Verordening 2022/110 - Vaststelling, voor 2022, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee

1.

Wettekst

31.1.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 21/165

 

VERORDENING (EU) 2022/110 VAN DE RAAD

van 27 januari 2022 tot vaststelling, voor 2022, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden

en groepen visbestanden in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 3,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Krachtens artikel 6 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad (1) moet bij het aannemen van instandhoudingsmaatregelen rekening worden gehouden met de beschikbare wetenschappelijke, technische en economische adviezen, met inbegrip van, waar relevant, verslagen van het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV), met de adviezen van de adviesraden voor de betrokken geografische gebieden of bevoegdheidsgebieden en met de gezamenlijke aanbevelingen van de lidstaten.

 

(2)

Het is aan de Raad om maatregelen aan te nemen ter vaststelling en toewijzing van de vangstmogelijkheden, inclusief, waar nodig, bepaalde functioneel daarmee verbonden voorwaarden. In artikel 16, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 is bepaald dat de vangstmogelijkheden aan de lidstaten moeten worden toegewezen op een manier die de relatieve stabiliteit van de visserijactiviteiten van iedere lidstaat voor elk visbestand of elke visserij waarborgt.

 

(3)

In artikel 2 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 is bepaald dat het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) onder meer tot doel heeft het exploitatieniveau dat de maximale duurzame opbrengst (MDO) oplevert, indien mogelijk in 2015 en, geleidelijk toenemend, voor alle bestanden uiterlijk in 2020 te verwezenlijken.

 

(4)

De totale toegestane vangsten (TAC’s) moeten derhalve overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1380/2013 op basis van de beschikbare wetenschappelijke adviezen worden vastgesteld, waarbij rekening wordt gehouden met biologische en sociaal-economische aspecten, inclusief een billijke behandeling van de verschillende visserijsectoren, en met de standpunten die tijdens de raadpleging van belanghebbenden naar voren zijn gebracht.

 

(5)

In artikel 16, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 is bepaald dat de vangstmogelijkheden voor bestanden die onder een meerjarenplan vallen, in overeenstemming moeten zijn met die plannen.

 

(6)

Het meerjarenplan voor de visserijen die demersale bestanden in het westelijke deel van de Middellandse Zee exploiteren (“het plan”) werd ingevoerd bij Verordening (EU) 2019/1022 van het Europees Parlement en de Raad (2) en is op 16 juli 2019 in werking getreden. Het meerjarenplan moet ervoor zorgen dat de levende biologische rijkdommen van de zee zodanig worden geëxploiteerd dat de populaties van de gevangen soorten zich kunnen herstellen en op een niveau blijven dat hoger is dan hetgeen de MDO kan opleveren.

 

(7)

Overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Verordening (EU) 2019/1022 moeten de vangstmogelijkheden voor de in artikel 1 van die verordening genoemde bestanden zodanig worden vastgesteld dat een niveau van visserijsterfte wordt bereikt waarmee de maximale duurzame opbrengst geleidelijk toenemend in 2020, indien mogelijk, en in ieder geval uiterlijk op 1 januari 2025 wordt verwezenlijkt. De vangstmogelijkheden moeten worden uitgedrukt als de maximaal toegestane visserijinspanning voor trawlers en beugvisserijvaartuigen zoals vastgesteld in de visserijinspanningsregeling in artikel 7 van Verordening (EU) 2019/1022 en de maximale vangstbeperkingen voor blauwrode diepzeegarnaal (Aristeus antennatus) en de rode diepzeegarnaal (Aristaeomorpha foliacea) zoals vastgesteld overeenkomstig wetenschappelijk advies.

 

(8)

Om de MDO-doelstellingen voor de visbestanden in het westelijke deel van de Middellandse Zee te halen, luidt het advies van het WTECV dat verdere spoedeisende maatregelen nodig, en een aanzienlijke vermindering van de visserijsterfte voor trawlers noodzakelijk zijn. Voor 2022 moet de maximaal toegestane visserijinspanning van trawlers, overeenkomstig artikel 7, lid 3, punt b), van het plan derhalve met 6 % worden verlaagd ten opzichte van de uitgangswaarde voor 2015-2017, die in mindering moet worden gebracht op de maximaal toegestane visserijinspanning die voor 2021 is vastgesteld bij Verordening (EU) 2021/90 van de Raad (3) en op de aanvullende vermindering van de visserijinspanning die op het niveau van de Italiaanse autoriteiten is vastgesteld.

 

(9)

Om de MDO-doelstellingen voor de visbestanden in het westelijke deel van de Middellandse Zee te halen, luidt het advies van het WTECV dat verdere spoedeisende maatregelen nodig zijn, met name om de visserijsterfte bij vaartuigen voor de beugvisserij op demersale soorten te beheersen. Voor 2022 is het noodzakelijk om, overeenkomstig artikel 7, lid 5, van het plan, een maximaal toegestane visserijinspanning voor beugvisserijvaartuigen vast te stellen op basis van de visserijinspanning uitgedrukt in aantal visdagen tussen 1 januari 2015 en 31 december 2017. Deze maximaal toegestane visserijinspanning voor beugvisserijvaartuigen moet de maximaal toegestane visserijinspanning die voor 2023 moet worden vastgesteld, onverlet laten.

 

(10)

In 2020 heeft luidde het advies van het WTECV dat de visserijsterfte van blauwrode diepzeegarnaal in de geografische deelgebieden (GDG’s) 1-5-6-7 en GDG’s 8-9-10-11 aanzienlijk zou moeten dalen om uiterlijk in 2025 de MDO te bereiken. Het wetenschappelijk adviescomité (SAC) van de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee (GFCM) heeft hetzelfde advies uitgebracht voor de visserijsterfte van blauwrode diepzeegarnaal in GDG 2. Het WTECV was bovendien van mening dat de biomassa van blauwrode diepzeegarnaal afneemt. In 2021 stond in het advies van het WTECV dat de visserijsterfte bij deze soort niet is veranderd en er daarom verdere beheersmaatregelen nodig zijn. Gezien het wetenschappelijk advies en de ongewijzigde situatie van de bestanden is het, overeenkomstig artikel 7, lid 3, punt b), van het plan, passend de inspanningsregeling aan te vullen met maximale vangstbeperkingen en een specifieke maximale vangstbeperking vast te stellen voor blauwrode diepzeegarnaal in GDG’s 1-2-5-6-7 en een specifieke maximale vangstbeperking voor blauwrode diepzeegarnaal in GDG’s 8-9-10-11.

 

(11)

In 2020 stond in het advies van het WTECV dat de biomassa van rode diepzeegarnaal in GDG’s 8-9-10-11 afnam. In 2021 stond in het advies van het WTECV dat de visserijsterfte van deze soort niet is veranderd en dat de biomassa nog steeds afneemt. Gezien het wetenschappelijk advies en de ongewijzigde situatie van de bestanden is het, overeenkomstig artikel 7, lid 3, punt b), van het plan, passend de inspanningsregeling aan te vullen met maximale vangstbeperkingen en een specifieke maximale vangstbeperking voor rode diepzeegarnaal vast te stellen in de deelgebieden 8-9-10-11.

