Verordening 2021/1231 - Wijziging van Verordening (EU) 2019/833 tot vaststelling van instandhoudings- en handhavingsmaatregelen die van toepassing zijn in het gereglementeerde gebied van de Visserijorganisatie voor het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan

1.

Wettekst

30.7.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 274/32

 

VERORDENING (EU) 2021/1231 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 14 juli 2021

tot wijziging van Verordening (EU) 2019/833 tot vaststelling van instandhoudings- en handhavingsmaatregelen die van toepassing zijn in het gereglementeerde gebied van de Visserijorganisatie voor het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Sinds de vaststelling van Verordening (EU) 2019/833 van het Europees Parlement en de Raad (3) heeft de Visserijorganisatie voor het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan (NAFO) tijdens haar 41e en 42e jaarvergadering, in 2019 respectievelijk 2020, een aantal juridisch bindende besluiten voor de instandhouding van de onder haar bevoegdheid vallende visbestanden vastgesteld.

 

(2)

Deze besluiten zijn gericht tot de verdragsluitende partijen bij de NAFO, maar bevatten tevens verplichtingen voor exploitanten (bijvoorbeeld de kapitein van het vaartuig). Er zijn nieuwe instandhoudings- en handhavingsmaatregelen (conservation and enforcement measures — CEM) van de NAFO in werking getreden die bindend zijn voor alle verdragsluitende partijen bij de NAFO. Zij moeten in het Unierecht worden opgenomen voor zover het Unierecht er niet reeds in voorziet.

 

(3)

Verordening (EU) 2019/833 moet daarom worden aangepast om de NAFO-normen inzake maaswijdte toe te passen, de door de NAFO gebruikte definitie van “vissersvaartuig” in te voeren om de controle- en handhavingsautoriteiten van de Unie in staat te stellen in overeenstemming met de andere verdragsluitende partijen bij de NAFO te werken, en om de informatiestroom tussen de autoriteiten van de lidstaten, de Commissie en de uitvoerend secretaris van de NAFO te verbeteren.

 

(4)

Overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EU) 2019/473 van het Europees Parlement en de Raad (4) bestaat de opdracht van het Europees Bureau voor visserijcontrole (EBVC) er onder meer in de operationele coördinatie van de visserijcontroles en -inspecties van de lidstaten voor de uitvoering van internationale controle- en inspectieprogramma’s zoals de gezamenlijke inspectie- en surveillanceregeling van de NAFO te organiseren, en de lidstaten bij te staan bij de verslaglegging over de visserijactiviteiten en de controles en inspecties aan de Commissie en aan derden. Het is derhalve passend het EBVC aan te stellen als het orgaan dat van de lidstaten informatie over controle en inspectie, zoals rapporten van inspecties op zee en kennisgevingen van de regeling van controlewaarnemers, ontvangt en aan de uitvoerend secretaris van de NAFO doorzendt.

 

(5)

De CEM-procedure voor verdragsluitende partijen om informatie naar de monitoring-, controle- en surveillancewebsite (“MCS-website”) van de NAFO door te zenden, bestaat er thans in de te verstrekken informatie aan de uitvoerend secretaris van de NAFO toe te zenden. Daarom moeten de desbetreffende bepalingen in Verordening (EU) 2019/833 die wijziging weerspiegelen en verduidelijken welke kanalen door de lidstaten moeten worden gebruikt om de relevante informatie door te zenden.

 

(6)

Tevens is het noodzakelijk de bepalingen van de CEM voor de bescherming van Groenlandse haai (Somniosus microcephalus) te introduceren, de bepalingen inzake charterovereenkomsten op die van de CEM af te stemmen en nader te bepalen dat de toestemming van de verdragsluitende havenstaat vereist is voor het inzetten van inspecteurs van een andere verdragsluitende partij.

 

(7)

Sommige bepalingen van de CEM zullen waarschijnlijk tijdens de jaarvergaderingen van de NAFO worden gewijzigd als gevolg van de invoering van nieuwe technische maatregelen met betrekking tot de wijzigende biomassa van de bestanden en de herziening van de gebiedsbeperkingen voor bodemvisserijactiviteiten. Daarom moet, teneinde de toekomstige wijzigingen van de CEM snel, vóór het begin van het visseizoen, in het recht van de Unie op te nemen, aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen met betrekking tot de regulering van maaswijdten, sorteerroosters en kettingen voor het bevestigen van de klossenpees (toggle chains) in de visserij op Noordse garnaal; en met betrekking tot gebiedsbeperkingen voor de bodemvisserijactiviteiten. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven (5). Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

 

(8)

Verordening (EU) 2019/833 moet derhalve worden gewijzigd,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen van Verordening (EU) 2019/833

Verordening (EU) 2019/833 wordt als volgt gewijzigd:

 

1)

artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

punt 6 wordt vervangen door:

 

“6.

