Uitvoeringsverordening 2020/532 - Afwijking, met betrekking tot het jaar 2020, van de Uitvoeringsverordeningen (EU) nr. 809/2014, (EU) nr. 180/2014, (EU) nr. 181/2014, (EU) 2017/892, (EU) 2016/1150, (EU) 2018/274, (EU) 2017/39, (EU) 2015/1368 en (EU) 2016/1240 wat betreft bepaalde in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid toe te passen administratieve controles en controles ter plaatse

1.

Wettekst

17.4.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 119/3

 

UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2020/532 VAN DE COMMISSIE

van 16 april 2020

tot afwijking, met betrekking tot het jaar 2020, van de Uitvoeringsverordeningen (EU) nr. 809/2014, (EU) nr. 180/2014, (EU) nr. 181/2014, (EU) 2017/892, (EU) 2016/1150, (EU) 2018/274, (EU) 2017/39, (EU) 2015/1368 en (EU) 2016/1240 wat betreft bepaalde in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid toe te passen administratieve controles en controles ter plaatse

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 352/78, (EG) nr. 165/94, (EG) nr. 2799/98, (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de Raad (1), en met name artikel 62, lid 2,

Gezien Verordening (EU) nr. 228/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 13 maart 2013 houdende specifieke maatregelen op landbouwgebied ten behoeve van de ultraperifere gebieden van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 247/2006 van de Raad (2), en met name artikel 8 en artikel 18, lid 1, tweede alinea,

Gezien Verordening (EU) nr. 229/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 13 maart 2013 houdende specifieke maatregelen op landbouwgebied ten behoeve van de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1405/2006 van de Raad (3), en met name artikel 7, artikel 11, lid 3, en artikel 14, lid 1, tweede alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Als gevolg van de huidige Covid-19-pandemie en de grote verplaatsingsbeperkingen die in de lidstaten zijn ingevoerd, ondervinden alle lidstaten uitzonderlijke administratieve problemen met de planning en de tijdige uitvoering van het vereiste aantal controles ter plaatse. Door deze problemen dreigen de controles en de daaropvolgende betaling van de steun vertraging op te lopen. Tegelijkertijd zijn landbouwers kwetsbaar voor de economische ontwrichting die de pandemie teweegbrengt, en kampen zij met financiële moeilijkheden en cashflowproblemen.

 

(2)

Gezien deze omstandigheden, die zonder voorgaande zijn, moeten die problemen worden opgevangen door, wat bepaalde administratieve controles en controles ter plaatse betreft, af te wijken van een aantal uitvoeringsverordeningen die op het gebied van het gemeenschappelijk landbouwbeleid van toepassing zijn.

 

(3)

In Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 van de Commissie (4) zijn onder meer regels vastgesteld betreffende de termijnen voor de kennisgeving van de controlegegevens en de controlestatistieken over het voorgaande kalenderjaar, betreffende het tijdschema voor de controles ter plaatse, betreffende de controlepercentages voor bepaalde in het kader van het geïntegreerde systeem te verrichten controles ter plaatse, waaronder die voor andere areaalgebonden steunregelingen dan de betaling voor klimaat- en milieuvriendelijke landbouwpraktijken, voor de vergroeningsbetaling, voor plattelandsontwikkelingsmaatregelen en voor steunregelingen voor dieren, en betreffende de verhoging en verlaging van het controlepercentage met betrekking tot bepaalde regelingen. Voorts zijn in Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 regels vastgesteld betreffende controles ter plaatse met betrekking tot de subsidiabiliteitscriteria, verbintenissen en andere verplichtingen inzake steunaanvragen voor vee en betalingsaanvragen in het kader van diergebonden bijstandsmaatregelen, betreffende controlepercentages voor niet-areaalgebonden en niet-diergebonden plattelandsontwikkelingsmaatregelen en betreffende de minimumpercentages voor op het gebied van de randvoorwaarden te verrichten controles.

 

(4)

In artikel 9 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 is bepaald dat de lidstaten de Commissie uiterlijk op 15 juli van elk jaar in kennis moeten stellen van de controlegegevens en de controlestatistieken over het vorige kalenderjaar voor alle regelingen inzake rechtstreekse betalingen, plattelandsontwikkelingsmaatregelen en regelingen voor technische bijstand en steun in de wijnsector, van latere wijzigingen van het verslag over de mogelijkheden waarvoor is gekozen wat de controle op de naleving van de randvoorwaarden betreft en over de bevoegde controle-instanties welke voor die controles verantwoordelijk zijn, en van het verslag over de maatregelen die zijn genomen met het oog op het beheer en de controle van de vrijwillige gekoppelde steun met betrekking tot het vorige kalenderjaar. Gezien de huidige situatie is het passend die termijn dit jaar te verlengen tot en met 15 september 2020.

 

(5)

In artikel 24, lid 4, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 is bepaald dat de bevoegde autoriteit fysieke veldinspecties moet verrichten indien foto-interpretatie van satelliet- of luchtbeelden geen uitsluitsel geeft over de naleving van de subsidiabiliteitscriteria of de correcte omvang van het areaal dat aan een administratieve controle of een controle ter plaatse is onderworpen. Gezien de huidige omstandigheden, die zonder voorgaande zijn, is het passend om het gebruik te bevorderen van teledetectie en van nieuwe technologieën als onbemande luchtvaartuigsystemen, gegeotagde foto’s, GNSS-ontvangers (wereldwijd navigatiesatellietsysteem) gecombineerd met Egnos (Europees overlaysysteem voor geostationaire navigatie) en Galileo, door de Sentinel-satellieten van het Copernicus-programma vastgelegde gegevens en andere relevante bewijsstukken voor de controle van de naleving van de subsidiabiliteitscriteria, verbintenissen of andere verplichtingen in het kader van de betrokken steunregeling of bijstandsmaatregel alsook van de naleving van de voor de randvoorwaarden relevante eisen en normen.

