Verordening 2023/435 - Wijziging van Verordening (EU) 2021/241 wat betreft REPowerEU-hoofdstukken in herstel- en veerkrachtplannen - Hoofdinhoud
28.2.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 63/1 |
VERORDENING (EU) 2023/435 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 27 februari 2023
tot wijziging van Verordening (EU) 2021/241 wat betreft REPowerEU-hoofdstukken in herstel- en veerkrachtplannen en tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1303/2013, (EU) 2021/1060 en (EU) 2021/1755 en Richtlijn 2003/87/EG
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 175, derde alinea, artikel 177, eerste alinea, artikel 192, lid 1, artikel 194, lid 2, en artikel 322, lid 1,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Na raadpleging van het Comité van de Regio's,
Gezien het advies van de Rekenkamer (2),
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (3),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Sinds de vaststelling van Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad (4) waarmee de herstel- en veerkrachtfaciliteit (de “faciliteit”) werd ingesteld, hebben ongeziene geopolitieke gebeurtenissen ten gevolge van de aanvalsoorlog tegen Oekraïne door Rusland en de directe en indirecte verergering door die gebeurtenissen van de gevolgen van de COVID-19-crisis de samenleving, de economie, de bevolking en de economische, sociale en territoriale cohesie van de Unie zwaar getroffen. Met name is het nu meer dan ooit duidelijk geworden dat de energievoorzieningszekerheid en energieonafhankelijkheid van de Unie onmisbaar zijn voor een succesvol, duurzaam en inclusief herstel na de COVID-19-crisis, omdat dat ook belangrijke factoren zijn die bijdragen aan de veerkracht van de economie van de Unie. |
(2) |
Door het directe verband tussen een duurzaam herstel, het opbouwen van de veerkracht en de energievoorzieningszekerheid van de Unie, het verminderen van haar afhankelijkheid van fossiele brandstoffen, met name uit Rusland, en de rol van de Unie bij een rechtvaardige en inclusieve transitie, is de faciliteit een zeer geschikt instrument om bij te dragen aan de respons van de Unie op die zich aandienende uitdagingen. Dit geldt ook in het licht van de Uniewetgeving inzake klimaat en milieu en de internationale verbintenissen van de Unie en met name de Overeenkomst van Parijs, die is aangenomen in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (5). |
(3) |
In de verklaring van Versailles van 10 en 11 maart 2022 verzochten de staatshoofden en regeringsleiders de Commissie om vóór eind mei van hetzelfde jaar met een REPowerEU-plan te komen om de afhankelijkheid van de Unie van invoer van Russische fossiele brandstoffen af te bouwen, een verzoek dat nadien werd herhaald in de conclusies van de Europese Raad van 24 en 25 maart 2022. Dat doel moet ruim vóór 2030 plaatsvinden op een wijze die spoort met de Europese Green Deal, uiteengezet in de mededeling van de Commissie van 11 december 2019, en met de klimaatdoelstellingen voor 2030 en 2050 die in Verordening (EU) 2021/1119 van het Europees Parlement en de Raad (6) zijn vastgelegd. |
(4) |
Het vermogen van de faciliteit om hervormingen en investeringen ten behoeve van de diversificatie van de energievoorziening, en met name van fossiele brandstoffen, te ondersteunen en de veerkracht, veiligheid en duurzaamheid van het energiesysteem van de Unie te vergroten en zo bij te dragen tot de betaalbaarheid van energie en de strategische autonomie van de Unie in combinatie met een open economie, moet worden versterkt. Om die doelstellingen te verwezenlijken, moet de Unie de energie-efficiëntie en de betrouwbaarheid en veerkracht van transmissie- en distributienetten vergroten, systeemflexibiliteit bevorderen, congestie tot een minimum beperken, onder meer door middel van een grotere elektriciteitsopslag- en netcapaciteit, digitalisering bevorderen, zorgen voor veerkrachtige toeleveringsketens, cyberbeveiliging en de bescherming van en aanpassing aan de klimaatverandering van alle infrastructuur, en tegelijkertijd de strategische energieafhankelijkheid verminderen. |
(5) |
Met het oog op een maximale complementariteit, consistentie en coherentie van beleid en acties van de Unie en de lidstaten om de onafhankelijkheid, zekerheid en duurzaamheid van de energievoorziening van de Unie te bevorderen, moeten die hervormingen en investeringen op het gebied van energie worden vastgelegd in een apart “REPowerEU-hoofdstuk” van de herstel- en veerkrachtplannen. |
(6) |
De daadwerkelijke transitie naar groene energie en een snelle en inclusieve vermindering van de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen vereisen maatregelen om de energie-efficiëntie en -besparingen in gebouwen en de bijbehorende kritieke energie-infrastructuur te stimuleren en industrieën sneller koolstofvrij te maken. Er moet absoluut snel meer worden geïnvesteerd in energie-efficiëntiemaatregelen, zoals het gebruik van duurzame en efficiënte verwarmings- en koelingsoplossingen, die een doeltreffende manier zijn om een aantal van de dringendste uitdagingen op het gebied van energievoorziening en energiekosten aan te pakken. Daarom moet ook steun worden verleend voor hervormingen en investeringen om de energie-efficiëntie te verhogen, de industrie koolstofvrij te maken, inbegrepen door het gebruik van koolstofarme brandstoffen, zoals koolstofarme waterstof, en door het gebruik van hernieuwbare waterstof en andere hernieuwbare brandstoffen van niet-biologische oorsprong, en om energiebesparingen te vergroten in de economieën van de lidstaten in overeenstemming met de energie- en klimaatdoelstellingen en het rechtskader van de Unie. De Commissie moet de lidstaten met name aanmoedigen om in hun REPowerEU-hoofdstuk maatregelen op te nemen ter ondersteuning van het koolstofvrij maken van de industrie. |
(7) |
Naar verwachting zal het geleidelijk afbouwen van de afhankelijkheid van de invoer van Russische fossiele brandstoffen de Unie in totaal minder energieafhankelijk maken. De REPowerEU-hoofdstukken moeten bijdragen tot een grotere en sterkere strategische autonomie van de Unie zonder haar afhankelijkheid van de invoer van grondstoffen uit derde landen buitensporig te vergroten. |
(8) |
Bij de voorbereiding van de herstel- en veerkrachtplannen en van de REPowerEU-hoofdstukken moeten de lidstaten hun economisch beleid zodanig coördineren dat de in artikel 174 van het Verdrag vastgelegde doelstellingen inzake economische, sociale en territoriale cohesie worden verwezenlijkt, met als doel de verschillen tussen de ontwikkelingsniveaus van de verschillende regio's en de achterstand van de minst begunstigde regio's te verkleinen, met bijzondere aandacht voor afgelegen, perifere en geïsoleerde gebieden en eilanden, die reeds met extra beperkingen te kampen hebben. |
(9) |
Voor een zo breed mogelijke Unierespons moet van alle lidstaten die na de inwerkingtreding van deze verordening een herstel- en veerkrachtplan indienen waarin wordt verzocht om aanvullende financiering in de vorm van leningen of, overeenkomstig de nieuwe regels die in het kader van deze wijzigingsverordening moeten worden vastgesteld, uit veiling van rechten uit het emissiehandelssysteem uit hoofde van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (7) of uit overdrachten uit de reserve voor aanpassing aan de brexit die is ingesteld bij Verordening (EU) 2021/1755 van het Europees Parlement en de Raad (8), worden vereist dat zij een REPowerEU-hoofdstuk In hun herstel- en veerkrachtplan opnemen. In overeenstemming met de bestaande mogelijkheid uit hoofde van Verordening (EU) 2021/241 om een ontwerp van herstel- en veerkrachtplan in te dienen, en om te waarborgen dat de REPowerEU-hoofdstukken goed worden voorbereid, kunnen de lidstaten een ontwerp van REPowerEU-hoofdstuk Indienen voordat een gewijzigd herstel- en veerkrachtplan wordt ingediend. Overbodige regeldruk moet worden vermeden. |
(10) |
De REPowerEU-hoofdstukken moeten vanaf 1 februari 2022 nieuwe hervormingen en investeringen omvatten die de REPowerEU-doelstellingen helpen verwezenlijken en waarmee de crisis ten gevolge van recente geopolitieke gebeurtenissen wordt aangepakt. Maatregelen die in het reeds vastgestelde uitvoeringsbesluit van de Raad zijn opgenomen en die bijdragen aan REPowerEU-doelstellingen, kunnen in het REPowerEU-hoofdstuk worden opgenomen indien de betrokken lidstaat na de actualisering van de maximale financiële bijdrage onderworpen is aan een verlaging van zijn maximale financiële bijdrage. In dat geval moet de lidstaat dergelijke maatregelen kunnen opnemen in zijn REPowerEU-hoofdstuk tot een bedrag van de geraamde kosten dat gelijk is aan de verlaging van de maximale financiële bijdrage. |