“vissersvaartuig”: elk vaartuig van de Unie dat is uitgerust voor, bedoeld is voor, of betrokken is bij visserijactiviteiten, inclusief het verwerken of overladen van vis of dat andere werkzaamheden uitoefent met het oog op het beoefenen van of in verband met visserijactiviteiten, inclusief experimentele visserij;”;

 

b)

het volgende punt wordt toegevoegd:

 

“31.

“MCS-website”: de monitoring-, controle- en surveillancewebsite van de NAFO, die informatie bevat die relevant is voor inspecties op zee en in de haven.”;

 

2)

artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

lid 2 wordt vervangen door:

“2.   De lidstaten kunnen vissersvaartuigen die hun vlag voeren, toestemming geven te vissen op bestanden waarvoor aan de Unie geen quotum is toegewezen overeenkomstig de van kracht zijnde vangstmogelijkheden (het “overige”-quotum), indien een dergelijk quotum bestaat en er geen kennisgeving van sluiting is gedaan door de uitvoerend secretaris van de NAFO.”;

 

b)

in lid 3 wordt punt c) vervangen door:

 

“c)

hij stelt de Commissie en het EBVC ten minste 48 uur vóór elke binnenvaart, en na ten minste 48 uur afwezigheid uit het gereglementeerde gebied, in kennis van de Unievaartuigen die voornemens zijn om het “overige”-quotum te bevissen. Die kennisgeving gaat indien mogelijk vergezeld van een raming van de verwachte vangst. Wanneer de Commissie van oordeel is dat aan de in de CEM vastgestelde relevante voorwaarden is voldaan, stelt zij de uitvoerend secretaris van de NAFO daarvan in kennis.”;

 

3)

in artikel 6, lid 1, worden de punten d) en e) vervangen door:

 

“d)

sluit zijn gerichte visserij op roodbaars in sector 3M tussen 24:00 UTC van de dag waarop de geaccumuleerde gemelde vangst naar raming vijftig procent van de TAC voor roodbaars in sector 3M bereikt, zoals gemeld overeenkomstig lid 3, en 1 juli;

 

e)

sluit zijn gerichte visserij op roodbaars in sector 3M om 24:00 UTC op de dag waarop de geaccumuleerde gemelde vangst naar raming honderd procent van de TAC voor roodbaars in sector 3M bereikt, zoals gemeld overeenkomstig lid 3;”;

 

4)

in artikel 7, lid 2, worden de punten a) en b) vervangen door:

 

“a)

er is geen quotum aan de Unie toegewezen voor dat bestand in die sector, overeenkomstig de van kracht zijnde vangstmogelijkheden;

 

b)

er is een verbod op de visserij op dat specifieke bestand van kracht (moratorium), of”;

 

5)

het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 9 bis

Kabeljauw in sector 3M

  • 1. 
    Onderstaande controlemaatregelen zijn van toepassing op vaartuigen met meer dan 1 250 kg aan kabeljauwvangsten uit sector 3M aan boord:
 

a)

voor de aanlanding of overlading van kabeljauwvangsten uit sector 3M maken vaartuigen alleen gebruik van aangewezen havens overeenkomstig artikel 39;

 

b)

ten minste 48 uur vóór zijn geraamde tijdstip van aankomst in de haven, stelt een vaartuig of zijn vertegenwoordiger de bevoegde havenautoriteit in kennis van zijn geraamde tijdstip van aankomst, de geraamde hoeveelheid aan boord gehouden kabeljauwvangsten uit sector 3M, en informatie over de sector of sectoren waar de aan boord gehouden kabeljauwvangsten zijn gedaan;

 

c)

elke lidstaat inspecteert elke aanlanding of overlading van kabeljauwvangsten uit sector 3M in zijn havens en stelt een inspectieverslag op in het in bijlage IV.C bij de CEM voorgeschreven formaat (bedoeld in punt 9 van de bijlage bij deze verordening), en zendt het toe aan de uitvoerend secretaris van de NAFO met de Commissie en het EBVC in kopie, binnen 12 werkdagen vanaf de datum waarop de inspectie is voltooid. Dat rapport maakt melding van en bevat details over elke tijdens de haveninspectie geconstateerde inbreuk op deze verordening. Het verslag bevat alle relevante beschikbare informatie met betrekking tot tijdens de lopende reis van het geïnspecteerde vissersvaartuig op zee vastgestelde inbreuken.

