Verordening 2023/588 - Programma van de Unie voor beveiligde connectiviteit voor de periode 2023-2027 - Hoofdinhoud
17.3.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 79/1 |
VERORDENING (EU) 2023/588 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 15 maart 2023
tot vaststelling van het programma van de Unie voor beveiligde connectiviteit voor de periode 2023-2027
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 189, lid 2,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (1),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In de conclusies van de Europese Raad van 19 en 20 december 2013 werd met instemming kennisgenomen van de voorbereidingen voor de volgende generatie van satellietcommunicatie voor de overheid door middel van nauwe samenwerking tussen de lidstaten, de Commissie en het Europees Ruimteagentschap (ESA). Satellietcommunicatie voor de overheid werd ook aangeduid als een van de elementen van de integrale strategie voor het buitenlands en veiligheidsbeleid van de Europese Unie van juni 2016. Met satellietcommunicatie voor de overheid moet worden bijgedragen aan het antwoord van de EU op hybride dreigingen en moet steun worden verleend aan de maritieme veiligheidsstrategie van de EU en het EU-beleid inzake het noordpoolgebied. |
(2) |
In de conclusies van de Europese Raad van 21 en 22 maart 2019 is benadrukt dat de Unie verder moet gaan in de ontwikkeling van een concurrerende, veilige, inclusieve en ethisch verantwoorde digitale economie met connectiviteit van wereldklasse. |
(3) |
Met de mededeling van de Commissie van 22 februari 2021 getiteld “Actieplan voor synergieën tussen de civiele, defensie- en ruimtevaartindustrieën” wordt beoogd “iedereen in Europa toegang geven tot snelle connectiviteit en een veerkrachtig connectiviteitssysteem [te] bieden dat Europa in staat stelt verbonden te blijven, ongeacht wat er gebeurt”. |
(4) |
In “Een strategisch kompas voor veiligheid en defensie” dat de Raad op 21 maart 2022 heeft aangenomen, wordt erkend dat de ruimtevaartinfrastructuur van de Unie en haar lidstaten bijdraagt tot onze weerbaarheid en essentiële diensten biedt ter vervanging of aanvulling van grondinfrastructuur voor telecommunicatie. De Raad roept de Unie derhalve op te werken aan het voorstel voor een in de ruimte gestationeerd Uniesysteem voor wereldwijde beveiligde communicatie. |
(5) |
Een van de onderdelen van het bij Verordening (EU) 2021/696 van het Europees Parlement en de Raad (2) opgerichte ruimtevaartprogramma van de Unie is GOVSATCOM, dat als doel heeft de beschikbaarheid op lange termijn van betrouwbare, beveiligde, schaalbare en kosteneffectieve satellietcommunicatiediensten voor GOVSATCOM-gebruikers te waarborgen. In Verordening (EU) 2021/696 is bepaald dat in de eerste fase van het GOVSATCOM-onderdeel, die ongeveer tot 2025 zal duren, de bestaande capaciteit zal worden gebundeld en gedeeld via de GOVSATCOM-hub. In dat verband moet de Commissie GOVSATCOM-capaciteiten aankopen bij lidstaten met nationale systemen en ruimtecapaciteiten en bij commerciële satellietcommunicatie- of dienstaanbieders, daarbij rekening houdend met de essentiële beveiligingsbelangen van de Unie. In die eerste fase moeten GOVSATCOM-diensten stapsgewijs worden ingevoerd in het licht van de opschaling van de infrastructuurcapaciteiten van de GOVSATCOM-hub. Die stapsgewijze aanpak houdt ook in dat, indien in de loop van de eerste fase uit een gedetailleerde analyse van de toekomstige vraag en het toekomstige aanbod blijkt dat die aanpak niet volstaat om de veranderende vraag te dekken, tot een tweede fase zal moeten worden overgegaan en aanvullende, op maat gemaakte ruimtevaartinfrastructuur of -capaciteit zal moeten worden ontwikkeld door middel van samenwerking met de particuliere sector, bijvoorbeeld satellietexploitanten in de Unie. |
(6) |