(11) |
Een lidstaat moet het opgeschaalde deel van de maatregelen in het reeds vastgestelde uitvoeringsbesluit van de Raad kunnen opnemen in zijn REPowerEU-hoofdstuk, samen met de bijbehorende mijlpalen en streefdoelen. Een dergelijke opschaling moet leiden tot een aanzienlijke verbetering van het ambitieniveau van de maatregelen, zoals dat tot uiting komt in de opzet of het niveau van de bijbehorende mijlpalen en streefdoelen, waarbij moet worden voortgebouwd op de maatregelen uit het reeds vastgestelde uitvoeringsbesluit van de Raad. |
(12) |
Een lidstaat moet zijn REPowerEU-hoofdstuk Indienen in de vorm van een addendum bij zijn herstel- en veerkrachtplannen. Een REPowerEU-hoofdstuk moet een toelichting bevatten over de wijze waarop de daarin opgenomen maatregelen overeenstemmen met de inspanningen van de betrokken lidstaat om de REPowerEU-doelstellingen te verwezenlijken, rekening houdend met de maatregelen die zijn vervat in de reeds vastgestelde uitvoeringsbesluiten van de Raad, alsook een toelichting van de totale bijdrage van die maatregelen en andere nationaal gefinancierde en door de Unie gefinancierde aanvullende of begeleidende maatregelen aan de REPowerEU-doelstellingen. |
(13) |
De REPowerEU-hoofdstukken moeten onder meer bijdragen tot een groter aandeel van duurzame en hernieuwbare energie in de energiemix en tot het aanpakken van knelpunten in de energie-infrastructuur. Wat aardgasinfrastructuur betreft, moeten de hervormingen en investeringen in de REPowerEU-hoofdstukken om de bevoorrading te diversifiëren weg van Rusland, inspelen op de behoeften die momenteel in kaart zijn gebracht via de beoordeling die is uitgevoerd en overeengekomen door het Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor gas, vastgesteld in een geest van solidariteit wat betreft voorzieningszekerheid, en rekening houden met strategische behoeften aan energiezekerheid van de betrokken lidstaten en de maatregelen inzake versterkte paraatheid, met inbegrip van energieopslag, met het oog op aanpassing aan nieuwe geopolitieke dreigingen, zonder de langetermijnbijdrage aan de groene transitie te ondermijnen. |
(14) |
Er moet een goed beoordelingscriterium worden toegevoegd dat de Commissie als basis kan gebruiken om hervormingen en investeringen uit de REPowerEU-hoofdstukken te beoordelen, en dat garandeert dat die hervormingen en investeringen geschikt zijn om de specifieke REPowerEU-doelstellingen te verwezenlijken. Om een positieve beoordeling van de Commissie te kunnen krijgen, moet het betrokken herstel- en veerkrachtplan volgens dat nieuw beoordelingscriterium een A-score halen. |
(15) |
Investeringen in infrastructuur en technologie alleen zijn niet voldoende om tot een vermindering van de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen te komen, met het oog op de bestaande tekorten aan arbeidskrachten en vaardigheden. In die context is het nu reeds mogelijk om middelen toe te wijzen voor de om- en bijscholing van mensen, om de beroepsbevolking verder met groene vaardigheden toe te rusten, en voor onderzoek naar en het ontwikkelen van innovatieve oplossingen in samenhang met de groene transitie. De lidstaten worden aangemoedigd om verder te investeren in om- en bijscholing, met name voor groene en aanverwante digitale vaardigheden en technologieën, om ervoor te zorgen dat niemand bij de groene transitie achterblijft. Indien een lidstaat in zijn REPowerEU-hoofdstuk maatregelen opneemt om mensen om- en bij te scholen, moet de Commissie bekijken of de maatregelen aanzienlijk bijdragen aan de ondersteuning van de om- en bijscholing van de beroepsbevolking naar groene en aanverwante digitale vaardigheden. |
(16) |
In het licht van de economische en sociale gevolgen van de huidige energiecrisis, waarbij de aanhoudend hoge en volatiele energieprijzen de gevolgen van de COVID-19-crisis nog verergeren doordat de financiële lasten zo nog zwaarder worden voor de consumenten, en dan vooral de kwetsbaarsten, met inbegrip van huishoudens met een laag inkomen, en voor kwetsbare bedrijven, waaronder micro-, kleine en middelgrote ondernemingen, en ter erkenning van de beginselen van de Europese pijler van sociale rechten, moet het mogelijk zijn om in de REPowerEU-hoofdstukken ook maatregelen op te nemen om gevallen van energiearmoede structureel aan te pakken via langdurige hervormingen en investeringen. Hervormingen en investeringen die erop zijn gericht energiearmoede aan te pakken, moeten voorzien in een hoger niveau van financiële steun van energie-efficiëntieregelingen, onder meer via specifieke financiële instrumenten, beleid en regelingen voor schone energie om de vraag naar energie te verminderen voor de huishoudens en bedrijven, waaronder micro-, kleine en middelgrote ondernemingen die ernstige moeilijkheden ondervinden als gevolg van hoge energierekeningen. |
(17) |
De door de lidstaten genomen energievraagreductiemaatregelen moeten ertoe aansporen te investeren in energiebesparing. |
(18) |
De toepassing van een nieuwe regeling voor REPowerEU-hoofdstukken moet alle overige juridische vereisten op grond van Verordening (EU) 2021/241 onverlet laten, tenzij anders wordt bepaald. |
(19) |
Het herstel- en veerkrachtplan, met inbegrip van het REPowerEU-hoofdstuk, moet daadwerkelijk een antwoord bieden op alle — of een aanzienlijke subgroep van de — uitdagingen die worden vermeld in de betrokken landspecifieke aanbevelingen, daaronder begrepen de in het kader van de Europese Semestercyclus 2022 vastgestelde landspecifieke aanbevelingen, waarin onder meer sprake is van de energie-uitdagingen waarvoor lidstaten staan. |
(20) |
Een daadwerkelijke transitie naar groene energie en een vermindering van de energieafhankelijkheid vergt aanzienlijke digitale investeringen. In het licht van Verordening (EU) 2021/241 moeten de lidstaten toelichten hoe de maatregelen in het herstel- en veerkrachtplan, met inbegrip van die in het REPowerEU-hoofdstuk, naar verwachting zullen bijdragen aan de digitale transitie en de aanpak van de uitdagingen die deze met zich meebrengt, en of zij voor een bepaald percentage bijdragen aan het digitale streefcijfer op basis van de methodologie voor digitale tagging. Gezien evenwel de ongekende urgentie en omvang van de energie-uitdagingen waarvoor de Unie staat, mogen hervormingen en investeringen uit het REPowerEU-hoofdstuk niet in aanmerking worden genomen bij de berekening van de totale toewijzing van het plan ten behoeve van het vereiste van het door Verordening (EU) 2021/241 bepaalde digitale streefcijfer. Niettemin moeten de lidstaten ernaar streven om in de REPowerEU-hoofdstukken zo veel mogelijk maatregelen op te nemen die bijdragen aan het digitale streefcijfer dat gebaseerd is op de methodologie voor digitale tagging. |
(21) |
Langdurige administratieve procedures behoren tot de voornaamste hinderpalen voor de uitrol van hernieuwbare energie. Die belemmeringen omvatten de complexiteit van de toepasselijke regels voor de selectie van locaties en de administratieve vergunningen voor projecten, de complexiteit en de duur van de milieueffectbeoordeling bij projecten, problemen in verband met de netaansluiting en personeelsbeperkingen van de vergunningverlenende autoriteiten of netbeheerders. Verdere vereenvoudiging en versnelling van de administratieve vergunningsprocedures voor hernieuwbare energie en de bijbehorende infrastructuur voor het elektriciteitsnet zijn noodzakelijk om ervoor te zorgen dat de Unie haar energie- en klimaatdoelstellingen haalt. In het kader van het Europees Semester 2022 is de lidstaten aanbevolen de uitrol van hernieuwbare energie te versnellen. Zoals aangekondigd in de mededeling van de Commissie van 18 mei 2022, getiteld “REPowerEU Plan”, heeft de Commissie voorgesteld Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad (9) betreffende energie uit hernieuwbare bronnen te wijzigen om de vergunningsprocedure voor hernieuwbare energie sneller te maken. Daarnaast zijn bij Verordening (EU) 2022/2577 van de Raad (10), waarin een kader wordt vastgelegd om de uitrol van hernieuwbare energie te versnellen, tijdelijke noodregels ingevoerd. |
(22) |