  • 2. 
    Elke lidstaat inspecteert vaartuigen met minder dan 1 250 kg aan kabeljauwvangsten uit sector 3M aan boord op basis van een risicobeoordeling.
  • 3. 
    De Commissie of een door haar aangewezen orgaan zorgt ervoor dat de informatie als bedoeld in lid 1, punt c), onverwijld wordt toegezonden aan de uitvoerend secretaris van de NAFO, zodat deze op de MCS-website kan worden gepost.”;
 

6)

artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

 

(a)

lid 1 wordt als volgt gewijzigd:

 

i)

punt c) wordt vervangen door:

 

“c)

elke lidstaat meldt aan de Commissie de naam van elke haven die hij aldus heeft aangewezen, die deze doorzendt aan de uitvoerend secretaris van de NAFO. Latere wijzigingen van de lijst worden uiterlijk 20 dagen voordat de wijziging van kracht wordt, toegezonden ter vervanging van de vorige lijst;”;

 

ii)

punt e) wordt vervangen door:

 

“e)

elke lidstaat inspecteert elke aanlanding van Groenlandse heilbot/zwarte heilbot in zijn havens en stelt een inspectieverslag op in het in bijlage IV.C bij de CEM voorgeschreven formaat, bedoeld in punt 9 van de bijlage bij deze verordening, en zendt het toe aan de uitvoerend secretaris van de NAFO met de Commissie en het EBVC in kopie, binnen 14 werkdagen vanaf de datum waarop de inspectie is voltooid. Het rapport maakt melding van en bevat details over elke tijdens de haveninspectie geconstateerde inbreuk op deze verordening. Het bevat alle relevante beschikbare informatie met betrekking tot tijdens de lopende reis van het geïnspecteerde vissersvaartuig op zee vastgestelde inbreuken.”;

 

b)

in lid 2, punt d), wordt punt i) vervangen door:

 

“i)

het geen bevestiging ontvangt binnen 72 uur na de kennisgeving die het overeenkomstig punt a) heeft verzonden, of”;

 

7)

aan artikel 12 worden de volgende leden toegevoegd:

“9.   Het is verboden een gerichte visserij op Groenlandse haai (Somniosus microcephalus) te bedrijven in het gereglementeerde gebied.

  • 10. 
    Onder de vlag van een lidstaat varende vaartuigen verrichten alle redelijke inspanningen om incidentele vangst en sterfte tot een minimum te beperken en zetten Groenlandse haaien, indien levend, terug op een wijze die zo min mogelijk schade veroorzaakt.”;
 

8)

artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

lid 1 wordt vervangen door:

“1.   Voor de toepassing van dit artikel wordt de maaswijdte gemeten overeenkomstig bijlage III.A bij de CEM (bedoeld in punt 10 van de bijlage bij deze verordening).”;

 

b)

in lid 2 wordt punt a) vervangen door:

 

“a)

40 mm voor garnalen, met inbegrip van Noordse garnaal (PRA);”;

 

9)

in artikel 14 wordt het volgende lid ingevoegd:

“3 bis.   Vissersvaartuigen die gericht trawlvissen op kabeljauw in sector 3M gebruiken sorteerroosters met een afstand van minstens 55 mm tussen de staven om de vangst van kleinere kabeljauwexemplaren te beperken. Het sorteerrooster wordt in het bovenste zijpaneel van de trawl voor de kuil geplaatst.”;

 

10)

artikel 18 wordt vervangen door:

