Besluit 2021/689 - Sluiting van de Handels- en samenwerkingsovereenkomst met het Verenigd Koninkrijk en van de Overeenkomst met het Verenigd Koninkrijk inzake beveiligingsprocedures voor de uitwisseling en bescherming van gerubriceerde gegevens - Hoofdinhoud
30.4.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 149/2 |
BESLUIT (EU) 2021/689 VAN DE RAAD
van 29 april 2021
betreffende de sluiting, namens de Unie, van de Handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds, en van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland inzake beveiligingsprocedures voor de uitwisseling en bescherming van gerubriceerde gegevens
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 217, in samenhang met artikel 218, lid 6, en artikel 218, lid 8, tweede alinea,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Gezien de goedkeuring van het Europees Parlement (1),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 29 december 2020 heeft de Raad Besluit (EU) 2020/2252 (2) vastgesteld betreffende de ondertekening, namens de Unie, en betreffende de voorlopige toepassing van de Handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds (de “handels- en samenwerkingsovereenkomst”), en van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland inzake beveiligingsprocedures voor de uitwisseling en bescherming van gerubriceerde gegevens (de “informatiebeveiligingsovereenkomst”). De handels- en samenwerkingsovereenkomst en de informatiebeveiligingsovereenkomst (de “overeenkomsten”) zijn ondertekend op 30 december 2020, onder voorbehoud van de sluiting ervan op een latere datum. |
(2) |
Bij de handels- en samenwerkingsovereenkomst wordt de basis voor brede betrekkingen tussen de Unie en het Verenigd Koninkrijk vastgesteld, die wordt gekenmerkt door wederkerige rechten en verplichtingen, gemeenschappelijk optreden en bijzondere procedures. De informatiebeveiligingsovereenkomst is een aanvullende overeenkomst bij de handels- en samenwerkingsovereenkomst en is intrinsiek verbonden met die overeenkomst, met name wat betreft de datums van toepassing en van beëindiging. Het besluit betreffende de sluiting van de overeenkomsten moet daarom worden gebaseerd op de rechtsgrondslag voor de totstandbrenging van een associatie op basis waarvan de Unie verbintenissen kan aangaan op alle terreinen waarop de Verdragen van toepassing zijn. |
(3) |
Gezien de uitzonderlijke en unieke aard van de handels- en samenwerkingsovereenkomst, die bestaat in een brede overeenkomst met een land dat zich heeft teruggetrokken uit de Unie, besluit de Raad hierbij gebruik te maken van de mogelijkheid dat de Unie haar externe bevoegdheid ten aanzien van het Verenigd Koninkrijk uitoefent. |
(4) |
Het is passend de regelingen vast te stellen voor de vertegenwoordiging van de Unie in de partnerschapsraad en de bij de handels- en samenwerkingsovereenkomst ingestelde comités. Overeenkomstig artikel 17, lid 1, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) dient de Commissie de Unie te vertegenwoordigen en de standpunten van de Unie in te nemen die door de Raad overeenkomstig de Verdragen worden vastgesteld. De Raad dient zijn beleidsbepalende en coördinerende taken als bedoeld in artikel 16, lid 1, VEU uit te oefenen door de standpunten vast te stellen die namens de Unie in de partnerschapsraad en de bij de handels- en samenwerkingsovereenkomst ingestelde comités moeten worden ingenomen. Indien de partnerschapsraad of de bij de handels- en samenwerkingsovereenkomst ingestelde comités wordt gevraagd handelingen met rechtsgevolgen vast te stellen, moeten de standpunten die namens de Unie in die organen worden ingenomen, worden bepaald volgens de procedure van artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Evenzo moet de Commissie, wanneer zij jaarlijkse raadplegingen in verband met visserij uitvoert, zulks doen op basis van standpunten die namens de Unie moeten worden ingenomen, die door de Raad dienen te worden vastgesteld overeenkomstig de relevante Verdragsbepalingen. |
(5) |