 

(12)

Tijdens haar 42e jaarvergadering in 2018 heeft de GFCM Aanbeveling GFCM/42/2018/1 tot vaststelling van beheersmaatregelen voor Europese aal (Anguilla anguilla) in de Middellandse Zee (geografische deelgebieden 1 tot en met 27 van de GFCM) aangenomen. Die maatregelen bevatten vangst- of inspanningsbeperkingen en een jaarlijkse sluitingsperiode van drie opeenvolgende maanden die door iedere lidstaat moet worden bepaald in overeenstemming met de instandhoudingsdoelstellingen van Verordening (EG) nr. 1100/2007 (4) van de Raad, het nationale beheersplan of de nationale beheersplannen voor aal en de temporele migratiepatronen van aal in de lidstaat. Bestonden er vóór de inwerkingtreding van die aanbeveling nationale beheersplannen om de inspannings- of vangstbeperkingen met ten minste 30 % terug te dringen, dan mogen de reeds vastgestelde en uitgevoerde vangst- of visserijinspanningsbeperkingen niet worden overschreden. De sluiting moet gelden voor alle mariene wateren van de Middellandse Zee en voor brakke wateren zoals estuaria, kustlagunes en overgangswateren, overeenkomstig die aanbeveling. De sluitingsperiode is functioneel verbonden met de vangstmogelijkheden omdat de vangsten of visserijinspanning zonder zo'n periode moeten worden verlaagd om het herstel van het bestand te waarborgen. Die maatregelen moeten in Unierecht worden geïmplementeerd.

 

(13)

Tijdens haar 44e jaarvergadering in 2021 heeft de GFCM Aanbeveling GFCM/44/2021/20 inzake een meerjarig beheersplan voor duurzame exploitatie van kleine pelagische soorten in de Adriatische Zee (geografische deelgebieden 17 en 18 van de GFCM) aangenomen, waarbij een maximum visserijniveau en een hiermee verband houdend vlootcapaciteitsmaximum voor ringzegenvaartuigen en pelagische trawlers die vissen op kleine pelagische soorten werden ingevoerd. Die maatregelen moeten in Unierecht worden geïmplementeerd.

 

(14)

Tijdens haar 44e jaarvergadering in 2021 heeft de GFCM Aanbeveling GFCM/44/2021/6 inzake een meerjarig beheersplan voor duurzame trawlvisserij op rode diepzeegarnaal en blauwrode diepzeegarnaal in de Levantijnse Zee, tot wijziging van Aanbeveling GFCM/42/2018/3 (geografische deelgebieden 24, 25, 26 en 27 van de GFCM) aangenomen, waarbij een bevriezing van de visserijinspanning in de vorm van een maximum voor het aantal vissersvaartuigen werd ingevoerd. Bij die aanbeveling werden de bestaande maatregelen met één jaar verlengd. Die maatregelen moeten in Unierecht worden geïmplementeerd.

 

(15)

Tijdens haar 44e jaarvergadering in 2021 heeft de GFCM Aanbeveling GFCM/44/2021/8 inzake een meerjarig beheersplan voor duurzame trawlvisserij op rode diepzeegarnaal en blauwrode diepzeegarnaal in de Ionische Zee, tot wijziging van Aanbeveling GFCM/42/2018/4 (geografische deelgebieden 19, 20 en 21 van de GFCM) aangenomen, waarbij een bevriezing van de visserijinspanning in de vorm van een maximum voor het aantal vissersvaartuigen werd ingevoerd. Bij die aanbeveling werden de bestaande maatregelen met één jaar verlengd. Die maatregelen moeten in Unierecht worden geïmplementeerd.

 

(16)

Tijdens haar 44e jaarvergadering in 2021 heeft de GFCM Aanbeveling GFCM/44/2021/7 inzake beheersmaatregelen voor duurzame trawlvisserij op rode diepzeegarnaal en blauwrode diepzeegarnaal in het Kanaal van Sicilië, tot wijziging van Aanbeveling GFCM/43/2019/6 (geografische deelgebieden 12, 13, 14, 15 en 16 van de GFCM) aangenomen, waarbij een bevriezing van de visserijinspanning in de vorm van een maximum voor het aantal vissersvaartuigen werd ingevoerd. Bij die aanbeveling werden de bestaande maatregelen met één jaar verlengd. Die maatregelen moeten in Unierecht worden geïmplementeerd.

 

(17)

Tijdens haar 43e jaarvergadering in 2019 heeft de GFCM Aanbeveling GFCM/43/2019/5 inzake een meerjarig beheersplan voor duurzame demersale visserij in de Adriatische Zee (geografische deelgebieden 17 en 18 van de GFCM) aangenomen, waarbij een visserijinspanningsregeling en een hiermee verband houdend vlootcapaciteitsmaximum voor bepaalde demersale bestanden werden ingevoerd. Die maatregelen moeten in Unierecht worden geïmplementeerd.

 

(18)

Tijdens haar 44e jaarvergadering in 2021 heeft de GFCM Aanbeveling GFCM/44/2021/1 inzake de vaststelling van een visserijinspanningsregeling voor de belangrijkste demersale visserij in de Adriatische Zee (geografische deelgebieden 17 en 18 van de GFCM) aangenomen, waarbij voor bepaalde demersale bestanden maximaal toegestane visdagen per type trawl en vlootsegment werden ingevoerd. Die maatregelen moeten in Unierecht worden geïmplementeerd.

 

(19)

Rekening houdend met de specifieke kenmerken van de Sloveense vloot en de marginale impact ervan op de bestanden van kleine pelagische en demersale soorten, is het wenselijk de bestaande visserijpatronen aan te houden en de toegang van de Sloveense vloot tot een minimumhoeveelheid kleine pelagische soorten en een minimaal inspanningsquotum voor demersale soorten te waarborgen.

 

(20)

Tijdens haar 43e jaarvergadering in 2019 heeft de GFCM Aanbeveling GFCM/43/2019/4 inzake een beheersplan voor de duurzame exploitatie van rood koraal (Corallium rubrum) in de Middellandse Zee (geografische deelgebieden 1 tot en met 27 van de GFCM) aangenomen waarbij een bevriezing van de visserijinspanning in de vorm van een maximum voor het aantal vismachtigingen en oogstbeperkingen voor rood koraal werden ingevoerd. Die maatregelen moeten in Unierecht worden geïmplementeerd.

 

(21)

Tijdens haar 44e jaarvergadering in 2021 heeft de GFCM Aanbeveling GFCM/44/2021/4 inzake een beheersplan voor de duurzame exploitatie van zeebrasem in de Zee van Alborán, tot wijziging van Aanbeveling GFCM/43/2019/2 (geografische deelgebieden 1, 2 en 3 van de GFCM) aangenomen, waarbij een vangst- en inspanningsbeperking werd ingevoerd op basis van het gemiddelde niveau dat in de periode 2010-2015 was toegestaan en werd gerealiseerd. Bij die aanbeveling werden de bestaande maatregelen met één jaar verlengd. Die maatregelen moeten in Unierecht worden geïmplementeerd.

 

(22)

Tijdens haar 44e jaarvergadering in 2021 heeft de GFCM Aanbeveling GFCM/44/2021/11 inzake beheersmaatregelen voor het gebruik van verankerde visaantrekkende voorzieningen in de visserij op goudmakreel in de Middellandse Zee, tot wijziging van Aanbeveling GFCM/43/2019/1 (geografische deelgebieden 1 tot en met 27 van de GFCM) aangenomen, waarbij een bevriezing van de visserijinspanning in de vorm van een maximum voor het aantal vissersvaartuigen dat op goudmakreel mag vissen, werd ingevoerd. Bij die aanbeveling werden de bestaande maatregelen met één jaar verlengd. Die maatregelen moeten in Unierecht worden geïmplementeerd.

 

(23)

Tijdens haar 43e jaarvergadering in 2019 heeft de GFCM Aanbeveling GFCM/43/2019/3 tot wijziging van Aanbeveling GFCM/41/2017/4 inzake een meerjarig beheersplan voor de tarbotvisserij in de Zwarte Zee (geografisch deelgebied 29 van de GFCM) aangenomen. Die aanbeveling bevatte een bijgewerkte regionale totale TAC en een regeling voor de toewijzing van quota voor tarbot, evenals verdere instandhoudingsmaatregelen, en met name een sluitingsperiode van twee maanden en een beperking tot 180 visdagen per jaar. Deze aanvullende maatregelen zijn functioneel verbonden met de vangstmogelijkheden omdat de TAC voor tarbot zonder die maatregelen moet worden verlaagd om het herstel ervan te waarborgen. Die maatregelen moeten in Unierecht worden geïmplementeerd.