Het Politiek en Veiligheidscomité van de Raad heeft op 22 maart 2017 zijn goedkeuring gehecht aan civiel-militaire gebruikersbehoeften op hoog niveau voor satellietcommunicatie voor de overheid (GOVSATCOM), die door de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) zijn opgesteld en waarin de vereisten voor de militaire gebruiker als vastgelegd in de in 2013 goedgekeurde gemeenschappelijke personeelsdoelstelling van het Europees Defensieagentschap en de civiele gebruikersbehoeften als verzameld door de Commissie zijn samengevoegd. Uit latere analyses van de Commissie is gebleken dat het huidige aanbod van de Unie op het gebied van satellietcommunicatie, op basis van de capaciteit van lidstaten met nationale systemen en van de particuliere sector, niet kan voldoen aan bepaalde nieuwe behoeften van de overheid, die evolueren naar oplossingen voor een hogere beveiliging, lage latentie en wereldwijde dekking. Deze behoeften moeten regelmatig worden gemonitord en geëvalueerd. |
(7) |
De recente technische vooruitgang heeft de opkomst van communicatieconstellaties met een niet-geostationaire omloopbaan (NGSO) mogelijk gemaakt, evenals het geleidelijk aanbieden van snelle connectiviteitsdiensten met lage latentie. Vandaar dat dit een unieke kans is om tegemoet te komen aan de veranderende behoeften van door de overheid gemachtigde gebruikers door aanvullende infrastructuur te ontwikkelen en in te zetten, aangezien de registraties voor de frequenties bij de Internationale Unie voor Telecommunicatie die nodig zijn om de vereiste diensten te verlenen nu in de Unie beschikbaar zijn. Als die registraties voor de frequenties niet worden gebruikt, raken zij in onbruik en worden zij aan andere spelers toegewezen. Aangezien beschikbare frequenties en omloopbaanposities steeds schaarser worden, moet de Commissie, door middel van een open en transparant proces met de lidstaten, deze gelegenheid aangrijpen om met de lidstaten die de registraties voor de frequenties beschikbaar stellen, specifieke licentieovereenkomsten te sluiten voor de verlening van diensten voor de overheid, op basis van de overheidsinfrastructuur. De particuliere sector is verantwoordelijk voor het verkrijgen van de rechten op registraties voor de frequenties die vereist zijn voor het verlenen van commerciële diensten. |
(8) |
Onder overheidsactoren in de Unie is er een toenemende vraag naar beveiligde en betrouwbare satellietcommunicatiediensten in de ruimte, met name omdat deze de meest haalbare optie zijn bij afwezigheid van communicatiesystemen op de grond of wanneer deze systemen onderbroken of onbetrouwbaar zijn. Betaalbare en kosteneffectieve toegang tot satellietcommunicatie is ook onontbeerlijk in gebieden waar geen beroep kan worden gedaan op terrestrische infrastructuur, onder andere boven oceanen, in het luchtruim, in afgelegen gebieden, en in gebieden waar terrestrische infrastructuur te kampen heeft met ernstige storingen of in crisissituaties onbetrouwbaar is. Satellietcommunicatie kan de algehele veerkracht van communicatienetwerken vergroten, bijvoorbeeld door een alternatief te bieden in geval van fysieke aanvallen of cyberaanvallen op lokale terrestrische infrastructuur, ongevallen, natuurrampen of door de mens veroorzaakte rampen. |
(9) |
De Unie moet voorzien in veerkrachtige, wereldwijde, veilige, beschermde, ononderbroken, gegarandeerde en flexibele oplossingen voor satellietcommunicatie waarmee aan de veranderende behoeften en eisen van overheden wordt voldaan en die gebaseerd zijn op de technologische en industriële kennis van de Unie, om de veerkracht van de activiteiten van de lidstaten en de instellingen van de Unie te vergroten. |
(10) |
