Verordening 2020/1323 - Wijziging van Verordening (EU) 2020/123 wat betreft bepaalde vangstmogelijkheden voor 2020 in Uniewateren en niet-Uniewateren

1.

Wettekst

25.9.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 311/2

 

VERORDENING (EU) 2020/1323 VAN DE RAAD

van 21 september 2020

tot wijziging van Verordening (EU) 2020/123 wat betreft bepaalde vangstmogelijkheden voor 2020 in Uniewateren en niet-Uniewateren

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 3,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Bij Verordening (EU) 2020/123 van de Raad (1) zijn voor 2020 voor sommige visbestanden en groepen visbestanden de vangstmogelijkheden vastgesteld die in de wateren van de Unie en, voor vaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn.

 

(2)

In Verordening (EU) 2020/123 was de totale toegestane vangst (TAC) voor ansjovis (Engraulis encrasicolus) in de deelgebieden 9 en 10 van de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES) en in de wateren van de Unie van de Visserijcommissie voor het centraal-oostelijk deel van de Atlantische Oceaan (Cecaf) 34.1.1 op nul vastgesteld. Met het oog op de voortzetting van de visserijactiviteit werd in Verordening (EU) 2020/900 van de Raad (2) tot wijziging van Verordening (EU) 2020/123 een voorlopige TAC vastgesteld. Ansjovis is een kortlevende soort en het meest recente wetenschappelijk advies is op 18 juni 2020 door de ICES uitgebracht. De vangstbeperkingen voor ansjovis in de ICES-deelgebieden 9 en 10 en in de wateren van de Unie van Cecaf 34.1.1 moeten worden gewijzigd op basis van dat advies en moeten worden vastgesteld op 15 699 ton.

 

(3)

In de goedgekeurde notulen van het visserijoverleg tussen de Europese Unie en de Faeröer voor 2020 zijn beide partijen overeengekomen elkaar toegang tot elkaars wateren te verlenen voor de visserij op blauwe wijting (Micromesistius poutassou) in de wateren van de Unie en internationale wateren van 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8a, 8b, 8d, 8e, 12 en 14 en de wateren van de Faeröer, tot een maximum van 37 500 ton. Een bijzondere voorwaarde in de TAC-tabel verleent de Unie toegang tot de wateren van de Faeröer en beperkt de hoeveelheid blauwe wijting die de lidstaten in de wateren van de Faeröer van hun eigen quota mogen vangen, uitgedrukt als percentage van het totale Unieaandeel. Dat percentage moet de verhouding weergeven tussen de toegangsrechten van de Unie in de wateren van de Faeröer van 37 500 ton en het totale Unieaandeel van 326 484 ton blauwe wijting. De hoeveelheid van 37 500 ton bedraagt 11,4 % van het totale Unieaandeel van 326 484 ton blauwe wijting. Aangezien het percentage van het totale Unieaandeel blauwe wijting dat de lidstaten in de wateren van de Faeröer van hun eigen quota mogen vangen, momenteel is vastgesteld op 7 %, moet dat percentage dienovereenkomstig worden gewijzigd.

 

(4)

In de goedgekeurde notulen van het visserijoverleg tussen Noorwegen en de Europese Unie inzake ad-hocregelingen voor het beheer van blauwe wijting en Noorse lentepaaiende haring voor 2020 is aan beide partijen toegang verleend tot visserij van 190 809 ton blauwe wijting in elkaars wateren. De TAC-tabel voor blauwe wijting, op grond waarvan Noorwegen toegang heeft tot visserij in wateren van de Unie van 2, 4a, 5, 6 ten noorden van 56° 30′ N.B. en 7 ten westen van 12° W.L., bevat een bijzondere voorwaarde die de vangst in 4a beperkt tot 40 000 ton (overeenkomstig de goedgekeurde notulen van het visserijoverleg tussen Noorwegen en de Europese Unie voor 2020). Die vangstbeperking in 4a stemt overeen met 21 % van het totale toegangsquotum van Noorwegen. Dat percentage, dat momenteel is vastgesteld op 18 %, moet dienovereenkomstig worden gewijzigd.