“Artikel 18

Gebiedsbeperkingen voor bodemvisserijactiviteiten

  • 1. 
    Tot en met 31 december 2021 verricht geen enkel vaartuig bodemvisserijactiviteiten in een van de gebieden die zijn geïllustreerd in figuur 3 van de CEM (bedoeld in punt 14 van de bijlage bij deze verordening), en die worden afgebakend door de coördinaten die zijn gespecificeerd in tabel 5 van de CEM (bedoeld in punt 15 van de bijlage bij deze verordening) met elkaar te verbinden in volgorde van nummering en terug tot coördinaat 1.
  • 2. 
    Tot en met 31 december 2021 verricht geen enkel vaartuig bodemvisserijactiviteiten in het gebied van sector 3O dat is geïllustreerd in figuur 4 van de CEM (bedoeld in punt 16 van de bijlage bij deze verordening), en dat wordt afgebakend door de coördinaten die zijn gespecificeerd in tabel 6 van de CEM (bedoeld in punt 17 van de bijlage bij deze verordening) met elkaar te verbinden in volgorde van nummering en terug tot coördinaat 1.
  • 3. 
    Tot en met 31 december 2021 verricht geen enkel vaartuig bodemvisserijactiviteiten in de gebieden 1-13 die zijn geïllustreerd in figuur 5 van de CEM (bedoeld in punt 18 van de bijlage bij deze verordening), en die worden afgebakend door de coördinaten die zijn gespecificeerd in tabel 7 van de CEM (bedoeld in punt 19 van de bijlage bij deze verordening) met elkaar te verbinden in volgorde van nummering en terug tot coördinaat 1.”;
 

11)

artikel 23 wordt vervangen door:

“Artikel 23

Charterovereenkomsten

  • 1. 
    Voor de toepassing van dit artikel wordt onder “charterende verdragsluitende partij” verstaan de verdragsluitende partij die houder is van een toewijzing als vermeld in bijlage I.A en bijlage I.B bij de CEM, of de lidstaat die houder is van een vangstmogelijkhedentoewijzing, en onder “verdragsluitende vlaggenstaat” de verdragsluitende partij of de lidstaat waar het gecharterde vaartuig is geregistreerd.
  • 2. 
    De visserijtoewijzing van een charterende verdragsluitende partij kan geheel of gedeeltelijk worden geoogst met behulp van een gecharterd gemachtigd vaartuig (“gecharterd vaartuig”) dat onder de vlag van een andere verdragsluitende partij vaart, onder de volgende voorwaarden:
 

a)

de verdragsluitende vlaggenstaat heeft schriftelijk ingestemd met de charterovereenkomst;

 

b)

de charterovereenkomst is beperkt tot één vissersvaartuig per verdragsluitende vlaggenstaat per kalenderjaar;

 

c)

de duur van de visserijactiviteiten in het kader van de charterovereenkomst bedraagt cumulatief niet meer dan zes maanden per kalenderjaar, en

 

d)

het gecharterde vaartuig is geen vaartuig dat eerder is aangemerkt als een vaartuig dat IOO-visserij heeft bedreven.

  • 3. 
    Alle door het gecharterde vaartuig overeenkomstig de charterovereenkomst gedane vangsten en bijvangsten worden toegerekend aan de charterende verdragsluitende partij.
  • 4. 
    De verdragsluitende vlaggenstaat machtigt het gecharterde vaartuig niet om, wanneer het visserijactiviteiten verricht in het kader van de charterovereenkomst, de toewijzingen van de verdragsluitende vlaggenstaat te benutten of om tegelijk in het kader van een andere charterovereenkomst te vissen.
  • 5. 
    Er vindt geen overlading op zee plaats zonder voorafgaande machtiging van de charterende verdragsluitende partij, die waarborgt dat de overlading plaatsvindt onder toezicht van een waarnemer aan boord.
  • 6. 
    De verdragsluitende vlaggenstaat stelt de uitvoerend secretaris van de NAFO schriftelijk in kennis van zijn instemming met de charterovereenkomst voordat deze ingaat en verstrekt aan het gecharterde vaartuig een kopie van de door de uitvoerend secretaris van de NAFO afgegeven kennisgeving met de details van de chartering.

6 bis.   Wanneer het gecharterde vaartuig een vissersvaartuig van de Unie is, stelt de vlaggenlidstaat de Commissie schriftelijk in kennis voordat de charterovereenkomst ingaat. Wanneer de Commissie van oordeel is dat aan de in de CEM vastgestelde relevante voorwaarden is voldaan, stelt zij de uitvoerend secretaris van de NAFO in kennis van de instemming met de charterovereenkomst.

6 ter.   De charterende verdragsluitende partij verstrekt, vóór de datum waarop de charterovereenkomst van kracht wordt, de volgende informatie schriftelijk aan de uitvoerend secretaris van de NAFO en aan het gecharterde vaartuig, dat te allen tijde een kopie aan boord bewaart:

 

a)

de naam, het registratienummer van de vlaggenstaat, het IMO-nummer en de vlaggenstaat van het vaartuig;

 

b)

vorige naam/namen en vlaggenstaat/vlaggenstaten van het vaartuig, indien van toepassing;

 

c)

de naam en het adres van de eigenaar/eigenaren en exploitanten van het vaartuig;

 

d)

een kopie van de charterovereenkomst en van elke vismachtiging of visvergunning die de charterende verdragsluitende partij heeft afgegeven aan het gecharterde vaartuig, en

 

e)

de aan het vaartuig toegekende toewijzing.