Elke lidstaat moet de mogelijkheid hebben om, als deel van de delegatie van de Unie, één vertegenwoordiger af te vaardigen om de vertegenwoordiger van de Commissie te vergezellen in vergaderingen van de partnerschapsraad en van andere uit hoofde van de handels- en samenwerkingsovereenkomst ingestelde gemengde organen . |
(6) |
Het Europees Parlement moet onverwijld en ten volle worden geïnformeerd, zoals bepaald in artikel 218, lid 10, VWEU, zodat het zijn prerogatieven onverkort kan uitoefenen overeenkomstig de Verdragen. |
(7) |
Teneinde de Unie in staat te stellen snel en doeltreffend op te treden ter bescherming van haar belangen overeenkomstig de handels- en samenwerkingsovereenkomst, en totdat een specifieke wetgevingshandeling tot regeling van de vaststelling van corrigerende maatregelen uit hoofde van de handels- en samenwerkingsovereenkomst wordt vastgesteld en in de Unie in werking treedt, moet de Commissie worden gemachtigd om corrigerende maatregelen te nemen, zoals de schorsing van verplichtingen uit hoofde van de handels- en samenwerkingsovereenkomst of een aanvullende overeenkomst, bij inbreuken op bepaalde bepalingen van de handels- en samenwerkingsovereenkomst dan wel bij niet-naleving van bepaalde voorwaarden, met name ten aanzien van de handel in goederen, het gelijke speelveld, wegvervoer, luchtvaartveiligheid, visserij en programma’s van de Unie, als vastgesteld in de handels- en samenwerkingsovereenkomst, en om corrigerende en evenwichtsherstellende maatregelen en tegenmaatregelen te nemen. De Commissie moet de Raad tijdig en volledig informeren over haar voornemen dergelijke maatregelen vast te stellen, teneinde een betekenisvolle uitwisseling van zienswijzen in de Raad mogelijk te maken. De Commissie moet ten volle rekening houden met de geuite zienswijzen. Een of meer lidstaten kunnen de Commissie verzoeken dergelijke maatregelen te nemen. Indien de Commissie niet positief reageert op een dergelijk verzoek, moet zij de Raad tijdig in kennis stellen van de redenen die zij daarvoor heeft. |
(8) |
Om de Unie in staat te stellen tijdig te reageren indien niet langer aan de relevante voorwaarden wordt voldaan, moet de Commissie worden gemachtigd om bepaalde besluiten te nemen tot schorsing van de voordelen die aan het Verenigd Koninkrijk zijn toegekend uit hoofde van de bijlage betreffende biologische producten en de bijlage betreffende geneesmiddelen bij de handels- en samenwerkingsovereenkomst. De Commissie moet de Raad tijdig en volledig informeren over haar voornemen dergelijke maatregelen vast te stellen, teneinde een betekenisvolle uitwisseling van zienswijzen in de Raad mogelijk te maken. De Commissie moet ten volle rekening houden met de geuite zienswijzen. Een of meer lidstaten kunnen de Commissie verzoeken dergelijke maatregelen te nemen. Indien de Commissie niet positief reageert op een dergelijk verzoek, moet zij de Raad tijdig in kennis stellen van de redenen die zij daarvoor heeft. |
(9) |
Wanneer de Unie actie moet ondernemen om te voldoen aan de overeenkomsten, dient zij dat te doen overeenkomstig de Verdragen en met inachtneming van de grenzen van de aan elke instelling van de Unie toegekende bevoegdheden. Het is derhalve aan de Commissie om het Verenigd Koninkrijk de bij de overeenkomsten vereiste informatie te verstrekken of de bij de overeenkomsten vereiste kennisgevingen te verrichten, behalve wanneer de overeenkomsten verwijzen naar andere specifieke instellingen, organen, bureaus en agentschappen van de Unie, en om het Verenigd Koninkrijk over specifieke aangelegenheden te raadplegen. Het is eveneens aan de Commissie om de Unie te vertegenwoordigen voor een arbitragepanel als een geschil ter arbitrage is voorgelegd overeenkomstig de handels- en samenwerkingsovereenkomst. Krachtens de in artikel 4, lid 3, VEU vermelde plicht tot loyale samenwerking dient de Commissie de Raad van tevoren te raadplegen, bijvoorbeeld door aan de Raad de hoofdpunten van de bijdragen die de Unie bij het arbitragepanel wil indienen, voor te leggen en door zo veel mogelijk met opmerkingen van de Raad rekening te houden. |
(10) |
