Verordening 2022/1190 - Wijziging van Verordening (EU) 2018/1862 wat betreft de invoering in het Schengeninformatiesysteem (SIS) van informatiesignaleringen van onderdanen van derde landen in het belang van de Unie

1.

Wettekst

12.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 185/1

 

VERORDENING (EU) 2022/1190 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 6 juli 2022

tot wijziging van Verordening (EU) 2018/1862 wat betreft de invoering in het Schengeninformatiesysteem (SIS) van informatiesignaleringen van onderdanen van derde landen in het belang van de Unie

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 88, lid 2, punt a),

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (1),

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Het Schengeninformatiesysteem (SIS) is een essentieel instrument voor de handhaving van een hoog niveau van veiligheid in de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht in de Unie door ondersteuning te bieden bij de operationele samenwerking tussen de nationale bevoegde autoriteiten, met name grenswachters, de politie, douaneautoriteiten, immigratieautoriteiten en autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het voorkomen, opsporen, onderzoeken of vervolgen van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke sancties. Verordening (EU) 2018/1862 van het Europees Parlement en de Raad (2) vormt de rechtsgrond voor SIS met betrekking tot aangelegenheden die onder het toepassingsgebied van het derde deel, titel V, hoofdstukken 4 en 5, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) vallen.

 

(2)

SIS-signaleringen bevatten informatie over een specifieke persoon of specifiek voorwerp alsook instructies voor de autoriteiten over wat zij moeten doen zodra die persoon of dat voorwerp is aangetroffen. In SIS ingevoerde signaleringen van personen en voorwerpen worden onmiddellijk rechtstreeks beschikbaar gesteld aan alle eindgebruikers van de bevoegde nationale autoriteiten van de lidstaten die krachtens Verordening (EU) 2018/1862 gemachtigd zijn SIS te doorzoeken. Ook het bij Verordening (EU) 2016/794 van het Europees Parlement en de Raad (3) opgerichte Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving (Europol), de nationale leden van het bij Verordening (EU) 2018/1727 van het Europees Parlement en de Raad (4) opgerichte Agentschap van de Europese Unie voor justitiële samenwerking in strafzaken (Eurojust), en de teams van de bij Verordening (EU) 2019/1896 van het Europees Parlement en de Raad (5) opgerichte Europese grens- en kustwacht hebben toegangsrecht tot SIS en zijn gemachtigd daarin gegevens op te zoeken, op grond van hun mandaat en overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1862.

 

(3)

Europol speelt een belangrijke rol bij de bestrijding van ernstige criminaliteit en terrorisme doordat het analyses en dreigingsevaluaties verstrekt ter ondersteuning van de onderzoeken van de bevoegde nationale autoriteiten. Europol vervult die rol tevens door gebruikmaking van SIS en bij de uitwisseling van aanvullende informatie over SIS-signaleringen met de lidstaten. De bestrijding van ernstige criminaliteit en terrorisme vergt voortdurende coördinatie tussen de lidstaten op het gebied van de verwerking van gegevens en de invoering van signaleringen in SIS.

 

(4)

Aangezien ernstige criminaliteit en terrorisme wereldwijde fenomenen zijn, wordt de informatie die derde landen en internationale organisaties verzamelen over plegers van ernstige criminaliteit en terrorisme en over personen die verdacht worden van ernstige criminaliteit en terrorisme, steeds relevanter voor de interne veiligheid van de Unie. Een deel van die informatie wordt, vooral indien de betrokkenen onderdaan zijn van een derde land, alleen gedeeld met Europol, dat de informatie verwerkt en de resultaten van zijn analyses met de lidstaten deelt.

 

(5)

De operationele noodzaak om door een derde land versterkte geverifieerde informatie ter beschikking te stellen van eerstelijnsfunctionarissen, met name grenswachters en politiefunctionarissen, wordt algemeen erkend. De betreffende eindgebruikers in de lidstaten hebben echter niet altijd toegang tot die waardevolle informatie, onder meer omdat nationale rechtsbepalingen lidstaten soms beletten signaleringen in SIS in te voeren op basis van die informatie.