 

(5)

In de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de regering van Denemarken en de autonome regering van Groenland, anderzijds (3), en in het protocol (4) daarbij is bepaald dat 7,7 % van de TAC voor lodde (Mallotus villosus) die wordt gevist in de Groenlandse wateren van de ICES-deelgebieden 5 en 14, aan de Unie wordt toegewezen. Overeenkomstig dat protocol heeft Groenland de Unie op 12 juni 2020 een vangstmogelijkheid van 13 053 ton lodde aangeboden voor de periode van 20 juni 2020 tot en met 15 april 2021. De vangstmogelijkhedentabel voor lodde moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

 

(6)

Verordening (EU) 2020/123 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

 

(7)

De vangstbeperkingen waarin Verordening (EU) 2020/123 voorziet, zijn van toepassing met ingang van 1 januari 2020 voor blauwe wijting in wateren van de Unie van 2, 4a, 5, 6 ten noorden van 56° 30′ N.B. en 7 ten westen van 12° W.L., met ingang van 20 juni 2020 voor lodde in Groenlandse wateren van de ICES-deelgebieden 5 en 14, en met ingang van 1 juli 2020 voor ansjovis in de ICES-deelgebieden 9 en 10 en in wateren van de Unie van Cecaf 34.1.1. De bepalingen van deze verordening inzake vangstbeperkingen moeten daarom zo spoedig mogelijk in werking treden en met terugwerkende kracht van toepassing zijn voor blauwe wijting met ingang van 1 januari 2020, voor lodde met ingang van 20 juni 2020 en voor ansjovis met ingang van 1 juli 2020. Een dergelijke toepassing met terugwerkende kracht doet geen afbreuk aan de beginselen van rechtszekerheid en bescherming van het gewettigd vertrouwen aangezien de betrokken vangstmogelijkheden worden verhoogd en nog niet zijn opgebruikt.

 

(8)

Volgens het wetenschappelijk advies van de ICES mogen de vangsten van kever (Trisopterus esmarkii) in ICES-deelgebied 4 en ‐sector 3a in de periode van 1 november 2019 tot en met 31 oktober 2020 niet meer dan 167 105 ton bedragen. De Europese Unie heeft van dit bestand een aandeel van 92 000 ton gereserveerd en in Verordening (EU) 2019/1838 (5) een voorlopig Uniequotum van 65 000 ton vastgesteld. Na het overleg in december 2019 heeft de Unie van hetgeen overblijft van het gereserveerde aandeel slechts 14 500 en 5 000 ton overgeheveld naar respectievelijk Noorwegen en de Faeröer. Bijgevolg moeten de resterende 7 500 ton worden toegevoegd aan het huidige Uniequotum.

 

(9)

Het Verenigd Koninkrijk is geraadpleegd overeenkomstig artikel 130, lid 1, van het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (6),

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijziging van Verordening (EU) 2020/123

Verordening (EU) 2020/123 wordt als volgt gewijzigd:

 

1)

Bijlage IA wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

de tabel met de vangstmogelijkheden voor ansjovis in de ICES-deelgebieden 9 en 10 en in de wateren van de Unie van Cecaf 34.1.1 wordt vervangen door:

 

“Soort:

Ansjovis

Gebied:

9 en 10; wateren van de Unie van Cecaf 34.1.1

 

Engraulis encrasicolus

 

(ANE/9/3411)

 

Spanje

 

7 494

 (7)

Voorzorgs-TAC

Portugal

 

8 175

 (7)

 

Unie

 

15 669

 (7)

 

TAC

 

15 669

 (7)

 
 

b)

in de tabel met de vangstmogelijkheden voor blauwe wijting in de wateren van de Unie en internationale wateren van 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8a, 8b, 8d, 8e, 12 en 14, wordt voetnoot 1 vervangen door:

 

“(1)

Bijzondere voorwaarde: met inachtneming van een totale toegangshoeveelheid van 37 500 ton voor de Unie, mogen lidstaten ten hoogste het volgende percentage van hun quota in de wateren van de Faeröer vangen (WHB/*05‐F.): 11,4%.”;

 

c)

in de tabel met de vangstmogelijkheden voor blauwe wijting in de wateren van de Unie van 2, 4a, 5, 6 ten noorden van 56° 30′ N.B. en 7 ten westen van 12° W.L. wordt voetnoot 2 vervangen door:

 

“(2)

Bijzondere voorwaarde: de vangst in 4a bedraagt niet meer dan de volgende hoeveelheid (WHB/*04A‐C): 40 000

Deze vangstbeperking in 4a stemt overeen met het volgende percentage van het toegangsquotum van Noorwegen: 21%.”;

 

d)

de tabel met de vangstmogelijkheden voor kever en bijvangsten in ICES-sector 3a en in de wateren van de Unie van ICES-sector 2a en ICES-deelgebied 4 wordt vervangen door:

 

“Soort:

Kever en bijvangsten

Gebied:

3a; wateren van de Unie van 2a en 4

Trisopterus esmarkii

 

(NOP/2A3A4.)

