de ICAO;
|
(4)
|
de door een lidstaat gemaakte keuze voor elk belangrijk geval waarin een alternatieve handelswijze is opgenomen in de SARP’s en procedures van de ICAO.
|
|
(c)
|
De AIP moet informatie bevatten met betrekking tot, en geordend volgens, de thema’s in aanhangsel 1.
|
(d)
|
De lidstaat van uitgifte en de AIS-aanbieder moeten duidelijk worden vermeld.
|
(e)
|
Wanneer twee of meer lidstaten gezamenlijk een AIP opstellen, moet dit duidelijk worden aangegeven.
|
(f)
|
Elke AIP moet op zichzelf staan en een inhoudsopgave bevatten.
|
(g)
|
Een AIP moet zijn ingedeeld in drie delen (GEN, ENR en AD), secties en subsecties, behalve als de AIP, of een volume van de AIP, ontworpen is om het operationele gebruik ervan tijdens de vlucht te vergemakkelijken; in dat geval mogen de lidstaat zelf het formaat en de indeling bepalen, voor zover een passende inhoudsopgave wordt opgesteld.
|
(h)
|
Elke AIP moet gedateerd zijn.
|
(i)
|
De datum, bestaande uit de dag, de maand (naam) en het jaar, is de datum waarop de informatie van toepassing wordt (AIRAC).
|
(j)
|
Wanneer een beschrijving wordt gegeven van perioden van activiteit, beschikbaarheid of exploitatie, moeten de toepasselijke dagen en uren worden vermeld.
|
(k)
|
Elke AIP die in gedrukte vorm wordt uitgegeven en elke pagina van een AIP die in een losbladig formaat wordt uitgegeven, wordt geannoteerd teneinde duidelijk het volgende aan te geven:
(1)
|
de identiteit van de AIP;
|
(2)
|
het bestreken grondgebied en de onderverdelingen daarvan, indien nodig;
|
(3)
|
de identificatie van de lidstaat die de AIP uitgeeft en de organisatie (instantie) die de AIP opstelt, en
|
(4)
|
paginanummers/kaarttitels.
|
|
(l)
|
Alle wijzigingen van een gedrukte AIP gebeuren aan de hand van vervangbladen.
|
AIS.TR.310 AIP-wijzigingen
(a)
|
Alle operationeel significante wijzigingen van de AIP, overeenkomstig AIS.OR.505, worden uitgegeven onder AIRAC en duidelijk als zodanig geïdentificeerd.
|
(b)
|
Elke AIP-wijziging krijgt een volgnummer toegewezen.
|
(c)
|
Als een AIP-wijziging wordt uitgegeven, bevat ze verwijzingen naar het serienummer van de NOTAM die in de wijziging zijn opgenomen.
|
(d)
|
De meest recente actualiseringscycli die van toepassing zijn op AIP-wijzigingen worden openbaar gemaakt.
|
(e)
|
Er wordt zo weinig mogelijk gebruikgemaakt van amendementen/annotaties met de hand; de normale methode om een wijziging aan te brengen, is door de AIP opnieuw uit te geven of door de vervanging van bladzijden.
|
(f)
|
Elke AIP-wijziging moet:
(1)
|
een controlelijst bevatten met de huidige data en nummers van elke losse pagina in de AIP, en
|
(2)
|
een overzicht bevatten van lopende wijzigingen met de hand.
|
|
(g)
|
Nieuwe of herziene informatie wordt geïdentificeerd aan de hand van een annotatie in de marge.
|
(h)
|
Elke AIP-wijzigingspagina, met inbegrip van de voorpagina, bevat een publicatiedatum en, voor zover van toepassing, een datum van inwerkingtreding.
|
(i)
|
De regelmatige intervallen tussen de AIP-wijzigingen worden gespecificeerd in deel 1 — Algemeen (GEN) van de AIP.
|
AIS.TR.315 AIP-supplementen
(a)
|
Een AIP-supplement in gedrukte vorm wordt uitgegeven aan de hand van aparte bladzijden.
|
(b)
|
De meest recente actualiseringscycli die van toepassing zijn op AIP-supplementen worden openbaar gemaakt.
|
(c)
|
Elk AIP-supplement krijgt een volgnummer toegewezen, op basis van het kalenderjaar.
|
(d)
|
Telkens wanneer een AIP-supplement wordt uitgegeven ter vervanging van een NOTAM, wordt een verwijzing naar de reeks en het nummer van de NOTAM opgenomen in het AIP-supplement.
|
(e)
|
Met intervallen van hoogstens een maand wordt een controlelijst van geldige AIP-supplementen uitgegeven, als onderdeel van de controlelijst van NOTAM, met dezelfde verspreiding als de AIP-supplementen.
|
(f)
|
Op elke pagina van een AIP-supplement is een datum van publicatie vermeld. Op elke AIRAC-pagina van een AIP-supplement is zowel een datum van publicatie als een datum van toepassing vermeld.
|
AIS.TR.320 Bericht aan luchtvarenden (AIC)
(a)
|
Het AIC wordt verstrekt als een elektronisch document.
|
(b)
|
Een AIC wordt verstrekt wanneer het wenselijk is de volgende informatie te verspreiden:
(1)
|
voorspellingen van belangrijke wijzigingen in de procedures, diensten en faciliteiten voor de luchtvaartnavigatie;
|
(2)
|
voorspellingen van de toepassing van nieuwe navigatiesystemen;
|
(3)
|
significante informatie uit onderzoeken naar ongevallen/incidenten, met gevolgen voor de vliegveiligheid;
|
(4)
|
informatie over regelgeving in verband met de bescherming van de burgerluchtvaart tegen wederrechtelijke daden die een gevaar vormen voor de beveiliging van de burgerluchtvaart.
|
(5)
|
advies over medische kwesties die van bijzonder belang zijn voor piloten;
|
(6)
|
waarschuwing aan piloten met betrekking tot het vermijden van fysieke gevaren;
|
(7)
|
informatie over de gevolgen van bepaalde weersomstandigheden voor vluchtuitvoeringen;
|
(8)
|
informatie over nieuwe gevaren voor besturingstechnieken van luchtvaartuigen;
|
(9)
|
informatie over voorschriften met betrekking tot het luchtvervoer van artikelen die aan beperkingen onderhevig zijn;
|
(10)
|
verwijzingen naar de vereisten van nationale en EU-wetgeving en naar de publicatie van wijzigingen daarvan;
|
(11)
|
informatie over regelingen voor de afgifte van vergunningen aan cockpitpersoneel;
|
(12)
|
informatie over de opleiding van luchtvaartpersoneel;
|
(13)
|
informatie over de toepassing of vrijstelling van eisen in nationale en EU-wetgeving;
|
(14)
|
advies over het gebruik en onderhoud van specifieke types apparatuur;
|
(15)
|
de werkelijke of geplande beschikbaarheid van nieuwe of herziene edities van luchtvaartkaarten;
|
(16)
|
informatie over het vervoer van communicatieapparatuur;
|
(17)
|
toelichtingen met betrekking tot de beperking van geluidshinder;
|
(18)
|
geselecteerde luchtwaardigheidsaanwijzingen;
|
(19)
|
informatie over wijzigingen in NOTAM-series of -distributie, nieuwe uitgaven van AIP of belangrijke wijzigingen in de inhoud, het toepassingsgebied of het formaat ervan;
|
(20)
|
voorafgaande informatie over het sneeuwplan, en
|
(21)
|
andere informatie van vergelijkbare aard.
|
|
(c)
|
AIC’s mogen niet worden gebruikt voor informatie die in aanmerking komt voor opname in AIP of NOTAM.
|
(d)
|
Het overeenkomstig AD 1.2.2 van de AIP uitgegeven sneeuwplan wordt aangevuld met seizoensinformatie, die ruim vóór het begin van elke winter — ten minste één maand voor de normale aanvang van de winterse omstandigheden — moet worden uitgegeven in de vorm van een AIC.
|
(e)
|
Als het AIC door de lidstaat van oorsprong wordt geselecteerd voor distributie buiten het grondgebied van die lidstaat, moet het dezelfde verspreiding hebben als de AIP.
|
(f)
|
Elk AIC krijgt een volgnummer toegewezen, op basis van het kalenderjaar.
|
(g)
|
Wanneer een AIC in meer dan één serie wordt geleverd, wordt elke serie afzonderlijk aangeduid door een letter.
|
(h)
|
Minstens één keer per jaar wordt een controlelijst van geldende AIC’s uitgegeven, met dezelfde verspreiding als de AIC’s.
|
(i)
|
In de NOTAM-controlelijst wordt een controlelijst opgenomen van AIC’s die buiten het grondgebied van een lidstaat gelden.
|
AIS.TR.330 NOTAM
(a)
|
Een NOTAM wordt uitgegeven wanneer het nodig is om de volgende informatie te verstrekken:
(1)
|
vaststelling van, sluiting van of significante wijzigingen in de werking van luchtvaartterreinen, helihavens of banen;
|
(2)
|
vaststelling van, intrekking van of significante wijzigingen in de werking van luchtvaartdiensten;
|
(3)
|
vaststelling van, intrekking van of significante wijzigingen in de operationele capaciteit van radionavigatie- en lucht-grondcommunicatiediensten;
|
(4)
|
onbeschikbaarheid van backup- en secundaire systemen, met directe operationele gevolgen;
|
(5)
|
vaststelling van, intrekking van of significante wijzigingen van visuele hulpmiddelen;
|
(6)
|
onderbreking of hervatting van de werking van belangrijke componenten van het verlichtingssysteem van het luchtvaartterrein;
|
(7)
|
vaststelling van, intrekking van of significante wijzigingen van procedures voor luchtvaartnavigatiediensten;
|
(8)
|
belangrijke defecten of hindernissen in het manoeuvreergebied, of correcties daarvan;
|
(9)
|
wijzigingen en beperkingen van de beschikbaarheid van brandstof, olie en zuurstof;
|
(10)
|
belangrijke wijzigingen van de beschikbare opsporings- en reddingsfaciliteiten en -diensten (SAR);
|
(11)
|
vaststelling, intrekking of hervatting van de werking van waarschuwingsbakens die obstakels voor de luchtvaart aangeven;
|
(12)
|
wijzigingen in de regelgeving die van toepassing is in de betrokken lidstaat of lidstaten, en die onmiddellijk optreden vanuit operationeel oogpunt vergen;
|
(13)
|
operationele richtsnoeren die onmiddellijke actie of wijzigingen daarvan vergen;
|
(14)
|
aanwezigheid van gevaren die van invloed zijn op de luchtvaartnavigatie;
|
(15)
|
geplande laseremissies, lasershows en zoeklichten, als deze het nachtzicht van piloten waarschijnlijk schaden;
|
(16)
|
het oprichten, verwijderen of wijzigen van obstakels voor de luchtvaartnavigatie in de naderings-/wegklimzone, zone voor gemiste nadering, naderingszone en op de baan;
|
(17)
|
vaststelling of opheffing, met inbegrip van activering of deactivering, al naargelang van toepassing, of wijzigingen van de status van verboden, beperkte of gevarenzones;
|
(18)
|
vaststelling of opheffing van gebieden of routes, of delen daarvan, wanneer onderschepping mogelijk is en de wacht moet worden gehouden op de VHF-noodfrequentie 121,500 MHz;
|
(19)
|
toewijzing, annulering of wijziging van locatie-indicatoren;
|
(20)
|
wijzigingen in de categorie redding en brandbestrijding op luchtvaartterreinen/helihavens;
|
(21)
|
aanwezigheid, opheffing of significante wijzigingen van gevaarlijke omstandigheden wegens sneeuw, smeltende sneeuw, ijs, radioactief materiaal, giftige chemicaliën, afzetting van vulkanische as of water op het bewegingsgebied;
|
(22)
|
uitbraken van epidemieën die wijzigingen vergen in gemelde voorschriften voor inentingen en quarantainemaatregelen;
|
(23)
|
voorspellingen van kosmische zonnestraling, indien beschikbaar;
|
(24)
|
een operationeel significante verandering in vulkanische activiteit, plaats, datum en tijdstip van vulkaanuitbarstingen en/of de horizontale en verticale omvang van een vulkanische aswolk, met inbegrip van de bewegingsrichting en de vliegniveaus, routes of delen van routes die gevolgen daarvan kunnen ondervinden;
|
(25)
|
uitstoot in de atmosfeer van radioactieve stoffen of giftige chemicaliën na een nucleair of chemisch incident, de locatie, datum en tijdstip van het incident, de vliegniveaus en routes of delen van routes die gevolgen daarvan kunnen ondervinden, en de bewegingsrichting;
|
(26)
|
vaststelling van humanitaire hulpoperaties, samen met procedures en/of beperkingen die van invloed zijn op de luchtvaartnavigatie;
|
(27)
|
toepassing van noodmaatregelen op korte termijn in geval van (gedeeltelijke) verstoring van luchtverkeersdiensten en bijbehorende ondersteunende diensten;
|
(28)
|
specifiek verlies van integriteit van satellietnavigatiesystemen.
|
(29)
|
onbeschikbaarheid van een baan wegens baanmarkeringswerkzaamheden of, als de apparatuur voor die werkzaamheden kan worden verwijderd, een vertraging die nodig is om de baan beschikbaar te maken.”
|
|
(b)
|
Om de volgende informatie te verstrekken, wordt geen NOTAM uitgegeven:
(1)
|
routineonderhoud van platforms en taxibanen dat geen gevolgen heeft voor de veiligheid van de bewegingen van luchtvaartuigen;
|
(2)
|
tijdelijke belemmeringen in de nabijheid van luchtvaartterreinen/helihavens die geen gevolgen hebben voor de veiligheid van de vluchtuitvoeringen;
|
(3)
|
gedeeltelijk uitvallen van de verlichting van een luchtvaartterrein/helihaven, als dit geen directe gevolgen heeft voor de vluchtuitvoeringen;
|
(4)
|
gedeeltelijke tijdelijke storing van lucht-grondcommunicatie, wanneer geschikte alternatieve frequenties beschikbaar en in werking zijn;
|
(5)
|
gebrek aan platformrangeerdiensten, afsluitingen, beperkingen en controles van het wegverkeer;
|
(6)
|
de onbedienbaarheid van de locatie-, bestemmings- of andere instructietekens op het bewegingsgebied van het luchtvaartterrein;
|
(7)
|
parachutespringen in niet-gecontroleerd luchtruim volgens zichtvliegvoorschriften (VFR), of in gecontroleerd luchtruim op bekendgemaakte plaatsen of in gevaarlijke of verboden gebieden;
|
(8)
|
door eenheden op de grond uitgevoerde opleidingsactiviteiten;
|
(9)
|
onbeschikbaarheid van back-up- en secundaire systemen, zonder operationele gevolgen;
|
(10)
|
beperkingen van luchthavenfaciliteiten of algemene diensten, zonder operationele gevolgen;
|
(11)
|
nationale voorschriften die geen gevolgen hebben voor de algemene luchtvaart;
|
(12)
|
aankondigingen of waarschuwingen over mogelijke/potentiële beperkingen, zonder operationele gevolgen;
|
(13)
|
algemene herinneringen aan reeds gepubliceerde informatie;
|
(14)
|
beschikbaarheid van apparatuur voor grondeenheden, zonder informatie over de operationele gevolgen voor het luchtruim en de gebruikers van faciliteiten;
|
(15)
|
informatie over laseremissies zonder operationele gevolgen en over vuurwerk onder de minimumvlieghoogtes;
|
(16)
|
afsluiting van delen van het bewegingsgebied in verband met lokaal gecoördineerde, geplande werkzaamheden die minder dan één uur duren;
|
(17)
|
sluiting, wijzigingen, andere onbeschikbaarheid in de exploitatie van luchtvaartterreinen/helihavens dan in de bedrijfsuren, en
|
(18)
|
andere niet-operationele informatie van vergelijkbare tijdelijke aard.
|
|
(c)
|
Behalve als bepaald in AIS.TR.330, punt f), en AIS.TR.330, punt g), bevat elke NOTAM de informatie in de volgorde die is weergegeven in het NOTAM-model in aanhangsel 2.
|
(d)
|
De tekst van een NOTAM bestaat uit de betekenissen/uniforme afgekorte zinnen van de ICAO NOTAM Code, aangevuld met ICAO-afkortingen, indicatoren, identificatoren, aanduidingen, roepnamen, frequenties, cijfers en gewone taal.
|
(e)
|
Alle NOTAM’s worden uitgegeven in het Engels. Indien dit nodig is voor binnenlandse gebruikers mogen NOTAM’s ook in een andere taal worden uitgegeven.
|
(f)
|
Informatie over sneeuw, smeltende sneeuw, ijs, vorst, stilstaand water of water ten gevolge van sneeuw, smeltende sneeuw, ijs of vorst op het bewegingsgebied wordt verspreid aan de hand van SNOWTAM’s, waarbij de informatie wordt weergegeven in de volgorde van het SNOWTAM-model in aanhangsel 3a.
|
(g)
|
Wanneer informatie over operationeel significante veranderingen in vulkanische activiteit, een vulkaanuitbarsting en/of vulkanische aswolken wordt gerapporteerd aan de hand van een ASHTAM, moet de informatie worden weergegeven in de volgorde van het ASHTAM-model in aanhangsel 4.
|
(h)
|
Wanneer een NOTAM fouten bevat, wordt een NOTAM met een nieuw nummer uitgegeven ter vervanging van de onjuiste NOTAM, of wordt de onjuiste NOTAM geannuleerd en wordt een nieuwe NOTAM uitgegeven.
|
(i)
|
Wanneer een NOTAM wordt uitgegeven die een vorige NOTAM annuleert of vervangt:
(1)
|
wordt de serie en het nummer/jaar van de vorige NOTAM vermeld;
|
(2)
|
moeten de serie, locatie-indicator en onderwerp van beide NOTAM’s hetzelfde zijn.
|
|
(j)
|
Slechts één NOTAM wordt geannuleerd of vervangen door een NOTAM.
|
(k)
|
Elke NOTAM heeft slechts betrekking op één onderwerp en één onderwerp en één omstandigheid van het onderwerp.
|
(l)
|
Elke NOTAM moet zo kort mogelijk zijn en zo zijn opgesteld dat de mening ervan duidelijk is zonder naar een ander document te hoeven verwijzen.
|
(m)
|
Een NOTAM die permanente of tijdelijke informatie van lange duur bevat, bevat passende verwijzingen naar de AIP of het AIP-supplement.
|
(n)
|
In de tekst van een NOTAM wordt gebruikgemaakt van de Locatie-indicatoren in ICAO Doc 7910 “Location Indicators”. Een verkorte vorm van die indicatoren mag niet worden gebruikt. Wanner geen ICAO-locatie-indicator is toegewezen aan de locatie, wordt de plaatsnaam in gewone taal gebruikt.
|
(o)
|
Aan elke NOTAM wordt een serie toegewezen die bestaat uit een letter en vier cijfers, gevolgd door een streepje en twee cijfers voor het jaar. Het getal dat uit vier cijfers bestaat, moet opeenvolgend zijn en gebaseerd zijn op het kalenderjaar.
|
(p)
|
Alle NOTAM worden verdeeld in series op basis van onderwerp, verkeer of een combinatie daarvan, afhankelijk van de behoeften van de eindgebruikers. NOTAM’s voor luchtvaartterreinen waarop internationaal luchtverkeer is toegestaan, worden uitgegeven in internationale NOTAM-series.
|
(q)
|
Als NOTAM’s zowel in het Engels als in de nationale taal worden uitgegeven, wordt de NOTAM-serie zo georganiseerd dat de serie in de nationale taal qua inhoud en nummering gelijkwaardig is aan die in het Engels.
|
(r)
|
De inhoud en het geografische toepassingsgebied van elke NOTAM-serie wordt in detail vermeld in de AIP, in punt GEN 3.
|
(s)
|
Er wordt regelmatig een controlelijst van geldige NOTAM’s beschikbaar gemaakt.
|
(t)
|
Voor elke NOTAM-serie wordt één controlelijst uitgegeven.
|
(u)
|
Een NOTAM-controlelijst verwijst ook naar de meest recente AIP-wijzigingen, AIP-supplementen, gegevensreeksen en, minstens, verspreide AIC.
|
(v)
|
Een NOTAM-controlelijst heeft dezelfde verspreiding als de werkelijke serie berichten waarop ze betrekking heeft en wordt duidelijk als controlelijst geïdentificeerd.
|
(w)
|
Er wordt toezicht gehouden op de toewijzing van series en, indien nodig, worden passende maatregelen genomen om ervoor te zorgen dat geen enkele serie vóór het einde van een kalenderjaar het maximaal mogelijke aantal uitgegeven NOTAM’s bereikt.
|
Hoofdstuk 2 — Digitale gegevensreeksen
AIS.TR.335 Algemeen — Digitale gegevensreeksen
(a)
|
Een norm voor geografische informatie wordt als referentiekader gebruikt.
|
(b)
|
Een beschrijving van elke beschikbare gegevensreeks wordt verstrekt in de vorm van een gegevensproductspecificatie.
|
(c)
|
Een controlelijst van de beschikbare gegevensreeksen, met inbegrip van de toepassings- en publicatiedata, wordt ter beschikking gesteld van de gebruikers om te waarborgen dat actuele gegevens worden gebruikt.
|
(d)
|
De controlelijst van de gegevensreeksen wordt beschikbaar gesteld via hetzelfde verspreidingsmechanisme als voor de gegevensreeksen zelf.
