Verordening 2022/615 - Wijziging van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 om de voorspelbaarheid voor de lidstaten te vergroten en de procedures voor geschillenbeslechting bij de terbeschikkingstelling van de traditionele eigen middelen, de btw- en de bni-middelen te verduidelijken - Hoofdinhoud
13.4.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 115/51 |
VERORDENING (EU, Euratom) 2022/615 VAN DE RAAD
van 5 april 2022
tot wijziging van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 om de voorspelbaarheid voor de lidstaten te vergroten en de procedures voor geschillenbeslechting bij de terbeschikkingstelling van de traditionele eigen middelen, de btw- en de bni-middelen te verduidelijken
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 322, lid 2,
Gezien het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name artikel 106 bis,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Gezien het advies van het Europees Parlement,
Gezien het advies van de Rekenkamer (1),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Hoewel Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 van de Raad (2) voor een solide en stabiele verankering van de mechanismen voor de financiering van de Unie heeft gezorgd, moeten de bepalingen inzake de terbeschikkingstelling van eigen middelen worden verbeterd om de voorspelbaarheid ervan voor de lidstaten te vergroten en de procedures voor geschillenbeslechting te verduidelijken. |
(2) |
Momenteel beheren enkel de lidstaten eigenmiddelenrekeningen die op naam van de Commissie zijn geopend. Een vermindering van het aantal bankrekeningen dat wordt gebruikt voor de inning van eigen middelen, zou efficiënter zijn en een gemeenschappelijke aanpak van het kasbeheer mogelijk maken. Om het beheer van de eigenmiddelenrekeningen te moderniseren, moet de Commissie een gecentraliseerde eigenmiddelenrekening kunnen instellen. De lidstaten moeten kunnen kiezen of zij gebruikmaken van die gecentraliseerde eigenmiddelenrekening dan wel van een rekening die op naam van de Commissie bij hun schatkist of nationale centrale bank is geopend. Opdat de lidstaten met kennis van zaken een keuze kunnen maken, moet de Commissie een gedetailleerde kosten-batenanalyse van het gebruik van de gecentraliseerde eigenmiddelenrekening verrichten. |
(3) |
Momenteel staat Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 de lidstaten niet toe vooruitbetalingen te doen. In het verleden hebben sommige lidstaten hun nationale bijdragen echter vooruitbetaald nadat de Commissie daarmee had ingestemd. Ten behoeve van de rechtszekerheid moet in die verordening worden bepaald dat de lidstaten de mogelijkheid hebben om per geval vooruitbetalingen te doen, mits zij de Commissie daarvan vooraf in kennis stellen. Indien een lidstaat van die mogelijkheid gebruik maakt, mogen de andere lidstaten om redenen van billijkheid geen kosten dragen die verband houden met de vooruitbetaling, zoals negatieve rente. |
(4) |
De datum van betaling door de lidstaten van de aanpassingen van de btw- en bni-middelen van voorgaande begrotingsjaren moet worden verschoven naar maart van het volgende jaar om de voorspelbaarheid voor de nationale begrotingsprocedures te vergroten. De datum van betaling door de lidstaten van de aanpassingen moet ook gelden voor bedragen waarover de Commissie vóór de inwerkingtreding van deze verordening informatie heeft verstrekt. |
(5) |
Ten behoeve van de begrotingsstabiliteit die nodig is om de beleidsdoelstellingen van de Unie te financieren, moet de procedure voor de berekening van rente er met name voor zorgen dat eigen middelen tijdig en volledig beschikbaar worden gesteld. |
(6) |
De huidige drempel waaronder rentebedragen worden kwijtgescholden, moet worden aangepast. Daarom moet het bedrag waarvoor wordt afgezien van de invordering van rente, worden verhoogd om de kosteneffectiviteit van de invorderingsprocedures te verbeteren. |
(7) |