6 quater.   Wanneer de charterende verdragsluitende partij de Unie is, stelt de charterende lidstaat de Commissie schriftelijk in kennis van de in lid 6 ter bedoelde informatie voordat de charterovereenkomst van kracht wordt. Wanneer de Commissie van oordeel is dat aan de in de CEM vastgestelde relevante voorwaarden is voldaan, zendt zij de informatie door aan de uitvoerend secretaris van de NAFO.

  • 7. 
    Wanneer het gecharterde vaartuig een vissersvaartuig van de Unie is, stelt de vlaggenlidstaat de Commissie onverwijld in kennis wanneer zich een van de volgende gebeurtenissen voordoet:
 

a)

begin van de visserijactiviteiten in het kader van de charterovereenkomst;

 

b)

opschorting van de visserijactiviteiten in het kader van de charterovereenkomst;

 

c)

hervatting van de visserijactiviteiten in het kader van een charterovereenkomst die is geschorst;

 

d)

einde van de visserijactiviteiten in het kader van de charterovereenkomst.

  • 8. 
    De verdragsluitende vlaggenstaat houdt een afzonderlijk register bij van de vangst- en bijvangstgegevens van alle visserijactiviteiten overeenkomstig elke charterovereenkomst van een onder zijn vlag varend vaartuig en rapporteert ze aan de Commissie, die ze doorzendt aan de charterende verdragsluitende partij en aan de uitvoerend secretaris van de NAFO.”;
 

12)

artikel 25 wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

in lid 2 wordt punt a) vervangen door:

 

“a)

nauwkeurig de vangst van elke trek/uitzetting per sector wordt geregistreerd;”;

 

b)

lid 3 wordt als volgt gewijzigd:

 

i)

punt b) wordt vervangen door:

 

“b)

de productie van elke soort en elk producttype per sector wordt geregistreerd;”;

 

ii)

punt d) wordt vervangen door:

 

“d)

bij elke inschrijving de in artikel 24 bedoelde gegevens worden geregistreerd, en”;

 

iii)

het volgende punt wordt toegevoegd:

 

“e)

stelt, wanneer productie heeft plaatsgevonden op de dag van een inspectie, de informatie over elke voor die dag verwerkte vangst op verzoek ter beschikking van een inspecteur.”;

 

c)

lid 6 wordt als volgt gewijzigd:

 

i)

in punt c) wordt de eerste alinea vervangen door:

 

“c)

vangstaangifte (CAT): hoeveelheid aan boord gehouden en hoeveelheid teruggegooide vangst per soort voor de dag vóór de aangifte, per sector, met inbegrip van nulvangsten, dagelijks vóór 12:00 UTC verzonden, tenzij anderszins ingediend in een COX-aangifte; aan boord gehouden of teruggegooide nulvangsten van alle soorten worden gerapporteerd aan de hand van de drielettercode “MZZ” (mariene soort niet gespecificeerd) en de hoeveelheid “0” zoals in de volgende voorbeelden (//CA/MZZ 0//en//RJ/MZZ 0//);”;

 

ii)

de tweede alinea wordt vervangen door:

“Vangsten worden voor zover mogelijk gerapporteerd op soortniveau onder hun corresponderende drielettercode in bijlage I.C bij de CEM (bedoeld in punt 11 van de bijlage bij deze verordening) of, als deze niet is opgenomen in bijlage I.C bij de CEM, wordt gebruikgemaakt van de ASFIS-soortenlijst voor visserijstatistieken van de FAO (Aquatic Sciences and Fisheries Information System List of Species for Fishery Statistics). Het geraamde gewicht van per trek of uitzetting gevangen haaien wordt eveneens geregistreerd.”;

 

d)

aan lid 9 wordt de volgende alinea toegevoegd:

“Punt a) van de eerste alinea van dit lid is niet van toepassing indien alle vangsten zijn gerapporteerd overeenkomstig lid 6.”;

 

13)

artikel 27 wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

aan lid 5 wordt het volgende punt toegevoegd:

 

“g)

zendt, elektronisch en onverwijld na de ontvangst ervan, het dagelijkse waarnemersverslag als bedoeld in lid 11, punt e), door aan de uitvoerend secretaris van de NAFO.”;