De handels- en samenwerkingsovereenkomst sluit de mogelijkheid niet uit dat de lidstaten bilaterale regelingen of overeenkomsten met het Verenigd Koninkrijk aangaan met betrekking tot specifieke aangelegenheden die onder de handels- en samenwerkingsovereenkomst vallen, op het vlak van luchtvervoer, administratieve samenwerking op de gebieden douane en btw en sociale zekerheid, onder bepaalde voorwaarden. |
(11) |
Het is daarom noodzakelijk te voorzien in een kader voor de lidstaten die besluiten een bilaterale regeling of overeenkomst met het Verenigd Koninkrijk aan te gaan op het vlak van luchtvervoer, administratieve samenwerking op de gebieden douane en btw en sociale zekerheid, met inbegrip van de voorwaarden en de procedure die de lidstaten bij de onderhandelingen over en de sluiting van dergelijke bilaterale regelingen of overeenkomsten in acht moeten nemen, zodat deze verenigbaar zijn met het doel van de handels- en samenwerkingsovereenkomst en met het Unierecht, en daarin rekening wordt gehouden met de interne markt en de ruimere belangen van de Unie. Voorts moeten lidstaten die voornemens zijn over bilaterale overeenkomsten te onderhandelen en dergelijke overeenkomsten te sluiten met het Verenigd Koninkrijk op gebieden die niet onder de handels- en samenwerkingsovereenkomst vallen, met volledige inachtneming van het beginsel van loyale samenwerking, de Commissie in kennis stellen van hun intenties en van de voortgang van de onderhandelingen. |
(12) |
Er wordt aan herinnerd dat de handels- en samenwerkingsovereenkomst, overeenkomstig artikel 774, lid 3, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst, en in overeenstemming met de in de notulen van de vergadering van de Europese Raad van 25 november 2018 opgenomen verklaring van de Europese Raad en van de Europese Commissie over de territoriale werkingssfeer van de toekomstige overeenkomsten, niet van toepassing is op Gibraltar en op dat grondgebied geen gevolgen heeft. Zoals aangegeven in die verklaring, sluit dit niet uit dat er met betrekking tot Gibraltar afzonderlijke overeenkomsten tussen de Unie en het Verenigd Koninkrijk kunnen worden gesloten, en, onverminderd de bevoegdheden van de Unie en met volledige eerbiediging van de territoriale integriteit van haar lidstaten, zoals gewaarborgd door artikel 4, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie, is voor die afzonderlijke overeenkomsten een voorafgaande goedkeuring van het Koninkrijk Spanje vereist. |
(13) |
De uitoefening van de bevoegdheid van de Unie op grond van de handels- en samenwerkingsovereenkomst doet geen afbreuk aan de respectieve bevoegdheden van de Unie en van de lidstaten met betrekking tot lopende of toekomstige onderhandelingen over, of ondertekening of sluiting van, internationale overeenkomsten met elk ander derde land, of met betrekking tot toekomstige onderhandelingen over, of ondertekening of sluiting van, aanvullende overeenkomsten als bedoeld in artikel 2 van de handels- en samenwerkingsovereenkomst. |
(14) |
Gezien de bijzonder laattijdige voltooiing van de onderhandelingen over de overeenkomsten was het niet mogelijk de teksten van de overeenkomsten vóór de ondertekening ervan te onderwerpen aan een definitieve juridische en taalkundige revisie. Daarom zijn de partijen onmiddellijk na de ondertekening van de overeenkomsten gestart met de definitieve juridische en taalkundige revisie van de teksten van de overeenkomsten in alle 24 authentieke talen. Middels uitwisseling van diplomatieke nota’s hebben de partijen die gereviseerde teksten van de overeenkomsten in al die talen als authentiek en definitief vastgesteld. Die authentieke en definitieve teksten zijn ab initio in de plaats getreden van de ondertekende versies van de overeenkomsten, en zijn aan dit besluit gehecht. |
(15) |
De sluiting van de handels- en samenwerkingsovereenkomst voor wat betreft aangelegenheden die onder het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (het “Euratom-Verdrag”) vallen, is onderworpen aan een afzonderlijke procedure. |
(16) |
De overeenkomsten moeten worden goedgekeurd, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
-
1.De Handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds, wordt namens de Unie goedgekeurd met betrekking tot de andere aangelegenheden dan die welke onder het Euratom-Verdrag vallen (3).