Bij Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 is de verhoging van de rente boven het basispercentage beperkt tot 16 procentpunten. Deze beperking op 16 procentpunten geldt echter enkel voor gevallen die bekend zijn geworden na de inwerkingtreding van Verordening (EU, Euratom) 2016/804 van de Raad (3). Bijgevolg kunnen gevallen die reeds bekend waren vóór de inwerkingtreding van Verordening (EU, Euratom) 2016/804, waarbij bijzonder hoge rentebedragen in het geding zijn, niet profiteren van deze beperking van de rente, ongeacht of het bedrag van de rente reeds aan de lidstaten is meegedeeld. In die gevallen moeten de lidstaten nog steeds rentebedragen betalen die disproportioneel zijn ten opzichte van de verschuldigde hoofdsom. Om de proportionaliteit van het systeem te garanderen zonder afbreuk te doen aan het afschrikkende effect ervan, moet de stijging van de rente boven het basispercentage verder worden beperkt tot 14 procentpunten. Om de relevante bepalingen van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 te verduidelijken en te vereenvoudigen, moet de beperking van de verhoging tot 14 procentpunten gelden voor alle rentebedragen die niet vóór de inwerkingtreding van deze verordening aan de lidstaten zijn meegedeeld. |
(8) |
Binnen het huidige wettelijke kader heeft de praktijk aangetoond dat het moeilijk kan zijn om de begindatum van de vertragingsrente te bepalen, omdat het moeilijk is om het precieze tijdstip te bepalen waarop de invorderingsinspanningen als ontoereikend kunnen worden beschouwd. Ter wille van vereenvoudiging moet er een “respijtperiode” van vijf jaar na de datum van vaststelling van het bedrag zijn, op voorwaarde dat het bedrag is vastgesteld, tijdig in de specifieke boekhouding is geboekt en in de specifieke boekhouding overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 is bijgehouden. Bijgevolg mag de rente pas na vijf jaar gaan lopen, terwijl de verplichting voor de hoofdsom moet worden gehandhaafd. |
(9) |
Ten behoeve van een eerlijke behandeling van gevallen waarin bedragen die overeenkomen met vastgestelde rechten van traditionele eigen middelen oninbaar blijken, moet een lidstaat worden vrijgesteld van de verplichting om de bedragen die overeenkomen met vastgestelde rechten van traditionele eigen middelen ter beschikking van de Commissie te stellen indien deze lidstaat kan aantonen dat een vergissing die de lidstaat na de vaststelling van de rechten heeft begaan, geen invloed heeft gehad op de oninbaarheid van het bedrag van die rechten. Voorbeelden van een dergelijke vergissing zijn een te late boeking in de specifieke boekhouding of gebreken in de invorderingsprocedure. |
(10) |
Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 bevat slechts één termijn, op grond waarvan de Commissie haar opmerkingen betreffende de afboekingsgevallen waarover bij de Commissie een verslag is ingediend aan de betrokken lidstaat moet meedelen binnen zes maanden na ontvangst van het verslag van deze lidstaat. Ten behoeve van een tijdige en meer flexibele opvolging van de afboekingsverslagen en teneinde een snelle en volledig transparante beoordeling mogelijk te maken van het besluit van een lidstaat om het oninbare bedrag aan traditionele eigen middelen niet ter beschikking te stellen, moeten de procedurele termijnen voor de Commissie en de lidstaten worden aangepast. |
(11) |
Om de periode waarover rente oploopt, te kunnen onderbreken, moeten in geval van onenigheid tussen de lidstaten en de Commissie bepalingen worden ingevoerd om rekening te houden met de huidige praktijk van betaling onder voorbehoud van bedragen aan eigen middelen die verschuldigd zijn aan de begroting van de Unie, hetgeen de mogelijkheid biedt om tegen de Commissie een vordering wegens ongerechtvaardigde verrijking in te stellen overeenkomstig artikel 268 en artikel 340, tweede alinea, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). |
(12) |
Bij een geschil tussen de lidstaten en de Commissie over de terbeschikkingstelling van traditionele eigen middelen moet in Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 worden voorzien in een herzieningsprocedure om de transparantie te verbeteren en de rechten van verdediging van de lidstaten te verduidelijken. Op verzoek van de betrokken lidstaat moeten de resultaten van de herzieningsprocedure en de stand van zaken van de aanhangige zaken met de Commissie worden besproken in een jaarlijkse vergadering. Die vergadering moet worden gehouden met een passende vertegenwoordiging van het management, teneinde tot een heroverweging te komen van de respectieve standpunten en om te voorkomen dat een beroep wordt gedaan op mogelijke inbreukprocedures, overeenkomstig de rechtspraak van het Hof van Justitie. |
