Verordening 2022/2586 - Toepassing van de artikelen 93, 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de EU op bepaalde soorten staatssteun in de sectoren spoorvervoer, binnenvaart en multimodaal vervoer

1.

Wettekst

30.12.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 338/35

 

VERORDENING (EU) 2022/2586 VAN DE RAAD

van 19 december 2022

betreffende de toepassing van de artikelen 93, 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op bepaalde soorten staatssteun in de sectoren spoorvervoer, binnenvaart en multimodaal vervoer

(Voor de EER relevante tekst)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 109,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Verordening (EU) 2015/1588 van de Raad (2) kent de Commissie de bevoegdheid toe bij verordening te verklaren dat bepaalde specifieke soorten steunmaatregelen aan ondernemingen die in verschillende sectoren actief zijn, zoals steun ten behoeve van milieubescherming, verenigbaar zijn met de interne markt en niet onderworpen zijn aan de aanmeldingsverplichtingen van artikel 108, lid 3, van het Verdrag (“aanmeldingsverplichtingen”). Verordening (EU) 2015/1588 heeft echter geen betrekking op onder meer steunmaatregelen voor vervoer per spoor en over de binnenwateren of multimodaal vervoer zoals gedefinieerd in Verordening (EU) nr. 1315/2013 van het Europees Parlement en de Raad (3). Die sectoren worden steeds belangrijker op het niveau van de Unie, in het kader van de Europese Green Deal en van de strategie voor duurzame en slimme mobiliteit, door de Commissie vastgesteld in haar mededelingen van respectievelijk 11 december 2019 en 9 december 2020.

 

(2)

Overeenkomstig artikel 93 van het Verdrag worden steunmaatregelen voor vervoer per spoor, vervoer over de binnenwateren en intermodaal vervoer geacht verenigbaar te zijn met de Verdragen indien zij beantwoorden aan de behoeften van de coördinatie van het vervoer of indien zij overeenkomen met de vergoeding van bepaalde met het begrip openbare dienst verbonden, verplichte dienstverrichtingen.

 

(3)

De Commissie heeft artikel 93, artikel 107, lid 1, en artikel 108 van het Verdrag toegepast in talrijke besluiten betreffende bepaalde soorten staatssteun aan ondernemingen in de sectoren spoorvervoer, binnenvaart en intermodaal vervoer en heeft richtsnoeren ontwikkeld voor de beoordeling van bepaalde soorten staatssteun die geacht worden tegemoet te komen aan de behoeften van de coördinatie van het vervoer. De Commissie heeft ondervonden dat dergelijke steun niet tot aanzienlijke concurrentieverstoring leidt, mits de toekenning ervan gebaseerd is op open, transparante en niet-discriminerende procedures en er op basis van de opgedane ervaring duidelijke verenigbaarheidsvoorwaarden kunnen worden vastgesteld.

 

(4)

Om de administratie te vereenvoudigen in gevallen waarin de concurrentieverstoring tot een minimum beperkt is, moet de Commissie derhalve de bevoegdheid krijgen om bij verordening te verklaren dat steunmaatregelen voor de coördinatie van het vervoer of die overeenkomen met de vergoeding van bepaalde met het begrip openbare dienst verbonden, verplichte dienstverrichtingen zoals bedoeld in artikel 93 van het Verdrag, met de interne markt verenigbaar zijn en niet onderworpen zijn aan aanmeldingsverplichtingen.

 

(5)

Staatssteun ter vergoeding van de uitvoering van openbaredienstverplichtingen met betrekking tot openbaar personenvervoer valt reeds onder Verordening (EG) nr. 1370/2007 van het Europees Parlement en de Raad (4), ook als een lidstaat besluit die verordening toe te passen op het openbare personenvervoer over de binnenwateren en in de territoriale zee. Compensaties voor openbaredienstverlening met betrekking tot openbaar personenvervoer moeten derhalve worden uitgesloten van het toepassingsgebied van de onderhavige verordening.