-
2.De Overeenkomst tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland inzake beveiligingsprocedures voor de uitwisseling en bescherming van gerubriceerde gegevens wordt namens de Unie goedgekeurd (4).
-
3.De authentieke en definitieve teksten van de overeenkomsten die ab initio in de plaats zijn getreden van de ondertekende versies van de overeenkomsten, zijn aan dit besluit gehecht.
Artikel 2
-
1.De Commissie vertegenwoordigt de Unie in de partnerschapsraad, het handelspartnerschapscomité, de gespecialiseerde handelscomités en de gespecialiseerde comités die zijn ingesteld op grond van de artikelen 7 en 8 van de handels- en samenwerkingsovereenkomst, alsmede in daarnaast overeenkomstig artikel 7, lid 4, punt g), of artikel 8, lid 2, punt g), van de handels- en samenwerkingsovereenkomst ingestelde gespecialiseerde handelscomités of gespecialiseerde comités.
Elke lidstaat heeft de mogelijkheid om, als deel van de delegatie van de Unie, één vertegenwoordiger af te vaardigen om de vertegenwoordiger van de Commissie te vergezellen in vergaderingen van de partnerschapsraad en van andere uit hoofde van de handels- en samenwerkingsovereenkomst ingestelde gemengde organen.
-
2.Teneinde de Raad in staat te stellen zijn beleidsvormende, coördinerende en besluitvormende functies overeenkomstig de Verdragen uit te oefenen, in het bijzonder via vaststelling van de namens de Unie in de partnerschapsraad, het handelspartnerschapscomité, de gespecialiseerde handelscomités en gespecialiseerde comités in te nemen standpunten, zorgt de Commissie ervoor dat de Raad alle met om het even welke vergadering van die gemengde organen en met om het even welke via de schriftelijke procedure vast te stellen handelingen verband houdende informatie en documenten ruimschoots doch uiterlijk acht werkdagen vóór de aanvang van de desbetreffende vergadering of schriftelijke procedure ontvangt.
De Raad wordt ook tijdig op de hoogte gebracht van de besprekingen en het resultaat van de vergaderingen van de partnerschapsraad, het handelspartnerschapscomité, de gespecialiseerde handelscomités en de gespecialiseerde comités en van het gebruik van de schriftelijke procedure; tevens ontvangt hij de ontwerpnotulen en alle documenten met betrekking tot die vergaderingen of het gebruik van die procedure.
-
3.Het Europees Parlement wordt in staat gesteld om gedurende het gehele proces overeenkomstig de Verdragen zijn institutionele prerogatieven ten volle uit te oefenen.
-
4.Gedurende een periode van vijf jaar vanaf 1 januari 2021 brengt de Commissie jaarlijks verslag uit aan het Europees Parlement en aan de Raad over de uitvoering en de toepassing van de handels- en samenwerkingsovereenkomst. In dat verslag wordt in voorkomend geval melding gemaakt van alle relevante ontwikkelingen in het recht van het Verenigd Koninkrijk op de gebieden subsidiecontrole en belastingen die vallen onder titel XI van rubriek één van deel twee van de handels- en samenwerkingsovereenkomst, alsook van alle relevante ontwikkelingen in de beschermingsniveaus van arbeids- en sociale normen, milieu en klimaat die onder die titel vallen. Na die initiële periode van vijf jaar brengt de Commissie regelmatig en ten minste om de twee jaar verslag uit aan het Europees Parlement en aan de Raad.