Overeenkomstig artikel 18, lid 4, punt q), van Verordening (EU) 2021/241 moeten de lidstaten een samenvatting verstrekken van de overeenkomstig het nationale wettelijke kader gevoerde raadpleging van lokale en regionale autoriteiten, sociale partners en andere relevante belanghebbenden die betrokken zijn bij de uitvoering van hun herstel- en veerkrachtplannen. Die raadpleging moet worden aangevuld met het oog op de hervormingen en investeringen die in een potentieel REPowerEU-hoofdstuk moeten worden opgenomen, zodat belanghebbenden voldoende tijd krijgen om te reageren, waarbij er tegelijkertijd voor wordt gezorgd dat het REPowerEU-hoofdstuk snel door de betrokken lidstaat wordt afgerond. In de bijgewerkte samenvatting moet worden vermeld welke belanghebbenden zijn geraadpleegd, wat het resultaat van de aanvullende raadpleging is en hoe de ontvangen inbreng van de belanghebbenden in de REPowerEU-hoofdstukken terugkomt. |
(23) |
De toepassing van het beginsel “geen ernstige afbreuk doen” in de zin van artikel 17 van Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad (11) (het beginsel “geen ernstige afbreuk doen”), is van essentieel belang om te garanderen dat de uitvoering van de hervormingen en investeringen die in het kader van het herstel van de COVID-19-crisis worden doorgevoerd, op een duurzame wijze plaatsvindt. Dit beginsel moet blijven gelden voor de hervormingen en investeringen die door de faciliteit worden gesteund, met één gerichte uitzondering om een antwoord te bieden op de onmiddellijke zorgen over de energiezekerheid van de Unie. Gelet op de doelstelling van diversificatie van energieleveringen weg van Russische leveranciers, moeten de hervormingen en investeringen in de REPowerEU-hoofdstukken die nodig zijn voor het verbeteren van de energie-infrastructuur en -voorzieningen om aan directe behoeften inzake voorzieningszekerheid op het gebied van gas te voldoen, in aanmerking komen voor financiële steun in het kader van de faciliteit, ook al voldoen zij niet aan het beginsel “geen ernstige afbreuk doen”. Olie-infrastructuur en -faciliteiten zijn in de regel uitgesloten van het REPowerEU-hoofdstuk. In afwijking daarvan moet een lidstaat waarvoor tot de inwerkingtreding van deze wijzigingsverordening de uitzonderlijke tijdelijke afwijking van artikel 3 quaterdecies, lid 4, van Verordening (EU) nr. 833/2014 van de Raad (12) gold vanwege de specifieke afhankelijkheid van ruwe olie en geografische ligging van die lidstaat, olie-infrastructuur en -faciliteiten die nodig zijn om aan de directe behoeften inzake voorzieningszekerheid te voldoen, kunnen opnemen in het REPowerEU-hoofdstuk. De Commissie moet beoordelen of maatregelen die naar verwachting in onmiddellijke behoeften inzake energievoorzieningszekerheid zullen voorzien, in aanmerking komen voor de afwijking van het beginsel “geen ernstige afbreuk doen”. Met het oog op die beoordeling moet de Commissie onder meer rekening houden met het risico van “lock-in-effecten” en de onbeschikbaarheid van schonere, technologisch en economisch haalbare alternatieven die binnen een vergelijkbaar tijdschema kunnen worden uitgerold. Deze beoordeling moet evenredig zijn en er moet daarbij rekening worden gehouden met de urgentie van het bereiken van de REPowerEU-doelstellingen. Bij twijfel moet de Commissie de lidstaten kunnen verzoeken relevante informatie te verstrekken ter ondersteuning van de beoordeling. De beoordeling van schonere alternatieven moet binnen redelijke grenzen gebeuren. |
(24) |
Alle in het kader van de herstel- en veerkrachtplannen getroffen maatregelen moeten in overeenstemming zijn met het toepasselijke Unie- en nationale milieuacquis, met name wat milieueffectbeoordeling en natuurbescherming betreft. Voor maatregelen waarvoor de afwijking van het beginsel “geen ernstige afbreuk doen” geldt, moet de lidstaat bevredigende inspanningen leveren om, waar mogelijk, de mogelijke afbreuk aan milieudoelstellingen in de zin van artikel 17 van Verordening (EU) 2020/852 te beperken en de schadelijke gevolgen daarvan te verzachten door middel van andere maatregelen, waaronder de maatregelen in de REPowerEU-hoofdstukken. |
(25) |
De REPowerEU-hoofdstukken moeten aansluiten op de nationale energie- en klimaatplannen van de lidstaten en op de in Verordening (EU) 2021/1119 vermelde klimaatdoelstellingen van de Unie. |
(26) |
Gezien de Europese Green Deal, die de centrale Europese strategie voor duurzame groei is, alsmede gezien het belang van bestrijding van klimaatverandering overeenkomstig de verbintenissen van de Unie tot uitvoering van de Overeenkomst van Parijs en de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties, moet de faciliteit helpen klimaatactie en milieuduurzaamheid te mainstreamen en het algemene doel dat 30 % van de uitgaven uit de Uniebegroting de klimaatdoelstellingen ondersteunen, te verwezenlijken. Daartoe dienen de door de faciliteit gesteunde en in de herstel- en veerkrachtplannen van de lidstaten opgenomen maatregelen bij te dragen tot de groene transitie, met inbegrip van biodiversiteit, of tot het aanpakken van de daaruit voortvloeiende uitdagingen, en goed te zijn voor ten minste 37 % van de totale toewijzing van het herstel- en veerkrachtplan en voor ten minste 37 % van de totale geraamde kosten van de in het REPowerEU-hoofdstuk opgenomen maatregelen, op basis van de in bijlage VI bij Verordening (EU) 2021/241 beschreven methodologie voor het traceren van klimaatuitgaven. Die methodologie moet dienovereenkomstig worden gebruikt voor maatregelen die niet rechtstreeks kunnen worden toegewezen aan een in die bijlage vermeld steunverleningsgebied. Indien de betrokken lidstaat en de Commissie daarover overeenstemming bereiken, moeten de coëfficiënten voor ondersteuning van de klimaatdoelstellingen verhoogd kunnen worden tot 40 of 100 % voor individuele investeringen, als uiteengezet in het herstel- en veerkrachtplan, teneinde rekening te houden met flankerende hervormingsmaatregelen die het effect ervan op de klimaatdoelstellingen op een geloofwaardige manier bevorderen. Daartoe moeten de coëfficiënten ter ondersteuning van de klimaatdoelstellingen verhoogd kunnen worden tot een totaalbedrag van 3 % van de toewijzing van het herstel- en veerkrachtplan voor individuele investeringen. De faciliteit moet activiteiten ondersteunen die volledig in overeenstemming zijn met de klimaat- en milieunormen en -prioriteiten van de Unie en het beginsel “geen ernstige afbreuk doen”. |
(27) |
De lidstaten moeten in voorkomend geval maatregelen in REPowerEU-hoofdstukken opnemen die een grensoverschrijdende of meerlandendimensie dan wel een grensoverschrijdend of meerlandeneffect hebben, zoals vastgesteld in de meest recente behoeftenanalyse van de Commissie, en die onder andere Europese meerwaarde opleveren. Ook moet er rekening mee worden gehouden dat in één lidstaat uitgevoerde maatregelen overloopeffecten kunnen hebben op andere lidstaten. De Commissie moet zo spoedig mogelijk de lidstaten helpen samen te werken ter ontwikkeling van maatregelen voor in de REPowerEU-hoofdstukken, met een grensoverschrijdende of meerlandendimensie dan wel een grensoverschrijdend of meerlandeneffect. De lidstaten moeten ernaar streven dat die maatregelen ten minste 30 % van de geraamde kosten van de maatregelen in het REPowerEU-hoofdstuk vertegenwoordigen. Naast maatregelen met een grensoverschrijdende of meerlandendimensie dan wel een grensoverschrijdend of meerlandeneffect, moeten nationale maatregelen die helpen om de energievoorziening in de Unie als geheel veilig te stellen, in overeenstemming met de REPowerEU-doelstellingen, met name wat betreft het wegwerken van de in de meest recente behoeftenanalyse van de Commissie vastgestelde bestaande knelpunten op het gebied van transmissie, distributie en opslag van energie, en die zodoende voor meer grensoverschrijdende stromen tussen de lidstaten zorgen, worden geacht een grensoverschrijdende of meerlandendimensie dan wel een grensoverschrijdend of meerlandeneffect te hebben. Ook maatregelen ter vermindering van de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen en van de energievraag moeten als maatregelen met een positief grensoverschrijdend effect worden aangemerkt, aangezien zij verdere capaciteit of aanbod voor andere lidstaten vrijmaken. |
(28) |
Er moet een passend beoordelingscriterium worden toegevoegd als basis voor de Commissie om de grensoverschrijdende of meerlandendimensie dan wel het grensoverschrijdend of meerlandeneffect van de hervormingen en investeringen in de REPowerEU-hoofdstukken te beoordelen. |
(29) |