|
AIS.TR.340 Eisen voor metagegevens
De metagegevens voor elke gegevensreeks omvatten minstens:
(a)
|
de naam van de organisaties of entiteiten die de gegevensreeks beschikbaar stellen;
|
(b)
|
de datum en het tijdstip waarop de gegevensreeks beschikbaar werd gesteld;
|
(c)
|
de geldigheid van de gegevensreeks, en
|
(d)
|
eventuele beperkingen op het gebruik van de gegevensreeks.
|
AIS.TR.345 AIP-gegevensreeks
(a)
|
De AIP-gegevensreeks bevat gegevens over de volgende onderwerpen, met inbegrip van de vermelde eigenschappen, voor zover van toepassing:
Datasubjecten
|
Minstens bijbehorende eigenschappen
|
ATS-luchtruim
|
Type, naam, laterale grenzen, verticale grenzen, luchtruimklasse
|
Luchtruim voor speciale activiteiten
|
Type, naam, laterale grenzen, verticale grenzen, beperking, activering
|
Route
|
Prefix identificator, vliegvoorschriften, aanduiding
|
Routesegment
|
Navigatiespecificatie, beginpunt, eindpunt, koers, afstand, bovengrens, ondergrens, minimale en-routealtitude (MEA), minimale altitude boven obstakels (MOCA), richting van kruisniveaus, omgekeerde richting van kruisniveaus, vereiste navigatieprestatie
|
Waypoint — en-route
|
Rapporteringseis, identificatie, locatie, formatie
|
Luchtvaartterrein/helihaven
|
Locatie-indicator, naam, aanduiding van de Internationale Luchtvaartorganisatie (IATA), bediende stad, certificeringsdatum, vervaldatum certificering, indien van toepassing, type verkeersleiding, terreinhoogteligging, referentietemperatuur, magnetische variatie, referentiepunt van het luchtvaartterrein
|
Baan
|
Aanduiding, nominale lengte, nominale breedte, oppervlaktetype, sterkte
|
Baanrichting
|
Aanduiding, azimut, drempel, beschikbare startaanloop (TORA), beschikbare startbaanlengte (TODA), beschikbare start-stopafstand (ASDA), beschikbare landingsbaanlengte (LDA), afgewezen TODA (voor helikopters)
|
Gebied voor eindnadering en opstijgen (FATO)
|
Aanduiding, lengte, breedte, drempelpunt
|
Landings- en uitvlieggebied (TLOF)
|
Aanduiding, middelpunt, lengte, breedte, oppervlaktetype
|
Radionavigatiehulpmiddel
|
Type identificatie, naam, bediend luchtvaartterrein, bedrijfsuren, magnetische variatie, frequentie/kanaal, positie, hoogteligging, magnetische koers, azimut, nulrichting
|
|
(b)
|
als een eigenschap niet gedefinieerd is voor een specifiek voorval van de onder a) vermelde subjecten, dan wordt een expliciete vermelding opgenomen in de AIP-gegevenssubreeks: “not applicable”.
|
AIS.TR.350 Terrein- en obstakelgegevens — Algemene eisen
De zones waarop de reeksen terreinen en obstakelgegevens betrekking hebben, worden gespecificeerd als:
(a)
|
Zone 1: het gehele grondgebied van een lidstaat;
|
(b)
|
Zone 2: in de nabijheid van een luchtvaartterrein, onderverdeeld als volgt:
(1)
|
Zone 2a: een rechthoekig gebied rond een baan, dat bestaat uit de strip plus alle vrijstroken;
|
(2)
|
Zone 2b: een gebied dat zich aan het einde van Zone 2a uitstrekt in de vertrekrichting, met een lengte van 10 km en een speling van 15 % aan beide zijden;
|
(3)
|
Zone 2c: een gebied buiten Zones 2a en 2b, op een afstand van niet meer dan 10 km van de grens van Zone 2a, en
|
(4)
|
Zone 2d: een gebied buiten Zones 2a, 2b en 2c, tot een afstand van 45 km vanaf het referentiepunt van het luchtvaartterrein of tot een grens van een bestaand naderingsluchtverkeersleidingsgebied (TMA), als dat nabijer is;
|
|
(c)
|
Zone 3: het gebied dat grenst aan het bewegingsgebied van het luchtvaartterrein en dat zich horizontaal uitstrekt vanaf de rand van een baan tot 90 meter van de middellijn van de baan en 50 m van de rand van alle andere delen van het bewegingsgebied van het luchtvaartterrein, en
|
(d)
|
Zone 4: het gebied dat zich 900 m vóór de baandrempel uitstrekt, en 60 m tot elke zijde van het verlengde van de middellijn van de baan in de naderingsrichting op een precisienaderingsbaan van categorie II of III.
|
AIS.TR.355 Terreingegevensreeksen
Wanneer terreingegevensreeksen worden verstrekt overeenkomstig AIS.OR.355:
(a)
|
moeten ze de digitale weergave vormen van het terreinoppervlak, in de vorm van continue hoogtewaarden op alle snijpunten van een vastgesteld raster, met verwijzing naar een gemeenschappelijk gegeven;
|
(b)
|
moet een terreinraster hoekig of rechtlijnig en van regelmatige of onregelmatig van vorm zijn;
|
(c)
|
moeten ze ruimtelijke (positie en hoogteligging), thematische en tijdelijke aspecten van het aardoppervlak bevatten, met inbegrip van natuurlijk voorkomende elementen, obstakels uitgezonderd;
|
(d)
|
mag slechts één type kenmerk, nl. terrein, worden verstrekt;
|
(e)
|
moeten de volgende aspecten van terreinkenmerken worden opgeslagen in de terreingegevensreeks:
(2)
|
identificatie van de voortbrenger van de gegevens;
|
(3)
|
identificator van de gegevensbron;
|
(4)
|
methode van verkrijging;
|
(5)
|
tussenruimte tussen punten;
|
(6)
|
horizontaal referentiesysteem;
|
(7)
|
horizontale resolutie;
|
(8)
|
horizontale nauwkeurigheid;
|
(9)
|
horizontaal betrouwbaarheidsniveau;
|
(10)
|
horizontale positie;
|
(12)
|
referentie van de hoogteligging;
|
(13)
|
verticaal referentiesysteem;
|
(14)
|
verticale resolutie;
|
(15)
|
verticale nauwkeurigheid;
|
(16)
|
verticaal betrouwbaarheidsniveau;
|
(17)
|
geregistreerd oppervlak;
|
(19)
|
datum- en tijdstempel, en
|
(20)
|
gebruikte meeteenheid;
|
|
(f)
|
moeten de terreingegevens in een straal van 10 km rond het ARP voldoen aan de numerieke vereisten voor Zone 2;
|
(g)
|
moeten gegevens over terrein dat doordringt in het horizontale vlak 120 m boven de laagste hoogteligging van de baan, in het gebied tussen 10 km en de grens van het TMA of in een straal van 45 km, als dat minder is, voldoen aan de numerieke eisen van Zone 2;
|
(h)
|
moeten gegevens over terrein dat niet doordringt in het horizontale vlak 120 m boven de laagste hoogteligging van de baan, in het gebied tussen 10 km en de grens van het TMA of in een straal van 45 km, als dat minder is, voldoen aan de numerieke eisen van Zone 1, en
|
(i)
|
moeten terreingegevens, in de delen van Zone 2 waar vluchtuitvoeringen verboden zijn wegens zeer hoog terrein of andere lokale beperkingen en/of regels, voldoen aan de numerieke eisen van Zone 1.
Oppervlakken voor het verzamelen van terreingegevens — Zone 1 en Zone 2
|
AIS.TR.360 Obstakelgegevensreeksen
Wanneer obstakelgegevensreeksen worden verstrekt overeenkomstig AIS.OR.360:
(a)
|
Obstakelgegevensitems zijn kenmerken die in de gegevensreeksen worden weergegeven door punten, lijnen of veelhoeken;
|
(b)
|
alle gedefinieerde obstakeltypes worden verstrekt en elk daarvan wordt beschreven volgens de volgende lijst kenmerken:
(2)
|
identificatie van de voortbrenger van de gegevens;
|
(3)
|
identificator van de gegevensbron;
|
(4)
|
identificator van het obstakel;
|
(5)
|
horizontale nauwkeurigheid;
|
(6)
|
horizontaal betrouwbaarheidsniveau;
|
(8)
|
horizontale resolutie;
|
(9)
|
horizontale reikwijdte;
|
(10)
|
horizontaal referentiesysteem;
|
(12)
|
verticale nauwkeurigheid;
|
(13)
|
verticaal betrouwbaarheidsniveau;
|
(14)
|
verticale resolutie;
|
(15)
|
verticaal referentiesysteem;
|
(19)
|
datum- en tijdstempel;
|
(20)
|
gebruikte meeteenheid;
|
|
(c)
|
moeten obstakelgegevens voor zones 2 en 3 worden verzameld op basis van de volgende oppervlakken voor het verzamelen van obstakelgegevens:
(1)
|
het oppervlak voor het verzamelen van gegevens van zone 2a heeft een hoogte van 3 m boven de dichtstbijzijnde hoogteligging van de baan, gemeten langs de middellijn van de baan, en, voor die delen die betrekking hebben op een vrijstrook, indien aanwezig, op de hoogteligging van het dichtstbijzijnde uiteinde van de baan;
|
(2)
|
het oppervlak voor het verzamelen van gegevens van zone 2b heeft een hellingshoek van 1,2 %, beginnende bij de uiteinden van zone 2a, op de hoogteligging van het baaneinde in de vertrekrichting, een lengte van 10 km en een speling van 15 % aan beide zijden; obstakels met een hoogte van minder dan 3 m boven de grond hoeven niet te worden verzameld;
|
(3)
|
het oppervlak voor het verzamelen van gegevens van zone 2c heeft een hellingshoek van 1,2 % die zich buiten de zones 2a en 2b uitstrekt op een afstand van niet meer dan 10 km van de grens van zone 2a; de oorspronkelijke hoogteligging van zone 2c is de hoogteligging van het beginpunt van zone 2a; obstakels met een hoogte van minder dan 15 m boven de grond hoeven niet te worden verzameld;
|
(4)
|
het oppervlak voor het verzamelen van gegevens van zone 2d heeft een hoogte van 100 m boven de grond, en
|
(5)
|
het oppervlak voor het verzamelen van gegevens van zone 3 bevindt zich 0,5 m boven het horizontale vlak en loopt door het dichtstbijzijnde punt op het bewegingsgebied van het luchtvaartterrein;
|
|
(d)
|
in de delen van zone 2 waarin vluchtuitvoeringen verboden zijn wegens zeer hoog terrein of andere lokale beperkingen en/of regels, worden obstakelgegevens verzameld en geregistreerd overeenkomstig de numerieke eisen van zone 1;
|
(e)
|
de specificatie van het obstakelgegevensproduct, ondersteund door geografische coördinaten voor elk luchtvaartterrein in de gegevensreeks, bevat een beschrijving van de volgende zones:
(1)
|
zones 2a, 2b, 2c en 2d;
|
(2)
|
de zone van het opstijgvliegpad, en
|
(3)
|
de obstakelbeperkende oppervlakken;
|
|
(f)
|
reeksen obstakelgegevens bevatten de digitale weergave van de verticale en horizontale omvang van de obstakels, en
|
(g)
|
de obstakels worden niet opgenomen in reeksen terreingegevens.
Oppervlakken voor het verzamelen van obstakelgegevens — zone 1 en zone 2
|
AIS.TR.365 Reeksen kaartgegevens van het luchtvaartterrein
(a)
|
Reeksen kaartgegevens van het luchtvaartterrein moeten de digitale weergave van de kenmerken van het luchtvaartterrein bevatten.
|
(b)
|
De ISO-normen voor geografische informatie worden als referentiekader gebruikt.
|
(c)
|
Kaartgegevensproducten van het luchtvaartterrein worden beschreven aan de hand van de relevante norm voor gegevensproductspecificaties.
|
(d)
|
De inhoud en structuur van de reeksen kaartgegevens van het luchtvaartterrein worden gedefinieerd in termen van een toepassingsschema en een kenmerkencatalogus.
|
AIS.TR.370 Reeksen gegevens over instrumentvliegprocedures
(a)
|
Gegevens over instrumentvliegprocedures moeten de digitale weergave van instrumentvliegprocedures bevatten.
|
(b)
|
De reeksen gegevens over instrumentvliegprocedures moeten gegevens bevatten over de volgende onderwerpen, met inbegrip van al hun eigenschappen:
(3)
|
eindnaderingssegment;
|
(4)
|
vaste procedurelocatie;
|
(6)
|
specifieke kenmerken helikopterprocedure.
|
|
DEEL 4 — VERSPREIDINGSDIENSTEN EN AAN DE VLUCHT VOORAFGAANDE INFORMATIEDIENSTEN
AIS.TR.400 Verspreidingsdiensten
(a)
|
Indien mogelijk wordt gebruikgemaakt van een vooraf bepaald verspreidingssysteem voor NOTAM die worden verzonden via de AFS.
|
(b)
|
Verspreiding van andere NOTAM-reeksen dan die welke internationaal zijn verspreid, wordt toegestaan op verzoek.
|
(c)
|
NOTAM worden voorbereid overeenkomstig de ICAO-communicatieprocedures die zijn vastgesteld in ICAO-bijlage 10, volume II.
|
(d)
|
Elke NOTAM wordt als een afzonderlijk telecommunicatiebericht verzonden.
|
(e)
|
De uitwisseling van ASHTAM buiten het grondgebied van een lidstaat, en van NOTAM, wanneer lidstaten NOTAM gebruiken voor de verspreiding van informatie over vulkanische activiteit, heeft ook betrekking op adviescentra voor vulkanische aswolken en de World Area Forecast Centres, en houdt rekening met de eisen van langeafstandsvluchten.
|
AIS.TR.405 Aan de vlucht voorafgaande informatiediensten
(a)
|
Er wordt gemaakt van geautomatiseerde systemen voor aan de vlucht voorafgaande informatiediensten om luchtvaartgegevens en -informatie ter beschikking te stellen van vluchtuitvoeringspersoneel, met inbegrip van leden van de cockpitbemanning, met het oog op zelfbriefing, vluchtplanning en vluchtinformatiediensten.
|
(b)
|
De mens-machine-interface van de faciliteiten voor aan de vlucht voorafgaande informatiediensten garandeert gemakkelijke toegang tot alle relevante informatie/gegevens, op geleide wijze.
|
(c)
|
Zelfbriefingfaciliteiten van een geautomatiseerd systeem voor aan de vlucht voorafgaande informatiediensten verlenen toegang, voor zover nodig, tot de luchtvaartinlichtingendiensten, per telefoon of via andere geschikte telecommunicatiemiddelen.
|
(d)
|
Geautomatiseerde informatiesystemen voor aan de vlucht voorafgaande levering van luchtvaartgegevens en -informatie voor zelfbriefing, vluchtplanning en vluchtinformatiediensten moeten:
(1)
|
ervoor zorgen dat de gegevensbank van het systeem permanent en tijdig wordt geactualiseerd en dat toezicht wordt gehouden op de geldigheid en kwaliteit van de opgeslagen luchtvaartgegevens;
|
(2)
|
vluchtuitvoeringspersoneel, met inbegrip van cockpitbemanningsleden, betrokken luchtvaartpersoneel en andere luchtvaartgerelateerde gebruikers toegang verlenen tot het systeem via geschikte telecommunicatiemiddelen;
|
(3)
|
de geraadpleegde luchtvaartgegevens en — informatie op papier ter beschikking stellen, indien vereist;
|
(4)
|
gebruikmaken van toegangs- en ondervragingsprocedures op basis van afgekorte gewone taal en ICAO-locatie-indicatoren, zoals vastgesteld in ICAO-doc 7910, indien van toepassing, of op basis van een menu-gestuurde gebruikersinterface of een ander passend mechanisme;
|
(5)
|
tijdig reageren op een verzoek om informatie van een gebruiker.
|
|
(e)
|
Alle NOTAM worden standaard ter beschikking gesteld voor briefing; het staat de gebruiker vrij de inhoud in te korten.
|
DEEL 5 — UPDATES VAN LUCHTVAARTINFORMATIEPRODUCTEN
AIS.TR.500 Algemeen — Updates van luchtvaartinformatieproducten
Om de samenhang te garanderen van gegevensitems die voorkomen in meerdere luchtvaartinformatieproducten wordt dezelfde AIRAC-actualiseringscyclus toegepast op AIP-wijzigingen, AIP-supplementen, AIP-gegevensreeksen en de gegevensreeksen voor vluchtprocedures.
AIS.TR.505 AIRAC
(a)
|
Informatie over de volgende omstandigheden wordt verspreid via het AIRAC-systeem:
(1)
|
horizontale en verticale grenswaarden, regels en procedures die van toepassing zijn op:
i)
|
vluchtinformatiegebieden (FIR’s);
|
ii)
|
luchtverkeersleidingsgebieden (CTA’s);
|
iii)
|
luchtverkeersleidingszones;
|
iv)
|
gebieden waarin advies wordt verleend;
|
vi)
|
permanent gevaar, verboden en beperkte gebieden (met inbegrip van het type en de activiteitsperioden, indien bekend), en luchtdefensiezones (ADIZ);
|
vii)
|
permanente zones of routes, of delen daarvan, indien onderschepping mogelijk is;
|
|
(2)
|
posities, frequenties, roepnamen, identificatoren, bekende onregelmatigheden en onderhoudsperioden van radionavigatiehulpmiddelen, en communicatie- en surveillancefaciliteiten;
|
(3)
|
wacht- en naderingsprocedures, aankomst- en vertrekprocedures, procedures ter beperking van geluidshinder en alle andere relevante ATS-procedures;
|
(4)
|
transitieniveaus, transitiealtitudes en minimale sectoraltitudes;
|
(5)
|
meteorologische faciliteiten (met inbegrip van uitzendingen) en procedures;
|
(6)
|
banen en startbaanuitloop;
|
(7)
|
taxibanen en platforms;
|
(8)
|
procedures voor grondactiviteiten op het luchtvaartterrein (met inbegrip van slechtzichtprocedures);
|
(9)
|
naderings- en baanverlichting, en
|
(10)
|
exploitatieminima van het luchtvaartterrein, indien gepubliceerd door een lidstaat.
|
|
(b)
|
Wanneer belangrijke wijzigingen gepland zijn en voorafgaande kennisgeving wenselijk en uitvoerbaar is, worden speciale regelingen getroffen.
|
(c)
|
Wanneer geen informatie is ingediend op de datum van de AIRAC, wordt een NIL-kennisgeving verspreid via een NOTAM of ander geschikt middel, uiterlijk één cyclus vóór de desbetreffende datum waarop de AIRAC van toepassing wordt.
|
AIS.TR.510 NOTAM
(a)
|
NOTAM worden voldoende van tevoren gepubliceerd, zodat de betrokken partijen tijd hebben om de nodige maatregelen te nemen, behalve in het geval van onbruikbaarheid, vulkanische activiteit, uitstoot van radioactief materiaal, giftige chemische stoffen en andere gebeurtenissen die niet kunnen worden voorzien.
|
(b)
|
NOTAM waarbij de onbruikbaarheid wordt gemeld van hulpmiddelen voor luchtvaartnavigatie, faciliteiten of communicatiediensten geven een raming van de periode van onbruikbaarheid of het tijdstip waarop de dienst naar verwachting zal worden hervat.
|
(c)
|
Binnen drie maanden na de afgifte van een permanente NOTAM wordt de informatie in de NOTAM opgenomen in de desbetreffende luchtvaartinformatieproducten.
|
(d)
|
Binnen drie maanden na de afgifte van een tijdelijke NOTAM van lange duur wordt de informatie in de NOTAM opgenomen in een AIP-supplement.
|
(e)
|
Wanneer een NOTAM waarvan het geschatte einde van de geldigheidsduur onverwacht de periode van drie maanden overschrijdt, wordt een vervangings-NOTAM uitgegeven, tenzij verwacht wordt dat de omstandigheid nogmaals langer dan drie maanden zal duren; in dat geval wordt een AIP-supplement uitgegeven.
|
(f)
|
In een “trigger-NOTAM” wordt een korte beschrijving gegeven van de inhoud, de datum en het tijdstip van inwerkingtreding en het referentienummer van de wijziging of het supplement.
|
(g)
|
Een “trigger-NOTAM” treedt in werking op dezelfde datum en hetzelfde tijdstip als de AIP-wijziging of het AIP-supplement.
|
(h)
|
In het geval van een AIP-wijziging blijft een “trigger-NOTAM” geldig voor een periode van 14 dagen.
|
(i)
|
In het geval van een AIP-supplement dat minder dan 24 dagen geldig is, blijft de “trigger-NOTAM” geldig gedurende de volledige geldigheidsperiode van het AIP-supplement.
|
(j)
|
In het geval van een AIP-supplement dat geldig is voor 14 dagen of meer, blijft de “trigger-NOTAM” minstens 14 dagen geldig.
|
AIS.TR.515 Actualisering van gegevensreeksen
(a)
|
Het interval voor de actualisering van de AIP-gegevensreeks en de gegevensreeks over instrumentvliegprocedures wordt vermeld in de specificatie van het gegevensproduct.
|
(b)
|
Gegevensreeksen die vooraf ter beschikking zijn gesteld, overeenkomstig de AIRAC-cyclus, worden geactualiseerd met de niet-AIRAC-wijzigingen die tussen de publicatiedatum en de datum van inwerkingtreding hebben plaatsgevonden.
|
Aanhangsel 1
INHOUD VAN DE LUCHTVAARTGIDS (AIP)
DEEL 1 — ALGEMEEN (GEN)
Als de AIP als één volume wordt geproduceerd, verschijnen het voorwoord, het register van AIP-wijzigingen, het register van AIP-supplementen, de controlelijst van AIP-pagina’s en de lijst van geldige wijzigingen met de hand alleen in deel 1 — GEN; in delen 2 en 3 wordt naast deze subdelen “niet van toepassing” vermeld.