 

b)

lid 7 wordt vervangen door:

“7.   Iedere lidstaat deelt het volgende mee:

 

a)

uiterlijk 24 uur vóór de inzet van een waarnemer aan boord van een vissersvaartuig, de naam van het vissersvaartuig en de internationale radioroepnaam, evenals de naam en ID (indien van toepassing) van de betrokken waarnemer;

 

b)

binnen 20 dagen na de aankomst van het vaartuig in de haven, het waarnemersreisverslag als bedoeld in lid 11;

 

c)

uiterlijk op 15 februari van elk jaar voor het vorige kalenderjaar, een verslag over de naleving van de in dit artikel vastgestelde verplichtingen.”;

 

c)

lid 15 wordt vervangen door:

“15.   De informatie die de lidstaten dienen te verstrekken overeenkomstig lid 3, punten c) en d), lid 5, punt a), lid 6, punt c), en lid 7, wordt toegezonden aan het EBVC met de Commissie in kopie. Het EBVC zorgt ervoor dat deze informatie onverwijld wordt toegezonden aan de uitvoerend secretaris van de NAFO, zodat ze op de MCS-website kan worden gepost.”;

 

14)

artikel 28 wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

lid 2 wordt vervangen door:

“2.   Inspectie en surveillance worden verricht door inspecteurs die door de lidstaten, het EBVC en de Commissie zijn aangewezen. De lidstaat en de Commissie maken de inspecteurs bekend aan het EBVC via de regeling.”;

 

b)

lid 7 wordt vervangen door:

“7.   Inspecteurs die een onderzoeksvaartuig bezoeken, noteren de status van het vaartuig, en beperken de inspectieprocedures tot die welke nodig zijn om zich ervan te vergewissen dat de activiteiten van het vaartuig in overeenstemming zijn met zijn onderzoeksplan. Wanneer de inspecteurs redelijke gronden hebben om te vermoeden dat het vaartuig activiteiten verricht die niet met zijn onderzoeksplan in overeenstemming zijn, worden de Commissie en het EBVC onverwijld op de hoogte gebracht, en zijn de CEM onverkort van toepassing.”;

 

15)

artikel 30 wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

in lid 2 wordt punt a) vervangen door:

 

“a)

zij zendt het surveillancerapport door aan het EBVC, dat het onverwijld indient bij de uitvoerend secretaris van de NAFO voor doorzending aan de verdragsluitende vlaggenstaat van het vaartuig;”;

 

b)

lid 4 wordt vervangen door:

“4.   Elke lidstaat zendt het onderzoeksrapport toe aan het EBVC, dat het aan de uitvoerend secretaris van de NAFO en aan de Commissie toezendt.”;

 

16)

artikel 33 wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

in lid 2, punt c), wordt punt ii) vervangen door:

 

“ii)

zij noteren samenvattingen alsook verschillen tussen de geregistreerde vangst en hun ramingen van de vangst aan boord in de passende rubrieken van het inspectierapport;”;

 

b)

in lid 3 wordt punt a) vervangen door:

 

“a)

zendt aan het EBVC het rapport van de inspectie op zee toe, indien mogelijk binnen twintig dagen na de inspectie, die het indient bij de uitvoerend secretaris van de NAFO;”;

 

17)

artikel 34 wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

in lid 1 wordt punt g) vervangen door:

 

“g)

elke waarnemer aan boord in kennis stellen van de inbreuk.”;

 

b)

lid 2 wordt als volgt gewijzigd:

 

i)

in de eerste alinea wordt punt a) vervangen door:

 

“a)

zendt binnen 24 uur na de vaststelling van de inbreuk aan de Commissie en het EBVC een schriftelijke kennisgeving van de door zijn inspecteurs gerapporteerde inbreuk door, die ze op hun beurt doorzenden aan de bevoegde autoriteit van de verdragsluitende vlaggenstaat of de vlaggenlidstaat indien verschillend van de inspecterende lidstaat, en aan de uitvoerend secretaris van de NAFO. De schriftelijke kennisgeving omvat de informatie die is ingevuld in de rubriek betreffende inbreuken van het inspectierapport in bijlage IV.B bij de CEM (bedoeld in punt 41 van de bijlage bij deze verordening); vermeldt de relevante maatregelen en beschrijft in detail de grond voor het afgeven van de kennisgeving van de inbreuk, en het bewijs ter ondersteuning van de kennisgeving, en gaat waar mogelijk vergezeld van beelden van het vistuig, de vangst of ander bewijsmateriaal met betrekking tot de in lid 1 van dit artikel bedoelde inbreuk;”;