 

(6)

Verschillende verplichtingen op grond van Verordening (EU) nr. 1306/2013 met betrekking tot de randvoorwaarden en op grond van Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad (5) met betrekking tot vergroening steunen op specifieke en gedifferentieerde tijdskaders voor de nakoming ervan, waardoor het noodzakelijk is dat de controles ter plaatse binnen die tijdskaders worden uitgevoerd. Als gevolg van de maatregelen die de lidstaten in 2020 hebben genomen om de huidige Covid-19-pandemie te bestrijden, is het minder goed haalbaar om de vereiste controles ter plaatse nauwkeurig en binnen de voor die verplichtingen geldende termijnen uit te voeren. Daarom is het met betrekking tot bepaalde controles die in 2020 moeten worden verricht, noodzakelijk af te wijken van de artikelen 30 tot en met 33 bis en artikel 68, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 en het minimumpercentage van de controles ter plaatse te verlagen ten opzichte van de normale controlepercentages voor de vergroeningsverplichtingen, respectievelijk de verplichtingen met betrekking tot de randvoorwaarden. Gezien de aard van de verplichtingen en de evenredigheid van de controle-inspanningen in deze pandemie-omstandigheden moet de controlepopulatie worden beperkt overeenkomstig de voor de begunstigden geldende verplichtingen en het desbetreffende landgebruik.

 

(7)

In artikel 42, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 zijn regels vastgesteld voor de controles ter plaatse die een verificatie omvatten of aan alle subsidiabiliteitscriteria, verbintenissen en andere verplichtingen is voldaan, en betrekking hebben op alle dieren waarvoor steunaanvragen of betalingsaanvragen zijn ingediend in het kader van de te controleren steunregelingen voor dieren of diergebonden bijstandsmaatregelen. Gezien de huidige situatie is het passend te bepalen dat lidstaten die niet in staat zijn die controles ter plaatse uit te voeren zoals vereist in die bepaling, kunnen besluiten die controles met betrekking tot het aanvraagjaar 2020 op om het even welk moment van het jaar uit te voeren, voor zover het mogelijk blijft om aan de hand daarvan de subsidiabiliteitsvoorwaarden te controleren.

 

(8)

Met betrekking tot niet-areaalgebonden en niet-diergebonden plattelandsontwikkelingsmaatregelen is in artikel 48, lid 5, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 bepaald dat als onderdeel van de administratieve controles van investeringsacties ten minste één bezoek aan de gesteunde concrete actie of de locatie van de investering moet worden gebracht om de uitvoering van de investering te controleren. Gezien de huidige omstandigheden is het passend te bepalen dat lidstaten die niet in staat zijn om vóór de toekenning van de eindbetaling de nodige bezoeken te brengen, kunnen besluiten om, zolang de maatregelen voor de bestrijding van de Covid-19-pandemie van toepassing zijn, die bezoeken te vervangen door relevante bewijsstukken.

 

(9)

In artikel 50, lid 1, artikel 60, lid 2, en artikel 52, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 zijn regels vastgesteld voor controles ter plaatse en controles achteraf voor niet-areaalgebonden en niet-diergebonden plattelandsontwikkelingsmaatregelen. Gezien de huidige omstandigheden moet het de lidstaten worden toegestaan het aantal van die controles te verlagen of de controles ter plaatse te vervangen door relevante bewijsstukken.

 

(10)

De afzonderingsregels waartoe bepaalde lidstaten hebben besloten om de volksgezondheid te beschermen, hebben tot grote verplaatsingsbeperkingen geleid en zo de daadwerkelijke uitvoering van de controles ter plaatse verhinderd in die gevallen waarin de inspecteurs zich moesten houden aan restricties die het onmogelijk maakten de begunstigden te bezoeken of de landbouwbedrijven fysiek te bereiken. Gezien deze omstandigheden, die zonder voorgaande zijn, moet met betrekking tot het jaar 2019 uitzonderlijk worden aanvaard dat in die lidstaten een lager percentage controles werd verricht. Met het oog op transparantie en gelijke behandeling moet worden bepaald dat een lager percentage controles voor het aanvraagjaar 2019 en, wat niet-areaalgebonden en niet-diergebonden plattelandsontwikkelingsmaatregelen betreft, voor het kalenderjaar 2019, enkel kan worden aanvaard in gevallen waar grootschalige verplaatsingsbeperkingen, met name met een duidelijke datum waarop de afzondering van toepassing werd, werden opgelegd die het onmogelijk maakten de betrokken controles te voltooien.

 

(11)

De afwijkingen van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 waarin de onderhavige verordening voorziet, moeten de lidstaten in staat stellen vertragingen bij de controlemaatregelen en de behandeling van de steunaanvragen te vermijden en zo vertragingen bij de betalingen aan de begunstigden voor het jaar 2020 te voorkomen. De lidstaten die van deze afwijkingen gebruikmaken, moeten ernaar streven om, ter vervanging van de informatie die normaal wordt verkregen bij de controles die in normale omstandigheden zouden zijn uitgevoerd, alternatieve bronnen van bewijsmateriaal te gebruiken, waarbij het onder meer kan gaan om documentencontroles, het gebruik van nieuwe technologieën of het gebruik van betrouwbaar bewijsmateriaal dat door de begunstigde wordt aangeleverd. Het is evenwel van essentieel belang dat die afwijkingen het goede financiële beheer en het vereiste van voldoende zekerheid niet in het gedrang brengen. Daarom zijn de lidstaten die van die afwijkingen gebruikmaken, verantwoordelijk voor het nemen van alle nodige maatregelen om te waarborgen dat te hoge betalingen worden voorkomen en dat wordt overgegaan tot terugvordering van onverschuldigde bedragen. Bovendien moet het gebruik van die afwijkingen onder de in artikel 7, lid 3, eerste alinea, onder b), van Verordening (EU) nr. 1306/2013 bedoelde beheersverklaring vallen voor de begrotingsjaren 2020 en 2021.