 

(6)

Om dit hiaat in het delen van informatie over ernstige criminaliteit en terrorisme, en met name over buitenlandse terroristische strijders — in welk geval het monitoren van bewegingen van essentieel belang is — op te vullen, moet worden verzekerd dat de lidstaten, op voorstel van Europol, informatiesignaleringen van onderdanen van derde landen in het belang van de Unie in SIS kunnen invoeren, zodat door derde landen en internationale organisaties verstrekte informatie rechtstreeks en onmiddellijk beschikbaar is voor eerstelijnsfunctionarissen in de lidstaten.

 

(7)

Daartoe moet in SIS een specifieke categorie informatiesignaleringen van onderdanen van derde landen in het belang van de Unie (“informatiesignaleringen”) worden gecreëerd. Dergelijke informatiesignaleringen moeten door de lidstaten naar eigen goeddunken en na verificatie en analyse van het voorstel van Europol in het belang van de Unie met betrekking tot onderdanen van derde landen in SIS worden ingevoerd, opdat eindgebruikers die SIS doorzoeken, ervan op de hoogte worden gebracht dat de betrokkene wordt verdacht van betrokkenheid bij een strafbaar feit waarvoor Europol bevoegd is, en opdat de lidstaten en Europol de bevestiging ontvangen dat de persoon op wie de informatiesignalering betrekking heeft, is gevonden, en nader worden geïnformeerd overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1862, als gewijzigd bij de onderhavige verordening.

 

(8)

Om de lidstaat waaraan Europol voorstelde om een informatiesignalering in te voeren in staat te stellen te beoordelen of een bepaald geval adequaat, relevant en belangrijk genoeg is om de invoering van die informatiesignalering in SIS te rechtvaardigen, en om de betrouwbaarheid van de informatiebron en de juistheid van de informatie over de betrokken persoon te bevestigen, moet Europol alle informatie die het heeft over de zaak delen, met uitzondering van informatie die duidelijk in strijd met de mensenrechten is verkregen. Europol moet met name het resultaat van de toetsing van de gegevens aan zijn databanken delen, alsook informatie over de juistheid en de betrouwbaarheid van de gegevens en zijn analyse van de vraag of er voldoende redenen zijn om aan te nemen dat de betrokken persoon een onder de bevoegdheid van Europol vallend strafbaar feit heeft gepleegd, aan een dergelijk strafbaar feit heeft deelgenomen of voornemens is een dergelijk strafbaar feit te plegen.

 

(9)

Ter waarborging van de rechtmatigheid, volledigheid en juistheid van SIS-gegevens moet Europol de lidstaten onverwijld in kennis stellen van eventuele extra of gewijzigde gegevens die verband houden met zijn voorstel om een informatiesignalering in SIS in te voeren, of van informatie die erop duidt dat de gegevens in zijn voorstel feitelijk onjuist zijn of onrechtmatig zijn opgeslagen. Europol moet de signalerende lidstaat ook onverwijld eventuele extra of gewijzigde gegevens toezenden over een informatiesignalering die op zijn voorstel in SIS is ingevoerd, zodat de signalerende lidstaat de informatiesignalering kan aanvullen of wijzigen. Europol moet in het bijzonder in actie komen indien het ontdekt dat de van de autoriteiten van een derde land of van een internationale organisatie ontvangen informatie onjuist was of voor onrechtmatige doeleinden aan Europol werd meegedeeld, bijvoorbeeld indien de informatie over de betrokkene om politieke redenen werd gedeeld.

 

(10)

Wanneer Europol in het kader van zijn taken uit hoofde van deze verordening persoonsgegevens verwerkt, zijn Verordening (EU) 2016/794 en Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad (6) van toepassing.

 

(11)

De voorbereidingen voor de invoering van informatiesignaleringen moeten geen gevolgen hebben voor het gebruik van SIS.

 

(12)

Daar de doelstellingen van deze verordening, namelijk de instelling en de regulering van een specifieke categorie signaleringen die de lidstaten op voorstel van Europol in het belang van de Unie in SIS invoeren met het oog op de uitwisseling van informatie over personen die betrokken zijn bij ernstige criminaliteit of terrorisme, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege de aard ervan beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om die doelstellingen te verwezenlijken.

