Uitvoeringsbesluit 2020/1008 - Wijziging van Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/1696 over de werkwijze van de selectiecommissie als bedoeld in artikel 14, lid 3, van Verordening (EU) 2017/1939

1.

Wettekst

10.7.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

LI 221/1

 

UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2020/1008 VAN DE RAAD

van 9 juli 2020

tot wijziging van Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/1696 over de werkwijze van de selectiecommissie als bedoeld in artikel 14, lid 3, van Verordening (EU) 2017/1939

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad van 12 oktober 2017 betreffende nauwere samenwerking bij de instelling van het Europees Openbaar Ministerie (“EOM”) (1), en met name artikel 14, lid 3,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Het Europees Openbaar Ministerie is ingesteld voor het instellen van onderzoek naar, het vervolgen en het voor de rechter brengen van daders van, en medeplichtigen aan, strafbare feiten die de financiële belangen van de Unie schaden.

 

(2)

Verordening (EU) 2017/1939 bepaalt dat de Raad elke Europese aanklager dient te benoemen nadat de desbetreffende lidstaat daarvoor drie geschikte kandidaten heeft voorgedragen, en na ontvangst van een gemotiveerd advies van de selectiecommissie bedoeld in artikel 14, lid 3, van die verordening.

 

(3)

De selectie en benoeming van de Europese aanklagers, die samen met de Europese hoofdaanklager het college van het EOM vormen, is een voorwaarde voor de instelling van het EOM.

 

(4)

Op 13 juli 2018 heeft de Raad Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/1696 (2) over de werkwijze van de selectiecommissie (“de werkwijze”) als bedoeld in artikel 14, lid 3, van Verordening (EU) 2017/1939, vastgesteld.

 

(5)

Regel VI.2 van de werkwijze bepaalt dat de selectiecommissie de voordrachten bij ontvangst ervan toetst aan de vereisten van artikel 16, lid 1, van Verordening (EU) 2017/1939. De selectiecommissie nodigt de voorgedragen personen uit voor een gesprek. Het gesprek is persoonlijk. Indien een voorgedragen kandidaat zijn kandidatuur voor het gesprek intrekt, verzoekt de selectiecommissie via het secretariaat de betrokken lidstaat een nieuwe kandidaat voor te dragen.

 

(6)

Regel VII.2 van de werkwijze bepaalt dat de selectiecommissie uitgaande van haar bevindingen tijdens de toetsing en het gesprek een advies dient op te stellen over de kwalificaties van de kandidaten om de taken van Europese aanklager uit te voeren, waarin zij uitdrukkelijk aangeeft of zij aan de voorwaarden van artikel 16, lid 1, van Verordening (EU) 2017/1939 voldoen. De selectiecommissie dient haar advies te motiveren. Indien de voorgedragen kandidaten niet aan de voorwaarden van artikel 16, lid 1, van Verordening (EU) 2017/1939 voldoen, dient de selectiecommissie volgens dezelfde regel de betrokken lidstaat via het secretariaat te verzoeken om een overeenkomstig aantal nieuwe kandidaten voor te dragen.

 

(7)

Bij wijze van uitzondering op de tweede alinea van regel V.2 en op de tweede alinea van regel VII.2 van de werkwijze dient de selectiecommissie de mogelijkheid te hebben om haar gemotiveerde advies aan de Raad te beperken tot slechts twee geschikte kandidaten, wanneer met voldoende zekerheid komt vast te staan dat een lidstaat objectief gezien, gelet op de uitzonderlijke omstandigheden in die lidstaat, onmogelijk binnen een redelijke termijn een derde kandidaat kan vinden, ondanks dat die lidstaat daarvoor wel alles in het werk heeft gesteld. De selectiecommissie mag van deze mogelijkheid enkel gebruikmaken indien een kandidaat zijn voordracht intrekt of indien de selectiecommissie hem als niet in aanmerking komend heeft bevonden en wanneer die lidstaat al een nieuwe kandidaat had voorgedragen overeenkomsig regel VI.2 of VII.2. In een dergelijk geval moet de selectiecommissie haar advies over twee geschikte kandidaten aan de Raad kunnen voorleggen en moet de Raad kunnen overgaan tot de benoeming op basis van een lijst met slechts twee geschikte kandidaten.

 

(8)

Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/1696 dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd.

 

(9)

Om te waarborgen dat het EOM zijn activiteiten tijdig kan aanvangen, dient dit besluit in werking te treden op de dag na die van de bekendmaking ervan,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

In regel VII.2 van de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/1696 wordt na de tweede alinea de volgende alinea ingevoegd:

“Bij wijze van uitzondering op de tweede alinea van dit punt en op de tweede alinea van regel VI.2, wanneer met voldoende zekerheid komt vast te staan dat een lidstaat objectief gezien, gelet op de uitzonderlijke omstandigheden in die lidstaat, onmogelijk binnen een redelijke termijn een derde kandidaat kan vinden, ondanks dat die lidstaat daarvoor wel alles in het werk heeft gesteld, kan de selectiecommissie, na overleg met de betrokken lidstaat en onder aanvoering van toereikende redenen, haar gemotiveerde advies aan de Raad te beperken tot slechts twee geschikte kandidaten.”.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 9 juli 2020.

Voor de Raad

De voorzitter

  • M. 
    ROTH
 

  • (2) 
    Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/1696 van de Raad van 13 juli 2018 over de werkwijze van de selectiecommissie als bedoeld in artikel 14, lid 3, van Verordening (EU) 2017/1939 betreffende nauwere samenwerking bij de instelling van het Europees Openbaar Ministerie (“EOM”) (PB L 282 van 12.11.2018, blz. 8).
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.