 

(12)

In de Uitvoeringsverordeningen (EU) nr. 180/2014 (6) en (EU) nr. 181/2014 (7) van de Commissie zijn controlepercentages vastgesteld voor de controles van de specifieke maatregelen op landbouwgebied ten behoeve van de ultraperifere gebieden van de Unie en de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee. Wegens de voor de bestrijding van de Covid-19-pandemie genomen maatregelen die ook de ultraperifere gebieden van de Unie en de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee treffen, is het passend van die verordeningen af te wijken door de controlepercentages voor de controles ter plaatse aan te passen voor het jaar 2020.

 

(13)

In artikel 27, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/892 van de Commissie (8) is bepaald dat de controles ter plaatse betrekking moeten hebben op een steekproef van ten minste 30 % van de aangevraagde totale steun en dat elke producentenorganisatie of unie van producentenorganisaties die een operationeel programma uitvoert, ten minste om de drie jaar moet worden bezocht. In artikel 27, lid 7, van die verordening is bepaald dat acties in individuele bedrijven van leden van producentenorganisaties die onder de in artikel 27, lid 2, van die verordening bedoelde steekproef vallen, ten minste eenmaal moeten worden bezocht om de uitvoering ervan te verifiëren. Wegens de maatregelen voor de bestrijding van de Covid-19-pandemie zijn de lidstaten mogelijk niet in staat om aan die voorschriften te voldoen; daarom moet het hun worden toegestaan om in het jaar 2020 een lager percentage van die controles te verrichten en mogen zij in het jaar 2020 niet worden onderworpen aan de eisen inzake de frequentie van de bezoeken aan producentenorganisaties.

 

(14)

In artikel 29, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/892 is bepaald dat de eerstelijnscontroles op het uit de markt nemen van producten betrekking moeten hebben op 100 % van de hoeveelheid uit de markt genomen producten, behalve wanneer het gaat om voor gratis verstrekking bestemde producten, waarvoor de lidstaten op grond van artikel 29, lid 3, van die verordening een lager percentage mogen controleren, mits per verkoopseizoen en per producentenorganisatie niet minder dan 10 % van de betrokken hoeveelheden wordt gecontroleerd. Wegens de maatregelen voor de bestrijding van de Covid-19-pandemie zijn de lidstaten mogelijk niet in staat om aan dat voorschrift te voldoen en moet het hun worden toegestaan om in het jaar 2020 ook voor alle andere uit de markt genomen producten, ongeacht de bestemming ervan, een lager percentage te controleren, mits per verkoopseizoen en per producentenorganisatie niet minder dan 10 % van de betrokken hoeveelheden wordt gecontroleerd.

 

(15)

In artikel 30, lid 3, van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/892 is bepaald dat elke controle een steekproef moet omvatten van ten minste 5 % van de hoeveelheden die de producentenorganisatie in de loop van het verkoopseizoen uit de markt heeft genomen. Wegens de maatregelen voor de bestrijding van de Covid-19-pandemie zijn de lidstaten mogelijk niet in staat om aan dat voorschrift te voldoen en moet het hun worden toegestaan om in het jaar 2020 gebruik te maken van steekproeven van ten minste 3 % van de hoeveelheden die de producentenorganisatie in de loop van het verkoopseizoen 2019 uit de markt heeft genomen.

 

(16)

Wegens de door de Covid-19-pandemie veroorzaakte crisis zal het voor de lidstaten materieel onmogelijk zijn om in 2020 systematische en steekproefgebaseerde controles ter plaatse te verrichten van acties waarvoor steun wordt verleend op grond van de artikelen 45 tot en met 52 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad (9). Daarom moet met betrekking tot het begrotingsjaar 2019-2020 in een afwijking van artikel 32, lid 1, en artikel 42, lid 3, van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1150 van de Commissie (10) worden voorzien om het de lidstaten toe te staan controles vast te stellen die equivalent zijn aan systematische controles ter plaatse, zoals gedagtekende foto’s, gedagtekende rapporten over dronebewaking, administratieve controles of videoconferenties met de begunstigden, en garanderen dat de betalingen pas worden verricht nadat de voorschriften van de wetgeving inzake de steunprogramma’s in de wijnsector zijn nageleefd. Deze afwijking moet van toepassing zijn ongeacht of de lidstaten al dan niet maatregelen hebben genomen om de Covid-19-pandemie te bestrijden.

 

(17)

Om dezelfde reden zal het voor de lidstaten ook materieel onmogelijk zijn om met betrekking tot het begrotingsjaar 2019-2020 binnen de in artikel 43, lid 3, van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1150 vastgestelde termijn systematische controles ter plaatse te verrichten voor acties van groen oogsten waarvoor steun wordt verleend op grond van artikel 47 van Verordening (EU) nr. 1308/2013. Daarom moet in een afwijking worden voorzien om de voltooiing van de controles uit te stellen tot 15 september 2020.

 

(18)

In artikel 27, lid 3, van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/274 van de Commissie (11) is bepaald hoeveel monsters verse druiven in de periode waarin het betrokken perceel wordt geoogst, in de wijngaarden moeten worden genomen met het oog op de oprichting van de analytische databank van isotopische gegevens als bedoeld in artikel 39 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/273 van de Commissie (12). In de gevallen waarin de door de Covid-19-pandemie veroorzaakte crisis de lidstaten verhindert die controles te verrichten, moet het hun worden toegestaan van het minimumaantal monsters af te wijken, ongeacht of zij al dan niet maatregelen hebben genomen om de Covid-19-pandemie te bestrijden.

 

(19)

In artikel 31, lid 2, onder b), van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/274 is bepaald dat de lidstaten jaarlijkse controles ter plaatse moeten verrichten bij ten minste 5 % van alle in het wijnbouwkadaster vermelde wijnbouwers. In de gevallen waarin de door de Covid-19-pandemie veroorzaakte crisis gedurende een lange tijd verhindert dat die controles in verscheidene wijnproducerende lidstaten worden verricht, moet dit percentage voor het jaar 2020 worden verlaagd. Deze afwijking moet van toepassing zijn ongeacht of de lidstaten al dan niet maatregelen hebben genomen om de Covid-19-pandemie te bestrijden. Om dezelfde reden moet het de lidstaten worden toegestaan de in artikel 31, lid 2, onder c), van die verordening bedoelde systematische controles ter plaatse op met wijnstokken beplante oppervlakten die niet in enig dossier over de wijnbouwer zijn opgenomen, in het jaar 2020 tijdelijk op te schorten.

