Aanbeveling 2020/1307 - Gemeenschappelijke toolbox van de Unie om de kosten van de uitrol van netwerken met zeer hoge capaciteit te verlagen en een tijdige en investeringsvriendelijke toegang tot 5G-radiospectrum te waarborgen, ter bevordering van de connectiviteit als ondersteuning van het economisch herstel na de COVID-19-crisis in de Unie

1.

Wettekst

21.9.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 305/33

 

AANBEVELING (EU) 2020/1307 VAN DE COMMISSIE

van 18 september 2020

betreffende een gemeenschappelijke toolbox van de Unie om de kosten van de uitrol van netwerken met zeer hoge capaciteit te verlagen en een tijdige en investeringsvriendelijke toegang tot 5G-radiospectrum te waarborgen, ter bevordering van de connectiviteit als ondersteuning van het economisch herstel na de COVID-19-crisis in de Unie

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 292,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

De COVID-19-crisis heeft aangetoond dat connectiviteit essentieel is voor mensen en bedrijven in de Unie. Elektronischecommunicatienetwerken, in het bijzonder netwerken met zeer hoge capaciteit, zijn in de respons op deze crisis cruciaal voor thuiswerk en afstandsonderwijs, gezondheidszorg, persoonlijke communicatie en amusement. Algemeen beschikbare gigabitconnectiviteit ligt aan de basis van bandbreedte-intensieve toepassingen op het gebied van gezondheid, onderwijs, vervoer, logistiek en media die belangrijk kunnen zijn voor het economisch herstel van Europa. Algemener gesteld levert vaste en draadloze connectiviteit een belangrijke bijdrage aan het aanbod van betaalbare en toegankelijke diensten en aan de overbrugging van de digitale kloof. Deze connectiviteit is een belangrijk middel om het publiek te informeren, de bevoegde overheidsinstanties te helpen de verspreiding van het virus in te dammen en zorginstellingen in staat te stellen gegevens uit te wisselen en telediensten aan te bieden.

 

(2)

Door de pandemie zijn de economische vooruitzichten voor de komende jaren veranderd. Meer dan ooit moeten investeringen en hervormingen leiden tot convergentie en een evenwichtig, toekomstgericht en duurzaam economisch herstel. Investeringen in de gemeenschappelijke prioriteiten van de Unie, met name op het gebied van groen, digitaal en sociaal beleid, zullen de Unie veerkrachtiger maken, tewerkstelling en duurzame groei bevorderen en tegelijkertijd de economieën van de lidstaten moderniseren. Daarom zouden de lidstaten het potentieel van de voorgestelde faciliteit voor herstel en veerkracht ten volle moeten benutten door overheidsmiddelen efficiënt in te zetten en de best mogelijke voorwaarden te scheppen voor particuliere investeringen. Lidstaten die werken aan hun voorstel voor een nationaal plan voor herstel en veerkracht vinden daartoe richtsnoeren in deze aanbeveling. Hierin wordt aangegeven hoe zij eenvoudige en realistische maatregelen kunnen nemen om onder investeringsvriendelijke voorwaarden radiospectrum toe te kennen aan netwerken van de vijfde generatie (5G), en hoe zij de uitrol van vaste en draadloze netwerken met zeer hoge capaciteit kunnen vergemakkelijken, bijvoorbeeld door onnodige administratieve belemmeringen weg te nemen en de vergunningsprocedures te stroomlijnen.

 

(3)

Het is in deze sociaaleconomische context noodzakelijk een gemeenschappelijke EU-aanpak te ontwikkelen, een “toolbox” gebaseerd op beste praktijken. Bedoeling is een stimulans te bieden voor de tijdige uitrol van netwerken met zeer hoge capaciteit, zoals glasvezelnetwerken en draadloze netwerken van de volgende generatie. Een dergelijke aanpak zou ondersteuning bieden voor opkomende en toekomstige digitale processen en toepassingen, en zou rechtstreeks bijdragen tot groei en werkgelegenheid in het kader van het economische herstel van de Unie.

 

(4)

In de Conclusies van de Raad van 9 juni 2020 over het vormgeven van de digitale toekomst van Europa (1) wordt onderstreept dat de COVID-19-pandemie heeft aangetoond dat snelle en alomtegenwoordige connectiviteit nodig is. Deze situatie noopt de lidstaten ertoe om, in nauwe samenwerking met de Commissie, een reeks beste praktijken te ontwikkelen teneinde de kosten van de uitrol van netwerken terug te dringen en de uitrol van infrastructuur met zeer hoge capaciteit, waaronder glasvezel en 5G, te vergemakkelijken.

 

(5)

Mobiele 5G-netwerken zullen mobiele gebruikers connectiviteit met zeer hoge capaciteit bieden. Dergelijke netwerken zullen een onmisbare basis vormen voor de digitale en groene transformaties, onder meer op het gebied van vervoer, energie, productie, gezondheid, landbouw en media. Door het succes van een aantal 5G-toepassingen is het noodzakelijk dat de continuïteit van de dienstverlening in uitgestrekte gebieden wordt gewaarborgd, ook over de grenzen heen. Daarom is het belangrijk dat de lidstaten de nodige stappen ondernemen om de uitrol op hun grondgebied te stimuleren, ook in landelijke en afgelegen gebieden, en samen werk maken van de uitrol van 5G in grensgebieden.

 

(6)

De spectrumgerelateerde maatregelen waarop deze aanbeveling betrekking heeft, kunnen de voorbereiding van het toekomstige geactualiseerde actieplan van de Commissie voor 5G en 6G, zoals aangekondigd in de mededeling van de Commissie “De digitale toekomst van Europa vormgeven” (2), ondersteunen. In dat geactualiseerde plan zal de balans worden opgemaakt van de geboekte vooruitgang, zullen de huidige tekortkomingen in de uitrol van netwerken worden aangepakt en zal een nieuw ambitieniveau worden vastgesteld voor de toekomstige uitrol van 5G op EU-niveau, zodat het potentieel van 5G-connectiviteit ten volle wordt benut om de langetermijndoelstellingen van de EU inzake de digitale transformatie van de economie te verwezenlijken.