Als een AIP in meer dan één volume wordt geproduceerd en beschikbaar gemaakt, met voor elk volume een afzonderlijke dienst wijzigingen en supplementen, dan worden het voorwoord, het register van AIP-wijzigingen, het register van AIP-supplementen, de controlelijst van AIP-pagina’s en de lijst van geldige wijzigingen met de hand afzonderlijk vermeld in elk volume.
GEN 0.1 Voorwoord
Korte beschrijving van de AIP, met inbegrip van:
1)
|
de naam van de publicerende organisatie;
|
2)
|
de toepasselijke ICAO-documenten;
|
3)
|
de publicatiemedia (gedrukt, online of via andere elektronische media);
|
4)
|
de structuur van de AIP en de vastgestelde intervallen voor regelmatige wijzigingen;
|
5)
|
het copyrightbeleid, indien van toepassing;
|
6)
|
de te contacteren diensten in geval van vastgestelde fouten of weglatingen in de AIP.
|
GEN 0.2 Register van AIP-wijzigingen
Een register van AIP-wijzigingen en AIRAC AIP-supplementen (gepubliceerd overeenkomstig het AIRAC-systeem) met:
1)
|
nummer van de wijziging
|
3)
|
datum invoeging (voor AIRAC AIP-wijzigingen, de datum van toepassing);
|
4)
|
initialen van de functionaris die de wijziging heeft ingevoegd.
|
GEN 0.3 Registratie van AIP-supplementen
Een registratie van uitgegeven AIP-supplementen, met:
1)
|
het nummer van het supplement;
|
2)
|
het onderwerp van het supplement;
|
3)
|
desbetreffende AIP-sectie(s);
|
GEN 0.4 Controlelijst van AIP-pagina’s
Een controlelijst van AIP-pagina’s met:
1)
|
paginanummers/kaarttitels;
|
2)
|
de publicatie- of toepassingsdatum (dag, naam van de maand, jaar) van de luchtvaartinformatie.
|
GEN 0.5 Lijst van met de hand aangebrachte wijzigingen van de AIP
Een lijst van actuele met de hand aangebrachte wijzigingen van de AIP, met:
1)
|
desbetreffende AIP-pagina’(s);
|
2)
|
de tekst van de wijziging, en
|
3)
|
het AIP-wijzigingsnummer van de met de hand aangebrachte wijziging.
|
GEN 0.6 Inhoudsopgave van deel 1
Een lijst van secties en subsecties in deel 1 — Algemeen (GEN).
GEN 1. NATIONALE VOORSCHRIFTEN EN EISEN
GEN 1.1 Aangewezen instanties
De adressen van aangewezen instanties die betrokken zijn bij de facilitering van de internationale luchtvaartnavigatie (burgerluchtvaart, meteorologie, douane, immigratie, gezondheid, en-routeheffingen en luchtvaartterrein-/helihavenheffingen, landbouwquarantaine en het onderzoek van vliegtuigongevallen), met voor elke instantie:
2)
|
naam van de instantie:
|
7)
|
adres van de vaste luchtvaartradiodienst (AFS), en
|
8)
|
website, indien beschikbaar.
|
GEN 1.2 Binnenkomst, transit en vertrek van luchtvaartuigen
Regels en voorschriften voor voorafgaande kennisgeving en aanvragen voor toestemming inzake binnenkomst, transit en vertrek van luchtvaartuigen op internationale vluchten.
GEN 1.3 Binnenkomst, transit en vertrek van passagiers en bemanningen
Regels (onder meer met betrekking tot douane, immigratie en quarantaine, eisen voor voorafgaande kennisgeving en aanvragen om toestemming) inzake binnenkomst, transit en vertrek van passagiers en bemanningsleden die geen migranten zijn.
GEN 1.4 Binnenkomst, transit en vertrek van vracht
Voorschriften (onder meer met betrekking tot douane, eisen inzake voorafgaande kennisgeving en aanvragen voor toestemming) inzake binnenkomst, transit en vertrek van vracht.
GEN 1.5 Instrumenten apparatuur en vluchtdocumenten van luchtvaartuigen
Korte beschrijving van de instrumenten, apparatuur en vluchtdocumenten van het luchtvaartuig, met inbegrip van:
1)
|
instrumenten, apparatuur (met inbegrip van communicatie-, navigatie- en surveillanceapparatuur van het luchtvaartuig) en vluchtdocumenten die aan boord van luchtvaartuigen moeten worden meegenomen, met inbegrip van speciale eisen bovenop de voorschriften van Subdeel D van bijlage IV (Deel-CAT) bij Verordening (EU) nr. 965/2012, en
|
2)
|
ELT-alarminrichtingen (Emergency Locator Transmitter) en reddingsmiddelen, zoals gepresenteerd in CAT.IDE.A.280 van bijlage IV (Deel-CAT) en NCC.IDE.A.215 van bijlage VU (Deel-NCC) bij Verordening (EU) nr. 965/2012, indien door regionale luchtvaartnavigatiebijeenkomsten aldus voorgeschreven voor vluchten over aangewezen landzones.
|
GEN 1.6 Samenvatting van nationale regelgeving en internationale overeenkomsten/verdragen
Een lijst van titels en referenties en, indien van toepassing, samenvattingen van nationale voorschriften met betrekking tot luchtvaartnavigatie, samen met een lijst van geratificeerde internationale overeenkomsten/verdragen, per lidstaat.
GEN 1.7 Afwijkingen van de normen, aanbevolen praktijken en procedures van de ICAO
een lijst van significante verschillen tussen nationale regels en praktijken van de lidstaat en de bijbehorende bepalingen van de ICAO, waaronder:
1)
|
de desbetreffende bepaling (bijlage en nummer van de uitgave, alinea), en
|
Alle significante verschillen worden vermeld onder dit subdeel. Alle bijlagen worden in numerieke volgorde vermeld, zelfs als er geen verschil is met een ICAO-bijlage; in dat geval wordt een NIL-melding verstrekt. Nationale verschillen of de mate van niet-toepassing van de regionale aanvullende procedures worden meegedeeld onmiddellijk na de bijlage waarop de aanvullende procedure betrekking heeft.
GEN 2. TABELLEN EN CODES
GEN 2.1 Meetsysteem, merktekens van luchtvaartuigen, feestdagen
GEN 2.1.1 Meeteenheden
Beschrijving van de gebruikte meeteenheden, met inbegrip van een tabel van de meeteenheden.
GEN 2.1.2 Tijdsreferentiesysteem
Beschrijving van het gebruikte tijdsreferentiesysteem (kalender en tijdssysteem), samen met een vermelding of de zomertijd al dan niet wordt toegepast en hoe het tijdsreferentiesysteem in de hele AIP wordt gepresenteerd.
GEN 2.1.3 Horizontaal referentiesysteem
Korte beschrijving van het gebruikte horizontale (geodetische) referentiesysteem, met inbegrip van:
1)
|
naam/aanduiding van het referentiesysteem;
|
2)
|
identificatie en parameters van de projectie;
|
3)
|
identificatie van de gebruikte ellipsoïde;
|
4)
|
identificatie van de gebruikte datum;
|
5)
|
toepassingsgebied(en), en
|
6)
|
een verklaring, voor zover van toepassing, van de asterisk die wordt gebruikt om de coördinaten te identificeren die niet voldoen aan de nauwkeurigheidseisen van ICAO-bijlagen 11 en 14.
|
GEN 2.1.4 Verticaal referentiesysteem
Korte beschrijving van het gebruikte verticale referentiesysteem, met inbegrip van:
1)
|
naam/aanduiding van het referentiesysteem;
|
2)
|
beschrijving van het gebruikte geo-id-model, met inbegrip van de parameters voor hoogtetransformatie tussen het gebruikte model en EGM-96;
|
3)
|
een verklaring, voor zover van toepassing, van de asterisk die wordt gebruikt om de hoogteligging/geo-id-golvingen te identificeren die niet voldoen aan de nauwkeurigheidseisen van ICAO-bijlage 14.
|
GEN 2.1.5 Nationaliteit en registratietekens van het luchtvaartuig
Aanduiding van de nationaliteit en door de lidstaat vastgestelde registratietekens van het luchtvaartuig.
GEN 2.1.6 Openbare feestdagen
Een lijst van feestdagen, met vermelding van de getroffen diensten.
GEN 2.2 In AIS-publicaties gebruikte afkortingen
Een lijst van alfabetisch gerangschikte afkortingen en hun betekenis die door de lidstaat worden gebruikt in zijn AIP en bij de verspreiding van luchtvaartgegevens en -informatie, met passende annotatie voor afkortingen die afwijken van die in ICAO Document 8400 “Procedures for Air Navigation Services — ICAO Abbreviations and Codes (PANS-ABC)”.
GEN 2.3 Kaartsymbolen
Een lijst van kaartsymbolen, gerangschikt volgens de kaartenreeks waarin ze worden toegepast.
GEN 2.4 Plaatsindicatoren
Een lijst van alfabetisch gerangschikte ICAO-plaatsindicatoren die zijn toegewezen aan de locaties van vaste luchtverkeersstations, welke moeten worden gebruikt voor codering en decodering. Bij locaties die geen deel uitmaken van de vaste luchtvaartradiodienst (AFS) wordt een annotatie vermeld.
GEN 2.5 Lijst van radionavigatiehulpmiddelen
Een alfabetisch gerangschikte lijst van radionavigatiehulpmiddelen, met vermelding van:
2)
|
de naam van het station;
|
3)
|
het type faciliteit/hulpmiddel;
|
4)
|
een aanduiding of het hulpmiddel dienstig is voor en-route (E), luchtvaartterrein (A) of beide (AE) doelstellingen.
|
GEN 2.6 Omzetting van meeteenheden
Tabellen of formules voor de omzetting van:
1)
|
zeemijl naar kilometer en omgekeerd;
|
2)
|
voet naar meter en omgekeerd;
|
3)
|
decimale boogminuten naar boogseconden en omgekeerd;
|
4)
|
andere omzettingen, voor zover passend.
|
GEN 2.7 Zonsopgang/zonsondergang
Informatie over het tijdstip van de zonsopgang en zonsondergang, met inbegrip van een korte beschrijving van de criteria die gebruikt zijn om de opgegeven tijdstippen te bepalen en een eenvoudige formule of tabel waarmee tijdstippen kunnen worden berekend voor elke locatie binnen zijn territorium/bevoegdheidsgebied, of een alfabetische lijst van locaties waarvoor de tijdstippen worden vermeld in een tabel, met een verwijzing naar de desbetreffende pagina van de tabel, en de zonsopgangs-/zonsondergangstabellen voor de geselecteerde stations/locaties, met inbegrip van:
1)
|
de naam van het station;
|
2)
|
de ICAO-plaatsindicator;
|
3)
|
de geografische coördinaten in graden en minuten;
|
4)
|
de datum(s) waarvoor tijdstippen worden vermeld;
|
5)
|
het tijdstip van het begin van de burgerlijke ochtendschemering;
|
6)
|
het tijdstip van de zonsopgang;
|
7)
|
het tijdstip van de zonsondergang, en
|
8)
|
het tijdstip van het einde van de burgerlijke avondschemering.
|
GEN 3. DIENSTEN
GEN 3.1 Luchtvaartinformatiediensten
GEN 3.1.1 Verantwoordelijke dienst
Beschrijving van de verstrekte luchtvaartinlichtingendiensten (AIS) en de belangrijkste componenten daarvan, met inbegrip van:
1)
|
naam van de dienst/eenheid;
|
7)
|
website, indien beschikbaar;
|
8)
|
een verklaring betreffende de bepalingen waarop de dienst is gebaseerd en een verwijzing naar de AIP-locatie waar eventuele verschillen zijn vermeld.
|
GEN 3.1.2 Bevoegdheidsgebied
Het bevoegdheidsgebied voor de AIS.
GEN 3.1.3 Luchtvaartgidsen
Beschrijving van de elementen van de luchtvaartinformatieproducten, met inbegrip van:
1)
|
AIP en de bijbehorende wijzigingsdienst;
|
4)
|
NOTAM en aan de vlucht voorafgaande informatiebulletins (PIB);
|
5)
|
controlelijsten en lijsten van geldige NOTAM’s;
|
6)
|
hoe ze kunnen worden verkregen.
|
Wanneer een AIC wordt gebruikt om prijzen voor publicaties te verspreiden, wordt dat aangegeven in dit deel van de AIP.
GEN 3.1.4 AIRAC-systeem
Korte beschrijving van het AIRAC-systeem, met inbegrip van een tabel van de huidige en aankomende AIRAC-datums.
GEN 3.1.5 Dienst voor aan de vlucht voorafgaande informatie op luchtvaartterreinen/helihavens
Een lijst van luchtvaartterreinen/helihavens waarop stelselmatig aan de vlucht voorafgaande informatie beschikbaar is, met inbegrip van een indicatie van relevante:
1)
|
elementen van de luchtvaartinformatieproducten waarover de dienst beschikt;
|
2)
|
kaarten waarover de dienst beschikt;
|
3)
|
het gebied waarop die gegevens betrekking hebben.
|
GEN 3.1.6 Digitale gegevensreeksen
1)
|
Beschrijving van de beschikbare gegevensreeksen, met inbegrip van:
a)
|
titel van de gegevensreeks;
|
c)
|
opgenomen datasubjecten;
|
d)
|
geografisch toepassingsgebied;
|
e)
|
indien van toepassing, beperkingen op het gebruik ervan.
|
|
2)
|
Contactgegevens met betrekking tot de wijze waarop de gegevensreeksen kunnen worden verkregen, bestaande uit:
a)
|
naam van de verantwoordelijke persoon, dienst of organisatie;
|
b)
|
post- en e-mailadres van de verantwoordelijke persoon, dienst of organisatie;
|
c)
|
faxnummer van de verantwoordelijke persoon, dienst of organisatie;
|
d)
|
telefoonnummer van de verantwoordelijke persoon, dienst of organisatie;
|
e)
|
diensturen (periode, met inbegrip van de tijdzone, waarin contact kan worden opgenomen);
|
f)
|
online-informatie die kan worden gebruikt om contact op te nemen met de persoon, dienst of organisatie, en
|
g)
|
aanvullende informatie, indien nodig, over hoe en wanneer contact kan worden opgenomen met de persoon, dienst of organisatie.
|
|
GEN 3.2 Luchtvaartkaarten
GEN 3.2.1 Verantwoordelijke dienst(en)
Beschrijving van de dienst (en) die verantwoordelijk zijn voor de productie van luchtvaartkaarten, met inbegrip van:
7)
|
website, indien beschikbaar, en
|
8)
|
een verklaring betreffende de bepalingen waarop de dienst is gebaseerd en een verwijzing naar de AIP-locatie waar eventuele verschillen met de ICAO zijn vermeld.
|
GEN 3.2.2 Kaartonderhoud
Korte beschrijving van de wijze waarop luchtvaartkaarten worden herzien en gewijzigd.
GEN 3.2.3 Aankoopregelingen
Nadere informatie over de wijze waarop kaarten kunnen worden verkregen, bestaande uit:
1)
|
dienst/verkoopagentschap(pen);
|
7)
|
website, indien beschikbaar.
|
GEN 3.2.4 Beschikbare reeksen luchtvaartkaarten
Een lijst van de beschikbare reeksen luchtvaartkaarten, gevolgd door een algemene beschrijving van elke reeks en een indicatie van het beoogde gebruik.
GEN 3.2.5 Lijst van beschikbare luchtvaartkaarten
Een lijst van beschikbare luchtvaartkaarten, met inbegrip van:
3)
|
naam en/of nummer van elke kaart of elk blad in een reeks;
|
5)
|
datum van de laatste herziening.
|
GEN 3.2.6 Index bij de wereldluchtvaartkaart (WAC) — ICAO 1:1 000 000
Een door een lidstaat opgestelde indexkaart met de dekking en bladopmaak voor de WAC 1:1 000 000. Indien een luchtvaartkaart — ICAO 1:500 000 wordt opgesteld in plaats van een WAC 1:1 000 000, worden indexkaarten gebruikt om de dekking en bladopmaak voor de luchtvaartkaart Chart — ICAO 1:500 000 aan te geven.
GEN 3.2.7 Topografische kaarten
Nadere informatie over de wijze waarop topografische kaarten kunnen worden verkregen, bestaande uit:
1)
|
naam van de dienst/agentschap(pen);
|
7)
|
website, indien beschikbaar.
|
GEN 3.2.8 Correcties van kaarten die niet in de AIP zijn opgenomen
Een lijst van correcties van luchtvaartkaarten die niet in de AIP zijn opgenomen, of een indicatie van de wijze waarop dergelijke informatie kan worden verkregen.
GEN 3.3 Luchtverkeersdiensten (ATS)
GEN 3.3.1 Verantwoordelijke dienst
Beschrijving van de verstrekte luchtverkeersdienst en de belangrijkste componenten daarvan, met inbegrip van:
7)
|
website, indien beschikbaar;
|
8)
|
een verklaring betreffende de bepalingen waarop de dienst is gebaseerd en een verwijzing naar de AIP-locatie waar eventuele verschillen met de ICAO zijn vermeld;
|
9)
|
een vermelding indien de dienst niet 24 uur per dag en zeven dagen per week beschikbaar is.
|
GEN 3.3.2 Bevoegdheidsgebied
Korte beschrijving van het bevoegdheidsgebied waarvoor luchtverkeersdiensten worden verleend.
GEN 3.3.3 Types diensten
Korte beschrijving van de belangrijkste types verleende luchtverkeersdiensten.
GEN 3.3.4 Coördinatie tussen de exploitant en de luchtverkeersdiensten
Algemene voorwaarden waaronder de coördinatie tussen de exploitant en de luchtverkeersdiensten plaatsvindt.
GEN 3.3.5 Minimumvliegaltitude
De criteria voor de bepaling van de minimumvliegaltitudes.
GEN 3.3.6 Adreslijst van de eenheden van luchtverkeersdiensten
Een alfabetisch gerangschikte lijst van eenheden van luchtverkeersdiensten en hun adres, met vermelding van:
7)
|
website, indien beschikbaar.
|
GEN 3.4 Communicatiediensten
GEN 3.4.1 Verantwoordelijke dienst
Beschrijving van de dienst die verantwoordelijk is voor het verlenen van telecommunicatie- en navigatiefaciliteiten, met inbegrip van:
7)
|
website, indien beschikbaar;
|
8)
|
een verklaring betreffende de bepalingen waarop de dienst is gebaseerd en een verwijzing naar de AIP-locatie waar eventuele verschillen met de ICAO zijn vermeld;
|
9)
|
een vermelding indien de dienst niet 24 uur per dag en zeven dagen per week beschikbaar is.
|
GEN 3.4.2 Bevoegdheidsgebied
Korte beschrijving van het bevoegdheidsgebied waarvoor telecommunicatiediensten worden verleend.
GEN 3.4.3 Types diensten
Korte beschrijving van de voornaamste types verstrekte diensten en faciliteiten, met inbegrip van:
1)
|
radionavigatiehulpmiddelen;
|
2)
|
spraak- en/of datalinkdiensten;
|
4)
|
gebruikte ta(a)l(en), en
|
5)
|
een indicatie waar gedetailleerde informatie kan worden verkregen.
|
GEN 3.4.4 Eisen en voorwaarden
Korte beschrijving van de eisen en voorwaarden waaronder de communicatiedienst beschikbaar is.
GEN 3.4.5 Diverse
Aanvullende informatie (bv. geselecteerde radio-omroepstations, telecommunicatiediagram).
GEN 3.5 Meteorologische diensten
GEN 3.5.1 Verantwoordelijke dienst
Korte beschrijving van de meteorologische dienst die verantwoordelijk is voor het verstrekken van meteorologische informatie, met inbegrip van:
7)
|
website, indien beschikbaar;
|
8)
|
een verklaring betreffende de bepalingen waarop de dienst is gebaseerd en een verwijzing naar de AIP-locatie waar eventuele verschillen zijn vermeld;
|
9)
|
een vermelding indien de dienst niet 24 uur per dag en zeven dagen per week beschikbaar is.
|
GEN 3.5.2 Bevoegdheidsgebied
Korte beschrijving van het gebied en/of de luchtroutes waarvoor meteorologische diensten worden verleend.
GEN 3.5.3 Meteorologische waarnemingen en verslagen
Gedetailleerde beschrijving van de meteorologische waarnemingen en verslagen voor de internationale luchtvaartnavigatie, met inbegrip van:
1)
|
naam van het station en de ICAO-plaatsindicator;
|
2)
|
type en frequentie van de waarneming, met inbegrip van een indicatie van de automatische waarnemingsapparatuur;
|
3)
|
types meteorologische verslagen en beschikbaarheid van een TREND-voorspelling;
|
4)
|
specifiek type waarnemingssysteem en aantal waarnemingslocaties die worden gebruikt om waarnemingen te doen en verslag uit te brengen van grondwind, zicht, zichtbare baanlengte, wolkenbasis, temperatuur en, voor zover van toepassing, windschering (bv. anemometer bij het snijvlak van banen, transmissometers naast de landingszone enz.);
|
6)
|
indicatie van de beschikbare klimatologische informatie.
|
GEN 3.5.4 Types diensten
Korte beschrijving van de belangrijkste types verleende diensten, met inbegrip van bijzonderheden met betrekking tot briefing, raadpleging, weergave van meteorologische informatie, beschikbare vluchtdocumentatie voor exploitanten en leden van de cockpitbemanning, en methoden en middelen die gebruikt worden voor het verstrekken van de meteorologische informatie.