 

(20)

In artikel 10 van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/39 van de Commissie (13) zijn de reikwijdte, de inhoud, het tijdschema en de verslaglegging vastgesteld van de controles ter plaatse die de lidstaten uitvoeren in het kader van de in artikel 23 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 bedoelde regeling (de “schoolregeling”). De maatregelen die door de lidstaten zijn genomen om de Covid-19-pandemie te bestrijden, hebben hen mogelijk verhinderd om binnen de in artikel 10, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/39 vastgestelde termijn, de vereisten van artikel 10, lid 3, van die verordening inzake het aantal controles ter plaatse met betrekking tot het schooljaar 2018/2019 na te komen. Het is dan ook passend de lidstaten flexibiliteit te bieden door de termijn voor het uitvoeren van die controles ter plaatse te verlengen voor wat het schooljaar 2018/2019 betreft.

 

(21)

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1368 van de Commissie (14), die betrekking heeft op steun in de bijenteeltsector, bevat voorschriften voor de monitoring en de controles met betrekking tot de correcte uitvoering van de nationale bijenteeltprogramma’s, de daadwerkelijk verrichte uitgaven en het juiste aantal door de bijenhouders gerapporteerde bijenkasten. Overeenkomstig artikel 8, lid 3, van die verordening zien de lidstaten erop toe dat controles ter plaatse worden verricht bij ten minste 5 % van de aanvragers van steun in het kader van hun bijenteeltprogramma’s. De maatregelen voor de bestrijding van de Covid-19-pandemie kunnen het moeilijk maken het aantal controles ter plaatse uit te voeren dat nodig is om die drempel te bereiken. Het is daarom passend de lidstaten flexibiliteit te bieden door een afwijking van die verplichting toe te staan. Die afwijking mag echter niet leiden tot een verhoging van het risico op onverschuldigde betalingen. Daarom moet elke verlaging van het aantal controles ter plaatse zo veel als mogelijk door alternatieve controles worden vervangen.

 

(22)

Momenteel voeren de betaalorganen in de lidstaten controles uit van de producten die zijn opgeslagen op grond van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1882 van de Commissie (15). De maatregelen voor de bestrijding van de Covid-19-pandemie kunnen van invloed zijn op de naleving van de in artikel 60 van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1240 van de Commissie (16) vastgestelde vereisten inzake controles ter plaatse betreffende openbare interventie en steun voor particuliere opslag. Het is passend de lidstaten flexibiliteit te bieden door hen toe te staan de termijn voor het uitvoeren van die controles te verlengen of die controles te vervangen door het gebruik van ander relevant bewijsmateriaal. Het is dan ook passend om voor de producten die op grond van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1882 zijn opgeslagen, van een aantal bepalingen van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1240 af te wijken.

 

(23)

Het Comité voor de landbouwfondsen, het Comité voor rechtstreekse betalingen, het Comité voor plattelandsontwikkeling en het Comité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten hebben binnen de door de voorzitter vastgestelde termijn geen advies uitgebracht,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

AFWIJKINGEN VAN UITVOERINGSVERORDENING (EU) NR. 809/2014

Artikel 1

In afwijking van artikel 9, leden 1, 2 en 3, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 stellen de lidstaten de Commissie voor het jaar 2020 uiterlijk op 15 september 2020 in kennis van de controlegegevens en de controlestatistieken over het vorige kalenderjaar, van latere wijzigingen van het verslag over de mogelijkheden waarvoor is gekozen wat de controle op de naleving van de randvoorwaarden betreft en over de bevoegde controle-instanties welke voor die controles verantwoordelijk zijn, en van het verslag over de maatregelen die zijn genomen met het oog op het beheer en de controle van de vrijwillige gekoppelde steun met betrekking tot het vorige kalenderjaar 2019.

Artikel 2

In afwijking van artikel 24, lid 4, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 kunnen de lidstaten wegens de maatregelen die zijn genomen om de Covid-19-pandemie te bestrijden, voor de controles die met betrekking tot het aanvraagjaar 2020 in het kader van de areaalgebonden steunregelingen moeten worden verricht, besluiten om de fysieke inspecties die op grond van die verordening moeten worden uitgevoerd, met name veldbezoeken en controles ter plaatse, volledig te vervangen door het gebruik van foto-interpretatie van door satelliet- of luchtfotografie verkregen orthobeelden of van ander relevant bewijsmateriaal, met inbegrip van bewijsmateriaal dat door de begunstigde op verzoek van de bevoegde autoriteit wordt aangeleverd, zoals gegeotagde foto’s, aan de hand waarvan definitieve conclusies kunnen worden getrokken ten genoegen van de bevoegde autoriteit.

Artikel 3

In afwijking van artikel 26, lid 4, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 kunnen de lidstaten, wanneer zij wegens de maatregelen voor de bestrijding van de Covid-19-pandemie niet in staat zijn om met betrekking tot de maatregelen in het kader van het geïntegreerd beheers- en controlesysteem controles ter plaatse uit te voeren om een doeltreffende verificatie te waarborgen van bepaalde subsidiabiliteitscriteria, verbintenissen en andere verplichtingen die enkel tijdens een bepaalde periode kunnen worden gecontroleerd, besluiten die controles met betrekking tot het aanvraagjaar 2020 uit te voeren door middel van nieuwe technologieën, waaronder gegeotagde foto’s, in aanvulling op het mogelijkheid om teledetectie te gebruiken.