 

(7)

Richtlijn 2014/61/EU van het Europees Parlement en de Raad (3) (hierna de “richtlijn betreffende de verlaging van de breedbandkosten” genoemd) beoogt de uitrol van elektronischecommunicatienetwerken met hoge snelheid te vergemakkelijken en te stimuleren. In haar verslag over de toepassing van de richtlijn betreffende de verlaging van de breedbandkosten (4) heeft de Commissie een aantal problemen vastgesteld met betrekking tot de doeltreffendheid ervan, zoals het feit dat sommige facultatieve maatregelen niet ten volle worden benut door de lidstaten. Bijgevolg worden in deze aanbeveling maatregelen voorgesteld om de tijdige uitrol van duurzame elektronischecommunicatienetwerken met zeer hoge capaciteit, zoals 5G-netwerken, te bevorderen.

 

(8)

Met Richtlijn (EU) 2018/1972 van het Europees Parlement en de Raad (5), die door de lidstaten moet worden omgezet en met ingang van 21 december 2020 moet worden toegepast, worden de connectiviteit en de toegang tot en het gebruik van netwerken met zeer hoge capaciteit door alle burgers en bedrijven van de Unie bevorderd. Deze aanbeveling moet bijdragen tot de verwezenlijking van die doelstelling en is dus gericht op de uitrol van netwerken met zeer hoge capaciteit.

 

(9)

De lidstaten zouden onderling en met de Commissie moeten samenwerken om zo snel mogelijk een toolbox te ontwikkelen met beste praktijken voor de toepassing van de richtlijn betreffende de verlaging van de breedbandkosten en om voort te bouwen op de daarin vervatte minimumvereisten, zodat op de volgende gebieden verbeteringen worden aangebracht: i) het stroomlijnen van de vergunningsprocedures in het kader van ruimere inspanningen om de efficiëntie en transparantie van overheidsdiensten te verbeteren en bij te dragen tot het vergemakkelijken van bedrijfsactiviteiten; ii) het vergroten van de transparantie en het versterken van het centraal informatiepunt; iii) het uitbreiden van het recht van toegang tot bestaande, door overheidsdiensten gecontroleerde fysieke infrastructuur, en iv) het verbeteren van het mechanisme voor geschillenbeslechting. Daarnaast zouden de lidstaten maatregelen moeten vaststellen om de gevolgen van elektronischecommunicatienetwerken voor het milieu te verminderen en de duurzaamheid ervan te waarborgen.

 

(10)

Overeenkomstig artikel 7 van de richtlijn betreffende de verlaging van de breedbandkosten moeten de lidstaten ervoor zorgen dat de bevoegde autoriteiten binnen de vier maanden een besluit nemen over elke vergunning voor noodzakelijke civiele werken met het oog op de aanleg van elementen van elektronischecommunicatienetwerken met hoge snelheid, een termijn die kan worden verlengd bij wijze van uitzondering en in naar behoren gemotiveerde gevallen, of indien andere termijnen of verplichtingen uit hoofde van het nationale recht moeten worden nagekomen voor het goede verloop van de procedure. Om te voorkomen dat de praktijken in de Unie inconsistent zijn, zouden de lidstaten er dus voor moeten zorgen dat de termijn van vier maanden voor het verlenen of weigeren van alle noodzakelijke vergunningen gemakkelijker kan worden nageleefd en zouden zij ook samen beste praktijken moeten vaststellen die de vergunningsprocedures verder stroomlijnen, zoals stilzwijgende goedkeuring en vereenvoudigde vergunningsprocedures.

 

(11)

Voor bepaalde soorten netwerkuitrol hebben sommige lidstaten vereenvoudigde vergunningsprocedures ingevoerd om de administratieve lasten voor zowel exploitanten als nationale overheden sterk te verminderen. De lidstaten zouden moeten overwegen om vereenvoudigde vergunningsprocedures te gebruiken of vrijstellingen toe te kennen die verder gaan dan artikel 57 van het Europees wetboek voor elektronische communicatie, en vast te stellen in welke scenario’s die voordelig zou zijn voor de uitrol van netwerken (bv. bij een voorlopige uitrol die nodig is om de continuïteit van elektronischecommunicatiediensten te waarborgen, of bij eenvoudige upgrades van bestaande netwerken, met inbegrip van de upgrade tot 5G van bestaande mobiele basisstations).

 

(12)

Om de administratieve lasten te verminderen en de vergunningsprocedures te stroomlijnen, zou het gebruik van elektronische procedures moeten worden vergemakkelijkt en zou de rol van het centraal informatiepunt moeten worden versterkt. Daarom zouden de lidstaten zich moeten buigen over de vraag hoe het centrale informatiepunt een doeltreffend centraal loket kan worden voor het indienen van elektronische vergunningsaanvragen op alle administratieve niveaus.

 

(13)

Een verdere stap vooruit met aanzienlijke toegevoegde waarde zou een geïntegreerde aanpak van de afgifte van vergunningen onder de verantwoordelijkheid van het centraal informatiepunt zijn. Dit kan als er een volledig gecoördineerde procedure wordt gevolgd in gevallen waarbij meer dan één bevoegde autoriteit betrokken is. De lidstaten zouden daarom moeten overwegen het centrale informatiepunt een actieve rol toe te kennen bij de coördinatie van en het toezicht op de vergunningsprocedures van verschillende bevoegde instanties en bij het waarborgen van de juiste uitwisseling van relevante informatie.