 

(13)

Deze verordening eerbiedigt ten volle de grondrechten en neemt de beginselen in acht die in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (“het Handvest”) en in het VEU zijn vastgelegd. Met name eerbiedigt deze verordening ten volle de bescherming van persoonsgegevens overeenkomstig artikel 16 VWEU, artikel 8 van het Handvest en de toepasselijke regels inzake gegevensbescherming. Deze verordening is ook bedoeld om iedereen die op het grondgebied van de Unie verblijft, een veilige omgeving te bieden.

 

(14)

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het VEU en het VWEU, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van deze verordening; deze is bijgevolg niet bindend voor, noch van toepassing op Denemarken. Aangezien deze verordening voortbouwt op het Schengenacquis, beslist Denemarken overeenkomstig artikel 4 van het bovengenoemde protocol binnen een termijn van zes maanden nadat de Raad heeft beslist over deze verordening of het deze in zijn interne recht zal omzetten.

 

(15)

Ierland neemt aan deze verordening deel overeenkomstig artikel 5, lid 1, van Protocol nr. 19 betreffende het Schengenacquis dat is opgenomen in het kader van de Europese Unie, gehecht aan het VEU en het VWEU, en overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Besluit 2002/192/EG van de Raad (7) en Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1745 van de Raad (8).

 

(16)

Wat IJsland en Noorwegen betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Raad van de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen inzake de wijze waarop IJsland en Noorwegen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (9), die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt G, van Besluit 1999/437/EG van de Raad (10).

 

(17)

Wat Zwitserland betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (11) die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt G, van Besluit 1999/437/EG, in samenhang met artikel 3 van Besluit 2008/149/JBZ van de Raad (12).

 

(18)

Wat Liechtenstein betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (13) die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt G, van Besluit 1999/437/EG, in samenhang met artikel 3 van Besluit 2011/349/EU van de Raad (14).

 

(19)

Wat Bulgarije en Roemenië betreft, vormt deze verordening een handeling die op het Schengenacquis voortbouwt of anderszins daaraan is gerelateerd in de zin van artikel 4, lid 2, van de Toetredingsakte van 2005, en dient zij te worden gelezen in samenhang met Besluiten 2010/365/EU (15) en (EU) 2018/934 (16) van de Raad.

 

(20)

Wat Kroatië betreft, vormt deze verordening een handeling die op het Schengenacquis voortbouwt of anderszins daaraan is gerelateerd in de zin van artikel 4, lid 2, van de Toetredingsakte van 2011, en dient zij te worden gelezen in samenhang met Besluit (EU) 2017/733 van de Raad (17).

 

(21)

Wat Cyprus betreft, vormt deze verordening een handeling die op het Schengenacquis voortbouwt of anderszins daaraan is gerelateerd in de zin van artikel 3, lid 2, van de Toetredingsakte van 2003.

 

(22)

Overeenkomstig artikel 41, lid 2, van Verordening (EU) 2018/1725 is de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming geraadpleegd.

 

(23)

Verordening (EU) 2018/1862 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EU) 2018/1862 wordt als volgt gewijzigd:

 

1)

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

punt 8 wordt vervangen door:

 

“8)

“markering”: een schorsing van de geldigheid, op nationaal niveau, die op een signalering met het oog op aanhouding, een signalering van vermiste of kwetsbare personen, een signalering met het oog op onopvallende controle, onderzoekscontrole of gerichte controle of een informatiesignalering kan worden aangebracht;”;

 

b)

het volgende punt wordt toegevoegd:

 

“22)

“onderdaan van een derde land”: eenieder die geen burger van de Unie is in de zin van artikel 20, lid 1, VWEU, met uitzondering van begunstigden van het recht van vrij verkeer in de Unie overeenkomstig Richtlijn 2004/38/EG of een overeenkomst tussen de Unie of de Unie en haar lidstaten, enerzijds, en een derde land, anderzijds;”.

 

2)

Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

lid 1 wordt vervangen door:

“1.   Onverminderd artikel 8, lid 1, en de bepalingen van deze verordening over de opslag van extra gegevens, bevat SIS alleen de door elke lidstaat verstrekte gegevenscategorieën, als vereist voor de in de artikelen 26, 32, 34, 36, 37 bis, 38 en 40 genoemde doeleinden.”;

 

b)

in lid 2 wordt punt b) vervangen door:

 

“b)

informatie over de voorwerpen bedoeld in de artikelen 26, 32, 34, 36, 37 bis en 38.”.