Artikel 4

  • 1. 
    In afwijking van de artikelen 30 tot en met 33 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 kunnen de lidstaten, wanneer zij wegens de maatregelen voor de bestrijding van de Covid-19-pandemie niet in staat zijn om de controles ter plaatse te verrichten overeenkomstig die artikelen, besluiten om die controles met betrekking tot het aanvraagjaar 2020 te organiseren overeenkomstig de leden 2 en 3 van het onderhavige artikel.
  • 2. 
    De steekproef voor controles ter plaatse met betrekking tot het aanvraagjaar 2020 betreft ten minste:
 

a)

3 % van alle begunstigden die een aanvraag indienen voor de basisbetalingsregeling of de regeling inzake een enkele areaalbetaling;

 

b)

3 % van alle begunstigden die een aanvraag indienen voor de herverdelingsbetaling;

 

c)

3 % van alle begunstigden die een aanvraag indienen voor de betaling voor gebieden met natuurlijke beperkingen;

 

d)

3 % van alle begunstigden die een aanvraag indienen voor de betaling voor jonge landbouwers;

 

e)

3 % van alle begunstigden die een aanvraag indienen voor areaalgebonden betalingen in het kader van vrijwillige gekoppelde steun;

 

f)

3 % van alle begunstigden die een aanvraag indienen voor de betaling in het kader van de regeling voor kleine landbouwbedrijven;

 

g)

10 % van de arealen die voor de productie van hennep zijn aangegeven;

 

h)

3 % van alle begunstigden die een aanvraag indienen voor de gewasspecifieke betaling voor katoen;

 

i)

3 % van alle begunstigden die de klimaat- en milieuvriendelijke landbouwpraktijken in acht moeten nemen;

 

j)

3 % van alle begunstigden die de vergroeningspraktijken in acht moeten nemen en gebruikmaken van nationale of regionale milieucertificeringsregelingen als bedoeld in artikel 43, lid 3, onder b), van Verordening (EU) nr. 1307/2013;

 

k)

3 % van alle begunstigden die een aanvraag indienen in het kader van een plattelandsontwikkelingsmaatregel;

 

l)

3 % van alle collectieven die een collectieve aanvraag indienen;

 

m)

3 % van alle begunstigden die een aanvraag indienen in het kader van steunregelingen voor dieren, en minstens 3 % van de dieren.

De in de eerste alinea, onder i), bedoelde steekproef omvat tegelijk ten minste 3 % van alle begunstigden met gebieden met ecologisch kwetsbaar blijvend grasland in zones als bedoeld in Richtlijn 92/43/EEG van de Raad (17) of Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad (18) en andere kwetsbare gebieden als bedoeld in artikel 45, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1307/2013.

Met betrekking tot de eerste alinea, onder k), geldt dat voor de in de artikelen 28 en 29 van Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad (19) bedoelde maatregelen het controlepercentage van 3 % op het niveau van de individuele maatregel moet worden gehaald.

  • 3. 
    Lidstaten die reeds hebben besloten de te controleren percentages voor bepaalde regelingen tot 3 % te verlagen overeenkomstig artikel 36 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014, mogen de voor die regelingen in lid 2 van dit artikel vastgestelde percentages verder verlagen tot 1 %.
  • 4. 
    De resultaten van de overeenkomstig de leden 2 en 3 van dit artikel verrichte controles worden voor wat het volgende aanvraagjaar betreft niet in aanmerking genomen voor de toepassing van de artikelen 35 en 36 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014. De verhoging van de controlepercentages die overeenkomstig artikel 35 van die verordening in het aanvraagjaar 2020 moest worden toegepast, wordt evenwel via een overeenkomstige verhoging in het aanvraagjaar 2021 toegepast.
  • 5. 
    Voor de toepassing van de in lid 2, eerste alinea, onder a), e), i), en j), vastgestelde controlepercentages geven de lidstaten prioriteit aan andere arealen dan arealen met blijvend grasland en/of blijvende teelten.

Aan arealen die als gevolg van de toepassing van de leden 2 en 3 niet worden gecontroleerd met betrekking tot het aanvraagjaar 2020, wordt in de daaropvolgende jaren prioriteit gegeven bij de actualisering van het landbouwpercelenidentificatiesysteem.

  • 6. 
    Artikel 33 bis van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 is niet van toepassing in het jaar 2020.

Artikel 5

In afwijking van artikel 42, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 kunnen de lidstaten, wanneer zij wegens de maatregelen voor de bestrijding van de Covid-19-pandemie niet in staat zijn om de controles ter plaatse met betrekking tot dieren uit te voeren zoals vereist in die bepaling, besluiten die controles met betrekking tot het aanvraagjaar 2020 op om het even welk moment van het jaar uit te voeren, voor zover het mogelijk blijft om aan de hand daarvan de subsidiabiliteitsvoorwaarden te controleren.

Artikel 6

In afwijking van artikel 48, lid 5, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 kunnen de lidstaten, wanneer zij wegens de maatregelen voor de bestrijding van de Covid-19-pandemie niet in staat zijn om vóór de toekenning van de eindbetaling een bezoek te brengen aan de gesteunde concrete actie of de locatie van de investering, besluiten om, zolang die maatregelen van toepassing zijn, die bezoeken te vervangen door relevante, door de begunstigde te verstrekken bewijsstukken, met inbegrip van gegeotagde foto’s.

Indien die bezoeken niet kunnen worden vervangen door relevante bewijsstukken, voeren de lidstaten die bezoeken uit nadat de eindbetaling is verricht.

Artikel 7

In afwijking van artikel 50, lid 1, en artikel 60, lid 2, derde alinea, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 gelden, wanneer de lidstaten wegens de maatregelen voor de bestrijding van de Covid-19-pandemie niet in staat zijn om de controles ter plaatse te verrichten zoals vereist in die bepalingen, de volgende voorschriften:

 

a)

de lidstaten kunnen besluiten om de controles ter plaatse te vervangen door relevante, door de begunstigde te verstrekken bewijsstukken, waaronder gegeotagde foto’s, aan de hand waarvan ten genoegen van de bevoegde autoriteit definitieve conclusies kunnen worden getrokken over de uitvoering van de concrete actie;

 

b)

in het kalenderjaar 2020 betreft de steekproef voor controles ter plaatse ten minste 3 % van de in artikel 46 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 bedoelde uitgaven die uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) worden medegefinancierd, bij het betaalorgaan worden geclaimd en geen betrekking hebben op concrete acties waarvoor alleen voorschotten zijn geclaimd.