GEN 3.5.5 Kennisgeving van exploitanten vereist
Minimale voorafgaande kennisgeving die door de verlener van meteorologische diensten wordt gevraagd van de exploitanten met het oog op briefing, raadpleging en vliegdocumentatie en andere meteorologische informatie die zij vereisen, of wijzigingen daarvan.
GEN 3.5.6 Luchtvaartuigverslagen
Indien nodig, voorschriften van de verlener van meteorologische diensten voor het opstellen en versturen van luchtvaartuigverslagen.
GEN 3.5.7 VOMET-dienst
Beschrijving van de VOLMET- en/of D-VOLMET-dienst, met inbegrip van:
1)
|
naam van het verzendende station;
|
2)
|
roepnaam of identificatie en afkorting voor de radiocommunicatie-uitzending;
|
3)
|
voor de uitzending gebruikte frequentie(s);
|
6)
|
lijst van luchtvaartterreinen/helihavens waarvoor verslagen en/of voorspellingen zijn opgenomen, en
|
7)
|
opgenomen verslagen, voorspellingen en SIGMET-informatie, alsook opmerkingen.
|
GEN 3.5.8 SIGMET- en AIRMET-dienst
Beschrijving van de meteorologische waarnemingen in vluchtinformatiegebieden of luchtverkeersleidingsgebieden waarvoor luchtverkeersdiensten worden verleend, met inbegrip van een lijst van de meteorologische waarnemingscentra, met vermelding van:
1)
|
de naam van het meteorologische waarnemingscentrum en de ICAO-plaatsindicator;
|
3)
|
de bediende vluchtinformatiegebieden of luchtverkeersleidingsgebieden;
|
4)
|
de SIGMET-geldigheidstermijnen;
|
5)
|
specifieke procedures voor SIGMET-informatie (bv. voor vulkanische aswolken en tropische cyclonen);
|
6)
|
procedures voor AIRMET-informatie (in overeenstemming met de relevante regionale luchtvaartnavigatieovereenkomsten);
|
7)
|
De eenheden van luchtverkeersdiensten waaraan SIGMET- en AIRMET-informatie wordt verstrekt;
|
8)
|
aanvullende informatie, zoals beperkingen van de dienstverlening enz.
|
GEN 3.5.9 Andere geautomatiseerde meteorologische diensten
Beschrijving van beschikbare geautomatiseerde diensten voor het verstrekken van meteorologische informatie (bv. geautomatiseerde diensten voor het verstrekken van aan de vlucht voorafgaande informatiedienst die per telefoon en/of computer toegankelijk zijn), met inbegrip van:
1)
|
de naam van de dienst;
|
2)
|
de beschikbare informatie;
|
3)
|
de bestreken gebieden, routes en luchtvaartterreinen;
|
4)
|
telefoon- en faxnummer(s), e-mailadres en, indien beschikbaar, websiteadres.
|
GEN 3.6 Opsporing en redding (SAR)
GEN 3.6.1 Verantwoordelijke dienst(en)
Korte beschrijving van de dienst(en) die verantwoordelijk is (zijn) voor opsporing en redding (SAR), met inbegrip van:
1)
|
de naam van de dienst/eenheid;
|
7)
|
website, indien beschikbaar, en
|
8)
|
een verklaring betreffende de bepalingen waarop de dienst is gebaseerd en een verwijzing naar de AIP-locatie waar eventuele verschillen met de ICAO zijn vermeld.
|
GEN 3.6.2 Bevoegdheidsgebied
Korte beschrijving van het bevoegdheidsgebied waarin opsporings- en reddingsdiensten worden verleend.
GEN 3.6.3 Types diensten
Korte beschrijving en geografische weergave, indien van toepassing, van het type verstrekte diensten en faciliteiten, met inbegrip van indicaties waar de luchtdekking voor opsporings- en reddingsdiensten afhankelijk is van de aanzienlijke inzet van luchtvaartuigen.
GEN 3.6.4 SAR-overeenkomsten
Korte beschrijving van de geldende SAR-overeenkomsten, met inbegrip van bepalingen ter vergemakkelijking van de binnenkomst en het vertrek van luchtvaartuigen van andere lidstaten voor opsporing, redding, herstelling of berging van beschadigde of verloren luchtvaartuigen, ofwel met enkel kennisgeving in de lucht, ofwel na aanmelding van een vluchtplan.
GEN 3.6.5 Beschikbaarheidsvoorwaarden
Korte beschrijving van de bepalingen voor SAR, met inbegrip van de algemene voorwaarden waaronder de dienst en faciliteiten beschikbaar zijn voor internationaal gebruik, met inbegrip van een indicatie of een voor SAR beschikbare faciliteit gespecialiseerd is in SAR-technieken en -functies, of wordt gebruikt voor andere doeleinden, maar aangepast is aan SAR-doeleinden via opleiding en apparatuur, of slechts occasioneel beschikbaar is en geen bijzondere opleiding of voorbereiding heeft voor SAR-werkzaamheden.
GEN 3.6.6 Gebruikte procedures en signalen
Korte beschrijving van de procedures en signalen die worden gebruikt door reddingsluchtvaartuigen, en een tabel met de signalen die moeten worden gebruikt door overlevenden.
GEN 4. HEFFINGEN VOOR LUCHTVAARTTEREINEN/HELIHAVENS EN LUCHTVAARTNAVIGATIEDIENSTEN (ANS)
Als de heffingen niet worden gespecificeerd in dit hoofdstuk, kan worden verwezen naar de plaats waar meer details beschikbaar zijn.
GEN 4.1 Heffingen voor luchtvaartterreinen/helihavens
Korte beschrijving van het type heffingen dat kan worden opgelegd op luchtvaartterreinen/helihavens die beschikbaar zijn voor internationaal gebruik, waaronder:
1)
|
landingen van luchtvaartuigen;
|
2)
|
parking, stalling en langetermijnopslag van luchtvaartuigen;
|
5)
|
geluidsgerelateerde items;
|
6)
|
andere (douane, gezondheid, immigratie enz.);
|
7)
|
vrijstellingen/verminderingen, en
|
GEN 4.2 Luchtvaartnavigatiediensten
Korte beschrijving van heffingen die kunnen worden opgelegd voor luchtvaartnavigatiediensten die worden verleend voor internationaal gebruik, zoals:
1)
|
naderingsverkeersleiding;
|
3)
|
kostenbasis voor ANS en vrijstellingen/verminderingen;
|
DEEL 2 — EN-ROUTE (ENR)
Als een AIP in meer dan één volume wordt geproduceerd en beschikbaar gemaakt, met voor elk volume een afzonderlijke dienst wijzigingen en supplementen, dan worden het voorwoord, het register van AIP-wijzigingen, het register van AIP-supplementen, de controlelijst van AIP-pagina’s en de lijst van geldige wijzigingen met de hand afzonderlijk vermeld in elk volume. Als een AIP als één volume wordt gepubliceerd, dan wordt de aantekening “niet van toepassing” vermeld naast elk van de bovenstaande punten.
GEN 0.6 Inhoudsopgave van deel 2
Een lijst van secties en subsecties in deel 2 — En-route.
ENR 1. ALGEMENE REGELS EN PROCEDURES
ENR 1.1 Algemene regels
De algemene regels worden gepubliceerd zoals ze worden toegepast in de lidstaat.
ENR 1.2 Visuele vliegvoorschriften
De visuele vliegvoorschriften worden gepubliceerd zoals ze worden toegepast in de lidstaat.
ENR 1.3 Instrumentvliegvoorschriften
De instrumentvliegvoorschriften worden gepubliceerd zoals ze worden toegepast in de lidstaat.
ENR 1.3.1 Regels die van toepassing zijn op alle IFR-vluchten
ENR 1.3.2 Regels die van toepassing zijn op IFR-vluchten in gecontroleerd luchtruim
ENR 1.3.3 Regels die van toepassing zijn op IFR-vluchten buiten gecontroleerd luchtruim
ENR 1.3.4 Algemene procedures voor vrije luchtcorridors (FRA)
Procedures met betrekking tot vrije luchtcorridors, met inbegrip van verklaring en definities van toegepaste voor FRA relevante punten. In het geval van grensoverschrijdende FRA worden de betrokken FIR’s/UIR’s of CTA’s/UTA’s vermeld in ENR 1.3.
ENR 1.4 Indeling en beschrijving van het ATS-luchtruim
ENR 1.4.1 Indeling van het ATS-luchtruim
De beschrijving van ATS-luchtruimklassen in de vorm van de tabel in aanhangsel 4 bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012, met passende vermelding voor de luchtruimklassen die niet door de lidstaat worden gebruikt.
ENR 1.4.2 Beschrijving van het ATS-luchtruim
Andere beschrijving van het ATS-luchtruim, zoals van toepassing, met inbegrip van algemene beschrijvingen in tekstvorm.
ENR 1.5 Wacht-, naderings- en vertrekprocedures
ENR 1.5.1 Algemeen
Het voorschrift betreft een verklaring betreffende de criteria op basis waarvan wacht-, naderings- en vertrekprocedures worden vastgesteld.
ENR 1.5.2 Aankomende vluchten
De procedures (conventionele of gebiedsnavigatie, of beide) voor aankomende vluchten die gemeenschappelijk zijn voor vluchten naar of binnen hetzelfde type luchtruim worden voorgesteld. Indien verschillende procedures gelden binnen een terminalluchtruim, wordt een nota in die zin opgesteld, samen met een verwijzing naar de plaats waar de specifieke procedures te vinden zijn.
ENR 1.5.3 Vertrekkende vluchten
De procedures (conventionele of gebiedsnavigatie, of beide) voor vertrekkende vluchten die gemeenschappelijk zijn voor vluchten die vertrekken van om het even welk luchtvaartterrein/om het even welke helihaven worden voorgesteld.
ENR 1.5.4 Andere relevante informatie en procedures
Korte beschrijving van aanvullende informatie, bv. procedures voor binnenkomst, uitlijning voor eindnadering, wachtprocedures en -patronen.
ENR 1.6 ATS-surveillancediensten en -procedures
ENR 1.6.1 Primaire radar
Beschrijving van primaire radardiensten en -procedures, met inbegrip van:
2)
|
de toepassing van radarcontrolediensten;
|
3)
|
procedures in het geval van het uitvallen van radar en lucht-grondcommunicatie;
|
4)
|
eisen inzake de rapportering van de positie van spraakcommunicatie en datalinkcommunicatie tussen luchtverkeersleider en piloot, en
|
5)
|
grafische weergave van het gebied van de radardekking.
|
ENR 1.6.2 Secundaire surveillanceradar (SSR)
Beschrijving van de exploitatieprocedures van de secundaire surveillanceradar (SSR), met inbegrip van:
2)
|
procedures in het geval van het uitvallen van de lucht-grond-communicatie en wederrechtelijke daden;
|
3)
|
het systeem voor de toewijzing van SSR-codes;
|
4)
|
rapporteringseisen voor spraakcommunicatie en CPDLC, en
|
5)
|
grafische weergave van het gebied van de SSR-dekking.
|
ENR 1.6.3 Automatic dependent surveillance — broadcast (ADS-B)
Beschrijving van de exploitatieprocedures voor Automatic dependent surveillance — broadcast (ADS-B), met inbegrip van:
2)
|
procedures in het geval van het uitvallen van de lucht-grond-communicatie en wederrechtelijke daden;
|
3)
|
voorschriften voor de identificatie van luchtvaartuigen;
|
4)
|
rapporteringseisen voor spraakcommunicatie en CPDLC, en
|
5)
|
grafische weergave van het gebied van de ADS-B-dekking.
|
ENR 1.6.4 Andere relevante informatie en procedures
Korte beschrijving van aanvullende informatie en procedures, bv. procedures in het geval van het uitvallen van de radar en procedures in het geval van het uitvallen van de transponder.
ENR 1.7 Procedures voor het instellen van de hoogtemeter
Er wordt een verklaring gepubliceerd met procedures voor het instellen van de hoogtemeter; deze verklaring bevat:
1)
|
een korte inleiding met een verklaring betreffende de ICAO-documenten waarop de procedures zijn gebaseerd, samen met eventuele verschillen met ICAO-bepalingen;
|
2)
|
basisprocedures voor het instellen van de hoogtemeter;
|
3)
|
beschrijving van het (de) hoogtemeterinstellingsgebied(en);
|
4)
|
procedures voor exploitanten (met inbegrip van piloten), en
|
5)
|
tabel van kruisniveaus
|
ENR 1.8 Regionale aanvullende procedures van de ICAO
Regionale aanvullende procedures (SUPP’s) die betrekking hebben op het volledige bevoegdheidsgebied worden voorgesteld.
ENR 1.9 Beheer van de luchtverkeersstromen (ATFM) en luchtruimbeheer
Korte beschrijving van het ATFM-systeem en het luchtruimbeheer, met inbegrip van:
1)
|
ATFM-structuur, dienstgebied, verleende dienst, locatie(s) en bedrijfsuren van de eenheid of eenheden;
|
2)
|
type berichtenstroom en beschrijving van het formaat, en
|
3)
|
procedures die van toepassing zijn op vertrekkende vluchten, bestaande uit:
a)
|
de dienst die verantwoordelijk is voor het verstrekken van informatie over de toegepaste ATFM-maatregelen;
|
b)
|
voorschriften m.b.t. het vluchtplan, en
|
|
4)
|
informatie over de algemene verantwoordelijkheid met betrekking tot het beheer van het luchtruim binnen FIR(“s), bijzonderheden over de toewijzing van civiel/militair luchtruim en coördinatie van het beheer, structuur van het beheerbare luchtruim (toewijzing en wijzigingen van de toewijzing) en algemene exploitatieprocedures.
|
ENR 1.10 Vluchtplanning
Alle beperkingen, begrenzingen of adviezen m.b.t. tot de fase van de vluchtplanning die de gebruiker kunnen helpen bij de presentatie van de voorgenomen vluchtuitvoering moeten wordt vermeld, met inbegrip van:
1)
|
de procedures voor de indiening van een vluchtplan;
|
2)
|
het systeem voor repetitieve vluchtplannen, en
|
3)
|
wijzigingen van het ingediende vluchtplan.
|
ENR 1.11 Adressen van vluchtplanberichten
De aan de vluchtplannen toegewezen adressen moeten worden vermeld in de vorm van een tabel, waarin het volgende is opgenomen:
1)
|
categorie vlucht (IFR, VFR of beide);
|
2)
|
route (naar of via FIR en/of TMA), en
|
3)
|
adres van het bericht.
|
ENR 1.12 Onderschepping van burgerluchtvaartuigen
Er wordt een volledige beschrijving van de te gebruiken onderscheppingsprocedures en visuele signalen opgenomen, met een duidelijke vermelding of de ICAO-bepalingen worden toegepast en, indien dit niet het geval is, dat er verschillen bestaan.
ENR 1.13 Wederrechtelijke daden
Er worden passende procedures voorgesteld die van toepassing zijn in geval van wederrechtelijke daden.
ENR 1.14 Incidenten met luchtvaartuigen
Beschrijving van het systeem voor de rapportering van luchtverkeersincidenten, met inbegrip van:
1)
|
definitie van luchtverkeersincidenten;
|
2)
|
gebruik van het “formulier voor de melding van incidenten in het luchtverkeer”;
|
3)
|
rapporteringsprocedures (met inbegrip van procedures tijdens de vlucht), en
|
4)
|
doel van de rapportering en behandeling van het formulier.
|
ENR 2. LUCHTRUIM VOOR LUCHTVERKEERSDIENSTEN
ENR 2.1 FIR, UIR, TMA en CTA
Gedetailleerde beschrijving van de vluchtinformatiegebieden (FIR’s), hogere vluchtinformatiegebieden (UIR’s) en luchtverkeersleidingsgebieden (CTA’s) (met inbegrip van specifieke CTA’s, zoals TMA’s):
1)
|
naam, geografische coördinaten in graden en minuten van de laterale grenzen van de FIR/UIR en in graden, minuten en seconden van de laterale grenzen, verticale grenzen en het luchtruim van de CTA;
|
2)
|
identificatie van de eenheid die de dienst verleent;
|
3)
|
roepnaam van het luchtvaartstation dat de eenheid bedient en de gebruikte ta(a)l(en), met vermelding van het gebied en de omstandigheden, waar en wanneer ze moeten worden gebruikt, indien van toepassing;
|
4)
|
frequenties en, indien van toepassing, SATVOICE-nummer, aangevuld met indicaties voor specifieke doeleinden, en
|
Luchtverkeersleidingszones rond militaire luchtmachtbases die niet anderszins in de AIP zijn beschreven, worden opgenomen in deze subsectie. Als de eisen van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012 betreffende vliegplannen, tweewegcommunicatie en positierapportering van toepassing zijn op alle vluchten teneinde de behoefte aan onderscheppingen en/of de mogelijkheid van onderschepping te elimineren of te beperken en als de wacht moet worden gehouden op de VHF-noodfrequentie 121,500 MHz, wordt een verklaring in die zin opgenomen voor de relevante gebieden of delen daarvan.
Een beschrijving van aangewezen gebieden waarboven het meevoeren van een automatisch plaatsaanduidende noodzender (ELT) verplicht is, en waar luchtvaartuigen voortdurend moeten luisteren naar de VHF-noodfrequentie 121,500 MHz, behalve tijdens de perioden waarin de communicatie van het luchtvaartuig over andere VHF-kanalen verloopt of waarin het onmogelijk is twee kanalen te beluisteren door beperkingen van de boordapparatuur of cockpittaken.
ENR 2.2 Ander gereguleerd luchtruim
Gedetailleerde beschrijving van de verplichte radiozones (RMZ) en verplichte transponderzones (TMZ), met inbegrip van:
1)
|
naam, geografische coördinaten in graden en minuten van de laterale grenzen van de RMZ/TMZ;
|
2)
|
verticale grenzen in vluchtniveaus of in voet;
|
3)
|
tijdstip van de activiteit, en
|
Een gedetailleerde beschrijving van andere types gereguleerd luchtruim, indien vastgesteld, en van de luchtruimclassificatie.
ENR 3. ATS-ROUTES
ENR 3.1 Lagere ATS-routes
Gedetailleerde beschrijving van de lagere ATS-routes, met inbegrip van:
1)
|
routeaanduiding, aanduiding van de specificatie(s) inzake vereiste communicatieprestaties (RCP), navigatiespecificatie(s) en/of specificatie(s) inzake vereiste surveillanceprestaties (RSP) die van toepassing zijn op een bepaald segment of bepaalde segmenten, namen, gecodeerde aanduidingen of naamcodes en de geografische coördinaten in graden, minuten en seconden van alle significante punten die de route bepalen, met inbegrip van “verplichte” rapporteringspunten of rapporteringspunten “op verzoek”;
|
2)
|
koersen of VOR-radialen tot op de dichtstbijzijnde graad, geodetische afstand tot op het dichtstbijzijnde tiende van een kilometer of tiende van een zeemijl tussen alle opeenvolgende aangewezen significante punten en, in het geval van VOR-radialen, omschakelpunten;
|
3)
|
boven- en ondergrenzen of minimum en-routealtitudes, tot op de dichtstbijzijnde hogere 50 m of 100 ft, en luchtruimclassificatie;
|
4)
|
laterale grenzen en minimale altitudes boven obstakels;
|
5)
|
richting van kruisniveaus;
|
6)
|
de eis inzake de navigatienauwkeurigheid voor elk PBN-routesegment (RNAV of RNP), en
|
7)
|
opmerkingen, met inbegrip van een aanduiding van de luchtverkeersleidingseenheid, haar exploitatiekanaal en, indien van toepassing, haar logon-adres, SATVOICE-nummer, en eventuele beperkingen op de navigatie, RCP- en RSP-specificatie(s).
|
ENR 3.2 Hogere ATS-routes
Gedetailleerde beschrijving van de hogere ATS-routes, met inbegrip van:
1)
|
routeaanduiding, aanduiding van de specificatie(s) inzake vereiste communicatieprestaties (RCP), navigatiespecificatie(s) en/of specificatie(s) inzake vereiste surveillanceprestaties (RSP) die van toepassing zijn op een bepaald segment of bepaalde segmenten, namen, gecodeerde aanduidingen of naamcodes en de geografische coördinaten in graden, minuten en seconden van alle significante punten die de route bepalen, met inbegrip van “verplichte” rapporteringspunten of rapporteringspunten “op verzoek”;
|
2)
|
koersen of VOR-radialen tot op de dichtstbijzijnde graad, geodetische afstand tot op het dichtstbijzijnde tiende van een kilometer of tiende van een zeemijl tussen alle opeenvolgende aangewezen significante punten en, in het geval van VOR-radialen, omschakelpunten;
|
3)
|
boven- en ondergrenzen en luchtruimclassificatie;
|
5)
|
richting van kruisniveaus;
|
6)
|
de eis inzake de navigatienauwkeurigheid voor elk PBN-routesegment (RNAV of RNP), en
|
7)
|
opmerkingen, met inbegrip van een aanduiding van de luchtverkeersleidingseenheid, haar exploitatiekanaal en, indien van toepassing, haar logon-adres, SATVOICE-nummer, en eventuele beperkingen op de navigatie, RCP- en RSP-specificatie(s).