 

3)

in artikel 24 wordt lid 1 vervangen door:

“1.   Indien een lidstaat van oordeel is dat gevolg geven aan een overeenkomstig artikel 26, 32, 36 of 37 bis ingevoerde signalering onverenigbaar is met zijn nationaal recht, internationale verplichtingen of wezenlijke nationale belangen, kan hij verlangen dat de signalering wordt gemarkeerd, zodat de op grond van de signalering gevraagde actie niet op zijn grondgebied wordt uitgevoerd. De markering wordt aangebracht door het Sirene-bureau van de signalerende lidstaat.”.

 

4)

Het volgende hoofdstuk wordt ingevoegd:

“HOOFDSTUK IX bis

Informatiesignaleringen van onderdanen van derde landen in het belang van de Unie

Artikel 37 bis

Doelstellingen van en voorwaarden voor het invoeren van signaleringen

  • 1. 
    De lidstaten kunnen, op voorstel van Europol om een signalering in te voeren op basis van informatie van de autoriteiten van derde landen of internationale organisaties, in SIS informatiesignaleringen van onderdanen van derde landen in het belang van de Unie (“informatiesignaleringen”) invoeren als bedoeld in artikel 4, lid 1, punt t), van Verordening (EU) 2016/794. Europol stelt zijn functionaris voor gegevensbescherming in kennis indien het een dergelijk voorstel doet.
  • 2. 
    Informatiesignaleringen worden in SIS ingevoerd om eindgebruikers die SIS doorzoeken, ervan in kennis te stellen dat onderdanen van derde landen worden verdacht van betrokkenheid bij terroristische misdrijven of andere ernstige criminaliteit als bedoeld in bijlage I bij Verordening (EU) 2016/794, zodat deze eindgebruikers de in artikel 37 ter van de onderhavige verordening bedoelde informatie ontvangen.
  • 3. 
    Europol stelt alleen in de volgende gevallen en op voorwaarde dat het heeft geverifieerd dat aan de voorwaarden van lid 4 is voldaan, voor informatiesignaleringen in SIS in te voeren:
 

a)

er is een feitelijke aanwijzing dat een persoon een van de in lid 2 bedoelde strafbare feiten beraamt of pleegt;

 

b)

een algemene beoordeling van een persoon, met name op grond van eerder gepleegde strafbare feiten, doet vermoeden dat deze persoon een strafbaar feit als bedoeld in lid 2 zou kunnen plegen.

  • 4. 
    Europol stelt pas voor informatiesignaleringen in SIS in te voeren nadat het heeft vastgesteld dat de informatiesignalering noodzakelijk en gerechtvaardigd is, waarbij ervoor moet worden gezorgd dat aan beide volgende voorwaarden is voldaan:
 

a)

een analyse van de overeenkomstig artikel 17, lid 1, punt b), van Verordening (EU) 2016/794 verstrekte informatie heeft aangetoond dat de informatie over de betrokken persoon uit een betrouwbare bron komt en juist is, waardoor Europol, zo nodig na verdere uitwisseling van informatie met de verstrekkende partij overeenkomstig artikel 25 van Verordening (EU) 2016/794, kan vaststellen dat sprake is van ten minste één van de in lid 3 bepaalde gevallen;

 

b)

bij een overeenkomstig artikel 48 van deze verordening uitgevoerde doorzoeking van SIS is niet gebleken dat er al een signalering van de betrokken persoon bestaat.

  • 5. 
    Europol stelt de informatie die het heeft over de specifieke zaak en het resultaat van de in de leden 3 en 4 bedoelde beoordeling ter beschikking van de lidstaten en stelt voor dat een of meer lidstaten een informatiesignalering in SIS invoeren.

Indien Europol relevante extra of gewijzigde gegevens heeft met betrekking tot zijn voorstel om een informatiesignalering in te voeren, of indien Europol over informatie beschikt die erop duidt dat de gegevens in zijn voorstel tot invoering van een informatiesignalering feitelijk onjuist zijn of onrechtmatig zijn opgeslagen, stelt het de lidstaten onverwijld hiervan in kennis.