 

(14)

Om onnodige vertragingen te voorkomen, zouden de procedures voor vergunningen en toegangsrechten, ook langs communicatieroutes (bv. wegen, spoorwegen), overeenkomstig artikel 43 van het Europees wetboek voor elektronische communicatie, parallel moeten worden uitgevoerd. De lidstaten zouden moeten nagaan of het mogelijk is om zo snel mogelijk toegangsrechten te verlenen en in ieder geval binnen de maximumtermijn van vier maanden voor vergunningen, zodat deze procedure in overeenstemming wordt gebracht met de bepalingen van artikel 7, lid 3, van de richtlijn betreffende de verlaging van de breedbandkosten.

 

(15)

Door het toenemende aantal vergunningen die nodig zijn voor de aanleg van elektronischecommunicatienetwerken, en hun overwegend lokale karakter, kunnen de vergoedingen voor vergunningen voor civiele werken aanzienlijk verschillen tussen en binnen de lidstaten. Die vergoedingen kunnen ook een aanzienlijk deel van de kosten van de uitrol uitmaken, met name in landelijke en afgelegen gebieden, waar de kosten voor de uitrol per gebruiker het hoogst liggen. Het zou dan ook zeer nuttig zijn als de lidstaten onderling afspraken maken over manieren om de kosten inzake vergunningen laag genoeg te houden zodat deze geen ontmoedigend effect hebben voor investeringen, rekening houdend met de veelheid aan vergunningen die vaak vereist zijn.

 

(16)

Toegang tot volledige, nauwkeurige en bijgewerkte informatie is een voorwaarde voor een efficiënt gebruik van de bestaande fysieke infrastructuur en voor een goede coördinatie van civiele werken. Het centraal informatiepunt speelt in dit verband een cruciale rol. Zorgen voor meer transparantie inzake de bestaande infrastructuur en de geplande civiele werken is een belangrijke eerste stap om toegang tot bestaande infrastructuur mogelijk te maken en de coördinatie van civiele werken te verbeteren, wat dan weer extra voordelen oplevert voor het milieu en de burgers. De lidstaten zouden daarom moeten worden aangemoedigd om te overwegen het centrale informatiepunt alle informatie te geven die in een bepaald gebied beschikbaar is over de fysieke infrastructuur en afkomstig is uit verschillende bronnen, en om te helpen bij het verstrekken van gegeorefereerde informatie.

 

(17)

De lidstaten zouden moeten worden aangemoedigd om na te gaan hoe voor meer transparantie omtrent de bestaande fysieke infrastructuur kan worden gezorgd door meer en betere informatie beschikbaar te stellen via het centraal informatiepunt. Het gaat dan onder meer om informatie die op verzoek bilateraal tussen exploitanten wordt uitgewisseld overeenkomstig artikel 4, leden 2 en 4, van de richtlijn betreffende de verlaging van de breedbandkosten, of om informatie die betrekking heeft op fysieke infrastructuur onder zeggenschap van overheidsinstanties.

 

(18)

De uitrol van netwerken met zeer hoge capaciteit kan niet alleen worden bevorderd dankzij de eisen inzake toegang tot bestaande fysieke infrastructuur die worden gesteld in de richtlijn betreffende de verlaging van de breedbandkosten, maar ook door mogelijk te maken dat exploitanten toegang krijgen tot relevante fysieke infrastructuur die onder zeggenschap staat van overheidsinstanties, onder soortgelijke voorwaarden als die welke zijn vastgesteld in artikel 3 van die richtlijn. Onder dergelijke fysieke infrastructuur vallen gebouwen (in het bijzonder daken) en straatmeubilair, zoals palen voor straatverlichting, straatnaamborden, verkeerslichten, reclameborden, bus- en tramhaltes en metrostations.

 

(19)

Op grond van de richtlijn betreffende de verlaging van de breedbandkosten kan een beroep worden gedaan op geschillenbeslechtingsprocedures wanneer onderhandelingen over de toegang tot infrastructuur mislukken. De lidstaten zouden meer inspanningen moeten leveren om samen beste praktijken vast te stellen voor doeltreffende en efficiënte geschillenbeslechtingsmechanismen en voor de goede werking van instanties voor geschillenbeslechting in de hele Unie. Ten behoeve van de transparantie zou de tijdige bekendmaking van de besluiten van geschillenorganen een goede praktijk moeten zijn.

 

(20)

De sector elektronische communicatie heeft een steeds grotere ecologische voetafdruk en het is heel belangrijk dat alle mogelijke middelen worden overwogen om deze trend om te buigen. Stimulansen voor de uitrol van netwerken met bijvoorbeeld een kleinere koolstofvoetafdruk kunnen bijdragen tot de duurzaamheid van de sector en tot klimaatmitigatie en -adaptatie. De lidstaten wordt verzocht om, in nauwe samenwerking met de Commissie, dergelijke stimulansen te creëren en te promoten, zoals versnelde vergunningsprocedures of lagere vergoedingen voor vergunningen voor en toegang tot netwerken die aan bepaalde milieucriteria voldoen.

 

(21)

Om de machtigingsprocedures voor het gebruik van radiospectrum en de installatie van draadloze communicatienetwerken niet nodeloos te rekken, zouden de lidstaten beste praktijken moeten uitwisselen over de manier waarop zij rekening houden met de resultaten van de milieueffectbeoordeling wanneer dit vereist is, en met name wanneer de autoriteiten het kader voor de toekenning van toekomstige vergunningen voor projecten voorbereiden. Daarbij dient de EU-wetgeving volledig in acht te worden genomen, in het bijzonder Richtlijn 2001/42/EG van het Europees Parlement en de Raad (6) (hierna de “richtlijn strategische milieueffectbeoordeling” genoemd), Richtlijn 2011/92/EU van het Europees Parlement en de Raad (7) (hierna de “milieueffectbeoordelingsrichtlijn” genoemd) en Richtlijn 92/43/EEG van de Raad (8) (hierna de “habitatrichtlijn” genoemd). De milieueffectbeoordeling zou moeten worden uitgevoerd in een stadium waarin de milieueffecten kunnen worden vastgesteld en beoordeeld.