|
ENR 3.3 Gebiedsnavigatieroutes
Gedetailleerde beschrijving van de PBN-routes (RNAV en RNP), met inbegrip van:
1)
|
routeaanduiding, aanduiding van de specificatie(s) inzake vereiste communicatieprestaties (RCP), navigatiespecificatie(s) en/of specificatie(s) inzake vereiste surveillanceprestaties (RSP) die van toepassing zijn op een bepaald segment of bepaalde segmenten, namen, gecodeerde aanduidingen of naamcodes en de geografische coördinaten in graden, minuten en seconden van alle significante punten die de route bepalen, met inbegrip van “verplichte” rapporteringspunten of rapporteringspunten “op verzoek”;
|
2)
|
met betrekking tot waypoints die een gebiedsnavigatieroute bepalen, voor zover van toepassing, voorts ook:
a)
|
de stationsidentificatie van de referentie-VOR/DME;
|
b)
|
de koers tot op de dichtstbijzijnde graad en de afstand tot op het dichtstbijzijnde tiende van een kilometer of tiende van een zeemijl van de referentie-VOR/DME, als het waypoint daar niet mee samenvalt, en
|
c)
|
hoogteligging van de zendantenne van DME tot op de dichtstbijzijnde 30 m (100 ft);
|
|
3)
|
magnetische koers tot op de dichtstbijzijnde graad, geodetische afstand tot op het dichtstbijzijnde tiende van een kilometer of een zeemijl tussen de aangegeven eindpunten en de afstand tussen alle opeenvolgende aangewezen significante punten;
|
4)
|
boven- en ondergrenzen en luchtruimclassificatie;
|
5)
|
richting van kruisniveaus;
|
6)
|
de eis inzake de navigatienauwkeurigheid voor elk PBN-routesegment (RNAV of RNP), en
|
7)
|
opmerkingen, met inbegrip van een aanduiding van de luchtverkeersleidingseenheid, haar exploitatiekanaal en, indien van toepassing, haar logon-adres, SATVOICE-nummer, en eventuele beperkingen op de navigatie, RCP- en RSP-specificatie(s).
|
ENR 3.4 Helikopterroutes
Gedetailleerde beschrijving van helikopterroutes, met inbegrip van:
1)
|
routeaanduiding, aanduiding van de specificatie(s) inzake vereiste communicatieprestaties (RCP), navigatiespecificatie(s) en/of specificatie(s) inzake vereiste surveillanceprestaties (RSP) die van toepassing zijn op een bepaald segment of bepaalde segmenten, namen, gecodeerde aanduidingen of naamcodes en de geografische coördinaten in graden, minuten en seconden van alle significante punten die de route bepalen, met inbegrip van “verplichte” rapporteringspunten of rapporteringspunten “op verzoek”;
|
2)
|
koersen of VOR-radialen tot op de dichtstbijzijnde graad, geodetische afstand tot op het dichtstbijzijnde tiende van een kilometer of tiende van een zeemijl tussen alle opeenvolgende aangewezen significante punten en, in het geval van VOR-radialen, omschakelpunten;
|
3)
|
boven- en ondergrenzen en luchtruimclassificatie;
|
4)
|
minimumvliegaltitudes tot de dichtstbijzijnde 50 m of 100 ft;
|
5)
|
de eis inzake de navigatienauwkeurigheid voor elk PBN-routesegment (RNAV of RNP), en
|
6)
|
opmerkingen, met inbegrip van een aanduiding van de luchtverkeersleidingseenheid, haar exploitatiekanaal en, indien van toepassing, haar logon-adres, SATVOICE-nummer, en eventuele beperkingen op de navigatie, RCP- en RSP-specificatie(s).
|
ENR 3.5 Overige routes
Het voorschrift houdt in dat een beschrijving moet worden gegeven van andere specifiek aangewezen routes die verplicht zijn in (een) bepaald(e) gebied(en).
Beschrijving van vrije luchtcorridors (FRA), zoals gespecificeerd luchtruim waarin gebruikers vrij directe routes mogen plannen tussen een gedefinieerd punt van binnenkomst en een gedefinieerd punt van vertrek, met inbegrip van informatie over de directe route, de beperkingen op het gebruik van waypoints voor directe routes en de aanduiding in het vluchtplan (punt 15). Voorts worden de voorafgaande eisen voor de afgifte van luchtverkeersleidingsklaringen beschreven.
ENR 3.6 En-route wachten
Het voorschrift houdt in dat een gedetailleerde beschrijving moet worden gegeven van en-route-wachtprocedures, namelijk:
1)
|
wachtidentificatie (indien aanwezig) en wachtpositie (navigatiehulpmiddel) of waypoint met geografische coördinaten in graden, minuten en seconden;
|
3)
|
richting van de procedurebocht;
|
4)
|
aangegeven maximumvliegsnelheid;
|
5)
|
minimum- en maximumwachtniveau;
|
6)
|
outbound-tijd/afstand, en
|
7)
|
vermelding van de luchtverkeersleidingseenheid en haar exploitatiekanaal.
|
ENR 4. RADIONAVIGATIEHULPMIDDELEN/-SYSTEMEN
ENR 4.1 Radionavigatiehulpmiddelen — en-route
Een lijst van stations die radionavigatiediensten verlenen, opgericht voor en-routedoeleinden en alfabetisch gerangschikt op naam van het station, met inbegrip van:
1)
|
naam van het station en magnetische variatie tot op de dichtstbijzijnde graad en voor VOR, stationsafwijking tot op de dichtstbijzijnde graad, gebruikt voor technische uitlijning van het hulpmiddel;
|
3)
|
frequentie/kanaal voor elk element;
|
5)
|
geografische coördinaten in graden, minuten en seconden van de positie van de zendantenne;
|
6)
|
hoogteligging van de zendantenne van DME tot op de dichtstbijzijnde 30 m (100 ft), en
|
Als de autoriteit die de faciliteit exploiteert niet dezelfde is als de aangewezen instantie, wordt de naam van de exploiterende autoriteit vermeld in de kolom opmerkingen. De dekking van de faciliteit wordt vermeld in de kolom opmerkingen.
ENR 4.2 Speciale navigatiesystemen
Beschrijving van de stations voor speciale navigatiesystemen, met inbegrip van:
1)
|
naam van het station of de keten;
|
2)
|
type beschikbare dienst (mastersignaal, slaafsignaal, kleur);
|
3)
|
frequentie (kanaalnummer, standaard knipperinterval, herhalingsfrequentie, al naargelang van toepassing);
|
5)
|
geografische coördinaten in graden, minuten en seconden van de positie van het zendstation, en
|
Als de autoriteit die de faciliteit exploiteert niet dezelfde is als de aangewezen instantie, wordt de naam van de exploiterende autoriteit vermeld in de kolom opmerkingen. De dekking van de faciliteit wordt vermeld in de kolom opmerkingen.
ENR 4.3 Wereldwijd satellietnavigatiesysteem (GNSS)
Een lijst en een beschrijving van de elementen van het wereldwijde satellietnavigatiesysteem (GNSS) dat de navigatiediensten leveren, opgericht voor en-routedoeleinden en alfabetisch gerangschikt op naam van het element, met inbegrip van:
1)
|
de naam van het GNSS-element (gps, GLONASS, EGNOS, MSAS, WAAS enz.);
|
2)
|
frequentie(s), al naargelang van toepassing;
|
3)
|
geografische coördinaten in graden, minuten en seconden van het nominale dienstgebied en het dekkingsgebied, en
|
Als de autoriteit die de faciliteit exploiteert niet dezelfde is als de aangewezen instantie, wordt de naam van de exploiterende autoriteit vermeld in de kolom opmerkingen.
ENR 4.4 Naamcodeaanduidingen voor significante punten
Een alfabetisch gerangschikte lijst van naamcodeaanduidingen (uitspreekbare “naamcodes” van vijf letters) die zijn opgesteld voor significante punten op posities die niet gemarkeerd zijn door de plaats van radionavigatiehulpmiddelen, met inbegrip van:
2)
|
geografische coördinaten van de positie in graden, minuten en seconden;
|
3)
|
verwijzing naar ATS of andere routes waarop het punt zich bevindt, en
|
4)
|
opmerkingen, met inbegrip van een aanvullende definitie van posities, indien vereist.
|
ENR 4.5 Luchtvaartgrondlichten — en-route
Een lijst van luchtvaartgrondlichten en andere lichtbakens die geografische posities aanduiden die door de lidstaten als significant worden aangemerkt, met inbegrip van:
1)
|
naam van de stad of gemeente of andere identificatie van de baken;
|
2)
|
type baken en lichtsterkte in duizenden candela’s;
|
3)
|
kenmerken van het signaal;
|
ENR 5. NAVIGATIEWAARSCHUWINGEN
ENR 5.1 Verboden, beperkte en gevarenzones
Beschrijving, aangevuld met een grafische weergave, indien van toepassing, van verboden, beperkte en gevarenzones, samen met informatie over de vaststelling en activering ervan, met inbegrip van:
1)
|
identificatie, naam en geografische coördinaten van de laterale grenzen in graden, minuten en seconden, als ze zich binnen de grenzen van luchtverkeersleidingsgebieden/luchtverkeersleidingszones bevinden, en in graden en minuten, als ze zich daarbuiten bevinden;
|
2)
|
boven- en ondergrenzen, en
|
3)
|
opmerkingen, met inbegrip van het tijdstip van de activiteit.
|
Het type beperking of de aard van het gevaar en het risico op onderschepping in geval van binnendringing van het luchtruim worden vermeld in de kolom opmerkingen.
ENR 5.2 Zones voor militaire oefeningen en opleiding en luchtdefensiezones (ADIZ)
Beschrijving, indien van toepassing aangevuld met een grafische weergave van vastgestelde militaire opleidingsgebieden en militaire oefeningen die op gezette tijden plaatsvinden, en vastgestelde luchtdefensiezones (ADIZ), met inbegrip van:
1)
|
geografische coördinaten van de laterale grenzen in graden, minuten en seconden, als ze zich binnen de grenzen van luchtverkeersleidingsgebieden/luchtverkeersleidingszones bevinden, en in graden en minuten, als ze zich daarbuiten bevinden;
|
2)
|
boven- en ondergrenzen, het systeem en de middelen voor aankondigingen van activeringen, samen met informatie die relevant is voor civiele vluchten en toepasselijke ADIZ-procedures, en
|
3)
|
opmerkingen, met inbegrip van het tijdstip van de activiteit en het risico op onderschepping in geval van binnendringing van ADIZ.
|
ENR 5.3 Andere activiteiten met een gevaarlijk karakter en andere potentiële gevaren
ENR 5.3.1 Andere activiteiten met een gevaarlijk karakter
Beschrijving, indien passend aangevuld met kaarten, van activiteiten die een specifiek of duidelijk gevaar vormen voor vluchtuitvoeringen en die gevolgen kunnen hebben voor vluchten, met inbegrip van:
1)
|
geografische coördinaten in graden en minuten van het middelpunt van het gebied en de invloedssfeer van de activiteit;
|
4)
|
autoriteit die verantwoordelijk is voor het verstrekken van informatie, en
|
5)
|
opmerkingen, met inbegrip van het tijdstip van de activiteit.
|
ENR 5.3.2 Andere potentiële gevaren
Beschrijving, indien passend aangevuld met kaarten, van andere potentiële gevaren die gevolgen kunnen hebben voor vluchten (bv. actieve vulkanen, kerncentrales enz.), met inbegrip van:
1)
|
geografische coördinaten in graden en minuten van de locatie van het potentiële gevaar;
|
4)
|
autoriteit die verantwoordelijk is voor het verstrekken van informatie, en
|
ENR 5.4 Obstakels voor de luchtvaartnavigatie
De lijst van obstakels voor de luchtvaartnavigatie in zone 1 (het volledige grondgebied van de lidstaat), met inbegrip van:
1)
|
de identificatie of aanduiding van het obstakel;
|
3)
|
de positie van het obstakel, uitgedrukt in geografische coördinaten in graden, minuten en seconden;
|
4)
|
de hoogteligging en hoogte van het obstakel tot op de dichtstbijzijnde meter of voet;
|
5)
|
het type en de kleur van de (eventuele) obstakelverlichting, en
|
6)
|
indien van toepassing, een aanduiding dat de lijst van obstakels beschikbaar is in elektronische vorm, en een verwijzing naar GEN 3.1.6.
|
ENR 5.5 Sport en recreatie in de lucht
Korte beschrijving, indien passend aangevuld met een grafische weergave, van intensieve sport- en recreatieactiviteiten in de lucht, samen met de voorwaarden voor de uitvoering ervan, met inbegrip van:
1)
|
aanduiding en geografische coördinaten van de laterale grenzen in graden, minuten en seconden, als ze zich binnen de grenzen van luchtverkeersleidingsgebieden/luchtverkeersleidingszones bevinden, en in graden en minuten, als ze zich daarbuiten bevinden;
|
3)
|
telefoonnummer van de exploitant/gebruiker, en
|
4)
|
opmerkingen, met inbegrip van het tijdstip van de activiteit.
|
ENR 5.6 Vogelmigratie en gebieden met kwetsbare fauna
Beschrijving, indien mogelijk aangevuld met kaarten, van bewegingen van migrerende vogels, met inbegrip van migratieroutes en permanente rustgebieden en gebieden met kwetsbare fauna.
ENR 6. EN-ROUTEKAARTEN
In dit deel worden de en-routekaart van de ICAO en indexkaarten opgenomen.
DEEL 3 — LUCHTVAARTTERREINEN (AD)
Als een AIP in meer dan één volume wordt geproduceerd en beschikbaar gemaakt, met voor elk volume een afzonderlijke dienst wijzigingen en supplementen, dan worden het voorwoord, het register van AIP-wijzigingen, het register van AIP-supplementen, de controlelijst van AIP-pagina’s en de lijst van geldige wijzigingen met de hand afzonderlijk vermeld in elk volume. Als een AIP als één volume wordt gepubliceerd, dan wordt de aantekening “niet van toepassing” vermeld naast elk van de bovenstaande punten.
AD 0.6 Inhoudsopgave van deel 3
Een lijst van secties en subsecties in deel 3 — Luchtvaartterreinen (AD).
AD 1. LUCHTVAARTTERREINEN/HELIHAVENS — INLEIDING
AD 1.1 Beschikbaarheid en gebruiksvoorwaarden van de luchtvaartterreinen/helihavens
AD 1.1.1 Algemene voorwaarden
Korte beschrijving van de bevoegde autoriteit die verantwoordelijk is voor luchtvaartterreinen en helihavens, met inbegrip van:
1)
|
de algemene voorwaarden waaronder de luchtvaartterreinen/helihavens en de bijbehorende faciliteiten beschikbaar zijn voor gebruik, en
|
2)
|
een verklaring betreffende de bepalingen waarop de diensten zijn gebaseerd en een verwijzing naar de AIP-locatie waar eventuele verschillen met de ICAO zijn vermeld.
|
AD 1.1.2 Gebruik van militaire luchtvaartterreinen
Eventuele voorschriften en procedures met betrekking tot het civiel gebruik van militaire luchtvaartterreinen.
AD 1.1.3 Slechtzichtprocedures (LVP)
De algemene voorwaarden waaronder de LVP die van toepassing zijn op vluchtuitvoeringen van categorie II/III, indien vastgesteld, op luchtvaartterreinen worden toegepast.
AD 1.1.4 Vluchtuitvoeringsminima op luchtvaartterreinen
Bijzonderheden van de door de lidstaat toegepaste vluchtuitvoeringsminima op luchtvaartterreinen.
AD 1.1.5 Andere informatie
Indien van toepassing, andere informatie van vergelijkbare aard.
AD 1.2 Reddings- en brandbestrijdingsdiensten (RFFSs) en sneeuwplan
AD 1.2.1 Reddings- en brandbestrijdingsdiensten
Korte beschrijving van de regels voor de vaststelling van RFFS’s op luchtvaartterreinen/helihavens voor publiek gebruik, samen met een vermelding van de door een lidstaat vastgestelde reddings- en brandbestrijdingscategorieën.
AD 1.2.2 Sneeuwplan
Korte beschrijving van algemene overwegingen met betrekking tot het sneeuwplan voor luchtvaarterreinen/helihavens voor publiek gebruik, waar sneeuw gewoonlijk voorkomt, met inbegrip van:
1)
|
organisatie van de winterdienst;
|
2)
|
surveillance of bewegingsgebieden;
|
3)
|
meetmethoden en uitgevoerde metingen;
|
4)
|
maatregelen om de bruikbaarheid van de bewegingsgebieden te handhaven;
|
5)
|
systeem en middelen voor rapportering;
|
6)
|
sluiting van banen, en
|
7)
|
verspreiding van informatie over sneeuwomstandigheden.
|
AD 1.3 Index van luchtvaartterreinen en helihavens
Een lijst, aangevuld met een grafische weergave, van de luchtvaartterreinen/helihavens in een lidstaat, met inbegrip van:
1)
|
de naam van het luchtvaartterrein/de helihaven en de ICAO-plaatsindicator;
|
2)
|
het type verkeer dat gebruik mag maken van het luchtvaartterrein/de helihaven (internationaal/nationaal, IFR/VFR, geregeld/niet-geregeld, general aviation, militaire en ander), en
|
3)
|
verwijzing naar de AIP, deel 3, waarin de bijzonderheden van het luchtvaartterrein/de helihaven zijn uiteengezet.
|
AD 1.4 Groepering van luchtvaartterreinen/helihavens
Korte beschrijving van de door de lidstaat toegepaste criteria voor het groeperen van luchtvaartterreinen/helihavens met het oog op de opstelling/verspreiding/verstrekking van informatie.
AD 1.5 Certificeringsstatus van luchtvaartterreinen
Een lijst van luchtvaartterreinen in de lidstaat, met vermelding van de certificeringsstatus, met inbegrip van:
1)
|
naam van het luchtvaartterreinen ICAO-plaatsindicator;
|
2)
|
datum en, indien van toepassing, geldigheid van de certificering, en
|
3)
|
eventuele opmerkingen.
|
AD 2. LUCHTVAARTTERREINEN
Opmerking.— **** moet worden vervangen door de relevante ICAO-plaatsindicator.
|
**** AD 2.1 Plaatsindicator en naam van het luchtvaartterrein
De ICAO-plaatsindicator die aan het luchtvaartterrein is toegekend en de naam van het luchtvaartterrein moeten worden vermeld. Een ICAO-plaatsindicator moet integrerend deel uitmaken van het referentiesysteem dat van toepassing op alle subsecties van AD 2.
**** AD 2.2 Geografische en administratieve gegevens van het luchtvaartterrein
De geografische en administratieve gegevens van het luchtvaartterrein moeten worden gepubliceerd, met inbegrip van:
1)
|
het referentiepunt van het luchtvaartterrein (geografische coördinaten in graden, minuten en seconden) en de locatie daarvan;
|
2)
|
de richting waarin en de afstand waarop het referentiepunt van het luchtvaartterrein zich bevindt vanuit het centrum van de stad of gemeente die door het luchtvaartterrein wordt bediend;
|
3)
|
de hoogteligging van het luchtvaartterrein tot op de dichtstbijzijnde meter of voet, en de referentietemperatuur;
|
4)
|
indien van toepassing, de golving van het geo-id op de hoogteligging van het luchtvaartterrein tot op de dichtstbijzijnde meter of voet;
|
5)
|
de magnetische variatie tot op de dichtstbijzijnde graad, de datum van de informatie en de jaarlijkse verandering;
|
6)
|
de naam van de exploitant van het luchtvaartterrein, zijn naam, adres, telefoon- en faxnummers, e-mailadres en, indien beschikbaar, websiteadres;
|
7)
|
de types verkeer die gebruik mogen maken van het luchtvaartterrein (IFR/VFR), en
|
**** AD 2.3 Bedrijfsuren
Gedetailleerde beschrijving van de bedrijfsuren van de diensten op het luchtvaartterrein, met inbegrip van:
1)
|
exploitant van het luchtvaartterrein;
|
3)
|
gezondheidszorg en sanitaire voorzieningen;
|
5)
|
ATS-rapporteringskantoor (ARO);
|
8)
|
brandstofbevoorrading;
|
**** AD 2.4 Afhandelingsdiensten en -voorzieningen
Gedetailleerde beschrijving van de afhandelingsdiensten en -voorzieningen op het luchtvaartterrein, met inbegrip van:
1)
|
vrachtafhandelingsvoorzieningen;
|
2)
|
brandstof- en olietypes;
|
3)
|
brandstofbevoorradingsvoorzieningen en -capaciteit;
|
4)
|
ijsbestrijdingsvoorzieningen;
|
5)
|
hangarruimte voor bezoekende luchtvaartuigen;
|
6)
|
reparatievoorzieningen voor bezoekende luchtvaartuigen;
|
**** AD 2.5 Passagiersvoorzieningen
Passagiersvoorzieningen op het luchtvaartterrein, in de vorm van een korte beschrijving of verwijzing naar andere informatiebronnen, zoals een website, met inbegrip van:
1)
|
hotel(s) op of in de nabijheid van het luchtvaartterrein;
|
2)
|
restaurant(s) op of in de nabijheid van het luchtvaartterrein;
|
3)
|
transportmogelijkheden;
|
4)
|
medische voorzieningen;
|
5)
|
bank- en postkantoor op of in de nabijheid van het luchtvaartterrein;
|
**** AD 2.6 Reddings- en brandbestrijdingsdiensten
Gedetailleerde beschrijving van de reddings- en brandbestrijdingsdiensten en -apparatuur op het luchtvaartterrein, met inbegrip van:
1)
|
brandbestrijdingscategorie van het luchtvaartterrein;
|
3)
|
mogelijkheid tot verwijdering van gestrande luchtvaartuigen, en
|
**** AD 2.7 Seizoensgebonden beschikbaarheid — vrijmaken
Gedetailleerde beschrijving van de apparatuur en operationele prioriteiten die zijn vastgesteld voor het vrijmaken van de bewegingsgebieden van het luchtvaartterrein, met inbegrip van:
1)
|
type(s) vrijmaakapparatuur;
|
**** AD 2.8 Platforms, taxibanen en gegevens over controlelocaties/posities
Bijzonderheden met betrekking tot de fysieke kenmerken van platforms, taxibanen en locaties/plaatsen van aangewezen controlepunten, met inbegrip van:
1)
|
aanduiding, oppervlak en sterkte van platforms;
|
2)
|
aanduiding, breedte, oppervlakte en sterkte van taxibanen;
|
3)
|
locatie en hoogteligging van hoogtemeter-controlepunten tot op de dichtstbijzijnde meter of voet;
|
4)
|
locatie van VOR-controlepunten;
|
5)
|
positie van INS-controlepunten in graden, minuten, seconden en honderdsten van seconden;
|
Als controlelocaties/posities worden weergegeven op een luchtvaartterreinkaart, wordt in deze subsectie een vermelding in die zin opgenomen.