  • 6. 
    Het voorstel van Europol om een informatiesignalering in te voeren, wordt geverifieerd en geanalyseerd door de lidstaat waaraan Europol voorstelde om de informatiesignalering in te voeren. Die lidstaat beoordeelt zelf of de informatiesignalering in SIS wordt ingevoerd.
  • 7. 
    Indien overeenkomstig dit artikel informatiesignaleringen in SIS worden ingevoerd, stelt de signalerende lidstaat de andere lidstaten en Europol hiervan in kennis door aanvullende informatie uit te wisselen.
  • 8. 
    Indien lidstaten besluiten de door Europol voorgestelde signalering niet in te voeren, kunnen zij besluiten met betrekking tot dezelfde persoon een ander type signalering in te voeren indien aan de desbetreffende voorwaarden is voldaan.
  • 9. 
    De lidstaten stellen de andere lidstaten en Europol binnen een termijn van twaalf maanden nadat Europol een voorstel heeft gedaan tot invoering van een informatiesignalering, in kennis van het resultaat van de in lid 6 bedoelde verificatie en analyse van de gegevens in het voorstel van Europol en delen hun mee of de gegevens zijn ingevoerd in SIS.

Voor de toepassing van de eerste alinea stellen de lidstaten een regeling voor periodieke rapportage in.

  • 10. 
    Indien Europol over relevante extra of gewijzigde gegevens beschikt in verband met een informatiesignalering, zendt het die gegevens via de uitwisseling van aanvullende informatie onverwijld door aan de signalerende lidstaat, zodat deze de informatiesignalering kan aanvullen, wijzigen of wissen.
  • 11. 
    Indien Europol informatie heeft die erop duidt dat overeenkomstig lid 1 in SIS ingevoerde gegevens feitelijk onjuist zijn of onrechtmatig zijn opgeslagen, deelt het dit zo spoedig mogelijk, maar niet later dan twee werkdagen nadat het kennis van deze informatie heeft gekregen, mee aan de signalerende lidstaat via de uitwisseling van aanvullende informatie. De signalerende lidstaat controleert de informatie en corrigeert of wist zo nodig onverwijld de betrokken gegevens.
  • 12. 
    Indien er duidelijke aanwijzingen zijn dat er een verband bestaat tussen de in artikel 38, lid 2, punten a), b), c), e), g), h), j) en k), genoemde voorwerpen of niet-contante betaalmiddelen en een persoon op wie een informatiesignalering overeenkomstig lid 1 van dit artikel betrekking heeft, kunnen signaleringen van deze voorwerpen worden ingevoerd teneinde deze persoon op te sporen. In deze gevallen worden de informatiesignalering en de signalering van het voorwerp gelinkt, overeenkomstig artikel 63.
  • 13. 
    De lidstaten voorzien in de nodige procedures voor het invoeren, bijwerken of wissen van informatiesignaleringen in SIS overeenkomstig deze verordening.
  • 14. 
    Europol houdt een overzicht bij van zijn voorstellen tot invoering van informatiesignaleringen in SIS uit hoofde van dit artikel en brengt om de zes maanden verslag uit aan de lidstaten over de informatiesignaleringen die zijn ingevoerd in SIS en over de gevallen waarin de lidstaten de informatiesignaleringen niet hebben ingevoerd.
  • 15. 
    De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast om voorschriften vast te leggen en te ontwikkelen voor het invoeren, bijwerken, wissen en doorzoeken van de in lid 11 van dit artikel bedoelde gegevens. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 76, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 37 ter

Uitvoering van de in een informatiesignalering gevraagde actie

  • 1. 
    In geval van een hit met betrekking tot een informatiesignalering verzamelt de uitvoerende lidstaat de onderstaande gegevens of een deel daarvan en deelt hij deze mee aan de signalerende lidstaat:
 

a)

het feit dat de persoon op wie een informatiesignalering betrekking heeft, is aangetroffen;

 

b)

de plaats, het tijdstip en de reden van de controle;

 

c)

reisroute en reisbestemming;

 

d)

de personen die de persoon op wie de informatiesignalering betrekking heeft, vergezellen, en van wie redelijkerwijs kan worden aangenomen dat zij een band hebben met deze persoon;

 

e)

voorwerpen die de persoon bij zich heeft, met inbegrip van reisdocumenten;

 

f)

de omstandigheden waaronder de persoon werd aangetroffen.

