Uitvoeringsbesluit 2022/88 - Wijziging van Uitvoeringsbesluit 2013/53/EU waarbij België wordt gemachtigd de bijzondere maatregel die afwijkt van artikel 285 van de btw-richtlijn gedurende een nieuwe periode toe te passen

1.

Wettekst

21.1.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 14/23

 

UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2022/88 VAN DE RAAD

van 18 januari 2022

tot wijziging van Uitvoeringsbesluit 2013/53/EU van de Raad waarbij het Koninkrijk België wordt gemachtigd de bijzondere maatregel die afwijkt van artikel 285 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde gedurende een nieuwe periode toe te passen

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (1), en met name artikel 395, lid 1,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Bij Uitvoeringsbesluit 2013/53/EU van de Raad (2) was het Koninkrijk België gemachtigd om een bijzondere maatregel in te voeren die afwijkt van artikel 285 van Richtlijn 2006/112/EG, teneinde belastingplichtigen met een jaaromzet die niet hoger is dan 25 000 EUR tot en met 31 december 2015 van de belasting over de toegevoegde waarde (btw) vrij te stellen (“de bijzondere maatregel”). Die machtiging is eerst bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/2348 van de Raad (3) verlengd tot en met 31 december 2018, en vervolgens bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/2077 van de Raad (4) tot en met 31 december 2021.

 

(2)

Bij brief van 5 mei 2021 heeft België de Commissie verzocht om machtiging tot verlenging van de bijzondere maatregel tot en met 31 december 2024, de uiterste datum waarop de lidstaten Richtlijn (EU) 2020/285 van de Raad (5), die voorziet in eenvoudigere btw-regels voor kleine ondernemingen, moeten omzetten. Die richtlijn biedt de lidstaten ook de mogelijkheid vrijstelling te verlenen aan belastingplichtigen van wie de jaaromzet in de lidstaat een drempel van 85 000 EUR niet overschrijdt.

 

(3)

Bij brief van 29 juni 2021 heeft de Commissie de overige lidstaten overeenkomstig artikel 395, lid 2, tweede alinea, van Richtlijn 2006/112/EG van het verzoek van België in kennis gesteld. Bij brief van 30 juni 2021 heeft de Commissie België ervan in kennis gesteld dat zij over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van het verzoek.

 

(4)

De bijzondere maatregel is in overeenstemming met Richtlijn (EU) 2020/285, die tot doel heeft de btw-nalevingskosten voor kleine ondernemingen, concurrentieverstoringen op zowel nationaal als Unieniveau, alsook de negatieve gevolgen van de overgang van vrijstelling naar belastingheffing (het drempeleffect), te beperken. De richtlijn is er tevens op gericht de naleving van de regels door kleine ondernemingen en het toezicht door belastingdiensten te vergemakkelijken. De drempel van 25 000 EUR is in overeenstemming met de nieuwe drempel voor vrijstelling die is opgenomen in Richtlijn (EU) 2020/285.

 

(5)

De bijzondere maatregel zal facultatief blijven voor de belastingplichtigen. Belastingplichtigen kunnen nog altijd voor het normale btw-stelsel kiezen krachtens artikel 290 van Richtlijn 2006/112/EG.

 

(6)

Volgens door België verstrekte gegevens zal de bijzondere maatregel geen noemenswaardige invloed hebben op de totale belastingopbrengst in het stadium van het eindverbruik in België.

 

(7)

Na de inwerkingtreding van Verordening (EU, Euratom) 2021/769 van de Raad (6) zal België geen compensatieberekening meer verrichten met betrekking tot het overzicht van de eigen btw-middelen voor het begrotingsjaar 2021.

 

(8)

Gezien de positieve gevolgen van de bijzondere maatregel tot vereenvoudiging van btw-gerelateerde verplichtingen door het verlichten van de administratieve lasten en de nalevingskosten voor kleine ondernemingen en voor de belastingautoriteiten, terwijl dit geen grote gevolgen heeft voor de totale btw-inkomsten, moet België worden gemachtigd de bijzondere maatregel gedurende een nieuwe periode toe te passen.

 

(9)

De machtiging voor de toepassing van de bijzondere maatregel moet in de tijd worden beperkt. De periode moet lang genoeg zijn om te kunnen evalueren of de drempel doeltreffend en passend is. Bovendien moeten de lidstaten krachtens artikel 3, lid 1, van Richtlijn (EU) 2020/285 uiterlijk op 31 december 2024 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vaststellen en bekendmaken om aan artikel 1 van die richtlijn te voldoen en moeten zij die bepalingen met ingang van 1 januari 2025 toepassen. Het is derhalve passend België te machtigen de bijzondere maatregel toe te passen tot en met 31 december 2024.

 

(10)

Ter voorkoming van verstorende effecten moet België de bijzondere maatregel zonder onderbreking kunnen toepassen. De gevraagde machtiging moet daarom met ingang van 1 januari 2022 worden verleend en daarmee naadloos aansluiten op de eerdere regeling overeenkomstig Uitvoeringsbesluit 2013/53/EU.

 

(11)

Uitvoeringsbesluit 2013/53/EU moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 2 van Uitvoeringsbesluit 2013/53/EU wordt vervangen door:

“Artikel 2

Dit besluit is van toepassing met ingang van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2024.”.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag van kennisgeving ervan.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot het Koninkrijk België.

Gedaan te Brussel, 18 januari 2022.

Voor de Raad

De voorzitter

  • B. 
    LE MAIRE
 

  • (2) 
    Uitvoeringsbesluit 2013/53/EU van de Raad van 22 januari 2013 waarbij het Koninkrijk België wordt gemachtigd een bijzondere maatregel in te stellen die afwijkt van artikel 285 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 22 van 25.1.2013, blz. 13).
  • (3) 
    Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/2348 van de Raad van 10 december 2015 tot wijziging van Uitvoeringsbesluit 2013/53/EU waarbij het Koninkrijk België wordt gemachtigd een bijzondere maatregel in te stellen die afwijkt van artikel 285 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 330 van 16.12.2015, blz. 51).
  • (4) 
    Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/2077 van de Raad van 20 december 2018 tot wijziging van Uitvoeringsbesluit 2013/53/EU waarbij het Koninkrijk België wordt gemachtigd een bijzondere maatregel in te stellen die afwijkt van artikel 285 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 331 van 28.12.2018, blz. 222).
  • (5) 
    Richtlijn (EU) 2020/285 van de Raad van 18 februari 2020 tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde wat betreft de bijzondere regeling voor kleine ondernemingen en Verordening (EU) nr. 904/2010 betreffende de administratieve samenwerking en uitwisseling van inlichtingen voor doeleinden van toezicht op de juiste uitvoering van de bijzondere regeling voor kleine ondernemingen (PB L 62 van 2.3.2020, blz. 13).
  • (6) 
    Verordening (EU, Euratom) 2021/769 van de Raad van 30 april 2021 tot wijziging van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 betreffende de definitieve uniforme regeling voor de inning van de eigen middelen uit de belasting over de toegevoegde waarde (PB L 165 van 11.5.2021, blz. 9).
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.