De resultaten van de overeenkomstig de eerste alinea, onder b), verrichte controles worden voor wat het volgende kalenderjaar betreft niet in aanmerking genomen voor de toepassing van artikel 50, lid 5, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014. De verhoging van het controlepercentage die overeenkomstig artikel 50, lid 5, van die verordening in het kalenderjaar 2020 moest worden toegepast, wordt evenwel via een overeenkomstige verhoging in het kalenderjaar 2021 toegepast.

Artikel 8

In afwijking van artikel 52, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 heeft, wanneer de lidstaten wegens de maatregelen voor de bestrijding van de Covid-19-pandemie niet in staat zijn om de controles achteraf te verrichten zoals vereist in die bepaling, de steekproef voor controles achteraf op de naleving van de verbintenissen uit hoofde van artikel 71 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad (20) of beschreven in het programma voor plattelandsontwikkeling, in het kalenderjaar 2020 betrekking op ten minste 0,6 % van de Elfpo-uitgaven voor concrete investeringsacties.

Artikel 9

In afwijking van artikel 68, lid 1, eerste alinea, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 kunnen de lidstaten, wanneer zij wegens de maatregelen voor de bestrijding van de Covid-19-pandemie niet in staat zijn om de controles ter plaatse te verrichten overeenkomstig die bepaling, besluiten om die controles met betrekking tot het aanvraagjaar 2020 te verrichten bij ten minste 0,5 % van het totale aantal in artikel 92 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 bedoelde begunstigden die onder de betrokken bevoegde controleautoriteit ressorteren.

De resultaten van de overeenkomstig de eerste alinea verrichte controles worden voor wat het volgende aanvraagjaar betreft niet in aanmerking genomen voor de toepassing van artikel 68, lid 4, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014. De verhoging van de controlepercentages die overeenkomstig artikel 68, lid 4, van die verordening in het aanvraagjaar 2020 moest worden toegepast, wordt evenwel via een overeenkomstige verhoging in het aanvraagjaar 2021 toegepast.

Artikel 10

Wanneer een lidstaat wegens de afzonderingsregels voor de bestrijding van de Covid-19-pandemie niet in staat is om bepaalde bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 vereiste controles ter plaatse te voltooien met betrekking tot het aanvraagjaar 2019 voor de maatregelen in het kader van het geïntegreerd beheers- en controlesysteem of met betrekking tot het kalenderjaar 2019 voor de niet-areaalgebonden en niet-diergebonden plattelandsontwikkelingsmaatregelen en geen alternatief bewijsmateriaal als bedoeld in artikel 2 kan verkrijgen, wordt het percentage controles ter plaatse dat is bereikt op de eerste dag waarop de betrokken afzonderingsregels in werking traden, geacht aanvaardbaar te zijn.

Artikel 11

  • 1. 
    De lidstaten die van de in de artikelen 4, 5, 7, 8 en 9 vastgestelde afwijkingen gebruikmaken en met name het tijdschema van de controles wijzigen of het aantal controles verlagen, stellen, voor zover mogelijk, procedures voor het gebruik van alternatief bewijsmateriaal in met het oog op het behoud van een passend niveau van zekerheid over de wettigheid en regelmatigheid van de uitgaven en over de naleving van de tot de randvoorwaarden behorende eisen en normen.
  • 2. 
    Voor lidstaten die de artikelen 2 tot en met 9 toepassen, omvat de beheersverklaring die moet worden opgesteld uit hoofde van artikel 7, lid 3, eerste alinea, onder b), van Verordening (EU) nr. 1306/2013, voor de begrotingsjaren 2020 en 2021 een bevestiging, op basis van de verificatie van alle nodige informatie, dat te hoge betalingen aan begunstigden zijn voorkomen en dat is overgegaan tot terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen.

HOOFDSTUK II

AFWIJKINGEN VAN DE SPECIFIEKE MAATREGELEN TEN BEHOEVE VAN DE ULTRAPERIFERE GEBIEDEN VAN DE UNIE EN DE KLEINERE EILANDEN IN DE EGEÏSCHE ZEE

AFDELING 1

Afwijkingen van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 180/2014

Artikel 12

  • 1. 
    In afwijking van artikel 16, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 180/2014 kunnen de lidstaten, wanneer zij wegens de maatregelen voor de bestrijding van de Covid-19-pandemie niet in staat zijn om de fysieke controles in de ultraperifere gebieden te verrichten overeenkomstig die bepaling, voor het jaar 2020 besluiten om de fysieke controles te organiseren overeenkomstig lid 2 van het onderhavige artikel.
  • 2. 
    De fysieke controles bij de invoer, het binnenbrengen, de uitvoer en de verzending van landbouwproducten die in het betrokken ultraperifere gebied worden verricht, hebben betrekking op een representatieve steekproef van ten minste 3 % van de certificaten die overeenkomstig artikel 9 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 180/2014 worden overgelegd.
  • 3. 
    In afwijking van artikel 22 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 180/2014 kunnen de lidstaten, wanneer zij wegens de maatregelen voor de bestrijding van de Covid-19-pandemie niet in staat zijn om de controles ter plaatse in de ultraperifere gebieden te verrichten overeenkomstig dat artikel, voor het jaar 2020 besluiten om de controles ter plaatse te organiseren overeenkomstig lid 4 van het onderhavige artikel.
  • 4. 
    Aan de hand van een risicoanalyse overeenkomstig artikel 24, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 180/2014 controleren de bevoegde autoriteiten ter plaatse een steekproef van steunaanvragen die minstens 3 % van de steunaanvragen omvat. De steekproef vertegenwoordigt ook, voor elke actie, ten minste 3 % van de bedragen waarop de steun betrekking heeft.