De lidstaten moeten verdere prikkels krijgen om steun in de vorm van leningen aan te vragen, opdat zij de beschikbare middelen aanwenden en daarbij de beginselen van gelijke behandeling, solidariteit, evenredigheid en transparantie in acht nemen. Daartoe moeten de lidstaten de Commissie uiterlijk 30 dagen na inwerkingtreding van deze verordening zo duidelijk mogelijk meedelen of zij voornemens zijn een aanvraag voor steun via leningen in te dienen. De Commissie moet het Europees Parlement en de Raad onverwijld, tegelijkertijd en op gelijke voet een overzicht voorleggen van de voornemens van de lidstaten, vergezeld van een voorstel voor de verdeling van de beschikbare middelen. Die mededeling van een voornemen mag de lidstaten evenwel niet beletten om tot en met 31 augustus 2023 overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EU) 2021/241 steun in de vorm van leningen aan te vragen — indien voldaan wordt aan de desbetreffende voorwaarden met inbegrip van aanvragen ten belope van meer dan 6,8 % van hun bruto nationaal inkomen (bni). Evenmin mag dit de Commissie beletten de desbetreffende leningsovereenkomst aan te gaan, na de vaststelling van het relevante uitvoeringsbesluit van de Raad. |
(30) |
De lidstaten worden aangemoedigd de REPowerEU-hoofdstukken zo spoedig mogelijk en bij voorkeur binnen twee maanden na de inwerkingtreding van deze wijzigingsverordening in te dienen. De Commissie moet overeenkomstig artikel 19, lid 1, van Verordening (EU) 2021/241 binnen twee maanden na indiening door de lidstaat het gewijzigde herstel- en veerkrachtplan beoordelen en vervolgens een voorstel indienen voor een uitvoeringsbesluit van de Raad. Gezien de urgentie van de uitdagingen voor de lidstaten, moet de Commissie haar oordeel over het gewijzigde herstel- en veerkrachtplan zonder onnodig uitstel trachten af te ronden. |
(31) |
Voorts moet worden voorzien in nieuwe specifieke financieringsbronnen als stimulans voor ambitieuze in het REPowerEU-hoofdstuk op te nemen hervormingen en investeringen. |
(32) |
Bij Verordening (EU) 2022/1854 van de Raad (13) is een tijdelijke solidariteitsbijdrage ingevoerd voor EU-ondernemingen en vaste inrichtingen met activiteiten in de sectoren ruwe aardolie, aardgas, kolen en raffinage, die van toepassing is in alle lidstaten. De lidstaten wordt verzocht een deel van de opbrengsten van die tijdelijke bijdrage te gebruiken voor een coherente bevordering van de synergie en complementariteit met de hervormingen en investeringen in hun REPowerEU-hoofdstukken, met het oog op de financiering van overeenkomstig de REPowerEU-doelstellingen op nationaal niveau uit te voeren maatregelen. |
(33) |
De huidige economische en geopolitieke situatie vereist dat de Unie de beschikbare middelen inzet om de energievoorziening van de Unie snel te diversifiëren en vóór 2030 haar afhankelijkheid van fossiele brandstoffen te verminderen. In dat verband moet Richtlijn 2003/87/EG een uitzonderlijke tegeldemaking, ter veiling, van een deel van de emissierechten uit het Innovatiefonds en van aan de lidstaten toegekende emissierechten mogelijk maken, met uitzondering van emissierechten die zijn toegekend met het oog op solidariteit, groei en interconnecties, en de inkomsten aanwenden voor hervormingen en investeringen die de REPowerEU-doelstellingen naderbij brengen, binnen het kader van de faciliteit. De veiling van emissierechten uit het Innovatiefonds en van aan de lidstaten toegekende emissierechten moet eveneens worden vervroegd. Met een deel van de emissierechten in de marktstabiliteitsreserve die anders ongeldig zouden worden verklaard, moet het innovatiefonds worden aangevuld. |
(34) |
In het kader van de noodinterventie van de Unie in verband met de hoge energieprijzen als gevolg van de aanvalsoorlog van Rusland tegen Oekraïne, moeten kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's) die bijzonder worden getroffen door de energieprijsstijgingen en ook kwetsbare huishoudens, met behulp van gerichte uitzonderlijke tijdelijke maatregelen uit hoofde van het cohesiebeleidskader 2014-2020 dat is vastgesteld in Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad (14), geholpen worden vanaf 1 februari 2022 ontstane en betaalde energiekosten te dekken via een flexibele inzet van middelen uit het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO), het Europees Sociaal Fonds (ESF) en het Cohesiefonds. Deze steun dient volledig overeen te stemmen met de REPowerEU-doelstellingen. |
(35) |
Meer in het bijzonder moet het EFRO bij wijze van uitzondering gebruikt worden voor de verstrekking van bedrijfskapitaal aan bijzonder door de energieprijsstijgingen getroffen kmo's. Steun aan bijzonder door de energieprijsstijgingen getroffen kmo's moet evenredig zijn en in overeenstemming zijn met de toepasselijke staatssteunregels. Bovendien moet het ESF bij wijze van uitzondering worden ingezet ter ondersteuning van kwetsbare huishoudens, volgens de definitie in de nationale regels ter zake, om hen tegemoet te komen in de energiekosten, zelfs zonder maatregelen ter vergroting van de inzetbaarheid van de ondersteunde personen, d.w.z. actieve maatregelen. Dat zijn uitzonderlijke maatregelen die strikt noodzakelijk zijn om het hoofd te bieden aan de energiecrisis wegens de aanvalsoorlog van Rusland tegen Oekraïne in 2022. Zij zorgen ervoor dat ondersteunde personen toegang hebben tot essentiële diensten en dragen aldus ook bij aan omstandigheden die bevorderlijk zijn voor de goede gezondheid die nodig is om deel te kunnen nemen aan de arbeidsmarkt. De steun kan door het EFRO, het ESF en het Cohesiefonds worden verleend. Daarnaast moeten er niet alleen uit het ESF maar ook uit het EFRO en het Cohesiefonds maatregelen voor werkgelegenheidsbehoud kunnen worden gefinancierd in de vorm van werktijdverkorting en gelijkwaardige regelingen, met inbegrip van steun voor zelfstandigen. Met deze regelingen wordt beoogd werknemers en zelfstandigen te beschermen tegen het risico op werkloosheid. De aan deze regelingen toegewezen middelen mogen uitsluitend worden ingezet ter ondersteuning van werknemers en zelfstandigen. De steun van de Unie voor deze werktijdverkortings- en soortgelijke regelingen moet in de tijd worden beperkt. Het moet ook mogelijk zijn de in artikel 92 bis van Verordening (EU) nr. 1303/2013 vastgestelde React-EU-middelen voor deze drie soorten steun aan te wenden ter versterking van de volgehouden inspanningen van de lidstaten voor een veerkrachtig herstel van hun economieën na de COVID-19-crisis. |
(36) |
Met specifieke programmeringsregelingen moet het mogelijk zijn om middelen uitsluitend binnen specifieke prioritaire assen te programmeren en bij te dragen aan specifieke investeringsprioriteiten. Teneinde de lidstaten met behulp van aanzienlijke steun te kunnen helpen bij hun inspanningen ter beperking van de gevolgen van de energiecrisis, moeten zij, voor de specifieke prioritaire assen van operationele programma's die uitsluitend dergelijke steun verstrekken, bij wijze van uitzondering tot het einde van de programmeringsperiode 2014-2020 in aanmerking komen voor een medefinancieringspercentage van 100 %. Deze beperkte en gerichte maatregelen moeten een aanvulling vormen op de structurele interventies in het kader van het cohesiebeleid ter ondersteuning van de productie van schone energie en ter bevordering van energie-efficiëntie. Gezien de budgettaire beperkingen van de Unie moeten de betalingen van de Commissie voor dergelijke verrichtingen in het kader van de specifieke prioriteiten gemaximeerd worden op 5 000 000 000 EUR in 2023. |
(37) |
Om lidstaten en regio's voldoende flexibiliteit bij het aanpakken van de nieuwe uitdagingen te bieden, moet Verordening (EU) 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad (15) de lidstaten de mogelijkheid bieden tot 7,5 % van de middelen uit het EFRO, het Europees Sociaal Fonds Plus en het Cohesiefonds aan te vragen als bijdrage aan de REPowerEU-doelstellingen. De fondsen moeten steun kunnen verlenen voor de REPowerEU-doelstellingen voor zover die steun binnen het toepassingsgebied van het betrokken fonds valt, bijdraagt aan de specifieke doelstellingen ervan, en aan de voorschriften van Verordening (EU) 2021/1060 en aan de desbetreffende fondsspecifieke verordening voldoet, met inbegrip van het beginsel “geen ernstige afbreuk doen”. |
(38) |