Artikel 3
-
1.Tot het moment dat een specifieke wetgevingshandeling tot regeling van de vaststelling van de in de punten a) tot en met k) van dit lid genoemde maatregelen in de Unie in werking treedt, wordt elk besluit van de Unie om dergelijke maatregelen te nemen door de Commissie genomen overeenkomstig de voorwaarden in de desbetreffende bepalingen van de handels- en samenwerkingsovereenkomst, voor wat betreft:
a) |
de schorsing van de desbetreffende preferentiële behandeling van het (de) betrokken product(en), zoals uiteengezet in artikel 34 van de handels- en samenwerkingsovereenkomst; |
b) |
de toepassing van corrigerende maatregelen en de schorsing van verplichtingen als uiteengezet in artikel 374 van de handels- en samenwerkingsovereenkomst; |
c) |
de toepassing van evenwichtsherstellende maatregelen en tegenmaatregelen als uiteengezet in artikel 411 van de handels- en samenwerkingsovereenkomst; |
d) |
de toepassing van corrigerende maatregelen als uiteengezet in artikel 469 van de handels- en samenwerkingsovereenkomst; |
e) |
compenserende maatregelen en de schorsing van verplichtingen als uiteengezet in artikel 501 van de handels- en samenwerkingsovereenkomst; |
f) |
de toepassing van corrigerende maatregelen en de schorsing van verplichtingen als uiteengezet in artikel 506 van de handels- en samenwerkingsovereenkomst; |
g) |
de schorsing of beëindiging van de deelname van het Verenigd Koninkrijk aan programma’s van de Unie als uiteengezet in artikelen 718 en 719 van de handels- en samenwerkingsovereenkomst; |
h) |
een aanbod of aanvaarding van tijdelijke compensatie of de schorsing van verplichtingen in de context van naleving na een arbitrage- of deskundigenpanelprocedure uit hoofde van artikel 749 van de handels- en samenwerkingsovereenkomst, met uitzondering van het bepaalde in Verordening (EU) nr. 654/2014 van het Europees Parlement en de Raad (5); |
i) |
de vrijwaringsmaatregelen en evenwichtsherstellende maatregelen als uiteengezet in artikel 773 van de handels- en samenwerkingsovereenkomst; |
j) |
de vrijwaringsmaatregelen als uiteengezet in artikel 448 van de handels- en samenwerkingsovereenkomst; |
k) |
de opschorting van aanvaardingsverplichtingen als uiteengezet in artikel 457 van de handels- en samenwerkingsovereenkomst. |
-
2.De Commissie informeert de Raad tijdig en volledig over haar voornemen om in lid 1 genoemde maatregelen vast te stellen, teneinde een betekenisvolle uitwisseling van zienswijzen in de Raad mogelijk te maken. De Commissie houdt ten volle rekening met de geuite zienswijzen. De Commissie brengt waar passend ook het Europees Parlement op de hoogte.
-
3.Wanneer er een bijzonder belang is voor een of meer lidstaten, kan die lidstaat of kunnen die lidstaten de Commissie verzoeken in lid 1 genoemde maatregelen te nemen. Indien de Commissie niet positief reageert op een dergelijk verzoek, moet zij de Raad tijdig in kennis stellen van de redenen die zij daarvoor heeft.
-
4.De Commissie kan ook maatregelen vaststellen tot herinvoering van de rechten en verplichtingen uit hoofde van de handels- en samenwerkingsovereenkomst, zoals die bestonden vóór de vaststelling van in lid 1 bedoelde maatregelen. De leden 2 en 3 zijn mutatis mutandis van toepassing.