AFDELING 2

Afwijkingen van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 181/2014

Artikel 13

  • 1. 
    In afwijking van artikel 13, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 181/2014 kan Griekenland, wanneer het wegens de maatregelen voor de bestrijding van de Covid-19-pandemie niet in staat is om de fysieke controles te verrichten overeenkomstig die bepaling, voor het jaar 2020 besluiten om de fysieke controles te organiseren overeenkomstig lid 2 van het onderhavige artikel.
  • 2. 
    De fysieke controles bij het binnenbrengen van landbouwproducten die op de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee worden verricht, hebben betrekking op een representatieve steekproef van ten minste 3 % van de certificaten die overeenkomstig artikel 7 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 181/2014 worden overgelegd.

De fysieke controles bij uitvoer of verzending als bedoeld in sectie 3 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 181/2014 die op de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee worden verricht, hebben betrekking op een representatieve steekproef van ten minste 3 % van de transacties, gebaseerd op de door Griekenland opgestelde risicoprofielen.

  • 3. 
    In afwijking van artikel 20 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 181/2014 kan Griekenland, wanneer het wegens de maatregelen voor de bestrijding van de Covid-19-pandemie niet in staat is om de controles ter plaatse te verrichten overeenkomstig dat artikel, voor het jaar 2020 besluiten om de controles ter plaatse te organiseren overeenkomstig lid 4 van het onderhavige artikel.
  • 4. 
    Aan de hand van een risicoanalyse overeenkomstig artikel 22, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 181/2014 controleren de bevoegde autoriteiten ter plaatse, voor elke actie, een steekproef van steunaanvragen die minstens 3 % van de steunaanvragen omvat. De steekproef vertegenwoordigt ook, voor elke actie, ten minste 3 % van de bedragen waarop de steun betrekking heeft.

HOOFDSTUK III

AFWIJKINGEN VAN DE UITVOERINGSBEPALINGEN VOOR DE GEMEENSCHAPPELIJKE MARKTORDENING

AFDELING 1

Afwijking van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/892

Artikel 14

  • 1. 
    In afwijking van artikel 27, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/892
 

a)

hebben de in artikel 27 van die verordening bedoelde controles ter plaatse in het jaar 2020 betrekking op een steekproef van ten minste 10 % van de voor het jaar 2019 aangevraagde totale steun;

 

b)

geldt de regel dat elke producentenorganisatie of unie van producentenorganisaties die een operationeel programma uitvoert, ten minste om de drie jaar moet worden bezocht, niet voor de controles ter plaatse die in het jaar 2020 worden verricht.

  • 2. 
    In afwijking van artikel 27, lid 7, van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/892 geldt de regel dat acties in individuele bedrijven van leden van producentenorganisaties die onder de in artikel 27, lid 2, van die verordening bedoelde steekproef vallen, ten minste eenmaal op de plaats van uitvoering van de actie moeten worden bezocht om de uitvoering ervan te verifiëren, niet voor de controles ter plaatse die in het jaar 2020 worden verricht.
  • 3. 
    In afwijking van artikel 29, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/892 mogen de lidstaten in het jaar 2020 voor alle uit de markt genomen producten, ongeacht de bestemming ervan, een lager dan het in die bepaling vastgestelde percentage controleren, mits per verkoopseizoen en per producentenorganisatie niet minder dan 10 % van de betrokken hoeveelheden wordt gecontroleerd. De controles mogen worden verricht op de locatie van de producentenorganisatie of die van de ontvangers van de producten. Wanneer bij de controles onregelmatigheden aan het licht komen, voeren de lidstaten aanvullende controles uit.
  • 4. 
    In afwijking van artikel 30, lid 3, van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/892 omvat elke controle in het jaar 2020 een steekproef van ten minste 3 % van de hoeveelheden die de producentenorganisatie in de loop van het verkoopseizoen 2019 uit de markt heeft genomen.

AFDELING 2

Afwijkingen van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1150

Artikel 15

  • 1. 
    In afwijking van artikel 32, lid 1, en artikel 42, lid 3, van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1150 mogen tijdens het begrotingsjaar 2019-2020, indien de door de Covid-19-pandemie veroorzaakte crisis de lidstaten verhindert de controles ter plaatse te verrichten overeenkomstig die bepalingen, die controles worden vervangen door andere, door de lidstaten vast te stellen soorten controles zoals gedagtekende foto’s, gedagtekende rapporten over dronebewaking, administratieve controles of videoconferenties met de begunstigden, die garanderen dat de voorschriften inzake de steunprogramma’s in de wijnsector worden nageleefd.
  • 2. 
    In afwijking van artikel 43, lid 3, van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1150 mogen tijdens het begrotingsjaar 2019-2020, indien de door de Covid-19-pandemie veroorzaakte crisis de lidstaten verhindert de controles ter plaatse te verrichten overeenkomstig die bepaling, die controles voor acties van groen oogsten uiterlijk op 15 september 2020 plaatsvinden.

AFDELING 3

Afwijkingen van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/274

Artikel 16

  • 1. 
    In afwijking van artikel 27, lid 3, van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/274 mogen, wanneer de door de Covid-19-pandemie veroorzaakte crisis de lidstaten verhindert om in het jaar 2020 tijdens de periode van de wijnoogst verse druiven in te zamelen en te verwerken volgens het in deel II van bijlage III bij die verordening vastgestelde aantal monsters, de lidstaten van dat aantal monsters afwijken.
  • 2. 
    In afwijking van artikel 31, lid 2, onder b), van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/274 voeren, wanneer de door de Covid-19-pandemie veroorzaakte crisis de lidstaten verhindert om de controles ter plaatse in het jaar 2020 te verrichten overeenkomstig die bepaling, de lidstaten die controles uit bij ten minste 3 % van alle in het wijnbouwkadaster vermelde wijnbouwers.
  • 3. 
    In afwijking van artikel 31, lid 2, onder c), van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/274 mogen de lidstaten de systematische controles ter plaatse op met wijnstokken beplante oppervlakten die niet in enig dossier over de wijnbouwer zijn opgenomen, in het jaar 2020 tijdelijk opschorten in de gevallen waarin de door de Covid-19-pandemie veroorzaakte crisis de lidstaten verhindert die controles te verrichten.