  • 2. 
    De uitvoerende lidstaat deelt de in lid 1 bedoelde informatie mee aan de signalerende lidstaat via de uitwisseling van aanvullende informatie.
  • 3. 
    Lid 1 van dit artikel is ook van toepassing indien de persoon op wie een informatiesignalering betrekking heeft, zich op het grondgebied bevindt van de lidstaat die de informatiesignalering in SIS heeft ingevoerd, zulks teneinde Europol te informeren overeenkomstig artikel 48, lid 8, punt b).
  • 4. 
    De uitvoerende lidstaat zorgt ervoor dat tijdens routineactiviteiten van zijn bevoegde nationale autoriteiten zo veel mogelijk van de in lid 1 bedoelde informatie op onopvallende wijze wordt verzameld. Het verzamelen van dergelijke informatie brengt het onopvallende karakter van de controle niet in gevaar, en de persoon op wie de informatiesignalering betrekking heeft, wordt op geen enkele manier opmerkzaam gemaakt op het bestaan daarvan.”;
 

5)

In artikel 43 wordt lid 3 vervangen door:

“3.   Dactyloscopische gegevens in SIS in verband met overeenkomstig de artikelen 26, 32, 36, 37 bis en 40 ingevoerde signaleringen kunnen tevens worden doorzocht aan de hand van volledige of onvolledige reeksen vingerafdrukken of handpalmafdrukken die zijn aangetroffen op de plaats delict van ernstige strafbare feiten of terroristische misdrijven die worden onderzocht, mits met een hoge mate van waarschijnlijkheid kan worden vastgesteld dat die afdrukken van een dader van het strafbare feit zijn en op voorwaarde dat tegelijkertijd de nationale vingerafdrukdatabanken van de lidstaat worden doorzocht.”.

 

6)

Artikel 48 wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

lid 8 wordt vervangen door:

“8.   De lidstaten informeren Europol door aanvullende informatie uit te wisselen over:

 

a)

hits met betrekking tot uit hoofde van artikel 37 bis in SIS ingevoerde informatiesignaleringen;

 

b)

het feit dat de persoon op wie de informatiesignalering betrekking heeft, zich op het grondgebied van de signalerende lidstaat bevindt, overeenkomstig artikel 37 ter, lid 3, en

 

c)

signaleringen in verband met terroristische misdrijven die niet uit hoofde van artikel 37 bis in SIS zijn ingevoerd.

Bij wijze van uitzondering hoeven de lidstaten Europol niet te informeren over hits met betrekking tot de in punt c) van dit lid bedoelde signaleringen indien dit lopende onderzoeken of de veiligheid van een persoon in gevaar zou brengen of tegen de wezenlijke belangen van de veiligheid van de signalerende lidstaat zou indruisen.”;

 

b)

lid 9 wordt geschrapt.

 

7)

Artikel 53 wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

lid 4 wordt vervangen door:

“4.   Een lidstaat mag een signalering van een persoon voor de in artikel 32, lid 1, punten c), d) en e), en de artikelen 36 en 37 bis van deze verordening genoemde doelstellingen invoeren voor een periode van één jaar. De signalerende lidstaat toetst binnen die periode of de signalering moet worden gehandhaafd.”;

 

b)

de leden 6 en 7 worden vervangen door:

“6.   Vóór het verstrijken van de in de leden 2, 3, 4 en 5 bedoelde toetsingstermijn kan de signalerende lidstaat op grond van een uitgebreide individuele beoordeling, die wordt geregistreerd, besluiten de signalering van een persoon langer dan de toetsingstermijn te handhaven indien dit noodzakelijk blijkt voor en evenredig is aan het met de signalering nagestreefde doel. In dat geval zijn de leden 2, 3, 4 en 5 tevens van toepassing op de verlenging. Iedere verlenging wordt doorgegeven aan CS-SIS.