 

ii)

de tweede alinea wordt vervangen door:

“Het EBVC dient het inspectierapport in bij de uitvoerend secretaris van de NAFO.”;

 

18)

artikel 35 wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

lid 1 wordt als volgt gewijzigd:

 

i)

punt a) wordt vervangen door:

 

“a)

op het “overige”-quotum vissen zonder voorafgaande kennisgeving aan de Commissie en het EBVC in strijd met artikel 5;”;

 

ii)

punt e) wordt vervangen door:

 

“e)

vissen in een gesloten gebied, in strijd met artikel 9, lid 5, of artikel 18;”;

 

iii)

punt g) wordt vervangen door:

 

“g)

een niet-toegestane maaswijdte of afstand tussen de roosterstaven gebruiken, in strijd met artikel 13 of 14;”;

 

iv)

punt k) wordt vervangen door:

 

“k)

geen berichten in verband met vangst verzenden, in strijd met artikel 12, lid 1, of artikel 25;”;

 

b)

lid 5 wordt vervangen door:

“5.   Voor de toepassing van de leden 3 en 4 wordt onder “het onjuist registreren van vangsten” een verschil van ten minste tien ton of, indien dat meer is, twintig procent, verstaan tussen de ramingen van de inspecteurs van de verwerkte vangst aan boord, per soort of in totaal, en de in het productielogboek geregistreerde cijfers, berekend als een percentage van de cijfers in het productielogboek.”;

 

c)

lid 6 wordt vervangen door:

“6.   Voor zover de vlaggenlidstaat en, indien verschillend, de verdragsluitende vlaggenstaat, hiermee instemmen, mogen inspecteurs van een andere verdragsluitende partij of lidstaat deelnemen aan de volledige inspectie en opsomming van de vangst.”;

 

19)

artikel 39 wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

de leden 1, 2 en 3 worden vervangen door:

“1.   De havenlidstaat verstrekt aan de Commissie een lijst met aangewezen havens waartoe vissersvaartuigen toegang kan worden verleend met het oog op aanlanding, overlading en/of verlening van havendiensten, en waarborgt zo veel mogelijk dat elke aangewezen haven voldoende capaciteit heeft om inspecties te verrichten krachtens dit hoofdstuk. De Commissie stelt de uitvoerend secretaris van de NAFO in kennis van de lijst van aangewezen havens. Latere wijzigingen van de lijst worden uiterlijk vijftien dagen voordat de wijziging van kracht wordt, gepost ter vervanging van de vorige lijst.

  • 2. 
    De havenlidstaat stelt een minimumtermijn voor voorafgaande verzoeken vast. De termijn voor voorafgaande verzoeken is drie werkdagen vóór het geraamde tijdstip van aankomst. In overleg met de Commissie kan de havenlidstaat echter voorzieningen treffen voor een andere termijn voor voorafgaande verzoeken, rekening houdend met, onder meer, het producttype van de vangst en de afstand tussen de visgronden en zijn havens. De havenlidstaat verstrekt de informatie over de termijn voor voorafgaande verzoeken aan de Commissie, die de uitvoerend secretaris van de NAFO in kennis stelt.
  • 3. 
    De havenlidstaat wijst de bevoegde autoriteit aan die fungeert als het contactpunt voor het ontvangen van verzoeken overeenkomstig artikel 41, het ontvangen van bevestigingen overeenkomstig artikel 40, lid 2, en het afgeven van machtigingen overeenkomstig lid 6 van dit artikel. De havenlidstaat verstrekt de naam en de contactinformatie van de bevoegde autoriteit aan de Commissie, die de uitvoerend secretaris van de NAFO in kennis stelt.”;
 

b)

de leden 8 en 9 worden vervangen door:

“8.   De havenlidstaat stelt de kapitein van het vaartuig onverwijld in kennis van zijn besluit om het binnenvaren van de haven toe te staan dan wel te weigeren, of indien het vaartuig zich in de haven bevindt, van zijn besluit om de aanlanding, overlading of ander gebruik van de haven toe te staan dan wel te weigeren. Indien het vaartuig de haven mag binnenvaren, stuurt de havenlidstaat aan de kapitein van het vaartuig een kopie terug van het formulier “Port State Control Prior Request Form” in bijlage II.L bij de CEM (bedoeld in punt 43 van de bijlage bij deze verordening), met deel C naar behoren ingevuld. Die kopie wordt ook toegezonden aan de uitvoerend secretaris van de NAFO met de Commissie en het EBVC in kopie. In geval van een weigering stelt de havenlidstaat de verdragsluitende partij bij de NAFO waarvan het vaartuig de vlag voert, daarvan in kennis.