 

(22)

In het Europees wetboek voor elektronische communicatie is bepaald dat uiterlijk eind 2020 alle lidstaten het gebruik van de 3,4-3,8 GHz-band moeten toestaan, alsook ten minste 1 GHz van de 24,25-27,5 GHz-pioniersband voor 5G. Daarnaast is bij Besluit (EU) 2017/899 van het Europees Parlement en de Raad (9) vastgesteld dat alle lidstaten uiterlijk op 30 juni 2020 het gebruik van de 700 MHz-pioniersband voor 5G moeten toestaan. De lidstaten zouden ervoor moeten zorgen dat het spectrum wordt beheerd op een manier die bevorderlijk is voor hoogwaardige connectiviteit voor bedrijven en samenlevingen met een grensoverschrijdend karakter, alsook voor de digitalisering van het bedrijfsleven, zodat de economie en de samenleving als geheel er de vruchten van kunnen plukken, met name wat toegankelijkheid, gelijke kansen en inclusiviteit betreft. Die doelstelling kan gemakkelijker worden bereikt als standpunten en beste praktijken tijdig worden uitgewisseld, voorafgaand aan en in het kader van de bij het Europees wetboek voor elektronische communicatie vastgestelde peerreviewprocedure.

 

(23)

Met het oog op de snelle en veilige uitrol van 5G-netwerken en de invoering van innovatieve diensten vanaf 2020 overeenkomstig het 5G-actieplan (10) en rekening houdend met het instrumentarium als bedoeld in de aanbeveling van de Commissie over cyberbeveiliging van 5G-netwerken (11) zouden de lidstaten vertragingen bij het toestaan van het gebruik van 5G-pioniersbanden als gevolg van de COVID-19-crisis moeten vermijden of tot een minimum moeten beperken.

 

(24)

Gelet op het belang van veilige en weerbare 5G-infrastructuur voor het herstel en de economische groei, zouden de procedures voor spectrumvergunningen, waar passend, zo ontworpen moeten zijn dat zij investeringen in infrastructuur ondersteunen door de financiële lasten voor radiospectrumgebruikers (met name exploitanten) te verlichten met inachtneming van de staatssteunregels. Dit is des te belangrijker in de context van de COVID-19-crisis. De lidstaten zouden dus moeten worden aangemoedigd om regels voor spectrumvergunningen vast te stellen die de toepassing van een investeringsvriendelijke prijsstellingsmethode voor spectrum nastreven. Dergelijke praktijken kunnen, waar passend, stimulansen omvatten voor het aanbieden van hoogwaardige draadloze dekking zodat diensten algemeen beschikbaar zijn, ook over de grenzen heen.

 

(25)

Om spectrumschaarste — en dus hogere biedingen op spectrumveilingen — te voorkomen, kunnen ook beste praktijken worden vastgesteld met betrekking tot maatregelen om spectrum in 5G-pioniersbanden niet te reserveren voor doeleinden van openbare veiligheid en defensie, voor zover dat mogelijk is, of maatregelen om op EU-niveau geharmoniseerd radiospectrum voor elektronischecommunicatiediensten alleen in naar behoren gemotiveerde gevallen te reserveren voor particuliere radiospectrumgebruikers, zowel wat de hoeveelheid spectrum als wat de keuze van een specifieke frequentieband betreft.

 

(26)

In het geval van 5G-netwerken moet een veel dichter netwerk van cellen in hogere frequentiebanden worden uitgerold dan bij technologieën van vorige generaties. Passieve en actieve infrastructuurdeling en gezamenlijke uitrol van draadloze infrastructuur kunnen de kosten van een dergelijke uitrol (met inbegrip van incrementele kosten) verlagen — met name bij het gebruik van de frequentiebanden 3,4-3,8 GHz en 24,25-27,5 GHz — en daardoor zorgen voor een snellere uitrol, een grotere netwerkdekking en een effectiever en efficiënter gebruik van het radiospectrum ten voordele van de consument. De bevoegde autoriteiten zouden zich hier dus positief tegenover moeten opstellen, met name op gebieden met een beperkt economisch rendement.

 

(27)

De uitrol van dichte draadloze 5G-netwerken zou ook wel varen bij flexibele machtigingsregelingen die investeringen in draadloze netwerken stimuleren en voor efficiënt spectrumgebruik zorgen. Hogefrequentiebanden boven 24 GHz (“mm-golffrequentiebanden”), zoals de frequentieband 24,25-27,5 GHz, bieden een grote hoeveelheid radiospectrum met geografisch beperkte verspreidingskenmerken. Hoewel de lidstaten in de regel concurrerende selectieprocedures zouden moeten gebruiken, zoals veilingen voor het toekennen van gebruiksrechten in frequentiebanden met schaarste, kunnen dergelijke procedures in bepaalde gevallen een rem vormen op potentiële investeringen in dichte draadloze 5G-netwerken en op de flexibiliteit en de daaruit resulterende efficiënte gebruik van spectrum. De individuele vergunning van geharmoniseerde mm-golffrequentiebanden volgens een versnelde administratieve procedure die open, objectief, evenredig en niet-discriminerend is en transparante criteria en procedures volgt, kan als beste praktijk worden beschouwd.