-
5.Indien, als gevolg van aanhoudende aanzienlijke verschillen, de in lid 1, punt c), bedoelde evenwichtsherstellende maatregelen meer dan een jaar duren, kunnen een of meer lidstaten de Commissie verzoeken de herzieningsclausule van artikel 411 van de handels- en samenwerkingsovereenkomst in werking te stellen. De Commissie onderzoekt dit verzoek tijdig en legt de kwestie indien nodig voor aan de partnerschapsraad, overeenkomstig de bepalingen van de handels- en samenwerkingsovereenkomst. Indien de Commissie niet positief reageert op een dergelijk verzoek, moet zij de Raad tijdig in kennis stellen van de redenen die zij daarvoor heeft.
-
6.Voordat een specifieke wetgevingshandeling tot regeling van de vaststelling van de in lid 1 genoemde maatregelen wordt vastgesteld, en in geen geval later dan 1 januari 2022, worden de in dit artikel vastgestelde regelingen door de Raad aan een toetsing onderworpen.
Artikel 4
Indien een of meer lidstaten een aanzienlijke moeilijkheid als gevolg van de uitvoering van de handels- en samenwerkingsovereenkomst aan de orde stellen, met name op het gebied van visserij, onderzoekt de Commissie het verzoek bij voorrang en legt zij die kwestie indien nodig voor aan de partnerschapsraad, overeenkomstig de bepalingen van de handels- en samenwerkingsovereenkomst. In gevallen waarin geen bevredigende oplossing werd gevonden, wordt die kwestie zo spoedig mogelijk behandeld in het kader van de in de handels- en samenwerkingsovereenkomst voorziene toetsing. Wanneer die moeilijkheid voortduurt, worden de nodige stappen ondernomen om te onderhandelen over, en over te gaan tot de sluiting van, een overeenkomst waarbij in de handels- en samenwerkingsovereenkomst de nodige wijzigingen worden aangebracht.
Artikel 5
-
1.De Commissie wordt gemachtigd om namens de Unie een besluit te nemen om:
a) |
de erkenning van gelijkwaardigheid te bevestigen of te schorsen na de beoordeling van de gelijkwaardigheid die uiterlijk op 31 december 2023 moet worden verricht overeenkomstig artikel 3, lid 3, van bijlage 14 bij de handels- en samenwerkingsovereenkomst; |
b) |
de erkenning van gelijkwaardigheid te schorsen overeenkomstig artikel 3, leden 5 en 6, van bijlage 14 bij de handels- en samenwerkingsovereenkomst; |
c) |
officiële documenten inzake goede fabricagepraktijken te aanvaarden die door een autoriteit van het Verenigd Koninkrijk zijn afgegeven voor buiten het bevoegdheidsgebied van de autoriteit van afgifte gevestigde productie-inrichtingen, en de voorwaarden te bepalen waaronder de Unie die officiële documenten inzake goede fabricagepraktijken aanvaardt overeenkomstig artikel 5, leden 3 en 4, van bijlage 12 bij de handels- en samenwerkingsovereenkomst; |
d) |
de nodige uitvoeringsregelingen vast te stellen voor de uitwisseling van officiële documenten inzake goede fabricagepraktijken met een autoriteit van het Verenigd Koninkrijk uit hoofde van artikel 6 van bijlage 12 bij de handels- en samenwerkingsovereenkomst en voor de uitwisseling van informatie met een autoriteit van het Verenigd Koninkrijk betreffende inspecties van productie-inrichtingen uit hoofde van artikel 7 van die bijlage; |
e) |
de erkenning van inspecties of de aanvaarding van door het Verenigd Koninkrijk afgegeven officiële documenten inzake goede fabricagepraktijken te schorsen en het Verenigd Koninkrijk in kennis te stellen van haar voornemen om artikel 9 van bijlage 12 bij de handels- en samenwerkingsovereenkomst toe te passen en overleg te plegen met het Verenigd Koninkrijk overeenkomstig artikel 8, lid 3, van die bijlage; |
f) |
voor alle of enkele van de in aanhangsel C bij bijlage 12 bij de handels- en samenwerkingsovereenkomst genoemde producten de erkenning van inspecties of de aanvaarding van officiële documenten inzake goede fabricagepraktijken van de andere partij geheel of gedeeltelijk te schorsen overeenkomstig artikel 9, lid 1, van die bijlage. |
-
2.De leden 2, 3, en 4 van artikel 3 zijn van toepassing.