 

(6)

Bij de vaststelling van verordeningen waarbij bepaalde soorten steunmaatregelen worden verklaard niet onderworpen te zijn aan de aanmeldingsverplichtingen op grond van de onderhavige verordening moet de Commissie het doel van de steunmaatregel, de categorieën begunstigden, de aan de steunmaatregel gestelde drempels, alsmede de voorwaarden inzake het cumuleren van steunmaatregelen en inzake toezicht nauwkeurig beschrijven, en bijkomende gedetailleerde voorwaarden bijvoegen om ervoor te zorgen dat de steunmaatregel die onder de onderhavige verordening valt, verenigbaar is met de interne markt.

 

(7)

Het is van belang dat alle partijen kunnen nagaan of een bepaalde steun met inachtneming van de toepasselijke regels wordt toegekend. Transparantie van staatssteun is dus van essentieel belang voor de correcte toepassing van de Verdragsregels en leidt tot betere naleving van de regels, sterkere verantwoordingsplicht, peerreview en uiteindelijk tot een doelmatigere besteding van overheidsmiddelen. Daarom moet elke lidstaat ertoe verplicht worden samenvattingen in te dienen van de informatie over de door die lidstaat uitgevoerde steun die onder een krachtens de onderhavige verordening vastgestelde verordening valt. Met het oog op de transparantie van de door elke lidstaat vastgestelde maatregelen moeten deze samenvattingen door de Commissie worden bekendgemaakt.

 

(8)

De Commissie is op grond van artikel 108, lid 1, VWEU verplicht om in samenwerking met de lidstaten alle bestaande steunregelingen aan een voortdurend onderzoek te onderwerpen. Met het oog op het nakomen van deze verplichting en om de hoogste mate van transparantie en passende controle te waarborgen, moet elke lidstaat informatie over de toepassing van de door de Commissie krachtens de onderhavige verordening vastgestelde verordeningen registreren en samenstellen. Ten minste eenmaal per jaar moet elke lidstaat de Commissie een verslag verstrekken over de toepassing van dergelijke verordeningen. De Commissie moet die verslagen toegankelijk maken voor alle andere lidstaten.

 

(9)

Voordat zij verordeningen krachtens de onderhavige verordening vaststelt, moet de Commissie alle belanghebbende personen en organisaties de kans geven hun opmerkingen in te dienen om zo een volledig en representatief mogelijke feedback te verzamelen. Daartoe moet zij een ontwerp van dergelijke verordeningen bekendmaken.

 

(10)

Het bij Verordening (EU) 2015/1588 ingestelde Adviescomité inzake overheidssteun moet worden geraadpleegd op het moment dat de krachtens de onderhavige verordening vastgestelde ontwerpverordening wordt bekendgemaakt. Ten behoeve van de transparantie dient die ontwerpverordening echter tegelijkertijd ook op de website van de Commissie te worden bekendgemaakt.

 

(11)

Het toezicht op de toekenning van steun omvat feitelijke, juridische en economische aspecten die zeer ingewikkeld en uiteenlopend zijn, binnen een zich voortdurend wijzigende omgeving. De Commissie moet bijgevolg regelmatig de soorten steunmaatregelen die niet aan aanmeldingsverplichtingen moeten worden onderworpen, aan een nieuw onderzoek onderwerpen. Daartoe moet zij om de vijf jaar een evaluatieverslag over de toepassing van de onderhavige verordening indienen bij het Europees Parlement en de Raad,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Groepsvrijstellingen

  • 1. 
    Op voorwaarde dat artikel 5 van de onderhavige verordening in acht wordt genomen, kan de Commissie verordeningen vaststellen waarbij wordt verklaard dat de volgende soorten steunmaatregelen in de zin van artikel 107, lid 1, van het Verdrag, verenigbaar zijn met de interne markt en niet onderworpen zijn aan de aanmeldingsverplichtingen van artikel 108, lid 3, van het Verdrag:
 

a)

steun voor de coördinatie van het vervoer;

 

b)

steun voor de vergoeding van bepaalde met het begrip openbare dienst verbonden, verplichte dienstverrichtingen, met uitzondering van compensaties voor openbaredienstverlening met betrekking tot openbaar personenvervoer, die onder Verordening (EG) nr. 1370/2007 vallen.