Jaar

 

2020

   

Denemarken

 

72 433

 (8)  (10)

Analytische TAC

Duitsland

 

14

 (8)  (9)  (10)

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Nederland

53

 (8)  (9)  (10)

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Unie

 

72 500

 (8)  (10)

 

Noorwegen

 

14 500

 (11)

 

Faeröer

5 000

 (12)

 

TAC

 

Niet van toepassing

   
 

2)

in bijlage IB wordt de tabel met de vangstmogelijkheden voor lodde in de Groenlandse wateren van 5 en 14 vervangen door:

 

“Soort:

Lodde

Gebied:

Groenlandse wateren van 5 en 14

 

Mallotus villosus

 

(CAP/514GRN)

Denemarken

2 595

 

Analytische TAC

Duitsland

113

 

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing

Zweden

186

 

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing

Verenigd Koninkrijk

24

   

Alle lidstaten

134

 (13)

 

Unie

3 053

 (14)

 

Noorwegen

10 000

 (14)

 

TAC

Niet van toepassing

   

Artikel 2

Datum van inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

In artikel 1, lid 1, is punt a) van toepassing met ingang van 1 juli 2020; de punten b) en c) zijn van toepassing met ingang van 1 januari 2020.

Artikel 1, lid 2, is van toepassing met ingang van 20 juni 2020.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 21 september 2020.

Voor de Raad

De voorzitster

  • J. 
    KLOECKNER
 

  • (1) 
    Verordening (EU) 2020/123 van de Raad van 27 januari 2020 tot vaststelling, voor 2020, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn (PB L 25 van 30.1.2020, blz. 1).
  • (2) 
    Verordening (EU) 2020/900 van de Raad van 25 juni 2020 tot wijziging van Verordening (EU) 2019/1838 wat betreft bepaalde vangstmogelijkheden voor 2020 in de Oostzee en tot wijziging van Verordening (EU) 2020/123 wat betreft bepaalde vangstmogelijkheden in 2020 in Uniewateren en niet-Uniewateren (PB L 207 van 30.6.2020, blz. 4).
  • (4) 
    Protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de regering van Denemarken en de autonome regering van Groenland, anderzijds (PB L 305 van 21.11.2015, blz. 3).
  • (5) 
    Verordening (EU) 2019/1838 van de Raad van 30 oktober 2019 tot vaststelling, voor 2020, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden in de Oostzee en tot wijziging van Verordening (EU) 2019/124 wat betreft bepaalde vangstmogelijkheden in andere wateren (PB L 281 van 31.10.2019, blz. 1).
  • (7) 
    Dit quotum mag slechts worden gevangen van 1 juli 2020 tot en met 30 juni 2021.”
  • (8) 
    pMaximaal 5 % van het quotum mag bestaan uit bijvangsten van schelvis en wijting (OT2/*2A3A4). Overeenkomstig deze bepaling op het quotum in mindering gebrachte bijvangsten van schelvis en wijting en overeenkomstig artikel 15, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 op het quotum in mindering gebrachte bijvangsten van soorten mogen samen niet hoger zijn dan 9 % van het quotum.
  • (9) 
    Het quotum mag uitsluitend worden gevangen in de wateren van de Unie van de ICES-gebieden 2a, 3a en 4.
  • Het quotum van de Unie mag slechts worden gevangen van 1 november 2019 tot en met 31 oktober 2020.
  • Er moet een sorteerrooster worden gebruikt.
  • Er moet een sorteerrooster worden gebruikt. Met inbegrip van maximaal 15 % onvermijdelijke bijvangsten (NOP/*2A3A4) die op dit quotum in mindering moeten worden gebracht.”.
  • Denemarken, Duitsland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk mogen pas gebruikmaken van het quotum voor “alle lidstaten” wanneer zij hun eigen quotum hebben opgebruikt. lidstaten waaraan meer dan 10 % van het quotum van de Unie is toegewezen, mogen het quotum voor “alle lidstaten” evenwel niet gebruiken.
  • Voor een vangstperiode van 20 juni 2020 tot en met 15 april 2021.”.
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.