Artikel 6
-
1.De lidstaten zijn onder de navolgende voorwaarden gemachtigd te onderhandelen over de regelingen bedoeld in artikel 419, lid 4, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst, en om die te ondertekenen en te sluiten:
a) |
die regelingen worden uitsluitend aangegaan voor het in artikel 419, lid 4, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst beschreven doel en overeenkomstig de bepalingen daarvan, en betreffen geen andere aangelegenheden, ongeacht of die al dan niet onder het toepassingsgebied van titel I van rubriek twee van deel twee van de handels- en samenwerkingsovereenkomst vallen; |
b) |
die regelingen discrimineren niet tussen luchtvaartmaatschappijen uit de Unie. |
De procedure uiteengezet in artikel 8 van dit besluit is van toepassing.
-
2.De lidstaten zijn gemachtigd de in artikel 419, lid 9, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst bedoelde vergunningen te verlenen onder de voorwaarden in die overeenkomst en overeenkomstig de toepasselijke bepalingen van het recht van de Unie en dat van de lidstaten. Daarbij discrimineren de lidstaten niet tussen luchtvaartmaatschappijen uit de Unie.
-
3.De lidstaten zijn onder de navolgende voorwaarden gemachtigd te onderhandelen over de regelingen bedoeld in artikel 419, lid 9, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst, en om die te ondertekenen en te sluiten:
a) |
die regelingen worden uitsluitend aangegaan voor het in artikel 419, lid 9, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst beschreven doel en overeenkomstig de bepalingen daarvan, en betreffen geen andere aangelegenheden, ongeacht of die al dan niet onder het toepassingsgebied van titel I van rubriek twee van deel twee van de handels- en samenwerkingsovereenkomst vallen; |
b) |
die regelingen discrimineren niet tussen luchtvaartmaatschappijen uit de Unie. |
De procedure uiteengezet in artikel 8 van dit besluit is van toepassing.
Artikel 7
De lidstaten zijn onder de navolgende voorwaarden gemachtigd te onderhandelen over bilaterale overeenkomsten met het Verenigd Koninkrijk, en om die te ondertekenen en te sluiten, in overeenstemming met artikel 41 van het protocol betreffende administratieve samenwerking en de bestrijding van fraude op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde en betreffende wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit belastingen en rechten of op het gebied van de coördinatie van de sociale zekerheid met betrekking tot aangelegenheden die niet onder het protocol betreffende de coördinatie van de sociale zekerheid vallen:
a) |
de beoogde overeenkomst is verenigbaar met de werking van de handels- en samenwerkingsovereenkomst en van de interne markt en mag die niet ondermijnen; |
b) |
de beoogde overeenkomst is verenigbaar met het Unierecht, en mag geen risico vormen voor de verwezenlijking van een doelstelling van het externe optreden van de Unie op het betrokken gebied of anderszins schadelijk zijn voor de belangen van de Unie; |
c) |
de beoogde overeenkomst voldoet aan het beginsel van non-discriminatie op grond van nationaliteit zoals vastgelegd in het VWEU. |
De procedure uiteengezet in artikel 8 van dit besluit is van toepassing.
Artikel 8
-
1.Elke lidstaat die voornemens is te onderhandelen over een bilaterale regeling als bedoeld in artikel 6, leden 1 en 3, of een bilaterale overeenkomst als bedoeld in artikel 7, houdt de Commissie op de hoogte van zijn onderhandelingen met het Verenigd Koninkrijk over die regelingen of overeenkomsten en verzoekt de Commissie, waar passend, om als waarnemer deel te nemen aan de onderhandelingen.
