Besluit 2021/972 - Standpunt EU in de Algemene Raad van de Wereldhandelsorganisatie over het verzoek van de EU om verlenging van de WTO-ontheffing op basis waarvan autonome handelspreferenties ten aanzien van de Westelijke Balkan zijn toegestaan - Hoofdinhoud
17.6.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 214/66 |
BESLUIT (EU) 2021/972 VAN DE RAAD
van 14 juni 2021
betreffende het namens de Europese Unie in de Algemene Raad van de Wereldhandelsorganisatie in te nemen standpunt over het verzoek van de Europese Unie om verlenging van de WTO-ontheffing op basis waarvan autonome handelspreferenties ten aanzien van de Westelijke Balkan zijn toegestaan
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207, lid 4, eerste alinea, in samenhang met artikel 218, lid 9,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op grond van artikel II, lid 2, van de Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie (“WTO-overeenkomst”) vormen de overeenkomsten en bijbehorende juridische instrumenten opgenomen in de bijlagen 1, 2 en 3 (“multilaterale handelsovereenkomsten”) bij de WTO-overeenkomst, waaronder de Algemene Overeenkomst betreffende tarieven en handel 1994 (GATT 1994), een integrerend onderdeel van de WTO-overeenkomst, en zijn ze bindend voor alle leden van de Wereldhandelsorganisatie (“WTO”), met inbegrip van de Unie. |
(2) |
Op grond van artikel IV, lid 1, van de WTO-overeenkomst kan de WTO besluiten nemen over alle onder de multilaterale handelsovereenkomsten vallende aangelegenheden. |
(3) |
Overeenkomstig artikel IX, lid 3, van de WTO-overeenkomst kan de WTO in uitzonderlijke omstandigheden besluiten een lid te ontheffen van een door de WTO-overeenkomst of door een multilaterale handelsovereenkomst opgelegde verplichting. |
(4) |
De Unie werd voor het eerst op 8 december 2000 tot en met 31 december 2006 ontheven van haar verplichtingen uit hoofde van artikel I, lid 1, van de GATT 1994, en die ontheffing werd laatstelijk verlengd op 7 december 2016 tot en met 31 december 2021, voor zover nodig om de Unie in staat te stellen een preferentiële behandeling te verlenen aan in aanmerking komende producten van oorsprong uit de Westelijke Balkan (Albanië, Bosnië en Herzegovina, Kosovo (*), Montenegro, Noord-Macedonië, en Servië). |
(5) |
Op 16 december 2020 is bij Verordening (EU) 2020/2172 van het Europees Parlement en de Raad (1) de geldigheidsduur van de autonome handelspreferenties ten aanzien van de Westelijke Balkan verder verlengd tot en met 31 december 2025. |
(6) |
Bij ontstentenis van een ontheffing van WTO-verplichtingen zou de toepassing door de Unie van autonome handelspreferenties ten aanzien van de Westelijke Balkan tot en met 31 december 2025 moeten worden uitgebreid tot alle andere WTO-leden. |
(7) |
Het verzoek tot verlenging van de ontheffing van WTO-verplichtingen uit hoofde van artikel I, lid 1, en artikel XIII van de GATT 1994 die autonome handelspreferenties ten aanzien van de Westelijke Balkan toestaat, is gerechtvaardigd gezien de aanhoudende moeilijke economische situatie in de regio en gezien het feit dat de preferentiële behandeling ten aanzien van in aanmerking komende producten die de Unie aan die landen toekent, bedoeld is om de economische ontwikkeling te bevorderen op een wijze die in overeenstemming is met de doelstellingen van de GATT 1994 en om geen belemmeringen voor de handel van andere WTO-leden te creëren. |
(8) |
Het is passend het standpunt te bepalen dat namens de Unie moet worden ingenomen in de Algemene Raad van de WTO, aangezien de verlenging van de WTO-ontheffing inzake autonome handelspreferenties die de Unie aan de Westelijke Balkan verleent, bindend zal zijn voor de leden van de WTO, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Het standpunt dat namens de Europese Unie in de Algemene Raad van de Wereldhandelsorganisatie moet worden ingenomen, houdt in dat verzocht wordt om een verlenging van de bestaande WTO-ontheffing inzake de door de Unie aan de Westelijke Balkan verleende autonome handelspreferenties tot en met 31 december 2026 en dat de inwilliging van dat verzoek gesteund wordt.
Dat standpunt wordt door de Commissie tot uitdrukking gebracht.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.
Gedaan te Luxemburg, 14 juni 2021.
Voor de Raad
De voorzitter
-
A.MENDES GODINHO
(*) Deze benaming laat de standpunten over de status van Kosovo onverlet en is in overeenstemming met Resolutie 1244/1999 van de VN-Veiligheidsraad en het advies van het Internationaal Gerechtshof over de onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo.
-
Verordening (EU) 2020/2172 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2020 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1215/2009 van de Raad tot vaststelling van uitzonderlijke handelsmaatregelen ten behoeve van de landen en gebieden die deelnemen aan of verbonden zijn met het stabilisatie- en associatieproces van de Europese Unie (PB L 432 van 21.12.2020, blz. 7).
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.