 

(24)

Overeenkomstig het wetenschappelijk advies van de GFCM moet de visserijsterfte op het huidige niveau worden gehouden om de duurzaamheid van het sprotbestand in de Zwarte Zee te waarborgen. Daarom moet voor dat bestand opnieuw een autonoom quotum worden vastgesteld.

 

(25)

De vangstmogelijkheden moeten op basis van de beschikbare wetenschappelijke adviezen worden vastgesteld, waarbij rekening wordt gehouden met biologische en sociaal-economische aspecten, inclusief een billijke behandeling van de verschillende visserijsectoren, en met de standpunten die tijdens de raadpleging van belanghebbenden naar voren zijn gebracht.

 

(26)

De in deze verordening vermelde vangstmogelijkheden voor vissersvaartuigen van de Unie moeten worden gebruikt overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad (5), en met name de artikelen 33 en 34 van die verordening betreffende de registratie van de vangsten en de visserijinspanning, respectievelijk de melding van gegevens over de uitputting van de vangstmogelijkheden. Derhalve dient te worden gepreciseerd welke codes de lidstaten moeten gebruiken wanneer zij gegevens over aanlandingen van onder deze verordening vallende bestanden indienen bij de Commissie.

 

(27)

De in deze verordening vermelde vangstmogelijkheden voor vissersvaartuigen van de Unie moeten worden gebruikt overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1343/2011 van het Europees Parlement en de Raad (6) tot implementatie van een aantal bepalingen voor de visserij in het GFCM-verdragsgebied.

 

(28)

Bij Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad (7) zijn aanvullende voorwaarden voor het meerjarenbeheer van de TAC’s ingevoerd, waaronder de flexibiliteitsbepalingen van de artikelen 3 en 4 van die verordening voor voorzorgs- en analytische TAC’s. Op grond van artikel 2 van die verordening moet de Raad bij de vaststelling van de TAC’s bepalen voor welke bestanden artikel 3 of 4 van die verordening niet van toepassing is, gelet op met name de biologische situatie van de bestanden. Meer recent is de jaarflexibiliteit bij artikel 15, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 ingevoerd voor alle bestanden waarvoor de aanlandingsverplichting geldt. Om te voorkomen dat excessieve flexibiliteit het beginsel van een rationele en verantwoorde exploitatie van de biologische rijkdommen van de zee zou ondergraven, een belemmering zou vormen voor de verwezenlijking van de GVB-doelstellingen en tot een verslechtering van de biologische toestand van de bestanden zou leiden, moet worden bepaald dat de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 alleen van toepassing mogen zijn op analytische TAC’s wanneer geen gebruik wordt gemaakt van de jaarflexibiliteit als bedoeld in artikel 15, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013.

 

(29)

Om een onderbreking van de visserijactiviteiten te voorkomen en de broodwinning van de vissers van de Unie te waarborgen, moet deze verordening vanaf 1 januari 2022 van toepassing zijn. Gezien de urgentie dient deze verordening onmiddellijk na de bekendmaking ervan in werking te treden.

 

(30)

De vangstmogelijkheden moeten in volledige overeenstemming met het Unierecht worden gebruikt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

TITEL 1

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp

Bij deze verordening worden voor 2022 de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee vastgesteld.

Artikel 2

Toepassingsgebied

  • 1. 
    Deze verordening is van toepassing op vissersvaartuigen van de Unie die de volgende visbestanden exploiteren:
 

a)

Europese aal (Anguilla anguilla), rood koraal (Corallium rubrum) en goudmakreel (Coryphaena hippurus) in de Middellandse Zee, zoals afgebakend in artikel 4, punt b);

 

b)

blauwrode diepzeegarnaal (Aristeus antennatus), roze diepzeegarnaal (Parapenaeus longirostris), rode diepzeegarnaal (Aristaeomorpha foliacea), heek (Merluccius merluccius), langoustine (Nephrops norvegicus) en zeebarbeel (Mullus barbatus) in het westelijke deel van de Middellandse Zee, zoals afgebakend in artikel 4, punt c);

 

c)

ansjovis (Engraulis encrasicolus) en sardine (Sardina pilchardus) in de Adriatische Zee, zoals afgebakend in artikel 4, punt d);

 

d)

heek (Merluccius merluccius), langoustine (Nephrops norvegicus), tong (Solea solea), roze diepzeegarnaal (Parapenaeus longirostris) en zeebarbeel (Mullus barbatus) in de Adriatische Zee, zoals afgebakend in artikel 4, punt d);

 

e)

rode diepzeegarnaal (Aristaeomorpha foliacea) en blauwrode diepzeegarnaal (Aristeus antennatus) in het Kanaal van Sicilië, zoals afgebakend in artikel 4, punt e), in de Ionische Zee, zoals afgebakend in artikel 4, punt f), en in de Levantijnse Zee, zoals afgebakend in artikel 4, punt g);

 

f)

zeebrasem (Pagellus bogaraveo) in de Zee van Alborán, zoals afgebakend in artikel 4, punt h);

 

g)

sprot (Sprattus sprattus) en tarbot (Psetta maxima) in de Zwarte Zee, zoals afgebakend in artikel 4, punt i).

  • 2. 
    Deze verordening is tevens van toepassing op de recreatievisserij wanneer in de desbetreffende bepalingen uitdrukkelijk naar die visserij wordt verwezen.

Artikel 3

Definities

Voor de toepassing van deze verordening gelden de definities van artikel 4 van Verordening (EU) nr. 1380/2013. Daarnaast gelden de volgende definities:

 

a)

“internationale wateren”: wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van een staat vallen;

 

b)

“recreatievisserij”: niet-commerciële visserijactiviteiten waarmee de mariene levende aquatische rijkdommen worden geëxploiteerd voor vrijetijdsbesteding, toerisme of sport;

 

c)

“totale toegestane vangst” (TAC):

 

i)

in visserijen die vallen onder de in artikel 15, leden 4 tot en met 7, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 bedoelde vrijstelling van de aanlandingsverplichting: de hoeveelheid vis die jaarlijks van elk bestand mag worden aangeland;

 

ii)

in de overige visserijen: de hoeveelheid vis die van elk bestand mag worden gevangen over een periode van een jaar;

 

d)

“quotum”: een aan de Unie of een lidstaat toegewezen aandeel in de TAC;

 

e)

“autonoom quotum van de Unie”: vangstbeperking die bij gebrek aan een overeengekomen TAC autonoom aan vissersvaartuigen van de Unie wordt toegewezen;

 

f)

“analytisch quotum”: een autonoom quotum van de Unie waarvoor een analytische evaluatie beschikbaar is;

 

g)

“analytische evaluatie”: een kwantitatieve evaluatie van trends voor een bepaald bestand op basis van gegevens over de biologie en de exploitatie van dat bestand die blijkens wetenschappelijke toetsing van toereikende kwaliteit zijn om de basis te vormen voor wetenschappelijke adviezen over opties voor toekomstige vangsten;

 

h)

“visaantrekkende voorziening (FAD)”: op zee drijvende verankerde uitrusting waarmee wordt beoogd vis aan te trekken.