 

(28)

Om te vermijden dat voor het toekennen van rechten voor het gebruik van radiospectrum voor grensoverschrijdende draadloze diensten uiteenlopende oplossingen worden gebruikt, zouden de lidstaten bij de toekenning van radiospectrum beter moeten samenwerken om draadloze connectiviteit te bevorderen die ondersteuning biedt voor de industriële transformatie en de digitale soevereiniteit van de Unie op basis van de flexibele multidienstencapaciteit van 5G-infrastructuur. Een gecoördineerde toekenning van spectrum is met name belangrijk om te voldoen aan de connectiviteitsvereisten van nieuwe toepassingen die bijdragen tot de digitalisering van activiteiten op het gebied van weg- en spoormobiliteit, vervoer en industriële productie. Deze vereisten hebben met name betrekking op de kwaliteit van de dienstverlening, uitgedrukt in capaciteit, doorvoercapaciteit, latentietijd, betrouwbaarheid en netwerkbeveiliging en -weerbaarheid.

 

(29)

De lidstaten zouden daarom, in nauwe samenwerking met de Commissie, moeten bijdragen aan en het eens worden over een reeks beste praktijken, en met de steun van de Beleidsgroep Radiospectrum overeenstemming bereiken over belangrijke innovatieve voorbeelden in industriële sectoren met een grensoverschrijdende dimensie, zoals vervoer over de weg of per spoor (met inbegrip van grensoverschrijdende corridors voor coöperatieve, communicerende en geautomatiseerde mobiliteit) en slimme fabrieken. Voor dergelijke praktijken kan gebruik worden gemaakt van de resultaten van door de EU gefinancierde proefprojecten en proeven in verticale sectoren, waaronder grensoverschrijdende 5G-corridors. Aan de hand van die beste praktijken zouden relevante gemeenschappelijke frequentiebereiken, machtigingsregelingen en voorwaarden voor exploitanten voor de levering van specifieke (sectorale) draadloze diensten moeten worden vastgesteld. Gemeenschappelijke machtigingsregelingen zouden betrekking kunnen hebben op individuele vergunningen voor exploitanten en industriële belanghebbenden, ook voor gedeeld spectrumgebruik. Gemeenschappelijke vergunningsvoorwaarden kunnen betrekking hebben op de uitrol, de kwaliteit van de dienstverlening, gedeeld spectrumgebruik, het samengaan van draadloze systemen, het hamsteren van spectrum, cyberbeveiliging, en onderhandelde overeenkomsten tussen mobiele exploitanten en industriële belanghebbenden, en op maatregelen ter bescherming van essentiële communicatie voor het luchtvervoer. In dit verband zou de Beleidsgroep radiospectrum de Commissie moeten helpen te bepalen of de Europese conferentie van post- en telecommunicatieadministraties een mandaat moet krijgen voor de ontwikkeling van geharmoniseerde technische voorwaarden voor spectrumgebruik.

 

(30)

De lidstaten zouden het spectrumvergunningsproces moeten coördineren en met name gebruikmaken van een gezamenlijke machtigingsprocedure overeenkomstig artikel 37 van het Europees wetboek voor elektronische communicatie bij de toepassing van de reeks beste praktijken die door de lidstaten in samenwerking met de Commissie worden ontwikkeld. Onderdeel van een dergelijke procedure kan de toekenning van een gemeenschappelijk specifiek frequentiebereik onder gemeenschappelijke machtigingsvoorwaarden zijn.

 

(31)

Een duidelijke procedure, adequaat toezicht, meer transparantie en meer dialoog op nationaal en Unieniveau zouden het gebruik van de toolbox ten goede komen.

 

(32)

De lidstaten zouden onderling en nauw met de Commissie moeten samenwerken bij de ontwikkeling van de toolbox. Waar passend zouden ook de Beleidsgroep radiospectrum, het Orgaan van Europese regulerende instanties voor elektronische communicatie en nationale regelgevende instanties, het netwerk van breedbandcompetentiekantoren, organen voor geschillenbeslechting en autoriteiten bevoegd voor de functies van het centraal informatiepunt hier nauw bij betrokken moeten worden.

 

(33)

Deze aanbeveling doet geen afbreuk aan de toepassing van het mededingingsrecht en de staatssteunregels,

HEEFT DE VOLGENDE AANBEVELING VASTGESTELD:

  • 1. 
    DOEL EN DEFINITIES
 
 

1.

Deze aanbeveling bevat richtsnoeren voor de ontwikkeling van beste praktijken, de zogenaamde “toolbox”, voor het bevorderen van connectiviteit ter ondersteuning van het economisch herstel na de COVID-19-crisis, met bijzondere aandacht voor drie gebieden die vooral tot doel hebben:

a)

de kosten te verlagen en elektronischecommunicatienetwerken — met name netwerken met een zeer hoge capaciteit — sneller uit te rollen, door de vergunningsprocedures voor civiele werken te stroomlijnen, de transparantie te verbeteren en de capaciteit van de centrale informatiepunten die zijn ingevoerd bij de richtlijn betreffende de verlaging van de breedbandkosten te versterken, de rechten van toegang tot bestaande fysieke infrastructuur die onder zeggenschap van overheidsinstanties staat uit te breiden en maatregelen vast te stellen die de gevolgen van elektronischecommunicatienetwerken voor het milieu kunnen helpen verminderen;

 

b)

waar passend tijdige en investeringsvriendelijke toegang tot 5G-radiospectrum te bieden door middel van stimulansen voor investeringen in spectrumgebruik en procedures voor de tijdige toekenning van spectrum voor 5G-pioniersbanden;

 

c)

een sterker coördinatieproces voor spectrumtoekenning op te zetten dat ook de grensoverschrijdende verlening van innovatieve 5G-diensten vergemakkelijkt.

 
 

2.