**** AD 2.9 Systeem voor geleiding en controle van oppervlaktebewegingen en markeringen
Korte beschrijving van het systeem voor geleiding en controle van oppervlaktebewegingen en baan- en taxibaanmarkeringen, met inbegrip van:
1)
|
gebruik van identificatiekentekens van luchtvaartuigopstelplaatsen, geleidingslijnen op taxibanen en geleidingssystemen voor visueel aanmeren/parkeren aan opstelplaatsen;
|
2)
|
baan- en taxibaanmarkeringen en -lichten;
|
3)
|
stopstrepen (indien aanwezig);
|
**** AD 2.10 Obstakels op het luchtvaartterrein
Gedetailleerde beschrijving van de obstakels, met inbegrip van:
1)
|
obstakels in zone 2:
a)
|
de identificatie of aanduiding van het obstakel;
|
c)
|
de positie van het obstakel, uitgedrukt in geografische coördinaten in graden, minuten, seconden en tienden van seconden;
|
d)
|
de hoogteligging en hoogte van het obstakel tot op de dichtstbijzijnde meter of voet;
|
e)
|
de markering van de obstakels en het type en de kleur van de (eventuele) obstakelverlichting;
|
f)
|
indien van toepassing, een aanduiding dat de lijst van obstakels beschikbaar is in elektronische vorm, en een verwijzing naar GEN 3.1.6, en
|
g)
|
“NIL"-aanduiding, indien van toepassing.
|
|
2)
|
De afwezigheid van zone 2-gegevens voor het luchtvaartterrein moet duidelijk worden vermeld en er moet worden obstakelgegevens worden verstrekt voor:
a)
|
obstakels die doordringen in de obstakelbeperkende oppervlakken;
|
b)
|
obstakels die doordringen in het obstakelidentificatieoppervlak van het opstijgvliegpad, en
|
c)
|
andere obstakels die als gevaarlijk voor de luchtvaart worden beoordeeld.
|
|
3)
|
een aanduiding dat geen informatie over obstakels in zone 3 is verstrekt, of, indien die informatie wel wordt verstrekt:
a)
|
de identificatie of aanduiding van het obstakel;
|
c)
|
de positie van het obstakel, uitgedrukt in geografische coördinaten in graden, minuten, seconden en tienden van seconden;
|
d)
|
de hoogteligging en hoogte van het obstakel tot op het dichtstbijzijnde tiende van een meter of van een voet;
|
e)
|
de markering van de obstakels en het type en de kleur van de (eventuele) obstakelverlichting;
|
f)
|
indien van toepassing, een aanduiding dat de lijst van obstakels beschikbaar is in elektronische vorm, en een verwijzing naar GEN 3.1.6, en
|
g)
|
“NIL"-aanduiding, indien van toepassing.
|
|
**** AD 2.11 Verstrekte meteorologische informatie
Gedetailleerde beschrijving van de meteorologische informatie die op het luchtvaartterrein wordt verstrekt en een aanduiding van het meteorologische kantoor dat verantwoordelijk is voor de verleende dienst, met inbegrip van:
1)
|
de naam van het meteorologische kantoor;
|
2)
|
de bedrijfsuren en, indien van toepassing, de aanduiding van het meteorologische kantoor dat buiten deze uren verantwoordelijk is;
|
3)
|
het kantoor dat verantwoordelijk is voor de opstelling van TAF’s en de geldigheidsduur en het uitgifte-interval van de voorspellingen;
|
4)
|
de beschikbaarheid van de TREND-voorspellingen voor het luchtvaartterrein en het uitgifte-interval;
|
5)
|
informatie over de wijze waarop wordt voorzien in briefing en/of raadpleging;
|
6)
|
types geleverde vluchtdocumentatie en daarin gebruikte ta(a)l(en);
|
7)
|
kaarten en andere informatie die wordt weergegeven of beschikbaar is voor briefing of raadpleging;
|
8)
|
beschikbare aanvullende apparatuur voor het verstrekken van informatie over meteorologische omstandigheden, zoals weerradar en ontvangstapparatuur voor satellietbeelden;
|
9)
|
de ATS-eenheden waaraan meteorologische informatie wordt verstrekt; 10)aanvullende informatie, zoals beperkingen van de dienstverlening.
|
**** AD 2.12 Fysieke kenmerken van de baan
Gedetailleerde beschrijving van de fysieke kenmerken van de baan, voor elke baan, met inbegrip van:
2)
|
azimut, tot op één honderdste van een graad;
|
3)
|
afmetingen van de baan tot op de dichtstbijzijnde meter of voet;
|
4)
|
sterkte van het wegdek (nummer verhardingsindeling (PCN) en bijbehorende gegevens) en het oppervlak van elke baan en bijbehorende baanuitlopen;
|
5)
|
geografische coördinaten in graden, minuten, seconden en honderdsten van seconden voor elke drempel en elk baaneinde en, indien van toepassing, de golving van het geo-id van:
—
|
drempels van een niet-precisienaderingsbaan tot op de dichtstbijzijnde meter of voet, en
|
—
|
drempels van een precisienaderingsbaan tot op het dichtstbijzijnde tiende van een meter of van een voet;
|
|
6)
|
hoogteliggingen van:
—
|
drempels van een niet-precisienaderingsbaan tot op de dichtstbijzijnde meter of voet, en
|
—
|
drempels en de hoogste hoogteligging van de landingsmat van een precisienaderingsbaan, tot op het dichtstbijzijnde tiende van een meter of van een voet;
|
|
7)
|
helling van elke baan en bijbehorende baanuitlopen;
|
8)
|
afmetingen van de (eventuele) baanuitloop tot op de dichtstbijzijnde meter of voet;
|
9)
|
afmetingen van de (eventuele) vrijstrook tot op de dichtstbijzijnde meter of voet;
|
10)
|
afmetingen van strips;
|
11)
|
afmetingen van veiligheidszones aan baaneindes;
|
12)
|
locatie (welk baaneinde) en beschrijving van (eventuele) stopsystemen;
|
13)
|
de aanwezigheid van een obstakelvrije zone, en
|
**** AD 2.13 Verklaarde afstanden
Gedetailleerde beschrijving van de opgegeven afstanden tot op de dichtstbijzijnde meter of voet voor elke aan, in elke richting, met inbegrip van:
2)
|
de beschikbare startaanloop;
|
3)
|
de beschikbare startafstand en, indien van toepassing, alternatieve lagere verklaarde afstanden;
|
4)
|
de beschikbare start-stopafstand;
|
5)
|
de beschikbare landingsbaanlengte, en
|
6)
|
opmerkingen, met inbegrip van het punt van binnenkomst of startpunt op de RWY, indien alternatieve lagere afstanden zijn aangegeven.
|
Als een baanrichting niet voor start of landing, of beide, kan worden gebruikt omdat dit operationeel verboden is, dan moet dit worden verklaard en moeten de woorden “not usable” of de afkorting “NU” worden ingevuld.
**** AD 2.14 Naderings- en baanverlichting
Gedetailleerde beschrijving van de naderings- en baanverlichting, met inbegrip van:
2)
|
het type, de lengte en de lichtsterkte van het naderingsverlichtingssysteem;
|
3)
|
baandrempellichten, kleur en wingbars;
|
4)
|
type van het hellingsindicatiesysteem voor visuele naderingen;
|
5)
|
lengte van de landingszoneverlichting;
|
6)
|
lengte, tussenafstand, kleur en intensiteit van de baanhartlijnlichten;
|
7)
|
lengte, tussenafstand, kleur en intensiteit van de baanrandlichten;
|
8)
|
kleur van de baaneindelampen en wingbars;
|
9)
|
lengte en kleur van de baanuitloopverlichting, en
|
**** AD 2.15 Andere verlichting, secundaire energievoorziening
Beschrijving van de andere verlichting en secundaire energievoorziening, met inbegrip van:
1)
|
plaats, kenmerken en bedrijfsuren van het luchtvaartterreinbaken/identificatiebaken (indien aanwezig);
|
2)
|
plaats en (eventuele) verlichting van de anemometer/landingsrichtingaanwijzer;
|
3)
|
taxibaanrandverlichting en taxibaanhartlijnverlichting;
|
4)
|
secundaire energievoorziening, met inbegrip van het tijdstip van omschakeling, en
|
**** AD 2.16 Helikopterlandingsterrein
Gedetailleerde beschrijving van het helikopterlandingsterrein op het luchtvaartterrein, met inbegrip van:
1)
|
geografische coördinaten in graden, minuten, seconden en honderdsten van seconden en, indien van toepassing, golving van het geo-id van het geometrische middelpunt van het landings- en uitvlieggebied (TLOF) of van elke drempel van het gebied voor eindnadering en opstijgen (FATO):
—
|
voor niet-precisienaderingen tot op de dichtstbijzijnde meter of voet, en
|
—
|
voor precisienaderingen tot op het dichtstbijzijnde tiende van een meter of van een voet;
|
|
2)
|
hoogteligging van het TLOF- en/of FATO-gebied:
—
|
voor niet-precisienaderingen tot op de dichtstbijzijnde meter of voet, en
|
—
|
voor precisienaderingen tot op het dichtstbijzijnde tiende van een meter of van een voet;
|
|
3)
|
afmetingen van het TLOF en FATO tot op de dichtstbijzijnde meter of voet, type oppervlak, draagkracht en markering;
|
4)
|
azimut van het FATO, tot op één honderdste van een graad;
|
5)
|
beschikbare verklaarde afstanden, tot op de dichtstbijzijnde meter of voet;
|
6)
|
naderings- en FATO-verlichting, en
|
**** AD 2.17 Luchtruim voor luchtverkeersdiensten
Gedetailleerde beschrijving van het ATS-luchtruim op het luchtvaartterrein, met inbegrip van:
1)
|
aanduiding van het luchtruim en geografische coördinaten in graden, minuten en seconden van de laterale grenzen;
|
3)
|
luchtruimclassificatie;
|
4)
|
roepnaam en ta(a)l(en) van de ATS-eenheid die de dienst verleent;
|
**** AD 2.18 Communicatiefaciliteiten van de luchtverkeersdiensten
Gedetailleerde beschrijving van de communicatiefaciliteiten van de luchtverkeersdiensten op het luchtvaartterrein, met inbegrip van:
4)
|
SATVOICE-nummer(s), indien beschikbaar;
|
5)
|
logon-adres, al naargelang van toepassing;
|
**** AD 2.19 Radionavigatie- en landingshulpmiddelen
Gedetailleerde beschrijving van de radionavigatie- en landingshulpmiddelen in verband met de instrumentnaderings- en terminalprocedures op het luchtvaartterrein, met inbegrip van:
1)
|
type hulpmiddelen, magnetische variatie tot op de dichtstbijzijnde graad, al naargelang van toepassing, en type ondersteunde activiteit voor instrumentlandingssysteem (ILS)/microgolflandingssysteem (MLS), basis-GNSS, satellietaugmentatiesysteem (SBAS), en grondaugmentatiesysteem (GBAS) en voor VOR/ILS/MLS eveneens de stationsafwijking tot op de dichtstbijzijnde graad, gebruikt voor technische uitlijning van het hulpmiddel;
|
2)
|
identificatie, indien vereist;
|
3)
|
frequentie(s), kanaalnummer(s), dienstverlener en identificator(s) van het referentiepad (RPI), al naargelang van toepassing;
|
4)
|
bedrijfsuren, al naargelang van toepassing;
|
5)
|
geografische coördinaten in graden, minuten, seconden en tienden van seconden van de positie van de zendantenne, al naargelang van toepassing;
|
6)
|
hoogteligging van de DME-zendantenne tot op 30 m (100 ft) nauwkeurig en van de precisieapparatuur voor afstandsmeting (DME/P) tot op 3 m (10 ft) nauwkeurig, hoogteligging van het GBAS-referentiepunt tot op de dichtstbijzijnde meter of voet, en de ellipsoïdische hoogte van het punt tot op de dichtstbijzijnde meter of voet; voor SBAS, de ellipsoïdische hoogte van het landingsdrempelpunt (LTP) of het fictieve drempelpunt (FTP) tot op de dichtstbijzijnde meter of voet;
|
7)
|
straal van het dienstvolume vanaf het GBAS-referentiepunt, tot op de dichtstbijzijnde kilometer of zeemijl, en
|
Als hetzelfde hulpmiddel wordt gebruik voor zowel en-route- als luchtvaartterreindoeleinden, wordt ook een beschrijving gegeven in deel ENR 4. Als het grondaugmentatiesysteem (GBAS) meer dan één luchtvaartterrein bedient, wordt een beschrijving van het hulpmiddel gegeven voor elk luchtvaartterrein. Als de autoriteit die de faciliteit exploiteert niet dezelfde is als de aangewezen instantie, wordt de naam van de exploiterende autoriteit vermeld in de kolom opmerkingen. De dekking van de faciliteit wordt vermeld in de kolom opmerkingen.
**** AD 2.20 Lokale voorschriften voor luchtvaartterreinen
Gedetailleerde beschrijving van de voorschriften voor het gebruik van het luchtvaartterrein, met inbegrip van de aanvaardbaarheid van opleidingsvluchten, luchtvaartuigen die niet met radio zijn uitgerust en ultralichte en soortgelijke luchtvaartuigen, en voor grondbewegingen en parkeren, maar met uitzondering van vluchtprocedures.
**** AD 2.21 Procedures ter beperking van geluidshinder
Gedetailleerde beschrijving van de op het luchtvaartterrein vastgestelde procedures ter bestrijding van geluidshinder.
**** AD 2.22 Vluchtprocedures
Gedetailleerde beschrijving van de voorwaarden en vluchtprocedures, met inbegrip van radar- en/of ADS-B-procedures, vastgesteld op basis van de organisatie van het luchtruim op het luchtvaartterrein. Indien vastgesteld, gedetailleerde beschrijving van de slechtzichtprocedures op het luchtvaartterrein, met inbegrip van:
1)
|
baan/banen en bijbehorende uitrusting die is toegestaan voor gebruik in het kader van slechtzichtprocedures;
|
2)
|
gedefinieerde meteorologische omstandigheden voor het opstarten, gebruiken en beëindigen van slechtzichtprocedures;
|
3)
|
beschrijving van de grondmarkeringen/verlichting voor gebruik bij slechtzichtprocedures, en
|
**** AD 2.23 Aanvullende informatie
Aanvullende informatie op het luchtvaartterrein, zoals een aanduiding van vogelconcentraties op het luchtvaartterrein, samen met een aanduiding van aanzienlijke dagelijkse verplaatsingen tussen rust- en foerageergebieden, in de mate van het mogelijke.
Specifieke aanvullende informatie over luchtverkeersdiensten voor afgelegen luchtvaartterreinen:
1)
|
een aanduiding dat luchtverkeersdiensten worden verstrekt op het afgelegen luchtvaartterrein;
|
2)
|
de locatie van de signaallamp, bv. met de zin “signalling lamp positioned at [geographical fix]”, en, voor elk relevante luchtvaartterrein, een duidelijke vermelding van de plaats van de signaallamp op de kaart van het luchtvaartterrein;
|
3)
|
beschrijving van eventuele specifieke communicatiemethodes die nodig worden geacht in het geval van meervoudige bedieningswijze, bv. de vermelding van de naam van het luchtvaartterrein/de roepnaam van de ATS-eenheid voor alle transmissies (d.w.z. niet alleen voor het eerste contact) tussen piloten en ATCO’s/vluchtinformatiediensten van het luchtvaartterrein (AFISO’s);
|
4)
|
beschrijving van relevante maatregelen die vereist zijn door de luchtruimgebruikers na een noodsituatie/abnormale situatie en mogelijke noodmaatregelen door de ATS-verlener in het geval van verstoringen, indien van toepassing (in AD 2.22 “Vluchtprocedures”), en
|
5)
|
beschrijving van de onderlinge afhankelijkheid van de beschikbaarheid van diensten of aanduiding van luchtvaartterreinen die niet geschikt zijn voor omleiding van het luchtvaartterrein (luchtruimgebruikers mogen een luchtvaartterrein niet al alternatief plannen wanneer het door dezelfde toren wordt bediend), indien dit nodig wordt geacht.
|
**** AD 2.24 Luchtvaartkaarten die verband houden met een luchtvaartterrein
Luchtvaartkaarten die verband houden met een luchtvaartterrein worden in de volgende volgorde opgenomen:
1)
|
Kaart van het luchtvaartterrein/de helihaven — ICAO;
|
2)
|
Parkeer-/aanmeerkaart voor luchtvaartuigen — ICAO;
|
3)
|
Grondbewegingskaart van het luchtvaartterrein — ICAO;
|
4)
|
Obstakelkaart van het luchtvaartterrein — ICAO type a (voor elke baan);
|
5)
|
Terrein en obstakelkaart van het luchtvaartterrein — ICAO (elektronisch);
|
6)
|
Terreinkaart voor precisienadering — ICAO (precisienaderingsbanen van categorie II en III);
|
7)
|
Omgevingskaart — ICAO (vertrek- en transitroutes);
|
8)
|
Standaardvertrekkaart — Instrument (ICAO);
|
9)
|
Omgevingskaart — ICAO (aankomst- en transitroutes);
|
10)
|
Standaardaankomstkaart — Instrument — ICAO;
|
11)
|
ATC-surveillancekaart met minimumaltitudes — ICAO;
|
12)
|
Instrumentnaderingskaart — ICAO (voor elk type baan en procedure);
|
13)
|
Visuele-naderingskaart — ICAO, en
|
14)
|
vogelconcentratie(s) in de nabijheid van het luchtvaartterrein.
|
Indien sommige van deze luchtvaartkaarten niet worden geproduceerd, wordt een verklaring in die zin opgenomen in GEN 3.2 “Luchtvaartkaarten”.
AD 3. HELIHAVENS
Wanneer het luchtvaartterrein over een landingsplaats voor helikopters beschikt, worden de bijbehorende gegevens alleen vermeld in **** AD 2.16.
Opmerking.— **** moet worden vervangen door de relevante ICAO-plaatsindicator.
|
**** AD 3.1 Plaatsindicator en naam van de helihaven
De ICAO-plaatsindicator die aan de helihaven is toegekend en de naam van de helihaven moeten worden opgenomen in de AIP. Een ICAO-plaatsindicator moet integrerend deel uitmaken van het referentiesysteem dat van toepassing op alle subsecties van AD 3.
**** AD 3.2 Geografische en administratieve gegevens van de helihaven
Deze eis heeft betrekking op de geografische en administratieve gegevens van de helihaven, met inbegrip van:
1)
|
het referentiepunt van de helihaven (geografische coördinaten in graden, minuten en seconden) en de locatie daarvan;
|
2)
|
de richting waarin en de afstand waarop het referentiepunt van de helihaven zich bevindt vanuit het centrum van de stad of gemeente die door de helihaven wordt bediend;
|
3)
|
de hoogteligging van de helihaven tot op de dichtstbijzijnde meter of voet, en de referentietemperatuur;
|
4)
|
indien van toepassing, de golving van het geo-id op de hoogteligging van de helihaven tot op de dichtstbijzijnde meter of voet;
|
5)
|
de magnetische variatie tot op de dichtstbijzijnde graad, de datum van de informatie en de jaarlijkse verandering;
|
6)
|
de naam van de exploitant van de helihaven, zijn naam, adres, telefoon- en faxnummers, e-mailadres en, indien beschikbaar, websiteadres;
|
7)
|
de types verkeer die gebruik mogen maken van de helihaven (IFR/VFR), en
|
**** AD 3.3 Bedrijfsuren
Gedetailleerde beschrijving van de bedrijfsuren van de diensten op de helihaven, met inbegrip van:
1)
|
de exploitant van de helihaven;
|
3)
|
gezondheidszorg en sanitaire voorzieningen;
|
5)
|
ATS-rapporteringskantoor (ARO);
|
8)
|
brandstofbevoorrading;
|
**** AD 3.4 Afhandelingsdiensten en -voorzieningen
Gedetailleerde beschrijving van de afhandelingsdiensten en -voorzieningen op de helihaven, met inbegrip van:
1)
|
vrachtafhandelingsvoorzieningen;
|
2)
|
brandstof- en olietypes;
|
3)
|
brandstofbevoorradingsvoorzieningen en -capaciteit;
|
4)
|
ijsbestrijdingsvoorzieningen;
|
5)
|
hangarruimte voor bezoekende helikopters;
|
6)
|
reparatievoorzieningen voor bezoekende helikopters, en
|
**** AD 3.5 Passagiersvoorzieningen
Passagiersvoorzieningen op de helihaven, in de vorm van een korte beschrijving of verwijzing naar andere informatiebronnen, zoals een website, met inbegrip van:
1)
|
hotel(s) op of in de nabijheid van de helihaven;
|
2)
|
restaurant(s) op of in de nabijheid van de helihaven;
|
3)
|
transportmogelijkheden;
|
4)
|
medische voorzieningen;
|
5)
|
bank- en postkantoor op of in de nabijheid van de helihaven;
|
**** AD 3.6 Reddings- en brandbestrijdingsdiensten
Gedetailleerde beschrijving van de reddings- en brandbestrijdingsdiensten en -apparatuur op de helihaven, met inbegrip van:
1)
|
brandbestrijdingscategorie van de helihaven;
|
3)
|
mogelijkheid tot verwijdering van gestrande helikopters, en
|
**** AD 3.7 Seizoensgebonden beschikbaarheid — vrijmaken
Gedetailleerde beschrijving van de apparatuur en operationele prioriteiten die zijn vastgesteld voor het vrijmaken van de bewegingsgebieden van de helihaven, met inbegrip van:
1)
|
type(s) vrijmaakapparatuur;
|
2)
|
vrijmaakprioriteiten, en
|
**** AD 3.8 Platforms, taxibanen en gegevens over controlelocaties/posities
Bijzonderheden met betrekking tot de fysieke kenmerken van platforms, taxibanen en locaties/plaatsen van aangewezen controlepunten, met inbegrip van:
1)
|
aanduiding, oppervlak en sterkte van platforms, helikopteropstelplaatsen;
|
2)
|
aanduiding, breedte en oppervlaktetype van helikoptertaxibanen op de grond;
|
3)
|
breedte en aanduiding van helikoptertaxibanen in de lucht en luchttransitroutes;
|
4)
|
locatie en hoogteligging van hoogtemeter-controlepunten tot op de dichtstbijzijnde meter of voet;
|
5)
|
locatie van VOR-controlepunten;
|
6)
|
positie van INS-controlepunten in graden, minuten, seconden en honderdsten van seconden, en
|
Als controlelocaties/posities worden weergegeven op een helihavenkaart, wordt in dit subdeel een vermelding in die zin opgenomen.