De lidstaten moeten de mogelijkheid hebben hun voorlopige toewijzing van de middelen uit de reserve voor aanpassing aan de brexit geheel of gedeeltelijk naar de faciliteit over te dragen. De COVID-19-crisis met daarbovenop de bedreigde energiezekerheid van de Unie heeft de negatieve gevolgen van de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie voor de lidstaten verder verergerd, ook voor hun regio's, lokale gemeenschappen en sectoren, met name voor de het zwaarst door die terugtrekking getroffen sectoren. De uit de reserve voor aanpassing aan de brexit te financieren maatregelen en de uit de faciliteit te financieren hervormingen en investeringen kunnen soortgelijke doeleinden dienen en een soortgelijke inhoud hebben. Zowel de reserve voor aanpassing aan de brexit als de faciliteit zijn er uiteindelijk op gericht de negatieve gevolgen voor de economische, sociale en territoriale cohesie te verzachten. Hoewel hervormingen en investeringen in dat kader van de faciliteit in de eerste plaats ertoe dienen de economische gevolgen van de pandemie te bestrijden, kunnen zij ook onvoorziene negatieve gevolgen in de het zwaarst door de brexit getroffen lidstaten en sectoren helpen tegengaan. Ten slotte worden de vastleggings- en betalingskredieten uit zowel de reserve voor aanpassing aan de brexit als de faciliteit boven de maxima van het meerjarig financieel kader opgenomen. Volgens dat scenario is het, mede gelet op de verstoring van de mondiale energiemarkt als gevolg van de meer recente geopolitieke ontwikkelingen, aangewezen om de lidstaten flexibiliteit te bieden door overdrachten van de reserve voor aanpassing aan de brexit naar de faciliteit toe te staan, waardoor de doelstellingen van beide kunnen worden verwezenlijkt, en om uiteindelijk economische, sociale en territoriale cohesie tot stand te brengen. |
(39) |
Uitkeringen van aanvullende financiering aan de lidstaten die een REPowerEU-hoofdstuk In hun herstel- en veerkrachtplan opnemen, moeten tot eind 2026 plaatsvinden volgens de regels van de faciliteit. |
(40) |
Middels een herstel- en veerkrachtplan ingediende verzoeken om specifieke financiering, met inbegrip van een toewijzing uit de veiling van rechten van de regeling voor de handel in emissierechten in het kader van Richtlijn 2003/87/EG, overdrachten van middelen uit het EFRO, het Europees Sociaal Fonds Plus of het Cohesiefonds die onder artikel 26 van Verordening (EU) 2021/1060 vallen en overdrachten van middelen uit de reserve voor aanpassing aan de brexit, voor maatregelen in een REPowerEU-hoofdstuk moeten een weerspiegeling zijn van een hogere financiële behoefte in verband met hervormingen en investeringen uit dat hoofdstuk. |
(41) |
Om ervoor te zorgen dat de financiële steun, ten behoeve van een betere reactie op de huidige energiecrisis, vervroegd wordt verstrekt, moet het mogelijk zijn dat, middels een verzoek van een lidstaat dat samen met het REPowerEU-hoofdstuk In een gewijzigd herstel- en veerkrachtplan moet worden ingediend, een bedrag van de vereiste aanvullende middelen ter financiering van de maatregelen van het REPowerEU-hoofdstuk wordt uitbetaald via twee voorfinancieringsbetalingen. De Commissie moet, voor zover mogelijk, de eerste voorfinancieringsbetaling doen binnen twee maanden nadat zij de juridische verbintenis voor de toepassing van Verordening (EU) 2021/241 aangaat, en de tweede voorfinancieringsbetaling binnen twaalf maanden na de inwerkingtreding van het uitvoeringsbesluit van de Raad tot goedkeuring van de beoordeling van het herstel- en veerkrachtplan dat een REPowerEU-hoofdstuk bevat. Die betalingen moeten afhankelijk worden gesteld van de beschikbare middelen, met name de beschikbaarheid van middelen uit de NextGenerationEU-rekening, van de in de jaarlijkse begroting van de Unie goedgekeurde middelen en van de ontvangsten die zijn verkregen uit de veiling van emissierechten van het emissiehandelssysteem uit hoofde van Richtlijn 2003/87/EG, en van de effectieve voorafgaande overdracht van middelen in het kader van programma’s voor gedeeld beheer, indien daarom wordt verzocht. |
(42) |
Er moet ter inachtneming van de betalingsmaxima van het meerjarig financieel kader een plafond worden vastgesteld voor betalingen die overeenstemmen met de voorfinanciering voor bedragen die worden overgedragen uit hoofde van Verordening (EU) 2021/1060. |
(43) |
De Commissie moet de uitvoering van de in het REPowerEU-hoofdstuk bedoelde hervormingen en investeringen en hun bijdrage aan de REPowerEU-doelstellingen monitoren en informatie in verband hiermee verstrekken, met name door middel van uitwisselingen tijdens de dialoog over herstel en veerkracht, door verslag uit te brengen in het scorebord voor herstel en veerkracht, en door middel van een specifiek deel in het jaarverslag dat bij het Europees Parlement en de Raad moet worden ingediend. |
(44) |
Recente geopolitieke gebeurtenissen hebben de prijzen van energie, voedsel en bouwmaterialen verregaand opgestuwd en hebben tot tekorten in de mondiale toeleveringsketens geleid, met een hogere inflatie en nieuwe uitdagingen tot gevolg, waaronder een risico op energiearmoede en hogere kosten van levensonderhoud. Het kan nodig zijn hiertegen actie te ondernemen. Die ontwikkelingen kunnen een directe impact hebben op de mogelijkheid om de maatregelen uit herstel- en veerkrachtplannen uit te voeren. Voor zover de lidstaten kunnen aantonen dat door die ontwikkelingen een bepaalde mijlpaal of een bepaald streefdoel — volledig of ten dele — niet langer haalbaar is, kunnen dergelijke situaties worden aangevoerd als objectieve omstandigheden in de zin van Verordening (EU) 2021/241. Bovendien kunnen die lidstaten dergelijke situaties eveneens als objectieve omstandigheden in de zin van die verordening aanvoeren indien zij kunnen aantonen dat het behalen van een bepaalde mijlpaal of een bepaald streefdoel strijdig is met de verwezenlijking van de REPowerEU-doelstellingen. Voorts mogen verzoeken tot aanpassing niet ten koste gaan van de algemene uitvoering van de herstel- en veerkrachtplannen, waaronder de inspanningen van de lidstaten inzake hervormingen en investeringen. |
(45) |
De Verordeningen (EU) 2021/241, (EU) nr. 1303/2013, (EU) 2021/1060 en (EU) 2021/1755 en Richtlijn 2003/87/EG moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(46) |
Deze verordening moet met het oog op de snelle toepassing van de erin opgenomen maatregelen in werking treden op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie, |
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Wijzigingen in Verordening (EU) 2021/241
Verordening (EU) 2021/241 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In artikel 4 wordt lid 1 vervangen door: “1. Overeenkomstig de in artikel 3 van deze verordening bedoelde zes pijlers en de coherentie en synergie die zij opleveren, en in de context van de COVID-19-crisis, is de algemene doelstelling van de faciliteit de economische, sociale en territoriale cohesie van de Unie te verbeteren door de veerkracht, de crisisparaatheid, het aanpassingsvermogen en het groeipotentieel van de lidstaten te verbeteren, door de sociale en economische gevolgen van de crisis, met name voor vrouwen, te verzachten, door een bijdrage te leveren aan de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten, door de groene transitie te ondersteunen, door een bijdrage te leveren aan de verwezenlijking van de 2030-streefcijfers voor klimaat van de Unie als uiteengezet in artikel 2, punt 11, van Verordening (EU) 2018/1999, door de doelstelling van klimaatneutraliteit van de Unie in 2050 en van de digitale transitie na te streven, en door het energiesysteem van de Unie veerkrachtiger, zekerder en duurzamer te maken door een noodzakelijke vermindering van de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen en een differentiatie van de energievoorziening op Unieniveau, onder meer door middel van een toename van het gebruik van hernieuwbare energie en van de energie-efficiëntie en een verhoging van de opslagcapaciteit voor energie, en aldus bij te dragen aan de opwaartse economische en sociale convergentie, het herstellen en stimuleren van duurzame groei en de integratie van de economieën van de Unie, en het bevorderen van de schepping van kwalitatief hoogstaande banen, alsmede bij te dragen aan de strategische autonomie van de Unie, in combinatie met een open economie en het creëren van Europese meerwaarde.”. |
2) |
In artikel 5 wordt lid 2 vervangen door: “2. De faciliteit ondersteunt alleen maatregelen die het beginsel van “geen ernstige afbreuk doen” eerbiedigen, dat ook van toepassing is op de maatregelen in de REPowerEU-hoofdstukken, tenzij in deze verordening anders wordt bepaald.”. |
3) |
Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:
|
4) |
In artikel 17 wordt lid 2 vervangen door: “2. Maatregelen die vanaf 1 februari 2020 van start zijn gegaan, komen in aanmerking op voorwaarde dat zij voldoen aan de vereisten van deze verordening. De nieuwe in artikel 21 quater, lid 1, bedoelde hervormingen en investeringen komen echter alleen in aanmerking indien zij vanaf 1 februari 2022 van start gaan.”. |
5) |