Artikel 4

Visserijzones

Voor de toepassing van deze verordening geldt de volgende afbakening van visserijzones:

 

a)

voor de geografische deelgebieden van de GFCM: de in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1343/2011 omschreven gebieden;

 

b)

voor de Middellandse Zee: de wateren in de geografische deelgebieden 1 tot en met 27 van de GFCM zoals omschreven in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1343/2011;

 

c)

voor het westelijke deel van de Middellandse Zee: de wateren in de geografische deelgebieden 1, 2, 5, 6, 7, 8, 9, 10 en 11 van de GFCM zoals omschreven in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1343/2011;

 

d)

voor de Adriatische Zee: de wateren in de geografische deelgebieden 17 en 18 van de GFCM zoals omschreven in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1343/2011;

 

e)

voor het Kanaal van Sicilië: de wateren in de geografische deelgebieden 12, 13, 14, 15 en 16 van de GFCM zoals omschreven in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1343/2011;

 

f)

voor de Ionische Zee: de wateren in de geografische deelgebieden 19, 20 en 21 van de GFCM zoals omschreven in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1343/2011;

 

g)

voor de Levantijnse Zee: de wateren in de geografische deelgebieden 24, 25, 26 en 27 van de GFCM zoals omschreven in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1343/2011;

 

h)

voor de Zee van Alborán: de wateren in de geografische deelgebieden 1, 2 en 3 van de GFCM zoals omschreven in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1343/2011;

 

i)

voor de Zwarte Zee: de wateren in geografisch deelgebied 29 van de GFCM zoals omschreven in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1343/2011.

TITEL II

VANGSTMOGELIJKHEDEN

HOOFDSTUK I

Middellandse Zee

Artikel 5

Europese aal

  • 1. 
    Dit artikel is van toepassing op alle activiteiten van vissersvaartuigen van de Unie en andere visserijactiviteiten van de Unie waarbij Europese aal (Anguilla anguilla) wordt gevangen, en met name gerichte, incidentele en recreatievisserij, in alle mariene wateren van de Middellandse Zee, met inbegrip van zoet water en brak overgangswater zoals lagunes en estuaria.
  • 2. 
    Het is voor vissersvaartuigen van de Unie verboden op Europese aal te vissen in wateren van de Unie en internationale wateren van de Middellandse Zee gedurende een periode van drie opeenvolgende maanden die door iedere lidstaat wordt bepaald. De sluitingsperiode van de visserij is in overeenstemming met de instandhoudingsdoelstellingen van Verordening (EG) nr. 1100/2007, met de bestaande nationale beheersplannen en met de temporele migratiepatronen van Europese aal in de betrokken lidstaten. De lidstaten brengen de Commissie uiterlijk één maand vóór het begin van de sluitingsperiode en in geen geval later dan 31 januari 2022 op de hoogte van de gekozen periode.
  • 3. 
    De lidstaten mogen de maximumniveaus van de vangsten of de visserijinspanning voor Europese aal die zijn vastgesteld en uitgevoerd in het kader van hun overeenkomstig de artikelen 2 en 4 van Verordening (EG) nr. 1100/2007 aangenomen nationale beheersplannen, niet overschrijden.

Artikel 6

Rood koraal

  • 1. 
    Dit artikel is van toepassing op alle activiteiten van vissersvaartuigen van de Unie en andere visserijactiviteiten van de Unie waarbij rood koraal (Corallium rubrum) wordt geoogst, namelijk de gerichte en recreatievisserij in de Middellandse Zee.
  • 2. 
    Voor gerichte visserij mogen het maximumaantal vismachtigingen en de maximale oogst uit bestanden van rood koraal door vissersvaartuigen van de Unie en tijdens oogstactiviteiten van de Unie de in bijlage I vermelde niveaus niet overschrijden.
  • 3. 
    Het is voor vissersvaartuigen van de Unie die onder lid 2 vallen, verboden rood koraal op zee over te laden.
  • 4. 
    Voor recreatievisserij nemen de lidstaten de nodige maatregelen om het oogsten, aan boord houden, overladen en aanlanden van rood koraal te verbieden.

Artikel 7

Goudmakreel

  • 1. 
    Dit artikel is van toepassing op alle commerciële activiteiten van vissersvaartuigen van de Unie en andere visserijactiviteiten van de Unie waarbij visaantrekkende voorzieningen worden gebruikt voor de vangst van goudmakreel (Coryphaena hippurus) in de internationale wateren van de Middellandse Zee.
  • 2. 
    Het maximumaantal vissersvaartuigen van de Unie dat op goudmakreel mag vissen, is vermeld in bijlage II.

HOOFDSTUK II

Westelijk deel van de Middellandse Zee

Artikel 8

Demersale bestanden

  • 1. 
    Dit artikel is van toepassing op alle activiteiten van vissersvaartuigen van de Unie en andere visserijactiviteiten van de Unie waarbij de in artikel 1, lid 2, van Verordening (EU) 2019/1022 genoemde demersale bestanden worden bevist in het westelijke deel van de Middellandse Zee.
  • 2. 
    De maximaal toegestane visserijinspanning voor trawlers en beugvisserijvaartuigen is vastgesteld in bijlage III bij deze verordening. De lidstaten beheren de maximaal toegestane visserijinspanning in overeenstemming met artikel 9 van Verordening (EU) 2019/1022.
  • 3. 
    De toewijzing van maximale vangstbeperkingen aan lidstaten voor vissersvaartuigen van de Unie in de Uniewateren van het westelijke deel van de Middellandse Zee is vastgesteld in bijlage III.
  • 4. 
    Bijzondere bepalingen inzake de toewijzing van vangstmogelijkheden:
 

a)

De toewijzing van vangstmogelijkheden door lidstaten, zoals vastgesteld in deze verordening, vallen onder de criteria van artikel 17 van Verordening (EU) nr. 1380/2013.

 

b)

De vangstmogelijkheden worden overeenkomstig deze verordening aan de lidstaten toegewezen, onverminderd:

 

uitwisselingen van vangstmogelijkheden op grond van artikel 16, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1380/2013;

 

kortingen en nieuwe toewijzingen uit hoofde van artikel 37 van Verordening (EG) nr. 1224/2009;

 

extra aanlandingen die worden toegestaan op grond van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 of artikel 15, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013;

 

hoeveelheden die worden ingehouden overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 of overgedragen op grond van artikel 15, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013;

 

verlagingen uit hoofde van de artikelen 105, 106 en 107 van Verordening (EG) nr. 1224/2009.

Artikel 9

Toezending van gegevens

De lidstaten registreren de visserijinspanningsgegevens en zenden deze aan de Commissie toe overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EU) 2019/1022.

Wanneer de lidstaten inspanningsgegevens overeenkomstig dit artikel bij de Commissie indienen, gebruiken zij de codes van de visserijinspanningsgroepen van bijlage III.

HOOFDSTUK III

Adriatische Zee

Artikel 10

Kleine pelagische soorten

  • 1. 
    Dit artikel is van toepassing op alle activiteiten van vissersvaartuigen van de Unie en andere visserijactiviteiten van de Unie waarbij sardine (Sardina pilchardus) en ansjovis (Engraulis encrasicolus) worden gevangen in de Adriatische Zee.
  • 2. 
    Het maximumniveau van de vangsten mag de in bijlage IV vastgestelde niveaus niet overschrijden.
  • 3. 
    Het vlootcapaciteitsmaximum, uitgedrukt in kW, GT en het aantal vissersvaartuigen van de Unie dat op kleine pelagische bestanden mag vissen, is vastgesteld in bijlage IV.

Artikel 11

Demersale bestanden

  • 1. 
    Dit artikel is van toepassing op alle activiteiten van vissersvaartuigen van de Unie en andere visserijactiviteiten van de Unie waarbij heek (Merluccius merluccius), langoustine (Nephrops norvegicus), tong (Solea solea), roze diepzeegarnaal (Parapenaeus longirostris) en zeebarbeel (Mullus barbatus) worden gevangen in de Adriatische Zee.
  • 2. 
    De maximaal toegestane visserijinspanning en het vlootcapaciteitsmaximum voor demersale bestanden die onder dit artikel vallen, zijn vastgesteld in bijlage IV.
  • 3. 
    Een lidstaat mag de hem toegewezen visserijinspanning als bedoeld in bijlage IV wijzigen door visdagen over te dragen tussen visserijinspanningsgroepen van hetzelfde geografische gebied en/of vistuig, op voorwaarde dat de lidstaat een nationale omrekeningsfactor hanteert die wordt geschraagd door het beste beschikbare wetenschappelijke advies.
  • 4. 
    De lidstaten beheren de maximaal toegestane visserijinspanning overeenkomstig de artikelen 26 tot en met 35 van Verordening (EG) nr. 1224/2009.