**** AD 3.9 Markeringen en merktekens
Korte beschrijving van het gebied voor eindnadering en opstijgen en de taxibaanmarkeringen en -merktekens, met inbegrip van:
1)
|
eindnaderings- en opstijgmarkeringen;
|
2)
|
taxibaanmarkeringen, luchttaxibaanmakeringen en luchtransitroutemarkeringen, en
|
**** AD 3.10 Obstakels op helihavens
Gedetailleerde beschrijving van de obstakels, met inbegrip van:
1)
|
de identificatie of aanduiding van het obstakel;
|
3)
|
de positie van het obstakel, uitgedrukt in geografische coördinaten in graden, minuten, seconden en tienden van seconden;
|
4)
|
de hoogteligging en hoogte van het obstakel tot op de dichtstbijzijnde meter of voet;
|
5)
|
de markering van de obstakels en het type en de kleur van de (eventuele) obstakelverlichting;
|
6)
|
indien van toepassing, een aanduiding dat de lijst van obstakels beschikbaar is in elektronische vorm, en een verwijzing naar GEN 3.1.6, en
|
7)
|
“NIL"-aanduiding, indien van toepassing.
|
**** AD 3.11 Verstrekte meteorologische informatie
Gedetailleerde beschrijving van de meteorologische informatie die op de helihaven wordt verstrekt en een aanduiding van het meteorologische kantoor dat verantwoordelijk is voor de verleende dienst, met inbegrip van:
1)
|
de naam van het meteorologische kantoor;
|
2)
|
de bedrijfsuren en, indien van toepassing, de aanduiding van het meteorologische kantoor dat buiten deze uren verantwoordelijk is;
|
3)
|
het kantoor dat verantwoordelijk is voor de opstelling van TAF’s en de geldigheidsduur van de voorspellingen;
|
4)
|
de beschikbaarheid van de TREND-voorspellingen voor de helihaven en het uitgifte-interval;
|
5)
|
informatie over de wijze waarop wordt voorzien in briefing en/of raadpleging;
|
6)
|
type geleverde vluchtdocumentatie en daarin gebruikte ta(a)l(en);
|
7)
|
kaarten en andere informatie die wordt weergegeven of beschikbaar is voor briefing of raadpleging;
|
8)
|
beschikbare aanvullende apparatuur voor het verstrekken van informatie over meteorologische omstandigheden, zoals weerradar en ontvangstapparatuur voor satellietbeelden;
|
9)
|
de ATS-eenheden waaraan meteorologische informatie wordt verstrekt, en
|
10)
|
aanvullende informatie, zoals beperkingen van de dienstverlening enz.
|
**** AD 3.12 Gegevens over helihavens
Gedetailleerde beschrijving van de afmetingen van de helihaven en bijbehorende informatie, met inbegrip van:
1)
|
type helihaven — op grondniveau, verhoogd of helidek;
|
2)
|
afmetingen van het landings- en uitvlieggebied (TLOF) tot op een meter of voet nauwkeurig;
|
3)
|
azimut van het gebied voor eindnadering en opstijgen (FATO) tot op één honderdste van een graad;
|
4)
|
afmetingen van het FATO, tot op de dichtstbijzijnde meter of voet, en type oppervlak;
|
5)
|
oppervlak en draagkracht in ton (1 000 kg) van het TLOF;
|
6)
|
geografische coördinaten in graden, minuten, seconden en honderdsten van seconden en, indien van toepassing, golving van het geo-id van het geometrische middelpunt van het TLOF of van elke drempel van het FATO:
—
|
voor niet-precisienaderingen tot op de dichtstbijzijnde meter of voet, en
|
—
|
voor precisienaderingen tot op het dichtstbijzijnde tiende van een meter of van een voet;
|
|
7)
|
hoogteligging van de TLOF- en/of FATO:
—
|
voor niet-precisienaderingen tot op de dichtstbijzijnde meter of voet, en
|
—
|
voor precisienaderingen tot op het dichtstbijzijnde tiende van een meter of van een voet;
|
|
8)
|
afmetingen van de veiligheidszone;
|
9)
|
afmetingen van de helikoptervrijstrook, tot op de dichtstbijzijnde meter of voet;
|
10)
|
de aanwezigheid van een obstakelvrije sector, en
|
**** AD 3.13 Verklaarde afstanden
Gedetailleerde beschrijving van de opgegeven afstanden tot op de dichtstbijzijnde meter of voet, indien relevant voor de helihaven, met inbegrip van:
1)
|
de beschikbare startafstand en, indien van toepassing, alternatieve lagere verklaarde afstanden;
|
2)
|
de beschikbare afstand voor afgebroken start;
|
3)
|
de beschikbare landingsbaanlengte, en
|
4)
|
opmerkingen, met inbegrip van het punt van binnenkomst of startpunt, indien alternatieve lagere afstanden zijn aangegeven.
|
**** AD 3.14 Naderings- en FATO-verlichting
Gedetailleerde beschrijving van de naderings- en FATO-verlichting, met inbegrip van:
1)
|
type, lengte en lichtsterkte van het naderingsverlichtingssysteem;
|
2)
|
type van het hellingsindicatiesysteem voor visuele naderingen;
|
3)
|
kenmerken en plaats van de lichten van het FATO-gebied;
|
4)
|
kenmerken en locatie van de richtpuntlichten;
|
5)
|
kenmerken en locatie van het TLOF-verlichtingssysteem, en
|
**** AD 3.15 Andere verlichting, secundaire energievoorziening
Beschrijving van de andere verlichting en secundaire energievoorziening, met inbegrip van:
1)
|
plaats, kenmerken en bedrijfsuren van het helihavenbaken;
|
2)
|
plaats en verlichting van de windrichtingaanwijzer (WDI);
|
3)
|
taxibaanrandverlichting en taxibaanhartlijnverlichting;
|
4)
|
secundaire energievoorziening, met inbegrip van het tijdstip van omschakeling, en
|
**** AD 3.16 Luchtruim voor luchtverkeersdiensten
Gedetailleerde beschrijving van het ATS-luchtruim op de helihaven, met inbegrip van:
1)
|
aanduiding van het luchtruim en geografische coördinaten in graden, minuten en seconden van de laterale grenzen;
|
3)
|
luchtruimclassificatie;
|
4)
|
roepnaam en ta(a)l(en) van de ATS-eenheid die de dienst verleent;
|
**** AD 3.17 Communicatiefaciliteiten van de luchtverkeersdiensten
Gedetailleerde beschrijving van de communicatiefaciliteiten van de luchtverkeersdiensten op de helihaven, met inbegrip van:
**** AD 3.18 Radionavigatie- en landingshulpmiddelen
Gedetailleerde beschrijving van de radionavigatie- en landingshulpmiddelen in verband met de instrumentnaderings- en terminalprocedures op de helihaven, met inbegrip van:
1)
|
type hulpmiddelen, magnetische variatie (voor VOR: stationsafwijking die gebruikt is voor de technische uitlijning van het hulpmiddel) tot op de dichtstbijzijnde graad, en type activiteit voor ILS, MLS, basis-GNSS, SBAS en GBAS;
|
2)
|
identificatie, indien vereist;
|
3)
|
frequentie(s), al naargelang van toepassing;
|
4)
|
bedrijfsuren, al naargelang van toepassing;
|
5)
|
geografische coördinaten in graden, minuten, seconden en tienden van seconden van de positie van de zendantenne, al naargelang van toepassing;
|
6)
|
hoogteligging van de DME-zendantenne tot op 30 m (100 ft) nauwkeurig en van DME/P tot op 3 m (10 ft) nauwkeurig, en
|
Als hetzelfde hulpmiddel wordt gebruik voor zowel en-route- als helihavendoeleinden, wordt ook een beschrijving gegeven in deel ENR 4. Als het GBAS meer dan één helihaven bedient, wordt een beschrijving van het hulpmiddel gegeven voor elke helihaven. Als de autoriteit die de faciliteit exploiteert niet dezelfde is als de aangewezen instantie, wordt de naam van de exploiterende autoriteit vermeld in de kolom opmerkingen. De dekking van de faciliteit wordt vermeld in de kolom opmerkingen.
**** AD 3.19 Lokale regels voor helihavens
Gedetailleerde beschrijving van de voorschriften voor het gebruik van de helihaven, met inbegrip van de aanvaardbaarheid van opleidingsvluchten, luchtvaartuigen die niet met radio zijn uitgerust en ultralichte en soortgelijke luchtvaartuigen, en voor grondbewegingen en parkeren, maar met uitzondering van vluchtprocedures.
**** AD 3.20 Procedures ter beperking van geluidshinder
Gedetailleerde beschrijving van de op de helihaven vastgestelde procedures ter bestrijding van geluidshinder.
**** AD 3.21 Vluchtprocedures
Gedetailleerde beschrijving van de voorwaarden en vluchtprocedures, met inbegrip van radar- en/of ADS-B-procedures, vastgesteld op basis van de organisatie van het luchtruim op de helihaven. Indien vastgesteld, gedetailleerde beschrijving van de slechtzichtprocedures op de helihaven, met inbegrip van:
1)
|
landings- en uitvlieggebied(en) (TLOF) en bijbehorende uitrusting die is toegestaan voor gebruik in het kader van slechtzichtprocedures;
|
2)
|
gedefinieerde meteorologische omstandigheden voor het opstarten, gebruiken en beëindigen van slechtzichtprocedures;
|
3)
|
beschrijving van de grondmarkeringen/verlichting voor gebruik bij slechtzichtprocedures, en
|
**** AD 3.22 Aanvullende informatie
Aanvullende informatie over de helihaven, zoals een aanduiding van vogelconcentraties op de helihaven, samen met een aanduiding van aanzienlijke dagelijkse verplaatsingen tussen rust- en foerageergebieden, in de mate van het mogelijke.
**** AD 3.23 Kaarten die verband houden met een helihaven
Luchtvaartkaarten die verband houden met een helihaven worden in de volgende volgorde opgenomen:
1)
|
Kaart van het luchtvaartterrein/de helihaven — ICAO;
|
2)
|
Omgevingskaart — ICAO (vertrek- en transitroutes);
|
3)
|
Standaardvertrekkaart — Instrument (ICAO);
|
4)
|
Omgevingskaart — ICAO (aankomst- en transitroutes);
|
5)
|
Standaardaankomstkaart — Instrument — ICAO;
|
6)
|
ATC-surveillancekaart met minimumaltitudes — ICAO;
|
7)
|
Instrumentnaderingskaart — ICAO (voor elk type procedure);
|
8)
|
Visuele-naderingskaart — ICAO, en
|
9)
|
vogelconcentratie(s) in de nabijheid van de helihaven.
|
Indien sommige van deze luchtvaartkaarten niet worden geproduceerd, wordt een verklaring in die zin opgenomen in GEN 3.2 “Luchtvaartkaarten”
Aanhangsel 2
NOTAM -FORMULIER
INSTRUCTIES VOOR HET INVULLEN VAN HET NOTAM-FORMULIER
De regel met kwalificerende elementen (punt Q) en alle identificator (punten A tot en met G), elk gevolgd door een sluithaakje, zoals getoond op het formulier, worden verzonden tenzij een bepaalde identificator niet moet worden ingevuld.
Aan elke NOTAM wordt een serie toegewezen die bestaat uit een letter en vier cijfers, gevolgd door een schuine streep en twee cijfers voor het jaar (bv. A0023/03). Elke serie begint op 1 januari met het nummer 0001.
-
3.
Kwalificatie-elementen (punt Q)
Punt Q is verdeeld in acht velden, gescheiden door een schuine streep. Elk veld moet worden ingevuld. Zie de Aeronautical Information Services Manual (ICAO Doc 8126) voor voorbeelden van hoe de velden moeten worden ingevuld. De definitie van het veld is als volgt:
1)
|
FIR
a)
|
Als het onderwerp van de informatie geografisch binnen één FIR is gelegen, is de ICAO-plaatsindicator die van de desbetreffende FIR. Als een luchtvaartterrein zich in het bovenliggende FIR van een andere lidstaat bevindt, bevat het eerste veld van punt Q de code voor dat bovenliggende FIR (bv. Q) LFRR/…A) EGJJ);
of,
als het onderwerp van de informatie geografisch binnen meer dan één FIR is gelegen, worden in het FIR-veld de ICAO-nationaliteitsletters ingevuld van de lidstaat die aan de oorsprong ligt van de NOTAM, gevolgd door “XX”. De plaatsindicator van het bovenliggende UIR mag niet worden gebruikt. De ICAO-plaatsindicatoren van de desbetreffende FIR’s worden vervolgens opgenomen in punt A of de indicator van de lidstaat of de gedelegeerde entiteit die verantwoordelijk is voor het verlenen van een navigatiedienst in meer dan één lidstaat.
|
b)
|
Als één lidstaat een NOTAM uitgeeft die gevolgen heeft voor FIR’s in een groep lidstaten, worden de eerste twee letters van de ICAO-plaatsindicator van de uitgevende lidstaat plus “XX” vermeld. De plaatsindicatoren van de desbetreffende FIR’s worden vervolgens opgenomen in punt A of de indicator van de lidstaat of de gedelegeerde entiteit die verantwoordelijk is voor het verlenen van een navigatiedienst in meer dan één lidstaat.
|
|
2)
|
NOTAM-CODE
Alle groepen van NOTAM-codes bevatten in totaal vijf letters, waarvan de eerste altijd “Q” is. De tweede en derde letter staan voor het onderwerp, de vierde en vijfde voor de status of toestand van het onderwerp waarover verslag wordt uitgebracht. De tweelettercodes voor onderwerpen en voorwaarden zijn die van ICAO Doc 8400 “Procedures for Air Navigation Services — Abbreviations and Codes (PANS-ABC)”. Voor combinaties van de tweede en derde en de vierde en vijfde letter, verwijs naar de NOTAM-selectiecriteria in ICAO Doc 8126 of vul een van de volgende combinaties in, al naargelang van toepassing:
a)
|
als het onderwerp niet is opgenomen in de NOTAM-code (ICAO Doc 8400) of in de NOTAM-selectiecriteria (ICAO Doc 8126), vul dan “XX” in als tweede en derde letter (bv. QXXAK); als het onderwerp “XX” is, gebruik “XX” dan ook voor de voorwaarde (bv. QXXXX).
|
b)
|
als de voorwaarde van het onderwerp niet is opgenomen in de NOTAM-code (ICAO Doc 8400) of in de NOTAM-selectiecriteria (ICAO Doc 8126), vul dan “XX” in als vierde en vijfde letter (bv. QFAXX);
|
c)
|
als een NOTAM met operationeel significante informatie wordt uitgegeven en als het gebruikt wordt om het bestaan van AIRAC-AIP-wijzigingen of toevoegingen aan te kondigen, vul dan “TT” in als vierder en vijfde letter van de NOTAM-code;
|
d)
|
als een NOTAM wordt uitgegeven met een controlelijst van geldige NOTAM, vul dan “KKKK” in als tweede, derde, vierde en vijfde letter, en
|
e)
|
de vierde en vijfde letters van de NOTAM-code moeten worden gebruikt in NOTAM-annuleringen:
AK
|
=
|
NORMALE WERKING HERVAT
|
AL
|
=
|
IN WERKING (OF OPNIEUW IN WERKING) MET INACHTNEMING VAN EERDER GEPUBLICEERDE BEPERKINGEN/VOORWAARDEN
|
AO
|
=
|
IN WERKING
|
CC
|
=
|
VOLTOOID
|
CN
|
=
|
GEANNULEERD
|
HV
|
=
|
WERK VOLTOOID
|
XX
|
=
|
EENVOUDIGE TAAL
|
As Q — - AO = In werking wordt gebruikt voor NOTAM-annulering en NOTAM ter verspreiding van nieuwe apparatuur of diensten, gebruik de volgende vierde en vijfde letters Q — -CS = Geïnstalleerd. Q — - CN = GEANNULEERD wordt gebruikt om geplande activiteiten te annuleren, bv. navigatiewaarschuwingen; Q — - HV = WERK VOLTOOID wordt gebruikt om lopende werkzaamheden te annuleren.
|
|
3)
|
VERKEER
I
|
=
|
IFR
|
V
|
=
|
VFR
|
K
|
=
|
NOTAM is een controlelijst
|
Afhankelijk van het onderwerp en de inhoud van de NOTAM kan het veld voor het kwalificatie-element VERKEER gecombineerde kwalificatie-elementen bevatten.
|
4)
|
DOEL
N
|
=
|
NOTAM geselecteerd voor de onmiddellijke aandacht van de cockpitbemanningsleden
|
B
|
=
|
NOTAM van operationeel belang, geselecteerd voor opname in PIB
|
O
|
=
|
NOTAM met betrekking tot vluchtuitvoeringen
|
M
|
=
|
Diverse NOTAM; geen onderwerp van een briefing, maar beschikbaar op verzoek
|
K
|
=
|
NOTAM is een controlelijst
|
Afhankelijk van het onderwerp en de inhoud van de NOTAM kan het veld voor het kwalificatie-element DOEL de gecombineerde kwalificatie-elementen BO of NBO bevatten.
|
5)
|
TOEPASSINGSGEBIED
A
|
=
|
Luchtvaartterrein
|
E
|
=
|
En-route
|
W
|
=
|
Navigatiewaarschuwing
|
K
|
=
|
NOTAM is een controlelijst
|
Afhankelijk van het onderwerp en de inhoud van de NOTAM kan het veld voor het kwalificatie-element TOEPASSINGSGEBIED gecombineerde kwalificatie-elementen bevatten.
|
|
ONDER/BOVEN
De ONDER- en BOVENgrenzen worden alleen uitgedrukt in vliegniveaus (FL) en geven de werkelijke verticale grenzen van de invloedsfeer weer, zonder toevoeging van buffers. In het geval van navigatiewaarschuwingen en luchtruimbeperkingen moeten de ingevulde waarden samenhangend zijn met die onder de punten F en G.
Als het onderwerp geen specifieke hoogte-informatie bevat, vul dan de standaardwaarden “000” in voor ONDER en “999” voor BOVEN.
|
8)
|
COÖRDINATEN, STRAAL
De breedte- en lengtegraad, tot op één minuut nauwkeurig, en een uit drie cijfers bestaande afstand die de invloedsstraal weergeeft in NM (bv. 4700N01140E043). Coördinaten geven bij benadering het middelpunt weer van de cirkel waarvan de straal het volledige invloedsgebied omvat, en als de NOTAM van invloed is op de gehele FIR/UIR of meer dan één FIR/UIR, vul dan de waarde “999” in voor de straal.
|
Vermeld de in ICAO-document 7910 genoemde ICAO-plaatsindicator van het luchtvaartterrein of de FIR waarin de faciliteit, het luchtruim of de gerapporteerde toestand zich bevindt. Indien van toepassing mag meer dan één FIR/UIR worden vermeld. Als er geen ICAO-plaatsindicator beschikbaar is, gebruik dan de in ICAO Doc 7910, deel 2, vermelde ICAO-nationaliteitsletter plus “XX” en gevolgd in punt E door de naam, in gewone taal.
Als de informatie betrekking heeft op GNSS, vul dan de passende ICAO-plaatsindicator in die is toegewezen aan een GNSS-element of de gemeenschappelijke plaatsindicator die is toegewezen aan alle elementen van het GNSS (met uitzondering van GBAS).
In het geval van GNSS mag de plaatsindicator worden gebruikt bij het identificeren van een defect van een GNSS-element, zoals KNMH voor een defect van een gps-satelliet.
Gebruik voor de datum-tijdgroep een groep van tien cijfers, bestaande uit jaar, maand, dag, uur en minuten in UTC. Deze groep staat voor de datum-tijd waarop de NOTAMN van kracht wordt. In het geval van NOTAMR en NOTAMC is de datum-tijdgroep de werkelijke datum en het werkelijke tijdstip van het ontstaan van de NOTAM. Het begin van een dag wordt aangegeven met “0000”.