Artikel 18, lid 4, wordt als volgt gewijzigd:
|
6) |
Artikel 19, lid 3, wordt als volgt gewijzigd:
|
7) |
In artikel 20, lid 5, wordt het volgende punt ingevoegd:
|
8) |
Het volgende hoofdstuk wordt ingevoegd na hoofdstuk III: “HOOFDSTUK III BIS REPower EU Artikel 21 bis Ontvangsten van de regeling voor de handel in emissierechten uit hoofde van Richtlijn 2003/87/EG
Artikel 21 ter Middelen uit programma's in gedeeld beheer om de REPowerEU-doelstellingen te ondersteunen
Artikel 21 quater REPowerEU-hoofdstukken in de herstel- en veerkrachtplannen
Artikel 21 quinquies Voorfinanciering voor REPowerEU
(*1) Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een systeem voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Unie en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (PB L 275 van 25.10.2003, blz. 32)." (*2) Verordening (EU) 2021/1755 van het Europees Parlement en de Raad van 6 oktober 2021 tot oprichting van de reserve voor aanpassing aan de Brexit (PB L 357 van 8.10.2021, blz. 1).”." |
9) |
In artikel 23, wordt lid 1 vervangen door: “1. Zodra de Raad een uitvoeringsbesluit als bedoeld in artikel 20, lid 1, heeft vastgesteld, sluit de Commissie met de betrokken lidstaat een overeenkomst die een individuele juridische verbintenis vormt in de zin van het Financieel Reglement. De juridische verbintenis ligt voor elke lidstaat niet hoger dan het totaal van de in artikel 11, lid 1, punt a), bedoelde financiële bijdrage voor 2021 en 2022, de in artikel 11, lid 2, bedoelde bijgewerkte financiële bijdrage voor 2023 en het op grond van artikel 21 bis, lid 2, berekende bedrag.”. |
10) |
Het volgende artikel wordt ingevoegd: “Artikel 25 bis Transparantie met betrekking tot eindontvangers
|
11) |
In lid 1 van artikel 26 wordt het volgende punt toegevoegd:
|
12) |
In artikel 29 wordt lid 1 vervangen door: “1. De Commissie monitort de uitvoering van de faciliteit en meet de verwezenlijking van de doelstellingen van artikel 4, met inbegrip van de uitvoering van de hervormingen en investeringen in de REPowerEU-hoofdstukken en hun bijdrage aan de in artikel 21 quater, lid 3, genoemde doelstellingen. De monitoring van de uitvoering is gericht op en evenredig met de activiteiten die in het kader van de faciliteit worden uitgevoerd.”. |
13) |
In artikel 30 wordt lid 3 vervangen door: “3. Het scorebord toont ook de voortgang van de uitvoering van de herstel- en veerkrachtplannen met betrekking tot de in artikel 29, lid 4, bedoelde gemeenschappelijke indicatoren. Het bevat ook de voortgang van de uitvoering van de maatregelen in de REPowerEU-hoofdstukken en de bijdrage ervan aan de doelstellingen van artikel 21 quater, lid 3, en het toont informatie over de vermindering van de invoer van fossiele brandstoffen in de Unie en de diversificatie van de energievoorziening.”. |
14) |
Artikel 31 wordt als volgt gewijzigd:
|
15) |
In artikel 32 wordt lid 2 vervangen door: “2. In het evaluatieverslag wordt met name beoordeeld in hoeverre de doelstellingen zijn bereikt, of de middelen efficiënt zijn ingezet en of er sprake is van Europese meerwaarde. In het verslag wordt ook gekeken naar de blijvende relevantie van alle doelstellingen en acties en wordt de uitvoering van de REPowerEU-hoofdstukken en hun bijdragen aan de in artikel 21 quater, lid 3, vastgelegde doelstellingen beoordeeld.”. |
16) |
De tekst in bijlage I bij deze verordening wordt ingevoegd als bijlage IV bis. |
17) |
Bijlage V wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening. |
Artikel 2
Wijzigingen in Verordening (EU) nr. 1303/2013
Het volgende artikel wordt ingevoegd in Verordening (EU) nr. 1303/2013:
“Artikel 25 ter
Uitzonderlijke maatregelen voor het gebruik van de fondsen ter ondersteuning van mkb-bedrijven die bijzonder worden getroffen door stijgingen van de energieprijzen, van kwetsbare huishoudens en van werktijdverkorting en gelijkwaardige regelingen
-
1.Als een uitzonderlijke maatregel die strikt noodzakelijk is om de energiecrisis als gevolg van de aanvalsoorlog van Rusland tegen Oekraïne aan te pakken, kan het EFRO de financiering van werkkapitaal in de vorm van subsidies aan mkb-bedrijven die bijzonder worden getroffen door stijgingen van de energieprijzen ondersteunen, in het kader van de in artikel 5, lid 3, punt d), van Verordening nr. 1301/2013 bedoelde investeringsprioriteit. Mkb-bedrijven die bijzonder worden getroffen door stijgingen van de energieprijzen zijn die welke op grond van de tijdelijke kaderregeling voor crisissteun in aanmerking komen voor steun voor extra kosten als gevolg van de uitzonderlijk sterke stijging van aardgas- en elektriciteitsprijzen.
Als een verdere uitzonderlijke maatregel die strikt noodzakelijk is om de energiecrisis als gevolg van de aanvalsoorlog van Rusland tegen Oekraïne aan te pakken, kan het ESF kwetsbare huishoudens ondersteunen om hen te helpen hun kosten voor energieverbruik te dragen, zelfs zonder overeenkomstige actieve maatregelen, in het kader van de in artikel 3, lid 1, punt b), iv), van Verordening (EU) nr. 1304/2013 bedoelde investeringsprioriteit.
-
2.Concrete acties die de in lid 1 bedoelde steun verlenen, kunnen door het EFRO of het ESF worden gefinancierd op basis van de op het andere fonds toepasselijke regels. Bovendien kunnen dergelijke concrete acties wanneer zij bijdragen aan een van de in lid 1 bedoelde investeringsprioriteiten ook door het Cohesiefonds worden gefinancierd op basis van de regels die van toepassing zijn op het EFRO of het ESF. Voorts kunnen het EFRO en het Cohesiefonds ook de toegang tot de arbeidsmarkt financieren door het behoud van banen voor werknemers en zelfstandigen via werktijdverkorting en gelijkwaardige regelingen, op basis van de regels die van toepassing zijn op het ESF in het kader van de in artikel 3, lid 1, punt a), v), van Verordening (EU) nr. 1304/2013 bedoelde investeringsprioriteit.
-
3.Concrete acties die de in de leden 1 en 2 bedoelde steun verlenen, worden uitsluitend in het kader van een nieuwe specifieke prioritaire as geprogrammeerd. De specifieke prioritaire as kan bestaan uit financiering uit het EFRO en het ESF uit verschillende categorieën regio's en uit het Cohesiefonds. Steun in de vorm van React-EU-middelen, in de zin van artikel 92 bis, wordt geprogrammeerd in het kader van een afzonderlijke specifieke prioritaire as die bijdraagt tot de in artikel 92 ter, lid 9, derde alinea, bedoelde investeringsprioriteit.
De bedragen die aan de in de eerste alinea van dit lid bedoelde specifieke prioritaire assen worden toegewezen, bedragen niet meer dan 10 % van de totale middelen van het EFRO, het ESF en het Cohesiefonds — met inbegrip van React-EU-middelen in het kader van de doelstelling “investeren in groei en werkgelegenheid” — die voor de programmeringsperiode 2014-2020 aan de betrokken lidstaat zijn toegewezen, zoals vastgesteld in de desbetreffende uitvoeringshandelingen van de Commissie. In afwijking van artikel 120, lid 3, eerste en tweede alinea, wordt op de specifieke prioritaire as(sen) een medefinancieringspercentage van 100 % toegepast.
-
4.Verzoeken tot wijziging van een bestaand operationeel programma die door een lidstaat worden ingediend met het oog op de invoering van een of meer specifieke prioritaire assen bedoeld in lid 3, worden naar behoren gemotiveerd en gaan vergezeld van het herziene programma. De in artikel 96, lid 2, punt b), v) en vii), genoemde elementen zijn niet vereist in de beschrijving van de prioritaire as(sen) in het herziene operationele programma.
-
5.In afwijking van artikel 65, lid 9, zijn uitgaven voor concrete acties ter ondersteuning van de financiering van bedrijfskapitaal in de vorm van subsidies voor mkb-bedrijven die bijzonder worden getroffen door stijgingen van de energieprijzen, voor concrete acties ter ondersteuning van kwetsbare huishoudens om hen te helpen hun kosten voor energieverbruik te dragen, en voor werktijdverkorting en gelijkwaardige regelingen, subsidiabel met ingang van 1 februari 2022. Artikel 65, lid 6, is niet van toepassing met betrekking tot dergelijke concrete acties en regelingen.
-
6.In afwijking van artikel 125, lid 3, punt b), kunnen concrete acties ter ondersteuning van de financiering van bedrijfskapitaal in de vorm van subsidies voor mkb-bedrijven die bijzonder worden getroffen door stijgingen van de energieprijzen, concrete acties ter ondersteuning van kwetsbare huishoudens om hen te helpen hun kosten voor energieverbruik te dragen, en werktijdverkorting en gelijkwaardige regelingen, vóór de goedkeuring van het herziene programma, voor steun uit het EFRO, het ESF of het Cohesiefonds worden aangeduid.