Artikel 12

Toezending van gegevens

Wanneer de lidstaten op grond van de artikelen 33 en 34 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 gegevens over aanlandingen van hoeveelheden gevangen vis bij de Commissie indienen, gebruiken zij daarvoor de bestandscodes van bijlage IV.

HOOFDSTUK IV

Ionische Zee, Levantijnse zee en Kanaal van Sicilië

Artikel 13

  • 1. 
    Dit artikel is van toepassing op alle activiteiten van vissersvaartuigen van de Unie en andere visserijactiviteiten van de Unie waarbij rode diepzeegarnaal (Aristaeomorpha foliacea) en blauwrode diepzeegarnaal (Aristeus antennatus) worden gevangen in de Ionische Zee, de Levantijnse Zee en het Kanaal van Sicilië.
  • 2. 
    Het maximumaantal bodemtrawlers dat op demersale bestanden mag vissen, is vermeld in bijlage V.

HOOFDSTUK V

Zee van Alborán

Artikel 14

  • 1. 
    Dit artikel is van toepassing op de commerciële visserij met beuglijnen en handlijnen door vissersvaartuigen van de Unie waarbij zeebrasem (Pagellus bogaraveo) wordt gevangen in de Zee van Alborán.
  • 2. 
    Het maximumniveau van de vangsten mag de in bijlage VI vermelde niveaus niet overschrijden.

HOOFDSTUK VI

Zwarte Zee

Artikel 15

Toewijzing van de vangstmogelijkheden voor sprot

  • 1. 
    Dit artikel is van toepassing op alle activiteiten van vissersvaartuigen van de Unie en andere visserijactiviteiten van de Unie waarbij sprot (Sprattus sprattus) wordt gevangen in de Zwarte Zee.
  • 2. 
    Het autonoom quotum van de Unie voor sprot, de toewijzing van dat quotum aan de lidstaten en, in voorkomend geval, de daarmee functioneel verbonden voorwaarden zijn vermeld in bijlage VII.

Artikel 16

Toewijzing van de vangstmogelijkheden voor tarbot

  • 1. 
    Dit artikel is van toepassing op alle activiteiten van vissersvaartuigen van de Unie en andere visserijactiviteiten van de Unie waarbij tarbot (Scophthalmus maximus) wordt gevangen in de Zwarte Zee.
  • 2. 
    De TAC voor tarbot die in de wateren van de Unie in de Zwarte Zee van toepassing is, en de toewijzing van die TAC aan de lidstaten en, in voorkomend geval, de daarmee functioneel verbonden voorwaarden zijn vermeld in bijlage VII.

Artikel 17

Beheer van de visserijinspanning voor tarbot

Het aantal visdagen voor vissersvaartuigen van de Unie die binnen de werkingssfeer van artikel 16 op tarbot mogen vissen, bedraagt, ongeacht de lengte over alles van de vaartuigen, niet meer dan 180 per jaar.

Artikel 18

Sluitingsperiode voor tarbot

Het is voor vissersvaartuigen van de Unie verboden om in de wateren van de Unie in de Zwarte Zee van 15 april tot en met 15 juni visserijactiviteiten te verrichten, met inbegrip van het overladen, aan boord houden, aanlanden en voor eerste verkoop aanbieden van tarbot.

Artikel 19

Bijzondere bepalingen inzake de toewijzing van vangstmogelijkheden in de Zwarte Zee

  • 1. 
    De vangstmogelijkheden worden overeenkomstig de artikelen 15 en 16 van deze verordening aan de lidstaten toegewezen, onverminderd:
 

a)

uitwisselingen van vangstmogelijkheden op grond van artikel 16, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1380/2013;

 

b)

kortingen en nieuwe toewijzingen uit hoofde van artikel 37 van Verordening (EG) nr. 1224/2009, en

 

c)

verlagingen uit hoofde van de artikelen 105 en 107 van Verordening (EG) nr. 1224/2009.

  • 2. 
    De artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 zijn niet van toepassing wanneer een lidstaat gebruikmaakt van de jaarflexibiliteit waarin artikel 15, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 voorziet.

Artikel 20

Toezending van gegevens

Wanneer de lidstaten op grond van de artikelen 33 en 34 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 gegevens over aanlandingen van hoeveelheden in de wateren van de Unie in de Zwarte Zee gevangen sprot en tarbot bij de Commissie indienen, gebruiken zij daarvoor de bestandscodes van bijlage VII.

TITEL III

SLOTBEPALINGEN

Artikel 21

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2022.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 27 januari 2022.

Voor de Raad

De voorzitter

J.-Y. LE DRIAN

 

  • (1) 
    Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22).
  • (2) 
    Verordening (EU) 2019/1022 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 tot vaststelling van een meerjarenplan voor de visserijen die demersale bestanden exploiteren in het westelijke deel van de Middellandse Zee en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 508/2014 (PB L 172 van 26.6.2019, blz. 1).
  • (3) 
    Verordening (EU) 2021/90 van de Raad van 28 januari 2021 tot vaststelling, voor 2021, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee (PB L 31 van 29.1.2021, blz. 1).
  • (4) 
    Verordening (EG) nr. 1100/2007 van de Raad van 18 september 2007 tot vaststelling van maatregelen voor het herstel van het bestand van Europese aal (PB L 248 van 22.9.2007, blz. 17).
  • (5) 
    Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 847/96, (EG) nr. 2371/2002, (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 768/2005, (EG) nr. 2115/2005, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007, (EG) nr. 676/2007, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 1300/2008, (EG) nr. 1342/2008 en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94 en (EG) nr. 1966/2006 (PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1).
  • (6) 
    Verordening (EU) nr. 1343/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 tot vaststelling van een aantal bepalingen voor de visserij in het GFCM-overeenkomstgebied (General Fisheries Commission for the Mediterranean — Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee) en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1967/2006 van de Raad inzake beheersmaatregelen voor de duurzame exploitatie van visbestanden in de Middellandse Zee (PB L 347 van 30.12.2011, blz. 44).
  • (7) 
    Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad van 6 mei 1996 tot invoering van aanvullende voorwaarden voor het meerjarenbeheer van de TAC’s en quota (PB L 115 van 9.5.1996, blz. 3).
 

BIJLAGE I

VANGSTMOGELIJKHEDEN VOOR VISSERSVAARTUIGEN VAN DE UNIE IN HET KADER VAN HET MEERJARIG BEHEERSPLAN VAN DE ALGEMENE VISSERIJCOMMISSIE VOOR DE MIDDELLANDSE ZEE VOOR ROOD KORAAL IN DE MIDDELLANDSE ZEE

De tabellen van deze bijlage vermelden de maximaal toegestane aantallen vismachtigingen en het maximumniveau van de geoogste hoeveelheden van rood koraal in de Middellandse Zee.

De verwijzingen naar de visserijzones moeten worden gelezen als verwijzingen naar de geografische deelgebieden (GDG’s) van de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee (GFCM).

Voor de toepassing van deze bijlage geldt de volgende vergelijkende tabel van Latijnse en gewone namen van de visbestanden:

 

Wetenschappelijke naam

Drielettercode

Gewone naam

Corallium rubrum

COL

Rood koraal

Tabel 1.

Maximumaantal vismachtigingen (1)

 

Lidstaten

Rood koraal COL

Griekenland

12

Spanje

0 (2)

Frankrijk

32

Kroatië

28

Italië

40

Tabel 2.