  • 7. 
    Na afloop van de in de leden 2, 3, 4 en 5 van dit artikel bedoelde toetsingstermijn worden signaleringen van personen automatisch gewist, behalve indien de signalerende lidstaat ingevolge lid 6 van dit artikel aan CS-SIS heeft meegedeeld dat de signalering is verlengd. CS-SIS stelt de signalerende lidstaat — en, bij overeenkomstig artikel 37 bis in SIS ingevoerde informatiesignaleringen, ook Europol — vier maanden van tevoren automatisch in kennis van de geplande wissing van gegevens. Bij overeenkomstig artikel 37 bis in SIS ingevoerde informatiesignaleringen helpt Europol de signalerende lidstaat onverwijld met de in lid 6 van dit artikel bedoelde uitgebreide individuele beoordeling.”.
 

8)

In artikel 54 wordt lid 3 vervangen door:

“3.   Signaleringen van voorwerpen die overeenkomstig de artikelen 26, 32, 34, 36 en 37 bis zijn ingevoerd, worden op grond van artikel 53 getoetst indien zij gelinkt zijn aan een signalering van een persoon. Deze signaleringen worden slechts bewaard zolang de signalering van de persoon wordt bewaard.”.

 

9)

Artikel 55 wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

het volgende lid wordt ingevoegd:

“4 bis.   Informatiesignaleringen op grond van artikel 37 bis worden gewist wanneer:

 

a)

de signalering is verstreken overeenkomstig artikel 53, of

 

b)

de bevoegde autoriteit van de signalerende lidstaat daartoe heeft besloten, in voorkomend geval ook op voorstel van Europol;”;

 

b)

lid 7 wordt vervangen door:

“7.   Een signalering van een voorwerp die gelinkt is aan een signalering van een persoon en die overeenkomstig de artikelen 26, 32, 34, 36 en 37 bis is ingevoerd, wordt gewist wanneer de signalering van de persoon overeenkomstig dit artikel wordt gewist.”.

 

10)

artikel 56 wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

lid 1 wordt vervangen door:

“1.   De lidstaten mogen de in artikel 20 bedoelde gegevens alleen verwerken voor de doeleinden die voor elke signaleringscategorie zijn vastgesteld in de artikelen 26, 32, 34, 36, 37 bis, 38 en 40.”;

 

b)

lid 5 wordt vervangen door:

“5.   Met betrekking tot de signaleringen op grond van de artikelen 26, 32, 34, 36, 37 bis, 38 en 40 mogen de gegevens in SIS slechts worden verwerkt voor andere doeleinden dan die waarvoor zij in SIS zijn ingevoerd, indien er een verband bestaat met een specifieke zaak en de verwerking ervan noodzakelijk is voor het voorkomen van een ernstige en onmiddellijke dreiging voor de openbare orde en veiligheid, of om ernstige redenen die verband houden met de nationale veiligheid, dan wel voor het voorkomen van een ernstig strafbaar feit. Daartoe wordt vooraf de toestemming van de signalerende lidstaat gevraagd.”.

 

11)

In artikel 74 wordt het volgende lid ingevoegd:

“5 bis.   De lidstaten, Europol en eu-LISA verstrekken de Commissie de informatie die zij nodig heeft om bij te dragen aan de in artikel 68 van Verordening (EU) 2016/794 bedoelde evaluaties en verslagen.”.

 

12)

Aan artikel 79 wordt het volgende lid toegevoegd:

“7.   De Commissie neemt een besluit tot vaststelling van de datum waarop de lidstaten kunnen beginnen met het invoeren, bijwerken of wissen van informatiesignaleringen in SIS overeenkomstig artikel 37 bis van deze verordening, nadat zij heeft gecontroleerd dat aan de volgende voorwaarden is voldaan:

 

a)

de op grond van deze verordening vastgestelde uitvoeringshandelingen zijn gewijzigd voor zover nodig voor de toepassing van deze verordening, zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2022/1190 van het Europees Parlement en de Raad (*1);

 

b)

de lidstaten en Europol hebben aan de Commissie meegedeeld dat zij de nodige technische en procedurele regelingen hebben getroffen om SIS-gegevens te verwerken en aanvullende informatie uit te wisselen op grond van deze verordening, zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2022/1190;

 

c)

eu-LISA heeft aan de Commissie meegedeeld dat alle tests van CS-SIS en van de interactie tussen CS-SIS en N.SIS met succes zijn afgerond.