-
7.Voor concrete acties ter ondersteuning van de financiering van bedrijfskapitaal in de vorm van subsidies voor mkb-bedrijven die bijzonder worden getroffen door stijgingen van de energieprijzen, die buiten het toepassingsgebied van het programma maar binnen de lidstaat worden uitgevoerd, is alleen punt d) van artikel 70, lid 2, eerste alinea, van toepassing. In afwijking van artikel 70, lid 4, is artikel 70, lid 2, eerste alinea, punt d), ook van toepassing op door het ESF ondersteunde concrete acties die steun verlenen aan kwetsbare huishoudens om hen te helpen hun kosten voor energieverbruik te dragen, en voor werktijdverkorting en gelijkwaardige regelingen, die buiten het toepassingsgebied van het programma maar binnen de lidstaat worden uitgevoerd.
-
8.De gecumuleerde betalingen door de Commissie aan de lidstaten uit het EFRO, het ESF en het Cohesiefonds, met uitzondering van React-EU-middelen, voor de in lid 3 bedoelde specifieke prioriteiten, bedragen in 2023 niet meer dan 5 000 000 000 EUR. De bedragen worden betaald onder voorbehoud van de beschikbaarheid van middelen onder de maxima van het meerjarig financieel kader 2014-2020.
-
9.Dit artikel is niet van toepassing op programma's in het kader van de doelstelling Europese territoriale samenwerking.”.
Artikel 3
Wijzigingen in Verordening (EU) 2021/1060
Verordening (EU) 2021/1060 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In artikel 22, lid 3, punt g), wordt punt i) vervangen door:
(*3) Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad van 12 februari 2021 tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (PB L 57 van 18.2.2021, blz. 17).”." |
2) |
In artikel 24 wordt het volgende lid toegevoegd: “8. Voor door het EFRO, het ESF+ of het Cohesiefonds ondersteunde programma's kan de lidstaat overeenkomstig dit artikel een programmawijziging indienen met het verzoek om maatregelen die bijdragen aan de in artikel 21 quater, lid 3, van Verordening (EU) 2021/241 opgenomen doelstellingen, in een programma op te nemen, indien die steun bijdraagt aan de specifieke doelstellingen van het betrokken fonds zoals vastgelegd in de fondsspecifieke verordeningen. De voor die maatregelen gevraagde bedragen worden overeenkomstig de fondsspecifieke verordeningen onder een specifieke doelstelling geprogrammeerd en onder een prioriteit opgenomen. Die bedragen mogen in totaal niet meer dan 7,5 % van de initiële nationale toewijzing voor elk fonds bedragen.”. |
3) |
Het volgende artikel wordt ingevoegd: “Artikel 26 bis Steun voor de doelstellingen in artikel 21 quater, lid 3, van Verordening (EU) 2021/241
|
4) |
Bijlage V wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage III bij deze verordening. |
Artikel 4
Wijzigingen in Verordening (EU) 2021/1755
In Verordening (EU) 2021/1755 wordt het volgende artikel ingevoegd:
“Artikel 4 bis
Overdracht aan de herstel- en veerkrachtfaciliteit
-
1.Tot en met 1 maart 2023 kunnen de lidstaten bij de Commissie een met redenen omkleed verzoek indienen om de bedragen van de voorlopige toewijzing als vastgelegd in de in artikel 4, lid 5, bedoelde uitvoeringshandeling van de Commissie geheel of gedeeltelijk over te dragen aan de herstel- en veerkrachtfaciliteit die is ingesteld bij Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad (*4). Bij goedkeuring van het overdrachtsverzoek wijzigt de Commissie de in artikel 4, lid 5, bedoelde uitvoeringshandeling teneinde rekening te houden met de aangepaste bedragen na de overdracht.
-
2.Indien de overdracht gevolgen heeft voor de reeds betaalde of als voorfinanciering te betalen tranches, wijzigt de Commissie de in artikel 9, lid 1, bedoelde uitvoeringshandeling dienovereenkomstig voor de betrokken lidstaat. In voorkomend geval vordert de Commissie de aan die lidstaat als voorfinanciering betaalde tranches van 2021 en 2022 geheel of gedeeltelijk terug overeenkomstig het Financieel Reglement. In dat geval worden de teruggevorderde bedragen overgedragen aan de herstel- en veerkrachtfaciliteit, uitsluitend ten behoeve van de betrokken lidstaat.
-
3.Indien een lidstaat ervoor kiest zijn voorlopige toewijzing geheel of gedeeltelijk over te dragen aan de herstel- en veerkrachtfaciliteit overeenkomstig dit artikel, worden de aan de in artikel 4, lid 4, eerste alinea, bedoelde doelstellingen te besteden bedragen evenredig verlaagd.
-
4.Indien een lidstaat ervoor kiest zijn voorlopige toewijzing geheel over te dragen aan de herstel- en veerkrachtfaciliteit, is artikel 10, lid 1, niet van toepassing.
-
5.Artikel 10, lid 2, is niet van toepassing op aan de herstel- en veerkrachtfaciliteit overgedragen bedragen.
Artikel 5
Wijzigingen in Richtlijn 2003/87/EG
In Richtlijn 2003/87/EG wordt het volgende artikel ingevoegd:
“Artikel 10 sexies
Herstel- en veerkrachtfaciliteit
-
1.Als buitengewone en eenmalige maatregel worden tot en met 31 augustus 2026 de emissierechten die worden geveild overeenkomstig de leden 2 en 3 van dit artikel, geveild tot er met de opbrengsten van die veiling een totaalbedrag van 20 miljard EUR is bereikt. Deze ontvangsten worden beschikbaar gesteld aan de bij Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad (*5) ingestelde herstel- en veerkrachtfaciliteit en worden uitgevoerd in overeenstemming met de bepalingen van die verordening.
-
2.In afwijking van artikel 10 bis, lid 8, wordt tot en met 31 augustus 2026 een deel van de in dat lid bedoelde emissierechten geveild om de doelstellingen van artikel 21 quater, lid 3, punten b) tot en met f), van Verordening (EU) 2021/241 te ondersteunen, tot er met de opbrengsten van die veiling een bedrag van 12 miljard EUR is bereikt.
-
3.Tot en met 31 augustus 2026 wordt een aantal rechten geveild van de hoeveelheid die anders door de lidstaten op grond van artikel 10, lid 2, punt a), van 1 januari 2027 tot en met 31 december 2030 zou worden geveild, om de doelen van artikel 21 quater, lid 3, punten b) tot en met f), van Verordening (EU) 2021/241 te ondersteunen, tot er met de opbrengsten van die veiling een bedrag van 8 miljard EUR is bereikt. In beginsel worden die rechten gedurende de desbetreffende periode in gelijke jaarlijkse hoeveelheden geveild.
-
4.In afwijking van artikel 1, lid 5 bis, van Besluit (EU) 2015/1814 worden 27 miljoen niet-toegewezen rechten in de marktstabiliteitsreserve van de totale hoeveelheid die anders over die periode ongeldig zou worden verklaard, tot en met 31 december 2030 gebruikt ter ondersteuning van innovatie als bedoeld in artikel 10 bis, lid 8, eerste alinea, van deze richtlijn.
-
5.De Commissie ziet erop toe dat de rechten die op grond van de leden 2 en 3 moeten worden geveild, in voorkomend geval met inbegrip van die voor voorfinancieringsbetalingen, in overeenstemming met artikel 21 quinquies van Verordening (EU) 2021/241, worden geveild overeenkomstig de beginselen en uitvoeringsbepalingen van artikel 10, lid 4, van deze richtlijn en in overeenstemming met artikel 24 van Verordening (EU) nr. 1031/2010 van de Commissie (*6), om te zorgen voor een toereikend bedrag aan middelen voor het innovatiefonds in de periode van 2023 tot en met 2026. De in dit artikel bedoelde veilingperiode wordt één jaar na de start ervan geëvalueerd in het licht van de gevolgen van de in dit artikel bedoelde veiling voor de koolstofmarkt en de koolstofprijs.
-
6.De EIB is de veilingmeester voor de rechten die overeenkomstig dit artikel op het overeenkomstig artikel 26, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1031/2010 aangewezen veilingplatform zullen worden geveild, en verschaft de opbrengsten van de veiling aan de Commissie.
-
7.De opbrengsten van de veiling van rechten vormen externe bestemmingsontvangsten overeenkomstig artikel 21, lid 5, van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (*7).
Artikel 6
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 27 februari 2023.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
-
R.METSOLA
Voor de Raad
De voorzitter
-
J.ROSWALL
-
Standpunt van het Europees Parlement van 14 februari 2023 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 21 februari 2023.
-
Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad van 12 februari 2021 tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (PB L 57 van 18.2.2021, blz. 17).