Maximumniveau van de geoogste hoeveelheden (in ton levend gewicht)

 

Soort:

Rood koraal

Corallium rubrum

Gebied:

Wateren van de Unie in de Middellandse Zee — GDG’s 1 tot en met 27

COL/GF1-27

Griekenland

1,844

 

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Spanje

0  (2)

 

Frankrijk

1,400

 

Kroatië

1,226

 

Italië

1,378

 

Unie

5,848

 

TAC

Niet relevant/niet overeengekomen

 

  • (1) 
    Het aantal vaartuigen en/of duikers, of paren van één duiker en één vaartuig, dat rood koraal mag oogsten.
  • (2) 
    Overeenkomstig het temporele verbod op het oogsten van rood koraal in de Spaanse wateren.
 

BIJLAGE II

VISSERIJINSPANNING VOOR VISSERSVAARTUIGEN VAN DE UNIE IN HET KADER VAN HET BEHEER VAN GOUDMAKREELBESTANDEN IN DE MIDDELLANDSE ZEE

De tabel van deze bijlage vermeldt het maximumaantal vissersvaartuigen van de Unie dat op goudmakreel mag vissen in de internationale wateren van de Middellandse Zee.

De verwijzingen naar de visserijzones moeten worden gelezen als verwijzingen naar de internationale wateren van de Middellandse Zee.

Voor de toepassing van deze bijlage geldt de volgende vergelijkende tabel van Latijnse en gewone namen van de visbestanden:

 

Wetenschappelijke naam

Drielettercode

Gewone naam

Coryphaena hippurus

DOL

Goudmakreel

Maximumaantal vismachtigingen voor vaartuigen actief in internationale wateren (1)

 

Lidstaat

Goudmakreel DOL

Italië

797

Malta

130

 

  • (1) 
    Dit quotum mag overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1343/2011 alleen worden gevangen van 15 augustus 2022 tot en met 31 december 2022.
 

BIJLAGE III

VISSERIJINSPANNING VOOR VISSERSVAARTUIGEN VAN DE UNIE IN HET KADER VAN HET BEHEER VAN DEMERSALE BESTANDEN IN HET WESTELIJKE DEEL VAN DE MIDDELLANDSE ZEE

De tabellen van deze bijlage vermelden de maximaal toegestane visserijinspanning (in visdagen) per groep bestanden, zoals omschreven in artikel 1 van Verordening (EU) 2019/1022, de maximale vangstbeperkingen en lengte over alles van de vaartuigen voor alle soorten trawls (1) en vaartuigen voor de beugvisserij op demersale bestanden in het westelijke deel van de Middellandse Zee.

Alle in deze bijlage vermelde vangstmogelijkheden vallen onder Verordening (EU) 2019/1022 en de artikelen 26 tot en met 35 van Verordening (EG) nr. 1224/2009.

De verwijzingen naar de visserijzones moeten worden gelezen als verwijzingen naar de GDG’s van de GFCM.

Voor de toepassing van deze bijlage geldt de volgende vergelijkende tabel van Latijnse en gewone namen van de visbestanden:

 

Wetenschappelijke naam

Drielettercode

Gewone naam

Aristaeomorpha foliacea

ARS

Rode diepzeegarnaal

Aristeus antennatus

ARA

Blauwrode diepzeegarnaal

Merluccius merluccius

HKE

Heek

Mullus barbatus

MUT

Zeebarbeel

Nephrops norvegicus

NEP

Langoustine

Parapenaeus longirostris

DPS

Roze diepzeegarnaal

Maximaal toegestane visserijinspanning in visdagen

 

a)

Trawlers in de Zee van Alborán, Balearen, Noord-Spanje en Golfe du Lion (GDG’s 1-2-5-6-7) (2)

 

Bestandsgroep

Lengte over alles van de vaartuigen

Spanje

Frankrijk

Italië

Code visserijinspanningsgroep

Zeebarbeel in GDG’s 1, 5, 6 en 7; heek in GDG’s 1, 5, 6 en 7; roze diepzeegarnaal in GDG’s 1, 5 en 6; langoustine in GDG’s 5 en 6.

< 12 m

1 921

0

0

EFF1/MED1_TR1

≥ 12 m en < 18 m

20 641

0

0

EFF1/MED1_TR2

≥ 18 m en < 24 m

38 728

4 372

0

EFF1/MED1_TR3

≥ 24 m

13 640

5 320

0

EFF1/MED1_TR4

 

Bestandsgroep

Lengte over alles van de vaartuigen

Spanje

Frankrijk

Italië

Code visserijinspanningsgroep

Blauwrode diepzeegarnaal in GDG’s 1, 2, 5, 6 en 7.

< 12 m

0

0

0

EFF2/MED1_TR1

≥ 12 m en < 18 m

968

0

0

EFF2/MED1_TR2

≥ 18 m en < 24 m

9 805

0

0

EFF2/MED1_TR3

≥ 24 m

7 871

0

0

EFF2/MED1_TR4

 

b)

Trawlers in Corsica, Ligurische Zee, Tyrreense Zee en Sardinië (GDG’s 8-9-10-11) (3)

 

Bestandsgroep

Lengte over alles van de vaartuigen

Spanje

Frankrijk

Italië

Code visserijinspanningsgroep

Zeebarbeel in GDG’s 8, 9, 10 en 11; heek in GDG’s 8, 9, 10 en 11; roze diepzeegarnaal in GDG’s 9, 10 en 11; langoustine in GDG’s 9 en 10.

< 12 m

0

177

2 534

EFF1/MED2_TR1

≥ 12 m en < 18 m

0

709

38 110

EFF1/MED2_TR2

≥ 18 m en < 24 m

0

177

25 629

EFF1/MED2_TR3

≥ 24 m

0

177

3 421

EFF1/MED2_TR4

 

Bestandsgroep

Lengte over alles van de vaartuigen

Spanje

Frankrijk

Italië

Code visserijinspanningsgroep

Rode diepzeegarnaal in GDG’s 8, 9, 10 en 11.

< 12 m

0

0

419

EFF2/MED2_TR1

≥ 12 m en < 18 m

0

0

3 091

EFF2/MED2_TR2

≥ 18 m en < 24 m

0

0

2 489

EFF2/MED2_TR3

≥ 24 m

0

0

333

EFF2/MED2_TR4

 

c)

Demersale beugvisserijvaartuigen in Zee van Alborán, Balearen, Noord-Spanje en Golfe du Lion (GDG’s 1-2-5-6-7)

 

Bestandsgroep

Lengte over alles van de vaartuigen

Spanje

Frankrijk

Italië

Code visserijinspanningsgroep

Zeebarbeel in GDG’s 1, 2, 5, 6 en 7; heek in GDG’s 1, 2, 5, 6 en 7.

< 12 m

9 433

6 432

0

EFF1/MED1_LL1

≥ 12 m en < 18 m

2 148

93

0

EFF1/MED1_LL2

≥ 18 m en < 24 m

74

0

0

EFF1/MED1_LL3

≥ 24 m

29

0

0

EFF1/MED1_LL4

 

d)

Demersale beugvisserijvaartuigen in Corsica, Ligurische Zee, Tyrreense Zee en Sardinië (GDG’s 8-9-10-11)

 

Bestandsgroep

Lengte over alles van de vaartuigen

Spanje

Frankrijk

Italië

Code visserijinspanningsgroep

Zeebarbeel in GDG’s 8, 9, 10 en 11; heek in GDG’s 8, 9, 10 en 11.