Met uitzondering van NOTAMC wordt een datumtijdgroep (een uit tien cijfers bestaande groep die jaar, maand, dag, uren en minuten in UTC aanduiden) gebruikt die de duur van de informatie aangeeft, tenzij de informatie van permanent aard is; in dat geval wordt de afkorting “PERM” vermeld. Het einde van de dag wordt aangeduid met “2359”; “2400” wordt niet gebruikt. Als de informatie over het tijdschema onzeker is, wordt de approximatieve duur aangegeven aan de hand van een datumtijdgroep, gevolgd door de afkorting “EST”. Elke NOTAM die een “EST” bevat, wordt geannuleerd of vervangen vóór de in punt C vermelde datumtijdgroep.
Als het gevaar, de status van de vluchtuitvoering of de toestand van de faciliteiten waarover verslag wordt uitgebracht actief zal zijn overeenkomstig een specifiek tijdstip en een specifieke datum tussen de datums-tijdstippen die vermeld zijn onder de punten B en C, vul die informatie dan in onder punt D. Als punt D meer dan 200 karakters bevat, moet worden overwogen deze informatie in een afzonderlijke volgende NOTAM te verstrekken.
Gebruik gedecodeerde NOTAM-code, indien nodig aangevuld met ICAO-afkortingen, indicatoren, identificatoren, aanduidingen, roepnamen, frequenties, cijfers en gewone taal. Wanneer NOTAM wordt geselecteerd voor internationale verspreiding, wordt voor de tekst in gewone taal het Engels gebruikt. Deze tekst moet duidelijk en beknopt zijn om een geschikte PIB-vermelding te vormen. In het geval van NOTAMC, worden een onderwerpvermelding en statusbericht opgenomen, teneinde nauwkeurige controles van de geloofwaardigheid mogelijk te maken.
Deze punten zijn normaal van toepassing op navigatiewaarschuwingen of luchtruimbeperkingen en maken gewoonlijk deel uit van de PIB-vermelding. Vermeld zowel boven- als ondergrenzen van de hoogte van activiteiten of beperkingen, waarbij duidelijk slechts één referentiedatum en meeteenheid mag worden vermeld. In punt F staat de afkorting “GND” of “SFC” voor respectievelijk “grond” of “oppervlak”. In punt G staat de afkorting “UNL” voor “onbeperkt”.
Aanhangsel 3
SNOWTAM-FORMULIER
INSTRUCTIES VOOR HET INVULLEN VAN HET SNOWTAM-FORMULIER
a)
|
Wanneer verslag wordt uitgebracht over meer dan één baan, herhaal dan punten B tot en met H (berekening van de prestaties van het luchtvaartuig).
|
b)
|
De letters die worden gebruikt om punten aan te geven, worden alleen gebruikt voor referentiedoeleinden en worden niet opgenomen in de berichten. De letters M (verplicht), C (voorwaardelijk) en O (facultatief) hebben betrekking op het gebruik en de informatie, en worden opgenomen zoals hieronder uitgelegd.
|
c)
|
Er worden metrieke eenheden gebruikt en de meeteenheid wordt niet gerapporteerd.
|
d)
|
SNOWTAM’s blijven maximaal 8 uur geldig. Telkens wanneer een nieuw rapport over de toestand van de baan wordt ontvangen, wordt een nieuwe SNOWTAM uitgegeven.
|
e)
|
Een SNOWTAM annuleert de vorige SNOWTAM.
|
f)
|
de afgekorte rubriek “TTAAiiii CCCC MMYYGGgg (BBB)” wordt opgenomen om de automatische verwerking van SNOWTAM-berichten in computergegevensbanken te vergemakkelijken. De betekenis van deze symbolen is als volgt:
TT
|
=
|
gegevensaanduiding voor SNOWTAM = SW;
|
AA
|
=
|
geografische aanduiding voor lidstaten, bv. LF = Frankrijk, EG = Verenigd Koninkrijk;
|
iiii
|
=
|
uit vier cijfers bestaand SNOWTAM-serienummer;
|
CCCC
|
=
|
uit vier cijfers bestaande plaatsindicator van het luchtvaartterrein waarop de SNOWTAM betrekking heeft;
|
MMYYGGgg
|
=
|
datum/tijdstip van waarneming/meting, waarbij:
|
MM
|
=
|
maand, bv. januari = 01, december = 12;
|
YY
|
=
|
dag van de maand;
|
GGgg
|
=
|
tijdstip in uren (GG) en minuten (gg) UTC;
|
(BBB)
|
=
|
facultatieve groep voor:
|
Correctie, in het geval van een fout, van een eerder verspreid SNOWTAM-bericht met hetzelfde serienummer = COR.
Haakjes in (BBB) worden gebruikt om aan te geven dat deze groep facultatief is. Wanneer verslag wordt uitgebracht over meer dan één baan en individuele data/tijden van observatie/beoordeling worden aangegeven aan de hand van herhaald punt B, dan wordt de laatste datum/tijd ingevuld in de afgekorte rubriek (MMJJGGgg).
|
g)
|
De tekst “SNOWTAM” op het SNOWTAM-formulier en het viercijferige SNOWTAM-serienummer worden gescheiden door een spatie, bv. SNOWTAM 0124.
|
h)
|
Met het oog op de leesbaarheid van het SNOWTAM-bericht wordt een regel ingevoegd na het SNOWTAM-serienummer, na punt A, en na het deel betreffende de berekening van de prestaties van het luchtvaartuig.
|
i)
|
Wanneer verslag wordt uitgebracht over meer dan één baan, herhaal dan de informatie in het deel betreffende de berekening van de prestaties van het luchtvaartuig vanaf de datum en het tijdstip van beoordeling voor elke baan vóór de informatie in het deel over situationeel bewustzijn.
|
j)
|
Verplichte informatie:
1)
|
PLAATSINDICATOR VAN HET LUCHTVAARTTERREIN;
|
2)
|
DATUM EN TIJDSTIP VAN BEOORDELING;
|
3)
|
LAAGSTE NUMMER BAANAANDUIDING;
|
4)
|
CODE VOOR DE TOESTAND VAN ELK BAANDERDE, en
|
5)
|
BESCHRIJVING VAN DE TOESTAND VAN ELK BAANDERDE (wanneer de gerapporteerde code van de baantoestand (RWYCC) 1—5 is)
|
|
-
2.
Deel betreffende de berekening van de prestaties van het luchtvaartuig
Punt A —
|
Plaatsaanduiding van het luchtvaartterrein (uit vier letters bestaande plaatsindicator).
|
Punt B —
|
Datum en tijdstip van beoordeling (achtcijferige datum/tijdgroep die het tijdstip van waarneming weergeeft als maand, dag, uur en minuten in UTC).
|
Punt C —
|
Laagste nummer van de baanaanduiding (nn[L] of nn[C] of nn[R]).
Voor elke baan mag slechts één baanaanduiding worden vermeld, en steeds het laagste nummer.
|
Punt D —
|
Code voor de toestand van elk baanderde. Voor elk baanderde wordt slechts één cijfer (0, 1, 2, 3, 4, 5 of 6) ingevuld, gescheiden door een schuine streep (n/n/n).
|
Punt E —
|
Procentuele bedekking voor elk baanderde. Indien verstrekt, vul 25, 50, 75 of 100 in voor elk baanderde, gescheiden door een schuine streep ([n]nn/[n]nn/[n]nn).
Deze informatie wordt alleen verstrekt als de baantoestand voor elk baanderde (punt C) anders gerapporteerd is dan 6 en de baantoestand is omschreven voor elk baanderde met een andere rapportering dan “DROOG” (punt G). Als de toestand niet gerapporteerd is, wordt dit aangegeven met “NR” voor het (de) desbetreffende baanderde(n).
|
Punt F —
|
Diepte van de losse contaminatie voor elk baanderde. In millimeter voor elk baanderde, gescheiden door een schuine streep (nn/nn/nn of nnn/nnn/nnn).
Deze informatie wordt alleen verstrekt voor de volgende types contaminatie:
—
|
stilstaand water, te rapporteren waarde 04, daarna beoordeelde waarde. Significante wijzigingen 3 mm tot en met 15 mm;
|
—
|
smeltende sneeuw, te rapporteren waarde 03, daarna beoordeelde waarde. Significante wijzigingen 3 mm tot en met 15 mm;
|
—
|
natte sneeuw, te rapporteren waarde 03, daarna beoordeelde waarde. Significante wijzigingen 5 mm, en
|
—
|
droge sneeuw, te rapporteren waarde 03, daarna beoordeelde waarde. Significante wijzigingen 20 mm.
|
Als de toestand niet gerapporteerd is, wordt dit aangegeven met “NR” voor het (de) desbetreffende baanderde(n).
|
Punt G —
|
Beschrijving van de toestand van elk baanderde. Elk van de volgende toestandomschrijvingen wordt ingevuld voor elk baanderde, gescheiden door een schuine streep.
SAMENGEDRUKTE SNEEUW
DROGE SNEEUW
DROGE SNEEUW BOVENOP SAMENGEDRUKTE SNEEUW
DROGE SNEEUW BOVENOP IJS
VORST
IJS
SMELTENDE SNEEUW
STILSTAAND WATER
WATER BOVENOP SAMENGEDRUKTE SNEEUW
NAT
NAT IJS
NATTE SNEEUW
NATTE SNEEUW BOVENOP SAMENGEDRUKTE SNEEUW
NATTE SNEEUW BOVENOP IJS
DROOG (alleen als er geen contaminatie is)
Als de toestand niet gerapporteerd is, wordt dit aangegeven met “NR” voor het (de) desbetreffende baanderde(n).
|
Punt H —
|
Breedte van de baan waarvoor de baantoestandcode geldt. De breedte in meter, indien kleiner dan de gepubliceerde baanbreedte.
|
-
3.
Deel situationeel bewustzijn
Elementen in het deel betreffende situationeel bewustzijn eindigen op een punt.
Elementen in het deel betreffende situationeel bewustzijn waarvoor geen informatie bestaat of waarvoor de publicatievoorwaarden niet zijn vervuld, worden volledig weggelaten.
Punt I —
|
Beperkte baanlengte. De toepasselijke baanaanduiding en de beschikbare lengte in meter (e.g. RWY nn [L] of nn [C] of nn [R] BEPERKT TOT [n]nnn).
Deze informatie is voorwaardelijk wanneer een NOTAM is gepubliceerd met een nieuwe reeks verklaarde afstanden.
|
Punt J —
|
Driftsneeuw op de baan. Wanneer gerapporteerd, wordt “DRIFTSNEEUW” ingevuld.
|
Punt K —
|
Los zand op de baan. Wanneer los zand op de baan wordt gerapporteerd, wordt de laagste baanaanduiding ingevuld, gevolgd door een spatie en “LOS ZAND” (RWY nn of RWY nn[L] of nn[C] of nn[R] LOS ZAND).
|
Punt L —
|
Chemische behandeling van de baan. Wanneer gerapporteerd wordt dat een chemische behandeling is toegepast, wordt de laagste baanaanduiding ingevuld, gevolgd door een spatie en “CHEMISCH BEHANDELD” (RWY nn of RWY nn[L] of nn[C] of nn[R] CHEMISCH BEHANDELD).
|
Punt M —
|
Sneeuwbanken op de baan. Indien de aanwezigheid van sneeuwbanken op de baan wordt gerapporteerd, wordt de laagste baanaanduiding ingevuld, gevolgd door een spatie, “SNEEUWBANK”, een spatie en “L” (links), “R” (rechts) of “LR” (beide zijden), gevolgd door de afstand in meter ten opzichte van de middellijn, een spatie en “FM CL” (RWY nn of RWY nn[L] of nn[C] of nn[R] SNOWBANK Lnn of Rnn of LRnn FM CL).
|
Punt N —
|
Sneeuwbanken op een taxibaan. Indien de aanwezigheid van sneeuwbanken op de taxibaan wordt gerapporteerd, wordt de laagste taxibaanaanduiding ingevuld, gevolgd door een spatie, “SNEEUWBANK”, een spatie en “L” (links), “R” (rechts) of “LR” (beide zijden), gevolgd door de afstand in meter ten opzichte van de middellijn, een spatie en “FM CL” (TWY [nn]n SNOWBANK Lnn of Rnn of LRnn FM CL).
|
Punt O —
|
Sneeuwbanken naast de baan. Indien melding wordt gemaakt van de aanwezigheid van sneeuwbanken die boven het hoogteprofiel van het sneeuwplan van het luchtvaartterrein uitsteken, wordt de laagste baanaanduiding en “ADJ SNOWBANKS” ingevuld (RWY nn of RWY nn[L] of nn[C] of nn[R] ADJ SNOWBANKS).
|
Punt P —
|
Toestand van de taxibaan. Als de staat van de taxibaan als glad of slecht wordt gerapporteerd, wordt de taxibaanaanduiding, gevolgd door een spatie en “POOR” ingevuld (TWY [n of nn] POOR of ALL TWYS POOR).
|
Punt R —
|
Toestand van het platform. Als de staat van het platform als glad of slecht wordt gerapporteerd, wordt de platformaanduiding, gevolgd door een spatie en “POOR” ingevuld (APRON [nnnn] POOR of ALL APRONS POOR).
|
Punt S —
|
(NR) Niet gerapporteerd.
Dit moet alleen worden gerapporteerd voor lidstaten die een programma hebben vastgesteld voor het meten van de baanwrijving aan de hand van een door de lidstaat goedgekeurd wrijvingsmeetinstrument.
|
Punt T —
|
Opmerkingen in gewone taal.
|
Aanhangsel 4
ASHTAM-FORMULIER
INSTRUCTIES VOOR HET INVULLEN VAN HET ASHTAM-FORMULIER
1.1
|
Het ASHTAM geeft informatie over de activiteitsstatus van een vulkaan wanneer een wijziging in de activiteit van de vulkaan van belang is voor de vluchtuitvoering of dit naar verwachting zal worden. Deze informatie wordt verstrekt aan de hand van de in punt 3.5 vermelde kleurcode van het waarschuwingsniveau van de vulkaan.
|
1.2
|
In het geval van een vulkaanuitbarsting met een aswolk die gevolgen heeft voor de vluchtuitvoering, geeft het ASHTAM ook informatie over de plaats, omvang en beweging van de aswolk en over de getroffen vliegroutes en vliegniveaus.
|
1.3
|
De uitgifte van een ASHTAM met informatie over een vulkaanuitbarsting, overeenkomstig deel 3 hieronder, mag niet worden uitgesteld tot alle informatie onder A tot en met K beschikbaar is, maar gebeurt onmiddellijk nadat een kennisgeving van een (verwachte) uitbarsting, een wijziging in de activiteitsstatus van een vulkaan met (verwachte) gevolgen voor de vluchtuitvoering of een aswolk is gerapporteerd. In geval van een verwachte uitbarsting, waarbij dus nog geen aswolk zichtbaar is, worden de punten A tot en met E ingevuld en worden in de punten F tot en met I “niet van toepassing” vermeld. Als een vulkanische aswolk wordt gerapporteerd, bv. aan de hand van een speciaal vluchtrapport, maar als op dat ogenblik niet bekend is van welke vulkaan ze afkomstig is, wordt onder de punten A tot en met E van de ASHTAM in eerste instantie “onbekend” vermeld, en worden de punten F tot en met K, voor zover nodig, ingevuld op basis van het speciale vluchtrapport, in afwachting van verdere informatie. Als in andere omstandigheden geen informatie voor een van de punten A tot en met K beschikbaar is, wordt “NIL” vermeld.
|
1.4
|
ASHTAM’s blijven maximaal 24 uur per dag geldig. Telkens wanneer het waarschuwingsniveau verandert, wordt een nieuwe ASHTAM uitgegeven.
|
2.1
|
Na de gebruikelijke hoofding “vast telecommunicatienetwerk voor de luchtvaart (AFTN)”, wordt de afgekorte hoofding “TT AAiiii CCCC MMYYGGgg (BBB)” vermeld om de automatische verwerking van ASHTAM-berichten in computerdatabanken te vergemakkelijken. De betekenis van deze symbolen is als volgt:
TT
|
=
|
gegevensaanduiding voor ASHTAM = VA;
|
AA
|
=
|
geografische aanduiding voor staten, bv. NZ = Nieuw-Zeeland;
|
iiii
|
=
|
viercijferig ASHTAM-serienummer;
|
CCCC
|
=
|
viercijferige plaatsaanduiding van het desbetreffende vluchtinformatiegebied;
|
MMYYGGgg
|
=
|
datum/tijdstip van het rapport, waarbij:
|
MM
|
=
|
maand, bv. januari = 01, december = 12;
|
YY
|
=
|
dag van de maand;
|
GGgg
|
=
|
tijdstip in uren (GG) en minuten (gg) UTC;
|
(BBB)
|
=
|
facultatieve groep voor dorrectie van een eerder verspreid ASHTAM-bericht met hetzelfde serienummer = COR.
|
Haakjes in (BBB) worden gebruikt om aan te geven dat deze groep facultatief is.
|
3.1
|
Punt A — Getroffen vluchtinformatiegebied, equivalent in gewone taal van de plaatsindicator in de afgekorte hoofding, in dit voorbeeld: “Auckland Oceanic FIR”.
|
3.2
|
Punt B — Datum en tijdstip (UTC) van de eerste uitbarsting.
|
3.3
|
Punt C — Naam van de vulkaan, en nummer van de vulkaan zoals vermeld in ICAO Doc 9691 Manual on Volcanic Ash, Radioactive Material and Toxic Chemical Clouds, aanhangsel H, en op de World Map of Volcanoes and Principal Aeronautical Features.
|
3.4
|
Punt D — Lengte- en breedtegraad van de vulkaan in hele graden of straal en afstand van de vulkaan ten opzichte van NAVAID, zoals vermeld in ICAO Doc 9691 Manual on Volcanic Ash, Radioactive Material and Toxic Chemical Clouds, aanhangsel H, en op de World Map of Volcanoes and Principal Aeronautical Features.
|
3.5
|
Punt E — Kleurcode voor het waarschuwingsniveau dat de vulkanische activiteit aangeeft, met inbegrip van alle voorgaande kleurcodes:
Kleurcode van het
waarschuwingsniveau
|
Activiteitsstatus van de vulkaan
|
GROEN
ALARM
|
Normale toestand, geen uitbarsting.
of, na een wijziging van een hoger alarmniveau:
de vulkanische activiteit wordt geacht te zijn gestopt en de vulkaan is teruggekeerd naar haar normale niet-eruptieve toestand.
|
GEEL
ALARM
|
De vulkaan vertoont tekenen van activiteit die hoger is dan de gekende achtergrondniveaus.
of, na een wijziging van een hoger alarmniveau:
de vulkanische activiteit is aanzienlijk afgenomen, maar wordt nog steeds nauwlettend gemonitord om een eventuele nieuwe verhoging te kunnen vaststellen.
|
ORANJE
ALARM
|
De vulkaan vertoon tekenen van verhoogde activiteit, met een grotere kans op uitbarsting.
of,
de vulkaanuitbarsting is aan de gang, met weinig of geen uitstoot van as [vermeld de hoogte van de aspluim, indien mogelijk].
|
ROOD
ALARM
|
dreigende uitbarsting, waarschijnlijk met aanzienlijke uitstoot van as in de atmosfeer.
of,
uitbarsting aan de gang, met aanzienlijke uitstoot van as in de atmosfeer [vermeld de hoogte van de aspluim, indien mogelijk].
|
Het verantwoordelijke vulkanologische agentschap in de desbetreffende lidstaat verstrekt de kleurcode voor het alarmniveau dat de activiteitsstatus van de vulkaan aangeeft en alle wijzigingen ten opzichte van een vorige activiteitsstatus aan het algemeen luchtverkeersleidingscentrum, bv. “RED ALERT FOLLOWING YELLOW” OF “GREEN ALERT FOLLOWING ORANGE”.
|
|
3.6
|
Punt F — Wanneer een vulkanische aswolk met gevolgen voor de vluchtuitvoering wordt gerapporteerd, wordt de horizontale omvang en de basis/top van de aswolk aangegeven aan de hand van de lengte-/breedtegraad (in hele graden) en altitudes in duizenden meter (voet) en/of straal en afstand van de bronvulkaan. De initiële informatie kan gebaseerd zijn op een speciaal vluchtrapport, maar de daaropvolgende informatie kan gedetailleerder zijn, op basis van advies van het verantwoordelijke meteorologische waarnemingscentrum en/of adviescentrum voor vulkanische as.
|
3.7
|
Punt G — De voorspelde bewegingsrichting van de aswolk op geselecteerde niveaus wordt aangegeven op basis van advies van het verantwoordelijke meteorologische waarnemingscentrum en/of adviescentrum voor vulkanische as.
|
3.8
|
Punt H — Luchtroutes en delen van luchtroutes en vluchtniveaus die gevolgen ondervinden of naar verwachting zullen ondervinden, worden vermeld.
|
3.9
|
Punt I — Sluiting van het luchtruim, luchtroutes of delen van luchtroutes, en de beschikbaarheid van alternatieve routes moet worden vermeld.
|
3.10
|
Punt J — Bron van de informatie, bv. “speciaal vluchtrapport” of “vulkanologisch agentschap” enz. De informatiebron moet altijd worden vermeld, ongeacht of een uitbarsting daadwerkelijk heeft plaatsgevonden en of een aswolk is gerapporteerd.
|
3.11
|
Punt K — In aanvulling op het voorgaande moet alle operationeel significante informatie in gewone taal worden verstrekt.;
|
“
|