AFDELING 4

Afwijking van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/39

Artikel 17

In afwijking van artikel 10, lid 2, eerste alinea, van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/39 mogen de lidstaten met betrekking tot het schooljaar 2018/2019 tot en met 15 oktober 2020 doorgaan met het verrichten van de controles ter plaatse.

AFDELING 5

Afwijkingen van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1368

Artikel 18

In afwijking van artikel 8, lid 3, van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1368 kunnen de lidstaten besluiten om in het bijenteeltjaar 2020 van de drempel van 5 % voor controles ter plaatse van de aanvragers van steun in het kader van hun bijenteeltprogramma af te wijken voor zover zij de geplande controles ter plaatse vervangen door alternatieve controles door het opvragen van foto’s, via videogesprekken of via enig ander middel dat ondersteuning kan bieden bij het verifiëren van de correcte uitvoering van de in het bijenteeltprogramma opgenomen maatregelen.

AFDELING 6

Afwijkingen van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1240

Artikel 19

  • 1. 
    In afwijking van artikel 60, leden 1 en 2, van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1240 kan de betrokken lidstaat, wanneer het betaalorgaan als gevolg van de maatregelen ter bestrijding van de Covid-19-pandemie niet in staat is om voor de op grond van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1882 opgeslagen producten de in artikel 60, leden 1 en 2, van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1240 bedoelde controles ter plaatse en fysieke controles tijdig te verrichten, besluiten de termijn voor de uitvoering van de controles te verlengen tot ten hoogste 30 dagen na het verstrijken van die maatregelen, dan wel, tijdens de periode waarin die maatregelen gelden, de controles ter plaatse volledig te vervangen door het gebruik van relevant bewijsmateriaal, met inbegrip van gegeotagde foto’s of ander bewijsmateriaal in elektronische vorm.
  • 2. 
    In afwijking van artikel 60, lid 5, van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1240 kan de betrokken lidstaat, wanneer het betaalorgaan als gevolg van de maatregelen ter bestrijding van de Covid-19-pandemie niet in staat is om voor de op grond van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1882 opgeslagen producten ter plaatse te verifiëren dat de zegels aanwezig en intact zijn, besluiten om tijdens de periode waarin die maatregelen gelden, de verificatie ter plaatse volledig te vervangen door het gebruik van relevant bewijsmateriaal, met inbegrip van gegeotagde foto’s of ander bewijsmateriaal in elektronische vorm.

HOOFDSTUK IV

SLOTBEPALING

Artikel 20

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 april 2020.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN

 

  • (4) 
    Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 van de Commissie van 17 juli 2014 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het geïntegreerd beheers- en controlesysteem, plattelandsontwikkelingsmaatregelen en de randvoorwaarden (PB L 227 van 31.7.2014, blz. 69).
  • (5) 
    Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 637/2008 van de Raad en Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 608).
  • (6) 
    Uitvoeringsverordening (EU) nr. 180/2014 van de Commissie van 20 februari 2014 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) nr. 228/2013 van het Europees Parlement en de Raad houdende specifieke maatregelen op landbouwgebied ten behoeve van de ultraperifere gebieden van de Unie (PB L 63 van 4.3.2014, blz. 13).
  • (7) 
    Uitvoeringsverordening (EU) nr. 181/2014 van de Commissie van 20 februari 2014 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) nr. 229/2013 van het Europees Parlement en de Raad houdende specifieke maatregelen op landbouwgebied ten behoeve van de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee (PB L 63 van 4.3.2014, blz. 53).
  • (8) 
    Uitvoeringsverordening (EU) 2017/892 van de Commissie van 13 maart 2017 tot vaststelling van voorschriften voor de toepassing van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad, wat betreft de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit (PB L 138 van 25.5.2017, blz. 57).
  • (9) 
    Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671).
  • Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1150 van de Commissie van 15 april 2016 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad, wat de nationale steunprogramma’s in de wijnsector betreft (PB L 190 van 15.7.2016, blz. 23).
  • Uitvoeringsverordening (EU) 2018/274 van de Commissie van 11 december 2017 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het vergunningenstelsel voor het aanplanten van wijnstokken, certificering, het in- en uitslagregister, verplichte opgaven en meldingen, en voor Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de toepasselijke controles, en tot intrekking van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/561 van de Commissie (PB L 58 van 28.2.2018, blz. 60).
  • Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/273 van de Commissie van 11 december 2017 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het vergunningenstelsel voor het aanplanten van wijnstokken, het wijnbouwkadaster, begeleidende documenten en certificering, het in- en uitslagregister, de verplichte opgaven, meldingen en de bekendmaking van meegedeelde informatie, tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de toepasselijke controles en sancties, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 555/2008, (EG) nr. 606/2009 en (EG) nr. 607/2009 van de Commissie en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 436/2009 van de Commissie en Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/560 van de Commissie (PB L 58 van 28.2.2018, blz. 1).
  • Uitvoeringsverordening (EU) 2017/39 van de Commissie van 3 november 2016 tot vaststelling van toepassingsbepalingen voor Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft Uniesteun voor de verstrekking van groenten, fruit, bananen en melk in onderwijsinstellingen (PB L 5 van 10.1.2017, blz. 1).
  • Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1368 van de Commissie van 6 augustus 2015 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft steun in de bijenteeltsector (PB L 211 van 8.8.2015, blz. 9).
  • Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1882 van de Commissie van 8 november 2019 tot opening van inschrijvingsprocedures voor het steunbedrag voor de particuliere opslag van olijfolie (PB L 290 van 11.11.2019, blz. 12).
  • Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1240 van de Commissie van 18 mei 2016 houdende uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft openbare interventie en steun voor particuliere opslag (PB L 206 van 30.7.2016, blz. 71).
  • Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7).
  • Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 487).
  • Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.