< 12 m

0

1 650

33 187

EFF1/MED2_LL1

≥ 12 m en < 18 m

0

51

4 748

EFF1/MED2_LL2

≥ 18 m en < 24 m

0

0

26

EFF1/MED2_LL3

≥ 24 m

0

0

0

EFF1/MED2_LL4

Maximale vangstbeperking

 

e)

Vangstmogelijkheden voor blauwrode diepzeegarnaal (Aristeus antennatus) in de Zee van Alborán, Balearen, Noord-Spanje en Golfe du Lion (GDG’s 1-2-5-6-7) uitgedrukt in maximumniveau van de vangsten in ton levend gewicht

 

Soort:

Blauwrode diepzeegarnaal

(Aristeus antennatus)

Gebied:

GDG’s 1-2-5-6-7

(ARA/GF1-7)

Spanje

872

   

Frankrijk

56

   

Italië

0

   

Unie

928

   

TAC

Niet relevant

 

Maximumniveau van de vangsten

 

f)

Vangstmogelijkheden voor blauwrode diepzeegarnaal (Aristeus antennatus) en de rode diepzeegarnaal (Aristaeomorpha foliacea) in Corsica, Ligurische Zee, Tyrreense Zee en Sardinië (GDG’s 8-9-10-11) uitgedrukt in maximumniveau van de vangsten in ton levend gewicht

 

Soort:

Blauwrode diepzeegarnaal

(Aristeus antennatus)

Gebied:

GDG’s 9-10-11

(ARA/GF9-11)

Spanje

0

   

Frankrijk

9

   

Italië

250

   

Unie

259

   

TAC

Niet relevant

 

Maximumniveau van de vangsten

 

Soort:

Rode diepzeegarnaal

(Aristaeomorpha foliacea)

Gebied:

GDG’s 8-9-10-11

(ARS/GF9-11)

Spanje

0

   

Frankrijk

5

   

Italië

365

   

Unie

370

   

TAC

Niet relevant

 

Maximumniveau van de vangsten

 

  • (1) 
    TBB, OTB, PTB, TBN, TBS, TB, OTM, PTM, TMS, TM, OTT, OT, PT, TX, OTP, TSP.
  • (2) 
    Een lidstaat kan vaartuigen die zijn vlag voeren bovenop bovengenoemde maximaal toegestane visserijinspanning voor trawlers extra visdagen toekennen, tot maximaal 2 % van de visserijinspanning van die lidstaat voor het betrokken vlootsegment. Een lidstaat kan hiertoe besluiten, mits:
 

a)

die vaartuigen gebruikmaken van een trawlnet met een kuil met vierkante mazen van 45 mm, teneinde de vangsten van jonge heek met ten minste 25 % te verminderen, of

 

b)

die vaartuigen gebruikmaken van een trawlnet met een kuil met vierkante mazen van 50 mm voor diepzeevisserij, teneinde de vangsten van blauwrode diepzeegarnaal met een lengte van het kopborststuk van minder dan 25 mm in de geografische deelgebieden 1, 2, 5, 6, 7, 8, 9, 10 en 11 en de vangsten van rode diepzeegarnaal met een lengte van het kopborststuk van minder dan 35 mm in de geografische deelgebieden 8, 9, 10 en 11 met ten minste 25 % te verminderen, of

 

c)

die vaartuigen gebruikmaken van een gereglementeerd hoogselectief vistuig dat door zijn technische specificaties, volgens de wetenschappelijke studie van het WTECV, de vangsten van jonge vissen met ten minste 25 % en van paaivissen van alle demersale soorten met ten minste 20 % vermindert ten opzichte van 2020, of

 

d)

de betrokken lidstaat gebieden tijdelijk heeft gesloten teneinde de vangst van jonge demersale soorten met ten minste 25 %, of van paaivissen van alle demersale soorten met ten minste 20 %, te verminderen.

De betrokken lidstaat verstrekt de Commissie de lijst van vissersvaartuigen waaraan extra visdagen worden toegekend. Daarnaast stelt de betrokken lidstaat de Commissie elke maand afzonderlijk in kennis van de extra toewijzing.

De betrokken lidstaat verstrekt de Commissie uiterlijk op 15 oktober alle beschikbare informatie met betrekking tot de uitvoering van de in de punten a), b), c) of d) genoemde maatregelen.

De totale 2 % van de visserijinspanning wordt berekend op basis van de toegewezen inspanning van het betrokken vlootsegment vanaf de datum van de kennisgeving door de betrokken lidstaat.

  • (3) 
    Een lidstaat kan vaartuigen die zijn vlag voeren bovenop bovengenoemde maximaal toegestane visserijinspanning voor trawlers extra visdagen toekennen, tot maximaal 2 % van de visserijinspanning van die lidstaat voor het betrokken vlootsegment. Een lidstaat kan hiertoe besluiten, mits:
 

a)

die vaartuigen gebruikmaken van een trawlnet met een kuil met vierkante mazen van 45 mm, teneinde de vangsten van jonge heek met ten minste 25 % te verminderen, of

 

b)

die vaartuigen gebruikmaken van een trawlnet met een kuil met vierkante mazen van 50 mm voor diepzeevisserij, teneinde de vangsten van blauwrode diepzeegarnaal met een lengte van het kopborststuk van minder dan 25 mm in de geografische deelgebieden 1, 2, 5, 6, 7, 8, 9, 10 en 11 en de vangsten van rode diepzeegarnaal met een lengte van het kopborststuk van minder dan 35 mm in de geografische deelgebieden 8, 9, 10 en 11 met ten minste 25 % te verminderen, of

 

c)

die vaartuigen gebruikmaken van een gereglementeerd hoogselectief vistuig dat door zijn technische specificaties, volgens de wetenschappelijke studie van het WTECV, de vangsten van jonge vissen met ten minste 25 % en van paaivissen van alle demersale soorten met ten minste 20 % vermindert ten opzichte van 2020, of

 

d)

de betrokken lidstaat gebieden tijdelijk heeft gesloten teneinde de vangst van jonge demersale soorten met ten minste 25 %, of van paaivissen van alle demersale soorten met ten minste 20 %, te verminderen.

De betrokken lidstaat verstrekt de Commissie de lijst van vissersvaartuigen waaraan extra visdagen worden toegekend. Daarnaast stelt de betrokken lidstaat de Commissie elke maand afzonderlijk in kennis van de extra toewijzing.

De betrokken lidstaat verstrekt de Commissie uiterlijk op 15 oktober alle beschikbare informatie met betrekking tot de uitvoering van de in de punten a), b), c) of d) genoemde maatregelen.

De totale 2 % van de visserijinspanning wordt berekend op basis van de toegewezen inspanning van het betrokken vlootsegment vanaf de datum van de kennisgeving door de betrokken lidstaat.

 

BIJLAGE IV

VANGSTMOGELIJKHEDEN VOOR VISSERSVAARTUIGEN VAN DE UNIE IN DE ADRIATISCHE ZEE

De tabellen in deze bijlage bevatten de vangstmogelijkheden per bestands- of inspanningsgroep en, in voorkomend geval, de voorwaarden die daar functioneel verband mee houden, waaronder het maximumaantal Unievissersvaartuigen dat op kleine pelagische bestanden mag vissen.

Alle in deze bijlage vastgestelde vangstmogelijkheden vallen onder de voorschriften van de artikelen 26 tot en met 35 van Verordening (EG) nr. 1224/2009.

De verwijzingen naar de visserijzones moeten worden gelezen als verwijzingen naar de GDG’s van de GFCM.

Voor de toepassing van deze bijlage geldt de volgende vergelijkende tabel van Latijnse en gewone namen:

 

Wetenschappelijke naam

Drielettercode

Gewone naam

Engraulis encrasicolus

ANE

Ansjovis

Merluccius merluccius

HKE

Heek

Mullus barbatus

MUT

Zeebarbeel

Nephrops norvegicus

NEP

Langoustine

Parapenaeus longirostris

DPS

Roze diepzeegarnaal

Sardina pilchardus

PIL

Sardine

Solea solea

SOL

Tong

  • 1. 
    Kleine pelagische soorten — GDG’s 17 en 18

Maximumniveau van de vangsten (in ton levend gewicht)

 

Soort:

Kleine pelagische soorten (ansjovis en sardine)

Engraulis encrasicolus and Sardina pilchardus

Gebied:

Wateren van de Unie en internationale wateren van de GFCM — GDG’s 17 en 18

(SP1/GF1718)

Italië

35 394

 (1)

Maximumniveau van de vangsten

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Kroatië

56 304

TAC

Niet relevant

Vlootcapaciteitsmaximum voor trawlers en ringzegenvaartuigen die actief op kleine pelagische soorten vissen

 

Lidstaat

Vistuig

Aantal vaartuigen

kW

BT

Kroatië

PS

249

77 145,52

18 537,72

Italië

PTM-OTM-PS

685

134 556,7

25 852

Slovenië (2)

PS

4

433,7

38,5

  • 2. 
    Demersale bestanden — GDG’s 17 en 18

Maximaal toegestane visserijinspanning (in visdagen) voor soorten trawls en vlootsegment voor de visserij op demersale bestanden in de GDG’s 17 en 18 (Adriatische Zee).