Daarom is het belangrijk een nieuw programma op te zetten, met name het programma van de Unie voor beveiligde connectiviteit (“het programma”), om te voorzien in een multiorbitale communicatie-infrastructuur van de Unie op basis van satellieten, voor gebruik door de overheid, waarbij bestaande en toekomstige nationale en Europese capaciteiten worden geïntegreerd in het GOVSATCOM-onderdeel en deze capaciteiten worden aangevuld, en het initiatief voor een Europese infrastructuur voor kwantumcommunicatie (EuroQCI) verder wordt ontwikkeld en stapsgewijs wordt geïntegreerd in het beveiligde connectiviteitssysteem. |
(11) |
Het programma moet voldoen aan de nieuwe behoeften van de overheid aan oplossingen voor een betere beveiliging, lage latentie en een wereldwijde dekking. De verlening en de langetermijnbeschikbaarheid van wereldwijde ononderbroken toegang tot beveiligde, autonome, betrouwbare en kosteneffectieve satellietcommunicatiediensten voor de overheid moeten ermee worden gewaarborgd, ter ondersteuning van de veerkracht en de bescherming van kritieke infrastructuur, omgevingsbewustzijn, extern optreden, crisisbeheer, alsook toepassingen die cruciaal zijn voor de economie, veiligheid en defensie van de Unie en de lidstaten, via een specifieke overheidsinfrastructuur, die de capaciteiten van GOVSATCOM integreert en aanvult. Voorts moet in het kader van het programma de verstrekking van diensten voor de overheid prioriteit krijgen en de levering van commerciële diensten door de Europese particuliere sector, rekening houdend met een marktonderzoek, met inbegrip van raadpleging van door de overheid gemachtigde gebruikers, via een commerciële infrastructuur mogelijk worden gemaakt. |
(12) |
In Besluit (EU) 2022/2481 van het Europees Parlement en de Raad (3) wordt een reeks doelstellingen en streefcijfers vastgelegd om de ontwikkeling van veerkrachtige, beveiligde, goed presterende en duurzame digitale infrastructuur in de Unie te bevorderen, waaronder een digitaal streefcijfer voor de Commissie en de lidstaten teneinde uiterlijk in 2030 gigabitconnectiviteit voor iedereen te bereiken. Het programma moet connectiviteit voor burgers en bedrijven in de Unie en wereldwijd mogelijk maken, met inbegrip van, maar niet beperkt tot, het bieden van toegang tot betaalbare hogesnelheidsbreedband die kan helpen om dode communicatiezones weg te werken en de cohesie in de hele Unie te vergroten, met inbegrip van haar ultraperifere gebieden, plattelands-, perifere, afgelegen en geïsoleerde gebieden en eilanden. Satellietdiensten kunnen momenteel de prestaties van grondnetwerken niet vervangen, maar kunnen de digitale kloof overbruggen en in voorkomend geval zelfs bijdragen tot de verwezenlijking van de algemene doelstellingen van Richtlijn (EU) 2018/1972 van het Europees Parlement en de Raad (4). |
(13) |
Het programma moet daarom bestaan uit de definitie, het ontwerp, de ontwikkeling, de validering en de daarmee verband houdende uitrolactiviteiten voor de bouw van de aanvankelijke ruimte- en grondinfrastructuur die nodig is voor de verlening van de eerste diensten voor de overheid. Het programma moet dan geleidelijk uitrolactiviteiten omvatten die gericht zijn op de voltooiing van zowel de ruimte- als de grondinfrastructuur die nodig is voor de levering van geavanceerde diensten voor de overheid, die momenteel niet beschikbaar zijn en verder gaan dan de modernste bestaande Europese satellietcommunicatiediensten. Bovendien moet het programma de ontwikkeling bevorderen van gebruikersterminals die de geavanceerde communicatiediensten kunnen benutten. De exploitatieactiviteiten moeten zo spoedig mogelijk van start gaan met de verlening van de eerste diensten voor de overheid uiterlijk in 2024, om zo snel mogelijk aan de behoeften van de door de overheid gemachtigde gebruikers te voldoen. Het programma moet dan activiteiten omvatten die erop gericht zijn zowel de ruimte- als grondinfrastructuur te voltooien die nodig is om uiterlijk in 2027 een volledige operationele capaciteit te waarborgen. Het verlenen van diensten voor de overheid, het bedienen, onderhouden en voortdurend verbeteren van de ruimte- en grondinfrastructuur zodra deze is ingezet, en het ontwikkelen van de toekomstige diensten voor de overheid moeten deel uitmaken van de exploitatieactiviteiten. |