Dat besluit van de Commissie wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

(*1)  Verordening (EU) 2022/1190 van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 2022 tot wijziging van Verordening (EU) 2018/1862 wat betreft de invoering in het Schengeninformatiesysteem (SIS) van informatiesignaleringen van onderdanen van derde landen in het belang van de Unie (PB L 185 van 12.7.2022, blz. 1).”."

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van de overeenkomstig artikel 79, lid 7, van Verordening (EU) 2018/1862 bepaalde datum, met uitzondering van artikel 1, punt 12, van deze verordening, dat van toepassing is met ingang van 1 augustus 2022.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.

Gedaan te Straatsburg, 6 juli 2022.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

  • R. 
    METSOLA

Voor de Raad

De voorzitter

  • M. 
    BEK
 

  • (1) 
    Standpunt van het Europees Parlement van 8 juni 2022 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 27 juni 2022.
  • (2) 
    Verordening (EU) 2018/1862 van het Europees Parlement en de Raad van 28 november 2018 betreffende de instelling, de werking en het gebruik van het Schengeninformatiesysteem (SIS) op het gebied van politiële en justitiële samenwerking in strafzaken, tot wijziging en intrekking van Besluit 2007/533/JBZ van de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1986/2006 van het Europees Parlement en de Raad en Besluit 2010/261/EU van de Commissie (PB L 312 van 7.12.2018, blz. 56).
  • (3) 
    Verordening (EU) 2016/794 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende het Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving (Europol) en tot vervanging en intrekking van de Besluiten 2009/371/JBZ, 2009/934/JBZ, 2009/935/JBZ, 2009/936/JBZ en 2009/968/JBZ van de Raad (PB L 135 van 24.5.2016, blz. 53).
  • (4) 
    Verordening (EU) 2018/1727 van het Europees Parlement en de Raad van 14 november 2018 betreffende het Agentschap van de Europese Unie voor justitiële samenwerking in strafzaken (Eurojust), en tot vervanging en intrekking van Besluit 2002/187/JBZ van de Raad (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 138).
  • (5) 
    Verordening (EU) 2019/1896 van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2019 betreffende de Europese grens- en kustwacht en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1052/2013 en Verordening (EU) 2016/1624 (PB L 295 van 14.11.2019, blz. 1).
  • (6) 
    Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).
  • (7) 
    Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan bepalingen van het Schengenacquis (PB L 64 van 7.3.2002, blz. 20).
  • (8) 
    Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1745 van de Raad van 18 november 2020 betreffende de inwerkingstelling van de bepalingen van het Schengenacquis inzake gegevensbescherming en de voorlopige inwerkingstelling van sommige bepalingen van het Schengenacquis in Ierland (PB L 393 van 23.11.2020, blz. 3).
  • Besluit 1999/437/EG van de Raad van 17 mei 1999 inzake bepaalde toepassingsbepalingen van de door de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen gesloten overeenkomst inzake de wijze waarop deze twee staten worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (PB L 176 van 10.7.1999, blz. 31).
  • Besluit 2008/149/JBZ van de Raad van 28 januari 2008 betreffende de sluiting namens de Europese Unie van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (PB L 53 van 27.2.2008, blz. 50).
  • Besluit 2011/349/EU van de Raad van 7 maart 2011 betreffende de sluiting namens de Europese Unie van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis, met name betreffende de justitiële samenwerking in strafzaken en de politiële samenwerking (PB L 160 van 18.6.2011, blz. 1).
  • Besluit 2010/365/EU van de Raad van 29 juni 2010 betreffende de toepassing van de bepalingen van het Schengenacquis die betrekking hebben op het Schengeninformatiesysteem in de Republiek Bulgarije en Roemenië (PB L 166 van 1.7.2010, blz. 17).
  • Besluit (EU) 2018/934 van de Raad van 25 juni 2018 betreffende de inwerkingstelling van de resterende bepalingen van het Schengenacquis die betrekking hebben op het Schengeninformatiesysteem in de Republiek Bulgarije en in Roemenië (PB L 165 van 2.7.2018, blz. 37).
  • Besluit (EU) 2017/733 van de Raad van 25 april 2017 betreffende de toepassing van de bepalingen van het Schengenacquis met betrekking tot het Schengeninformatiesysteem in de Republiek Kroatië (PB L 108 van 26.4.2017, blz. 31).
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.