(13) |
De Commissie moet de werking van de herzieningsprocedure evalueren in het kader van een mogelijke herziening van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 of uiterlijk eind 2026 en met name nagaan of het wenselijk is de herzieningsprocedure te stroomlijnen; indien dit het geval is, kan de stroomlijning geschieden bij besluit van de Commissie. |
(14) |
De artikelen 6 en 10 bis van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 moeten worden aangepast om de verwijzing naar de aan het Verenigd Koninkrijk toegestane correctie te schrappen en Duitsland op te nemen als begunstigde van forfaitaire correcties overeenkomstig Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 van de Raad (4). |
(15) |
Conform de beginselen van betere regelgeving mogen verschillende terbeschikkingstellingsverordeningen slechts tijdelijk naast elkaar bestaan en moeten zij zo spoedig mogelijk tot een enkele verordening worden samengevoegd. |
(16) |
Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In artikel 6, lid 3, derde alinea, wordt de eerste zin vervangen door: “Het btw-middel en het bni-middel worden evenwel, met inachtneming van de gevolgen voor die middelen van de aan Denemarken, Duitsland, Nederland, Oostenrijk en Zweden toegestane brutovermindering, als volgt opgenomen in de in de eerste alinea genoemde boekhouding:”. |
2) |
Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:
|
3) |
Artikel 10 bis wordt vervangen door: “Artikel 10 bis Terbeschikkingstelling van de btw- en de bni-middelen
Onverminderd de derde alinea kan de Commissie, voor de specifieke betalingsbehoeften van de Europese structuur- en investeringsfondsen uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad (*2) en daaropvolgende relevante wetgeving van de Unie, en afhankelijk van de kaspositie van de Unie, de lidstaten verzoeken de boeking van maximaal een bijkomende helft van één twaalfde van de bedragen die in de begroting zijn opgenomen uit hoofde van de btw- en de bni-middelen in de loop van de eerste zes maanden van het begrotingsjaar te vervroegen, met inachtneming van de gevolgen voor die middelen van de aan Denemarken, Duitsland, Nederland, Oostenrijk en Zweden toegestane brutovermindering. Het totale bedrag van de boeking die de Commissie de lidstaten kan vragen in eenzelfde maand te vervroegen uit hoofde van de eerste en de tweede alinea, is in geen geval hoger dan een bedrag dat overeenstemt met twee bijkomende twaalfden. Na de eerste zes maanden mag de gevraagde maandelijkse boeking niet hoger zijn dan één twaalfde van de btw-middelen en de bni-middelen, steeds binnen de grenzen van de daartoe in de begroting opgenomen bedragen. De Commissie stelt de lidstaten hiervan vooraf en uiterlijk twee weken vóór een uit hoofde van de eerste of de tweede alinea gevraagde boeking, in kennis. De Commissie informeert de lidstaten ruim van tevoren en uiterlijk zes weken vóór een uit hoofde van de tweede alinea gevraagde boeking, over haar voornemen om te verzoeken om die boeking. Lid 4 betreffende de boeking in de maand januari van elk jaar en lid 5 dat van toepassing is wanneer de begroting vóór het begin van het begrotingsjaar niet definitief is vastgesteld, zijn van toepassing op deze vervroegde boekingen. Bij wijze van uitzondering en in naar behoren gemotiveerde gevallen kunnen de lidstaten de Commissie verzoeken de terbeschikkingstelling van de btw-middelen en de bni-middelen te vervroegen, met name in het kader van gewijzigde begrotingen aan het einde van het jaar, met inachtneming van de gevolgen voor die eigen middelen van de aan Denemarken, Duitsland, Nederland, Oostenrijk en Zweden toegestane brutovermindering. Van elke vooruitbetaling wordt ten minste zeven werkdagen van tevoren kennisgeving gedaan en het desbetreffende verzoek wordt door de betrokken lidstaat met redenen omkleed. De Commissie beoordeelt het verzoek, rekening houdend met de kaspositie en de liquiditeitsbehoeften van de Commissie. lidstaten mogen de vooruitbetaling pas uitvoeren na toestemming van de Commissie. Eventuele extra kosten in verband met de vervroegde terbeschikkingstelling van de eigen middelen btw en bni worden gedragen door de verzoekende lidstaat.