(14) |
In juni 2019 hebben de lidstaten de verklaring betreffende de Europese kwantumcommunicatie-infrastructuur (EuroQCI) (de “verklaring”) ondertekend, waarin zij overeenkomen om met de Commissie, en met ondersteuning van ESA, te werken aan de ontwikkeling van een infrastructuur voor kwantumcommunicatie die de hele Unie bestrijkt. Volgens die verklaring wordt met EuroQCI beoogd te voorzien in een gecertificeerde beveiligde “end-to-end”-infrastructuur voor kwantumcommunicatie, waarmee informatie en gegevens kunnen worden verstuurd en opgeslagen en waarmee kritieke publieke communicatiemiddelen in de hele Unie met elkaar kunnen worden verbonden. Het programma zal bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de verklaring door de ontwikkeling van een in de overheidsinfrastructuur van het programma geïntegreerde EuroQCI-ruimte- en -grondinfrastructuur en door de ontwikkeling en inzet van de terrestrische EuroQCI-infrastructuur, die eigendom zal zijn van de lidstaten. De EuroQCI-ruimte-, grond- en terrestrische infrastructuur moet in het programma worden ontwikkeld in twee hoofdfasen: een voorbereidende validatiefase, die de ontwikkeling en validering van meerdere verschillende technologieën en communicatieprotocollen mag omvatten, en een fase van volledige inzet, met inbegrip van passende oplossingen voor connectiviteit tussen satellieten en gegevensdoorgifte tussen satellieten, de grond- en de terrestrische infrastructuur. |
(15) |
Een van de belangrijkste functies van EuroQCI is de kwantumgebaseerde verdeling van cryptografische sleutels (QKD) mogelijk te maken. Tot op heden zijn de QKD-technologie en -producten niet voldoende ontwikkeld om te worden gebruikt voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie (EUCI). De belangrijkste problemen in verband met QKD-beveiliging, zoals standaardisering van QKD-protocollen, side-channel analyse en evaluatiemethode, moeten nog worden opgelost. Het programma moet daarom de EuroQCI ondersteunen en de opname van goedgekeurde encryptieproducten in de infrastructuur mogelijk maken, indien beschikbaar. |
(16) |
Om EUCI op bevredigende en beveiligde wijze te beschermen, moeten de primaire oplossingen om dreigingen als gevolg van kwantumcomputing tegen te gaan de combinatie zijn van conventionele oplossingen, post-kwantumcryptografie en mogelijk QKD in hybride benaderingen. Daarom moet het programma dergelijke benaderingen gebruiken om zowel geavanceerde cryptografie als sleuteldistributie te verzekeren. |
(17) |
Om de capaciteit van satellietcommunicatie van de Unie te vergroten, moet de infrastructuur van het programma gebaseerd zijn op de infrastructuur van het GOVSATCOM-onderdeel, deze integreren en ook aanvullen. De grondinfrastructuur van het programma moet met name gebaseerd zijn op de GOVSATCOM-hubs, die geleidelijk worden opgeschaald op basis van de behoeften van gebruikers via andere activa van het grondsegment, met inbegrip van die van de lidstaten die bereid zijn een aanvullende bijdrage te leveren, op basis van operationele en beveiligingsvereisten. |
(18) |
Het programma moet de beveiligde connectiviteit in geografische gebieden van strategisch belang, zoals Afrika en het Noordpoolgebied, alsook de Oostzee, de Zwarte Zee, delen van het Middellandse Zeegebied en de Atlantische Oceaan, verbeteren. De op grond van het programma verleende diensten moeten ook bijdragen tot de geopolitieke veerkracht door aanvullende connectiviteit te bieden overeenkomstig de beleidsdoelstellingen in die regio’s en de gezamenlijke mededeling van de Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid van 1 december 2021, getiteld “De Global Gateway”. |