Voor de toepassing van deze aanbeveling gelden de definities van de richtlijn betreffende de verlaging van de breedbandkosten en van het Europees wetboek voor elektronische communicatie.

  • 2. 
    PROCEDURE VOOR DE ONTWIKKELING VAN EEN TOOLBOX
 
 

3.

De lidstaten zouden in onderlinge samenwerking en in nauwe samenwerking met de Commissie een toolbox moeten ontwikkelen voor de gebieden waarop de punten 3, 4 en 5 van deze aanbeveling betrekking hebben. Waar passend zouden de volgende instanties daarbij betrokken moeten worden:

a)

het Orgaan van Europese regulerende instanties voor elektronische communicatie alsook de nationale regelgevende instanties, het netwerk van breedbandcompetentiekantoren en de autoriteiten bevoegd voor de functies van het centraal informatiepunt waar het gaat over de gebieden vermeld in punt 3;

 

b)

de Beleidsgroep radiospectrum en de bevoegde nationale regelgevende instanties waar het gaat over de gebieden vermeld in punt 4 en 5.

 
 

4.

Uiterlijk op 20 december 2020 zouden de lidstaten beste praktijken met betrekking tot de punten 3 en 4 moeten vaststellen en deze onderling en met de Commissie moeten delen.

 
 

5.

Uiterlijk op 30 maart 2021 zouden de lidstaten, in nauwe samenwerking met de Commissie, overeenstemming moeten bereiken over de toolbox.

 
 

6.

De lidstaten zouden de toolbox met spoed en in nauwe samenwerking met andere lidstaten, de Commissie en andere relevante belanghebbenden moeten toepassen.

 
 

7.

Omwille van de transparantie en om de uitwisseling van goede praktijken tussen lidstaten de bevorderen, zouden de toolbox en alle betrokken gerapporteerde informatie openbaar moeten worden gemaakt op de Europa-website en via de centrale informatiepunten.

  • 3. 
    BETERE COÖRDINATIE OP UNIENIVEAU BIJ HET VERLAGEN VAN DE KOSTEN EN HET VERSNELLEN VAN DE UITROL VAN NETWERKEN MET ZEER HOGE CAPACITEIT

Het stroomlijnen van de vergunningsprocedures

 
 

8.

De lidstaten zouden beste praktijken moeten ontwikkelen en overeenkomen om de vergunningsprocedures verder te stroomlijnen buiten het toepassingsgebied van de richtlijn betreffende de verlaging van de breedbandkosten dat is gedefinieerd in artikel 1 van die richtlijn, en om de naleving van de termijn en andere voorwaarden van artikel 7, lid 3, van de richtlijn betreffende de verlaging van de breedbandkosten te vergemakkelijken. De lidstaten zouden met name moeten nagaan hoe:

a)

het gemakkelijker kan worden gemaakt om de maximumtermijn van vier maanden voor het verlenen of weigeren van vergunningen na te leven. Om de rechtszekerheid te vergroten en de administratieve lasten te beperken, zouden de lidstaten moeten overwegen de aanvraag bij gebrek aan een uitdrukkelijk besluit binnen de termijn van vier maanden stilzwijgend goed te keuren.

 

b)

de vergunningsprocedures kunnen worden vereenvoudigd en gestroomlijnd, onder meer door versnelde vergunningsprocedures te gebruiken en/of in voorkomend geval vrijstelling van vergunning toe te staan, en door te bepalen welk soort netwerkuitrol daarvan kan profiteren.

 

c)

exploitanten het recht kan worden gegeven om via het centraal informatiepunt elektronisch aanvragen in te dienen voor alle vergunningen die nodig zijn voor civiele werken met het oog op de uitrol van elementen van netwerken met zeer hoge capaciteit.

 

d)

het centraal informatiepunt een centraal toegangspunt kan worden voor het indienen van aanvragen voor dergelijke civiele werken. Daarvoor kan van het centraal informatiepunt worden verlangd dat het een actieve rol speelt bij de coördinatie van en het toezicht op de vergunningsprocedures op alle administratieve niveaus. Ook kan ervan worden gevraagd de uitwisseling van informatie over het verloop van deze procedures tussen de aanvragers en de bevoegde autoriteiten te vergemakkelijken, onder meer door het besluit van de bevoegde autoriteit(en) aan de aanvrager mee te delen.

 
 

9.

De lidstaten zouden ook beste praktijken in overweging moeten nemen om de toekenning van toegangsrechten uit hoofde van artikel 43 van het Europees wetboek voor elektronische communicatie te vergemakkelijken indien dergelijke rechten nodig zijn voor de uitrol van elementen van netwerken met zeer hoge capaciteit. Dergelijke beste praktijken zouden ervoor moeten zorgen dat wanneer voor de uitrol van dergelijke netwerkelementen zowel vergunningen voor civiele werken als toegangsrechten vereist zijn, de bevoegde autoriteiten binnen maximaal vier maanden na de aanvraag parallel de nodige vergunningen verlenen of weigeren.

 
 

10.

De lidstaten zouden beste praktijken moeten uitwisselen en overeenkomen om ervoor te zorgen dat vergoedingen voor het verlenen van vergunningen voor civiele werken die nodig zijn voor de uitrol van netwerken met zeer hoge capaciteit objectief gerechtvaardigd, transparant en niet-discriminerend zijn en in verhouding staan tot het beoogde doel, en dat deze uitsluitend de administratieve kosten dekken die voor de verlening van dergelijke vergunningen zijn gemaakt.

De transparantie vergroten via het centraal informatiepunt

 
 

11.