-
Verordening (EU) 2021/1119 van het Europees Parlement en de Raad van 30 juni 2021 tot vaststelling van een kader voor de verwezenlijking van klimaatneutraliteit, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 401/2009 en Verordening (EU) 2018/1999 (“Europese klimaatwet”) (PB L 243 van 9.7.2021, blz. 1).
-
Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een systeem voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Unie en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (PB L 275 van 25.10.2003, blz. 32).
-
Verordening (EU) 2021/1755 van het Europees Parlement en de Raad van 6 oktober 2021 tot oprichting van de reserve voor aanpassing aan de Brexit (PB L 357 van 8.10.2021, blz. 1).
-
Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (PB L 328 van 21.12.2018, blz. 82).
-
Verordening (EU) 2022/2577 van de Raad van 22 december 2022 tot vaststelling van een kader om de uitrol van hernieuwbare energie te versnellen (PB L 335 van 29.12.2022, blz. 36).
-
Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2020 betreffende de totstandbrenging van een kader ter bevordering van duurzame beleggingen en tot wijziging van Verordening (EU) 2019/2088 (PB L 198 van 22.6.2020, blz. 13).
-
Verordening (EU) nr. 833/2014 van de Raad van 31 juli 2014 betreffende beperkende maatregelen naar aanleiding van de acties van Rusland die de situatie in Oekraïne destabiliseren (PB L 229 van 31.7.2014, blz. 1).
-
Verordening (EU) 2022/1854 van de Raad van 6 oktober 2022 betreffende een noodinterventie in verband met de hoge energieprijzen (PB L 261 I van 7.10.2022, blz. 1).
-
Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).
-
Verordening (EU) 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds Plus, het Cohesiefonds, het Fonds voor een rechtvaardige transitie en het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur en de financiële regels voor die fondsen en voor het Fonds voor asiel, migratie en integratie, het Fonds voor interne veiligheid en het Instrument voor financiële steun voor grensbeheer en visumbeleid (PB L 231 van 30.6.2021, blz. 159).
BIJLAGE I
In Verordening (EU) 2021/241 wordt de volgende bijlage ingevoegd:
“BIJLAGE IV BIS
Deze bijlage bevat de methode voor de berekening van het voor elke lidstaat beschikbare toewijzingsaandeel van de in artikel 21 bis, lid 1, bedoelde middelen in de vorm van aanvullende niet-terugbetaalbare steun in het kader van de faciliteit. De methode houdt ten aanzien van elke lidstaat rekening met:
— |
de bevolkingsomvang; |
— |
de inverse van het bbp per hoofd van de bevolking; |
— |
de prijsdeflator voor bruto-investeringen in vaste activa; |
— |
het aandeel van fossiele brandstoffen in het bruto binnenlands energieverbruik. |
Om een buitensporige concentratie van middelen te voorkomen:
— |
wordt de inverse van het bbp per hoofd van de bevolking geplafonneerd op maximaal 160 % van het gewogen Uniegemiddelde; |
— |
wordt de inverse van het bbp per hoofd van de bevolking geplafonneerd op maximaal 55 % van het gewogen Uniegemiddelde indien het bbp per hoofd van de bevolking van de betrokken lidstaat meer dan 130 % van het EU-27-gemiddelde bedraagt; |
— |
wordt een minimumtoewijzingsaandeel vastgesteld op 0,15 %; |
— |
wordt het maximale toewijzingsaandeel vastgesteld op 13,80 %. |
De verdeelsleutel die wordt toegepast op het in artikel 21 bis, lid 1, bedoelde bedrag ρi wordt als volgt bepaald:
waarbij de lidstaten i tot z de lidstaten zijn die een minimaal beschikbaar toewijzingsaandeel genieten en de lidstaten i tot q de lidstaten zijn die een maximaal beschikbaar toewijzingsaandeel genieten.
waarbij
waarbij en en ,
waarbij voor lidstaten i met en
voor lidstaten i met
Waarbij (1):
— |
popi,2021 als de totale bevolking in 2021 in lidstaat i geldt; |
— |
popEU,2021 als de totale bevolking in 2021 in de 27 EU-lidstaten geldt; |
— |
als het gewogen gemiddelde van het nominaal bbp per hoofd van de bevolking van de EU-27 in 2021 geldt; |
— |
als het nominaal bbp per hoofd van de bevolking in 2021 van lidstaat i geldt; |
— |
FFGICi,2020 als het aandeel van fossiele brandstoffen in het bruto binnenlands energieverbruik in 2020 van lidstaat i geldt; |
— |
FFGICEU,2020 als het gewogen gemiddelde aandeel van fossiele brandstoffen in het bruto binnenlands energieverbruik in 2020 van de 27 EU-lidstaten geldt; |
— |
als de verhouding van de prijsindex voor bruto-investeringen in vaste activa (impliciete deflator, 2015=100, nationale valuta, voor seizoensinvloeden en kalendereffecten gecorrigeerde gegevens) van lidstaat i in 2022 Q2 en de prijsindex voor bruto-investeringen in vaste activa (impliciete deflator, 2015=100, nationale valuta, voor seizoensinvloeden en kalendereffecten gecorrigeerde gegevens) van lidstaat i in 2021 Q2 geldt; |
— |
als de verhouding van de prijsindex voor bruto-investeringen in vaste activa (impliciete deflator, 2015=100, nationale valuta, voor seizoensinvloeden en kalendereffecten gecorrigeerde gegevens) van de 27 EU-lidstaten samen in 2022 Q2 en de prijsindex voor bruto-investeringen in vaste activa (impliciete deflator, 2015=100, nationale valuta, voor seizoensinvloeden en kalendereffecten gecorrigeerde gegevens) van de 27 EU-lidstaten samen in 2021 Q2 geldt. |
De toepassing van de methode op het in artikel 21 bis, lid 1, bedoelde bedrag zal resulteren in het volgende aandeel en bedrag per lidstaat:
Lidstaat |
Aandeel als % van het totaal |
Bedrag (in 1 000 EUR huidige prijzen) |
België |
1,41 % |
282 139 |
Bulgarije |
2,40 % |
480 047 |
Tsjechië |
3,41 % |
681 565 |
Denemarken |
0,65 % |
130 911 |
Duitsland |
10,45 % |
2 089 555 |
Estland |
0,42 % |
83 423 |
Ierland |
0,45 % |
89 598 |
Griekenland |
3,85 % |
769 222 |
Spanje |
12,93 % |
2 586 147 |
Frankrijk |
11,60 % |
2 320 955 |
Kroatië |
1,35 % |
269 441 |
Italië |
13,80 % |
2 760 000 |
Cyprus |
0,26 % |
52 487 |
Letland |
0,62 % |
123 983 |
Litouwen |
0,97 % |
194 020 |
Luxemburg |
0,15 % |
30 000 |
Hongarije |
3,51 % |
701 565 |
Malta |
0,15 % |
30 000 |
Nederland |
2,28 % |
455 042 |
Oostenrijk |
1,05 % |
210 620 |
Polen |
13,80 % |
2 760 000 |
Portugal |
3,52 % |
704 420 |
Roemenië |
7,00 % |
1 399 326 |
Slovenië |
0,58 % |
116 910 |
Slowakije |
1,83 % |
366 959 |
Finland |
0,56 % |
112 936 |
Zweden |
0,99 % |
198 727 |
EU27 |
100,00 % |
20 000 000 |
”
-
Alle gegevens in de verordening zijn afkomstig van Eurostat. Bijgewerkt tot 20 september 2022 voor historische gegevens die worden gebruikt voor de toepassing van de verdeelsleutel in deze bijlage. Fossiele brandstoffen omvatten vaste fossiele brandstoffen, gefabriceerd gas, turf en turfproducten, olieschalie en oliezand, olie en aardolieproducten (met uitzondering van het aandeel biobrandstoffen), aardgas en niet-hernieuwbaar afval.
BIJLAGE II
Bijlage V bij Verordening (EU) 2021/241 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In afdeling 2, punt 2.5, wordt de eerste alinea vervangen door:
|
2) |
Aan afdeling 2 worden de volgende punten toegevoegd:
|
3) |
Afdeling 3 wordt als volgt gewijzigd:
|
BIJLAGE III
Bijlage V bij Verordening (EU) 2021/1060 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Punt 3 wordt vervangen door: “Referentie: artikel 22, lid 3, punt g), i), ii) en iii), artikel 112, leden 1, 2, en 3, en artikelen 14, 26 en 26 bis van de GB-verordening”. |
2) |
Punt 3.1 wordt als volgt gewijzigd:
|
(*1) Alleen van toepassing op programmawijzigingen in overeenstemming met de artikelen 14, 26 en 26 bis, met uitzondering van aanvullende overdrachten naar het JTF in overeenstemming met artikel 27 van de GB-verordening. Overdrachten laten de jaarlijkse verdeling van de financiële kredieten op MFK-niveau voor een lidstaat onverlet.
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.