  • 9. 
    In geval van annulering van een voorafgaand verzoek als bedoeld in artikel 41, lid 2, verzendt de havenlidstaat een kopie van het geannuleerde formulier “Port State Control Prior Request Form” toe aan de uitvoerend secretaris van de NAFO met de Commissie en het EBVC in kopie.”;
 

c)

lid 17 wordt vervangen door:

“17.   De havenlidstaat zendt onverwijld een kopie van elk havenstaatcontrole-inspectierapport (Port State Control Inspection Report) toe aan de uitvoerend secretaris van de NAFO met de Commissie en het EBVC in kopie.”;

 

20)

artikel 45 wordt vervangen door:

“Artikel 45

Waarneming en inspectie van vaartuigen van niet-verdragsluitende partijen in het gereglementeerde gebied

Elke lidstaat of, indien passend, het EBVC, met een inspectie- en/of surveillanceaanwezigheid in het gereglementeerde gebied waarvoor machtiging is verleend in het kader van de gezamenlijke inspectie- en surveillanceregeling die een vaartuig van een niet-verdragsluitende partij waarneemt dat visserijactiviteiten in het gereglementeerde gebied verricht:

 

a)

zendt onverwijld de informatie aan de Commissie door met gebruikmaking van het formaat van het surveillancerapport dat is vastgesteld in bijlage IV.A bij de CEM (bedoeld in punt 38 van de bijlage bij deze verordening);

 

b)

tracht de kapitein van het vaartuig ervan in kennis te stellen dat wordt vermoed dat het vaartuig IOO-visserij bedrijft en dat deze informatie aan alle verdragsluitende partijen, ter zake relevante ROVB’s en de vlaggenstaat van het vaartuig zal worden meegedeeld;

 

c)

verzoekt in voorkomend geval de kapitein van het vaartuig om toestemming om aan boord van het vaartuig te gaan voor inspectie, en

 

d)

wanneer de kapitein van het vaartuig met inspectie instemt:

 

i)

zendt hij de bevindingen van de inspecteur onverwijld door aan de Commissie aan de hand van het inspectierapportformulier in bijlage IV.B bij de CEM (bedoeld in punt 41 van de bijlage bij deze verordening), en

 

ii)

verstrekt hij een kopie van het inspectierapport aan de kapitein van het vaartuig.”;

 

21)

aan artikel 50, lid 2, worden de volgende punten toegevoegd:

 

“i)

maaswijdten als bedoeld in artikel 13, lid 2;

 

j)

technische specificaties voor sorteerroosters en kettingen voor het bevestigen van de klossenpees (“toggle chains”) in de visserij op Noordse garnaal als bedoeld in artikel 14, lid 2, evenals technische specificaties voor sorteerroosters of netvoorzieningen als beschreven in artikel 14, lid 3 of lid 3 bis;

 

k)

gebieds- of periodebeperkingen voor bodemvisserijactiviteiten als beschreven in artikel 18.”;

 

22)

de bijlage wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

punt 44 wordt vervangen door:

 

“44.

Bijlage IV.H bij de CEM over inspecties, genoemd in artikel 39, lid 11;”;

 

b)

het volgende punt wordt toegevoegd:

 

“45.

Bijlage II.H bij de CEM betreffende de procedure voor het verlenen van toegang tot de MCS-website aan personen in de verdragsluitende partijen.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 14 juli 2021.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

D.M. SASSOLI

Voor de Raad

De voorzitter

  • A. 
    LOGAR
 

  • (2) 
    Standpunt van het Europees Parlement van 23 juni 2021 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 13 juli 2021.
  • (3) 
    Verordening (EU) 2019/833 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2019 tot vaststelling van instandhoudings- en handhavingsmaatregelen die van toepassing zijn in het gereglementeerde gebied van de Visserijorganisatie voor het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan, tot wijziging van Verordening (EU) 2016/1627 en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2115/2005 en (EG) nr. 1386/2007 van de Raad (PB L 141 van 28.5.2019, blz. 1).
  • (4) 
    Verordening (EU) 2019/473 van het Europees Parlement en de Raad van 19 maart 2019 betreffende het Europees Bureau voor visserijcontrole (PB L 83 van 25.3.2019, blz. 18).
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.