De lidstaten zouden passende beste praktijken moeten ontwikkelen om de transparantie met betrekking tot fysieke infrastructuur te verbeteren, zodat exploitanten gemakkelijker toegang krijgen tot alle relevante informatie over de infrastructuur die in een bepaald gebied beschikbaar is. Daartoe zouden de lidstaten moeten overwegen de rol van het centraal informatiepunt te versterken en de functies ervan uit te breiden tot bijvoorbeeld het aanbieden van gegeorefereerde informatie (kaarten en digitale modellen) en het samenvoegen van informatie uit verschillende bronnen (met name informatie van bevoegde nationale autoriteiten op alle niveaus, overheidsinstanties en netwerkexploitanten).

 
 

12.

De lidstaten worden aangemoedigd om beste praktijken te ontwikkelen die ervoor zorgen dat de in artikel 4, lid 1, van de richtlijn bedoelde informatie waarover overheidsinstanties beschikken, elektronisch beschikbaar wordt gesteld via het centraal informatiepunt. Daarnaast zouden de lidstaten moeten overwegen om via het centraal informatiepunt meer informatie over fysieke infrastructuur beschikbaar te stellen dan het in de richtlijn gespecificeerde minimum, zoals de gegeorefereerde locatie van de infrastructuur, het digitale model, het type en het huidige gebruik ervan, of de totale en reservecapaciteit.

 
 

13.

Om de hoeveelheid en het soort informatie die via het centraal informatiepunt beschikbaar is, verder te verbeteren, zouden de lidstaten moeten overwegen om van netwerkexploitanten te eisen dat zij via het centraal informatiepunt elektronische informatie over hun bestaande fysieke infrastructuur die zij op specifiek verzoek aan andere exploitanten ter beschikking hebben gesteld, beschikbaar stellen.

Uitbreiding van het recht op toegang tot bestaande fysieke infrastructuur

 
 

14.

Om ervoor te zorgen dat een meer faciliteiten en meer soorten faciliteiten aan exploitanten beschikbaar worden gesteld voor de uitrol van elementen van netwerken met zeer hoge capaciteit, zouden de lidstaten beste praktijken moeten ontwikkelen waardoor exploitanten toegang kunnen krijgen tot fysieke infrastructuur die onder zeggenschap staat van overheidsinstanties (zoals gebouwen en straatmeubilair) en die geschikt is voor het onderbrengen van elementen van netwerken met zeer hoge capaciteit, onder soortgelijke voorwaarden als die in artikel 3 van de richtlijn betreffende de verlaging van de breedbandkosten.

Mechanisme voor geschillenbeslechting

 
 

15.

De lidstaten moeten beste praktijken ontwikkelen om het geschillenbeslechtingsmechanisme doeltreffender en doelmatiger te maken met betrekking tot geschillen over de toegang tot fysieke infrastructuur, alsmede de werking van geschillenbeslechtingsorganen te verbeteren, teneinde daarmee verband houdende problemen zo snel mogelijk op te lossen en de partijen richtsnoeren te verstrekken over passende voorwaarden en heffingen, bijvoorbeeld door hun beslissingen tijdig bekend te maken.

De ecologische voetafdruk van netwerken verkleinen

 
 

16.

De lidstaten worden aangemoedigd beste praktijken te ontwikkelen ter bevordering van de uitrol van elektronischecommunicatienetwerken met een kleinere ecologische voetafdruk, met name met betrekking tot het energieverbruik en de daarmee samenhangende broeikasgasemissies. Voorbeelden van dergelijke praktijken zijn:

a)

criteria voor de beoordeling van de ecologische duurzaamheid van toekomstige netwerken;

 

b)

stimulansen voor exploitanten om ecologisch duurzame netwerken op te zetten.

Milieueffectbeoordeling

 
 

17.

Indien uit hoofde van Uniewetgeving, met name Richtlijn 2001/42/EG (de “richtlijn strategische milieueffectbeoordeling”), Richtlijn 2011/92/EU (de “milieueffectbeoordelingsrichtlijn”) en Richtlijn 92/43/EEG (de “habitatrichtlijn”), een effectbeoordeling vereist is, en in het bijzonder wanneer overheidsinstanties het kader voor de toekenning van toekomstige projectvergunningen voorbereiden, zouden de lidstaten beste praktijken moeten uitwisselen over de manier waarop de milieueffectbeoordeling moet worden uitgevoerd en de manier waarop rekening moet worden gehouden met de resultaten ervan in een fase waarin de milieueffecten kunnen worden vastgesteld en beoordeeld (bijvoorbeeld wanneer de exploitanten algemene plannen voorstellen voor projecten waarbij concreet netwerken worden geïnstalleerd of uitgerold).

  • 4. 
    MAATREGELEN OP NATIONAAL NIVEAU VOOR TIJDIGE EN INVESTERINGSVRIENDELIJKE TOEGANG TOT HET 5G-RADIOSPECTRUM

Tijdschema van de procedures voor spectrumvergunningen

 
 

18.

Onverminderd eventuele beoordelingen van overmacht op grond van het Unierecht, zouden de lidstaten ervoor moeten zorgen dat eventueel uitstel van de procedures voor het verlenen van rechten op het gebruik van radiospectrum als gevolg van de COVID-19-crisis tot een minimum wordt beperkt en slechts zolang duurt als nodig is om de verspreiding van COVID-19 te voorkomen of te beperken. De lidstaten zouden elke relevante nationale spectrumroutekaart dienovereenkomstig moeten bijwerken.

 
 

19.

De lidstaten zouden moeten verzoeken om de bijeenkomst van een peerreviewforum overeenkomstig artikel 35 van het Europees wetboek voor elektronische communicatie zodat ontwerpmaatregelen voor het verlenen van gebruiksrechten voor spectrum binnen de frequentiebanden 700 MHz, 3,4-3,8 GHz en 24,25-27,8 GHz vooraf kunnen worden bestudeerd met het oog op de uitwisseling van beste praktijken.

Stimulansen voor investeringen

 
 

20.