  • 2. 
    In krachtens lid 1 vastgestelde verordeningen wordt met name voor elke soort steunmaatregelen het volgende gespecificeerd:
 

a)

het doel van de steunmaatregel;

 

b)

de categorieën begunstigden;

 

c)

de drempels die worden uitgedrukt als:

 

i)

steunintensiteit ten opzichte van een reeks in aanmerking komende kosten,

 

ii)

een maximumbedrag,

 

iii)

het maximumniveau van staatssteun in of gerelateerd aan de steun voor bepaalde soorten steun wanneer het moeilijk kan zijn om de in punt i) bedoelde steunintensiteit of het in punt ii) bedoelde steunbedrag nauwkeurig vast te stellen, met name financieringsinstrumenten of risicokapitaalinvesteringen of soortgelijke investeringen, onverminderd de kwalificatie van de betrokken maatregelen in het licht van artikel 107, lid 1, van het Verdrag;

 

d)

de voorwaarden voor de cumulatie van steun, en

 

e)

de in artikel 2 vastgestelde transparantie- en toezichtregels.

  • 3. 
    Daarnaast kunnen de krachtens lid 1 vastgestelde verordeningen met name:
 

a)

drempels of andere voorwaarden vaststellen voor de aanmelding van individuele steunmaatregelen;

 

b)

bepaalde sectoren uitsluiten van hun toepassingsgebied;

 

c)

bijkomende voorwaarden vastleggen voor de verenigbaarheid van de steun met de interne markt.

Artikel 2

Transparantie en toezicht

  • 1. 
    De krachtens artikel 1, lid 1, vastgestelde verordeningen bevatten gedetailleerde voorschriften om de transparantie van en het toezicht op de steun te waarborgen.
  • 2. 
    Wanneer een lidstaat steunregelingen of individuele steun uitvoert die niet onderworpen zijn zijn aan aanmeldingsverplichtingen op grond van krachtens artikel 1, lid 1, vastgestelde verordeningen, verstrekt zij de Commissie, samenvattingen van de informatie betreffende die steun. De Commissie publiceert deze samenvattingen.
  • 3. 
    Elke lidstaat registreert en verzamelt alle informatie betreffende de toepassing van de krachtens artikel 1, lid 1, vastgestelde verordeningen. Indien de Commissie over gegevens beschikt die laten vermoeden dat een krachtens artikel 1, lid 1, vastgestelde verordening niet correct wordt toegepast, verstrekt de betrokken lidstaat de Commissie alle informatie die zij nodig acht om te kunnen beoordelen of krachtens die verordening verleende steun verenigbaar is met alle voorwaarden van die verordening.
  • 4. 
    Elke lidstaat verstrekt de Commissie ten minste eenmaal per jaar een verslag over de toepassing van de krachtens artikel 1, lid 1, vastgestelde verordeningen, overeenkomstig de specifieke eisen van de Commissie. De Commissie maakt deze verslagen voor alle andere lidstaten toegankelijk. Eenmaal per jaar worden deze verslagen door het in artikel 5 bedoelde comité besproken en beoordeeld.