 
         

Visdagen 2022

Vistuigtype

Geografisch gebied

Betrokken bestanden

Lengte over alles van de vaartuigen

Code inspanningsgroep

ITALIË

KROATIË

SLOVENIË (3)

Trawls (OTB)

GFCM-deelgebieden 17-18

Zeebarbeel; heek; roze diepzee¬garnaal, en langoustine

< 12 m

EFF/MED3_OTB_TR1

3 521

10 388

 

≥ 12 m and < 24 m

EFF/MED3_OTB_TR2

79 139

24 202

 

≥ 24 m

EFF/MED3_OTB_TR3

6 934

2 173

 

Boomkorren (TBB)

GFCM-deelgebied 17

Tong

< 12 m

EFF/MED3_TBB_TR1

200

0

 

≥ 12 m and < 24 m

EFF/MED3_TBB_TR2

3 747

0

 

≥ 24 m

EFF/MED3_TBB_TR3

3 726

0

 

Vlootcapaciteitsmaximum voor bodemtrawlers en boomkorvaartuigen die op demersale bestanden mogen vissen

 

Lidstaat

Vistuig

Aantal vaartuigen

kW

BT

Kroatië

OTB

495

79 867,99

13 267,99

Italië

OTB-TBB

1 363

260 618,37

47 148

Slovenië  (*1)

OTB

11

1 813,00

168,67

 

  • (1) 
    Concerning Slovenia, the quantities are based on the level of catches exerted in 2014, up to an amount that should not exceed 300 tonnes.
  • (2) 
    De bepaling van punt 28 van GFCM/44/2020/20 is niet van toepassing op nationale vloten van minder dan tien ringzegenvaartuigen en/of pelagische trawlers die actief op kleine pelagische soorten vissen, zoals geregistreerd in het nationale en het GFCM-register in 2014. In dat geval mag de capaciteit van de actieve vloot, wat betreft het aantal vaartuigen en uitgedrukt in bruto ton (BT) en/of bruto registerton (BRT) en in kW, met niet meer dan 50 % toenemen.
  • (3) 
    Slovenië mag de inspanningsbeperking van 3 000 visdagen per jaar overeenkomstig lid 13 van GFCM/43/2019/5 niet overschrijden.

(*1)  De bepalingen van punt 9, c), en punt 28 van GFCM/43/2019/5 zijn niet van toepassing op nationale vloten die met OTB-vistuig en gedurende minder dan 1 000 dagen vissen tijdens de in punt 9, c), genoemde referentieperiode. De vangstcapaciteit van de actieve vloot die met OTB-vistuig vist, mag ten opzichte van de referentieperiode met niet meer dan 50 % toenemen.

 

BIJLAGE V

VANGSTMOGELIJKHEDEN VOOR VISSERSVAARTUIGEN VAN DE UNIE IN DE IONISCHE ZEE, DE LEVANTIJNSE ZEE EN HET KANAAL VAN SICILIË

De tabellen van deze bijlage vermelden het maximumaantal vissersvaartuigen van de Unie dat demersale bestanden mag bevissen in de Ionische Zee, de Levantijnse Zee en het Kanaal van Sicilië.

De verwijzingen naar de visserijzones moeten worden gelezen als verwijzingen naar de GDG’s van de GFCM.

Voor de toepassing van deze bijlage geldt de volgende vergelijkende tabel van Latijnse en gewone namen van de visbestanden:

 

Wetenschappelijke naam

Drielettercode

Gewone naam

Aristaeomorpha foliacea

ARS

Rode diepzeegarnaal

Aristeus antennatus

ARA

Blauwrode diepzeegarnaal

 

a)

Maximumaantal bodemtrawlers die in de Ionische Zee mogen vissen (GDG’s 19-20-21)

 

Lidstaat

Rode diepzeegarnaal in wateren van de Unie van GDG’s 19, 20 en 21

Blauwrode diepzeegarnaal in wateren van de Unie van GDG’s 19, 20 en 21

Griekenland

263

263

Italië

410

410

Malta

15

15

 

b)

Maximumaantal bodemtrawlers die in de Levantijnse zee mogen vissen (GDG’s 24-25-26-27)

 

Lidstaat

Rode diepzeegarnaal in wateren van de Unie van GDG’s 24, 25, 26 en 27

Blauwrode diepzeegarnaal in wateren van de Unie van GDG’s 24, 25, 26 en 27

Italië

80

80

Cyprus

6

6

 

c)

Maximumaantal bodemtrawlers die in het Kanaal van Sicilië mogen vissen (GDG’s 12-13-14-15-16)

 

Lidstaat

Rode diepzeegarnaal in wateren van de Unie van GDG’s 12, 13, 14, 15 en 16

Blauwrode diepzeegarnaal in wateren van de Unie van GDG’s 12, 13, 14, 15 en 16

Spanje

2

2

Italië

320

320

Cyprus

1

1

Malta

15

15

 

BIJLAGE VI

VANGSTMOGELIJKHEDEN VOOR VISSERSVAARTUIGEN VAN DE UNIE IN DE ZEE VAN ALBORÁN

Maximumniveau van de vangsten met beuglijnen en handlijnen (in ton levend gewicht)

 

Soort:

Zeebrasem

Pagellus bogaraveo

Gebied:

Wateren van de Unie in de Zee van Alborán — GDG’s 1, 2 en 3

SBR/GF1-3

Spanje

225

 

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Unie

225

 

TAC

Niet relevant/niet overeengekomen

 

BIJLAGE VII

VANGSTMOGELIJKHEDEN VOOR VISSERSVAARTUIGEN VAN DE UNIE IN DE ZWARTE ZEE

De tabellen van deze bijlage vermelden de TAC’s en quota in ton levend gewicht per bestand en, in voorkomend geval, de voorwaarden die er functioneel mee verbonden zijn.

Alle vangstmogelijkheden in deze bijlage vallen onder de artikelen 26 tot en met 35 van Verordening (EG) nr. 1224/2009.

De verwijzingen naar de visserijzones moeten worden gelezen als verwijzingen naar de GDG’s van de GFCM.

Voor de toepassing van deze bijlage geldt de volgende vergelijkende tabel van Latijnse en gewone namen:

 

Wetenschappelijke naam

Drielettercode

Gewone naam

Sprattus sprattus

SPR

Sprot

Scophthalmus maximus

TUR

Tarbot

 

Soort:

Sprot

Sprattus sprattus

Gebied:

Wateren van de Unie in de Zwarte Zee — GDG 29

(SPR/F3742C)

Bulgarije

8 032,50

 

Analytisch quotum

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Roemenië

3 442,50

 

Unie

11 475

 

TAC

Niet relevant/niet overeengekomen

 

Soort:

Tarbot

Scophthalmus maximus

Gebied:

Wateren van de Unie in de Zwarte Zee — GDG 29

(TUR/F3742C)

Bulgarije

75

 

Analytische TAC

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing

Roemenië

75

 

Unie

150

 (*1)

TAC

857

 
 

(*1)  Van 15 april tot en met 15 juni 2022 zijn visserijactiviteiten, met inbegrip van het overladen, aan boord houden, aanlanden en voor eerste verkoop aanbieden van vis, verboden.

 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.