Om de balans op te maken van de stimulansen voor radiospectrumgebruikers om substantieel te investeren in de uitrol van 5G-netwerken, zouden de lidstaten de Commissie, met name via de Beleidsgroep radiospectrum, moeten informeren over specifieke maatregelen die zij als beste praktijken beschouwen en die zijn geïmplementeerd of waarvan de implementatie is gepland op nationaal niveau bij het verlenen van radiospectrumvergunningen in de frequentiebanden 700 MHz, 3,4-3,8 GHz en 24,25-27,5 GHz.

De lidstaten zouden met name verslag moeten uitbrengen over alle relevante maatregelen die gericht zijn op:

 

a)

het bevorderen van adequate reserveprijzen die de minimale vergoedingen voor gebruiksrechten voor radiospectrum weerspiegelen;

 

b)

het voorkomen van spectrumschaarste door ervoor te zorgen dat de volledige hoeveelheid radiospectrum die op het niveau van de Unie is geharmoniseerd, wordt toegekend;

 

c)

het op niet-discriminerende wijze mogelijk maken dat vergoedingen voor gebruiksrechten voor radiospectrum binnen de periode van die rechten in termijnen worden betaald;

 

d)

het gebruik van een individuele machtigingsregeling voor de 24,25-27,5 GHz-frequentieband die het tijdige gebruik ervan bevordert, waaronder met name een regeling op basis van versnelde administratieve procedures indien toegepast op geografisch beperkte gebruiksrechten;

 

e)

het combineren van financiële stimulansen met verplichtingen of formele toezeggingen om draadloze dekking van hoge kwaliteit uit te breiden of versneld uit te rollen;

 

f)

het mogelijk maken, onder voorbehoud van het mededingingsrecht, dat passieve en actieve infrastructuur wordt gedeeld en dat infrastructuur die steunt op het gebruik van radiospectrum gezamenlijk wordt uitgerold.

  • 5. 
    BETERE COÖRDINATIE OP UNIENIVEAU INZAKE DE TOEKENNING VAN SPECTRUM VOOR GRENSOVERSCHRIJDEND GEBRUIK
 
 

21.

Ter bevordering van coherente praktijken voor het verlenen van gebruiksrechten voor radiospectrum aan exploitanten voor de uitrol van draadloze infrastructuur van de volgende generatie (waaronder 5G) voor grensoverschrijdend industrieel gebruik, zouden de lidstaten als onderdeel van de toolbox beste praktijken moeten ontwikkelen en overeenkomen over onder meer:

a)

de identificatie van toepassingen met een grensoverschrijdende dimensie, met name voor het wegvervoer, het spoorvervoer en de industriële productie, in overeenstemming met de prioriteiten van de Unie (12) inzake de uitrol van 5G;

 

b)

voor elke geïdentificeerde toepassing, de vaststelling van een gemeenschappelijk specifiek frequentiebereik in combinatie met een passende gemeenschappelijke machtigingsregeling, alsook de aan dergelijke vergunningen verbonden voorwaarden die noodzakelijk zijn om de continuïteit van de dienstverlening over de grenzen heen te waarborgen, onder andere wat betreft de kwaliteit van de dienstverlening en de netwerkbeveiliging.

 
 

22.

De lidstaten wordt verzocht uiterlijk op 30 maart 2022 de beste praktijken van de in punt 21 bedoelde toolbox met betrekking tot relevante gebruikers op hun grondgebied toe te passen, met name met het oog op het gezamenlijk vaststellen van de gemeenschappelijke aspecten van en het uitvoeren van een gezamenlijke machtigingsprocedure overeenkomstig artikel 37 van het Europees wetboek voor elektronische communicatie.

  • 6. 
    VERSLAGLEGGING
 
 

23.

Uiterlijk op 30 april 2021 zou elke lidstaat de Commissie een stappenplan moeten meedelen voor de uitvoering van de toolbox.

 
 

24.

Uiterlijk op 30 april 2022 zou elke lidstaat verslag moeten uitbrengen over de uitvoering van de toolbox.

Gedaan te Brussel, 18 september 2020.

Voor de Commissie

Thierry BRETON

Lid van de Commissie

 

  • (1) 
    Conclusies van de Raad over het vormgeven van de digitale toekomst van Europa, 9 juni 2020, 8711/20.

https://data.consilium.europa.eu/doc/document/ST-8711-2020-INIT/nl/pdf

  • (2) 
    COM(2020) 67 final.
  • (3) 
    Richtlijn 2014/61/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake maatregelen ter verlaging van de kosten van de aanleg van elektronischecommunicatienetwerken met hoge snelheid (PB L 155 van 23.5.2014, blz. 1).
  • (4) 
    Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de toepassing van Richtlijn 2014/61/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake maatregelen ter verlaging van de kosten van de aanleg van elektronischecommunicatienetwerken met hoge snelheid, COM(2018) 492, 27 juni 2018.
  • (5) 
    Richtlijn (EU) 2018/1972 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 tot vaststelling van het Europees wetboek voor elektronische communicatie (PB L 321 van 17.12.2018, blz. 36).
  • (6) 
    Richtlijn 2001/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2001 betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma’s (PB L 197 van 21.7.2001, blz. 30).
  • (7) 
    Richtlijn 2011/92/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten (PB L 26 van 28.1.2012, blz. 1).
  • (8) 
    Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7).
  • (9) 
    Besluit (EU) 2017/899 van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2017 betreffende het gebruik van de 470-790 MHz-frequentieband in de Unie (PB L 138 van 25.5.2017, blz. 131).
  • Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s “5G voor Europa: een actieplan”, COM(2016) 588 final.
  • Zie met name de mededelingen van de Commissie COM(2016) 587 en COM(2020) 67.
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.