-
2.Na afronding van de onderhandelingen dient de betrokken lidstaat de uit de onderhandelingen voortvloeiende ontwerpregeling of ontwerpovereenkomst in bij de Commissie. De Commissie stelt het Europees Parlement en de Raad daar onverwijld van in kennis.
-
3.Uiterlijk drie maanden na ontvangst van de ontwerpregeling of ontwerpovereenkomst besluit de Commissie of aan de in artikel 6, lid 1, eerste alinea, of artikel 6, lid 3, eerste alinea, respectievelijk in artikel 7, eerste alinea, vermelde voorwaarden is voldaan. Indien de Commissie besluit dat aan die voorwaarden is voldaan, mag de betrokken lidstaat de regeling of overeenkomst in kwestie ondertekenen en sluiten.
-
4.De betrokken lidstaat verstrekt de Commissie binnen één maand na de inwerkingtreding van de regeling of overeenkomst of, ingeval de regeling of overeenkomst voorlopig wordt toegepast, binnen één maand na aanvang van die voorlopige toepassing, een kopie van de regeling of overeenkomst.
Artikel 9
De lidstaten die voornemens zijn over bilaterale overeenkomsten te onderhandelen en dergelijke overeenkomsten te sluiten met het Verenigd Koninkrijk op gebieden die niet onder de handels- en samenwerkingsovereenkomst vallen, moeten, met volledige inachtneming van het beginsel van loyale samenwerking, de Commissie tijdig in kennis stellen van hun intenties en van de voortgang van de onderhandelingen.
Artikel 10
De uitoefening van de bevoegdheid van de Unie op grond van de handels- en samenwerkingsovereenkomst doet geen afbreuk aan de respectieve bevoegdheden van de Unie en van de lidstaten bij lopende of toekomstige onderhandelingen over, of de ondertekening of sluiting van, internationale overeenkomsten met elk ander derde land, of, met betrekking tot toekomstige onderhandelingen over, of de ondertekening of sluiting van, aanvullende overeenkomsten als bedoeld in artikel 2 van de handels- en samenwerkingsovereenkomst.
Artikel 11
De voorzitter van de Raad verricht namens de Unie de kennisgeving(en) bedoeld in de handels- en samenwerkingsovereenkomst, met inbegrip van de kennisgeving van de voltooiing van interne voorschriften en procedures voor het vaststellen van de instemming om door de overeenkomst gebonden te zijn, alsook de kennisgeving(en) bedoeld in artikel 19, lid 1, van de informatiebeveiligingsovereenkomst.
Artikel 12
De aan dit besluit gehechte verklaringen worden namens de Unie goedgekeurd.
Artikel 13
Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.
Gedaan te Brussel, 29 april 2021.
Voor de Raad
De voorzitter
A.P. ZACARIAS
-
Goedkeuring van 27 april 2021 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
-
Besluit (EU) 2020/2252 van de Raad van 29 december 2020 betreffende de ondertekening, namens de Unie, en betreffende de voorlopige toepassing van de Handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds, en van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland inzake beveiligingsprocedures voor de uitwisseling en bescherming van gerubriceerde gegevens (PB L 444 van 31.12.2020, blz. 2).
-
Zie bladzijde 10 van dit Publicatieblad.
-
Zie bladzijde 2540 van dit Publicatieblad.
-
Verordening (EU) nr. 654/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de uitoefening van de rechten van de Unie voor de toepassing en handhaving van de internationale handelsregels en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 3286/94 van de Raad tot vaststelling van communautaire procedures op het gebied van de gemeenschappelijke handelspolitiek met het oog op de handhaving van de rechten die de Gemeenschap ontleent aan internationale regelingen voor het handelsverkeer, in het bijzonder die welke onder auspiciën van de Wereldhandelsorganisatie werden vastgesteld (PB L 189 van 27.6.2014, blz. 50).
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.