Die aanpassingen geschieden bij de eerste boeking na de definitieve vaststelling van de gewijzigde begroting indien deze vaststelling vóór de zestiende van de maand plaatsvindt. In het andere geval geschieden die aanpassingen bij de tweede boeking na de voornoemde definitieve vaststelling. In afwijking van artikel 10 van het Financieel Reglement worden die aanpassingen in de rekening van het begrotingsjaar van de desbetreffende gewijzigde begroting opgenomen.
(*1) Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 637/2008 van de Raad en Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 608)." (*2) Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320)." (*3) Verordening (EU) 2019/516 van het Europees Parlement en de Raad van 19 maart 2019 betreffende de harmonisatie van het bruto nationaal inkomen tegen marktprijzen en tot intrekking van Richtlijn 89/130/EEG, Euratom van de Raad en Verordening (EG, Euratom) nr. 1287/2003 van de Raad (bni-verordening) (PB L 91 van 29.3.2019, blz. 19).”." |
4) |
In artikel 10 ter, lid 5, wordt de derde alinea vervangen door: “De Commissie deelt de lidstaten de uit deze berekening voortvloeiende bedragen mee vóór 1 februari van het jaar dat volgt op het jaar waarin de gegevens voor de aanpassingen zijn verstrekt. Elke lidstaat boekt het nettobedrag op de in artikel 9, lid 1, bedoelde rekening op de eerste werkdag van maart van het jaar volgende op dat waarin de Commissie de lidstaten in kennis heeft gesteld van de uit de berekening resulterende bedragen. De termijn waarbinnen de lidstaten de aanpassingen moeten betalen, geldt ook voor bedragen waarvoor de Commissie vóór 3 mei 2022 informatie heeft verstrekt.”. |
5) |
Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:
|
6) |
Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:
|
7) |
Het volgende hoofdstuk wordt ingevoegd: “HOOFDSTUK III bis BETALING ONDER VOORBEHOUD EN HERZIENINGSPROCEDURE Artikel 13 bis Betaling onder voorbehoud
De lidstaten verstrekken nadere informatie over die gevallen van voorbehoud, wat betreft de bedragen in verband met de traditionele eigen middelen, samen met hun maandoverzicht als bedoeld in artikel 6, lid 4, en wat betreft de bedragen in verband met de btw-middelen samen met hun overzicht als bedoeld in artikel 10 ter, lid 1. De lidstaten stellen de Commissie zo spoedig mogelijk in kennis van de intrekking van een voorbehoud.
Artikel 13 ter Herzieningsprocedure
|
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Luxemburg, 5 april 2022.
Voor de Raad
De voorzitter
-
B.LE MAIRE
-
Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 van de Raad van 26 mei 2014 betreffende de regels en procedures voor de terbeschikkingstelling van de traditionele eigen middelen, de btw- en de bni-middelen, en betreffende de maatregelen om in de behoefte aan kasmiddelen te voorzien (PB L 168 van 7.6.2014, blz. 39).
-
Verordening (EU, Euratom) 2016/804 van de Raad van 17 mei 2016 tot wijziging van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 betreffende de regels en procedures voor de terbeschikkingstelling van de traditionele eigen middelen, de btw- en de bni-middelen, en betreffende de maatregelen om in de behoefte aan kasmiddelen te voorzien (PB L 132 van 21.5.2016, blz. 85).
-
Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 van de Raad van 14 december 2020 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie en tot intrekking van Besluit 2014/335/EU, Euratom (PB L 424 van 15.12.2020, blz. 1).
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.