Artikel 3

Geldigheidsduur en wijziging van de verordeningen

  • 1. 
    In krachtens artikel 1, lid 1, vastgestelde verordeningen wordt de geldigheidsduur ervan vermeld en zij voorzien in een overgangsperiode indien hun geldigheidsduur bij het verstrijken ervan niet wordt verlengd.
  • 2. 
    Wanneer een krachtens artikel 1, lid 1, vastgestelde verordening wordt ingetrokken of gewijzigd door een nieuwe verordening, voorziet de nieuwe verordening in een overgangsperiode van zes maanden om de onder de ingetrokken of gewijzigde verordening vallende steun te kunnen aanpassen.

Artikel 4

Horen van belanghebbende personen en organisaties

Voordat de Commissie een verordening krachtens artikel 1, lid 1, vaststelt, maakt zij een ontwerp daarvan bekend, zodat alle belanghebbende personen en organisaties hun opmerkingen kunnen maken binnen een vastgestelde termijn. Die termijn bedraagt ten minste één maand. Tegelijkertijd maakt de Commissie die ontwerpverordening op haar website bekend.

Artikel 5

Raadpleging van het Adviescomité inzake overheidssteun

  • 1. 
    De Commissie raadpleegt het Adviescomité inzake overheidssteun dat is opgericht bij Verordening (EU) 2015/1588 (het “comité”):
 

a)

tegelijk met de bekendmaking van een ontwerpverordening krachtens artikel 1, lid 1, uit hoofde van artikel 4, en

 

b)

voordat zij een verordening krachtens artikel 1, lid 1, vaststelt.

  • 2. 
    De Commissie raadpleegt het comité tijdens een vergadering die zij via elektronische weg bijeenroept. De te bespreken ontwerpen en documenten worden bij de elektronische communicatie gevoegd. De vergadering wordt ten vroegste twee maanden na de elektronische communicatie gehouden. Voor de in lid 1 van dit artikel bedoelde raadplegingen kan die termijn in urgente gevallen of wanneer het de verlenging van de geldigheidsduur van een krachtens artikel 1, lid 1, vastgestelde verordening betreft, worden verkort.
  • 3. 
    Een vertegenwoordiger van de Commissie legt het comité een ontwerp voor van de te nemen maatregelen. Het comité brengt binnen een termijn die de voorzitter van het comité naargelang van de urgentie van de zaak kan vaststellen advies uit over het ontwerp, zo nodig door middel van een stemming.
  • 4. 
    Het advies van het comité wordt in de notulen van de vergadering opgenomen. Elke lidstaat mag verzoeken dat zijn standpunt in de notulen van de vergadering wordt opgenomen. Het comité kan aanbevelen het advies bekend te maken in het Publicatieblad van de Europese Unie.
  • 5. 
    De Commissie houdt rekening met het advies van het comité en zij brengt het comité op de hoogte van de wijze waarop zij rekening heeft gehouden met zijn advies.

Artikel 6

Evaluatieverslag

Elke vijf jaar dient de Commissie bij het Europees Parlement en bij de Raad een evaluatieverslag in over de toepassing van deze verordening. Zij legt eerst een ontwerpverslag van dat verslag ter bestudering voor aan het comité.

Artikel 7

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 december 2022.

Voor de Raad

De voorzitter

  • J. 
    SÍKELA
 

  • (1) 
    Advies van 13 december 2022 (nog niet in het Publicatieblad bekendgemaakt).
  • (2) 
    Verordening (EU) 2015/1588 van de Raad van 13 juli 2015 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op bepaalde soorten horizontale steunmaatregelen (PB L 248 van 24.9.2015, blz. 1).
  • (3) 
    Verordening (EU) nr. 1315/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 betreffende richtsnoeren van de Unie voor de ontwikkeling van het trans-Europees vervoersnetwerk en tot intrekking van Besluit nr. 661/2010/EU (PB L 348 van 20.12.2013, blz. 1).
  • (4) 
    Verordening (EG) nr. 1370/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 betreffende het openbaar personenvervoer per spoor en over de weg en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 1191/69 van de Raad en Verordening (EEG) nr. 1107/70 van de Raad (PB L 315 van 3.12.2007, blz. 1).
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.