(19) |
De satellieten die voor het programma zijn gebouwd, kunnen, zonder afbreuk te doen aan de communicatiediensten, worden uitgerust met subsystemen, waaronder nuttige ladingen, waarmee de capaciteit en de diensten van de onderdelen van het ruimtevaartprogramma van de Unie kunnen worden vergroot, zodat aanvullende niet-communicatiediensten kunnen worden ontwikkeld die worden vastgesteld door de vergadering van het programmacomité in de desbetreffende samenstelling, zoals bepaald in Verordening (EU) 2021/696, en die overeenkomstig de voorwaarden van die verordening worden uitgevoerd. Indien het voordeel voor de onderdelen van het ruimtevaartprogramma van de Unie naar behoren wordt vastgesteld, rekening houdend met de behoeften van de gebruikers en de budgettaire beperkingen, kunnen die subsystemen worden ontwikkeld om alternatieve positionerings-, navigatie- en tijdsmetingsdiensten te bieden waarmee die van Galileo worden aangevuld, de verzending van berichten van het Europees overlaysysteem voor geostationaire navigatie (European Geostationary Navigation Overlay Service — Egnos) met minder latentietijd te verzekeren, te voorzien in de ruimte gestationeerde sensoren voor ruimtebewaking, en de huidige vermogens van Copernicus te helpen verbeteren, met name wat betreft nood- en civielebeveiligingsdiensten. Bovendien kunnen die subsystemen niet-communicatiediensten verlenen aan de lidstaten, op voorwaarde dat dit geen gevolgen heeft voor de beveiliging en de begroting van het programma. |
(20) |
Gezien het belang voor het programma van de overheidsgrondinfrastructuur en de gevolgen daarvan voor de beveiliging ervan, moet de locatie van die infrastructuur door de Commissie worden vastgesteld in overeenstemming met de algemene beveiligingsvereisten en volgens een open en transparant proces, met het oog op een evenwichtige verdeling tussen de lidstaten. Bij de inzet van de overheidsgrondinfrastructuur van het programma, waarin ook de onder het GOVSATCOM-onderdeel ontwikkelde infrastructuur wordt geïntegreerd, kan het Agentschap van de Europese Unie voor het ruimtevaartprogramma (“het Agentschap”) of, waar passend en binnen zijn bevoegdheidsgebied, ESA worden betrokken. |
(21) |
Voor de veiligheid van de Unie en haar lidstaten en de beveiliging en integriteit van de diensten voor de overheid is het van essentieel belang dat de ruimteactiva van het programma worden gelanceerd vanaf het grondgebied van de Unie. In uitzonderlijke, naar behoren gemotiveerde omstandigheden moet het mogelijk zijn dergelijke lanceringen plaats te laten vinden op het grondgebied van een derde land. Naast zware en middelgrote draagraketten kunnen kleine en microdraagraketten extra flexibiliteit bieden om een snelle inzet van de ruimteactiva mogelijk te maken. |
(22) |
Het is belangrijk dat de Unie eigenaar is van alle materiële en immateriële activa die verband houden met overheidsinfrastructuur die in het kader van het programma wordt ontwikkeld, met uitzondering van de terrestrische EuroQCI-infrastructuur, en daarbij de overeenstemming met het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, met inbegrip van artikel 17, wordt gewaarborgd. Ondanks het feit dat de Unie eigenaar van die activa is, moet de Unie de mogelijkheid hebben — overeenkomstig deze verordening en waar passend op basis van een beoordeling per geval — deze activa ter beschikking van derden te stellen of er afstand van te doen. |
(23) |
Initiatieven in de hele Unie, zoals het initiatief voor beveiligde connectiviteit, worden gevormd door de brede deelname van innovatieve kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s), start-ups en grote ondernemingen uit de up- en downstreamruimtevaartsector in de hele Unie. De afgelopen jaren hebben sommige ruimtevaartactoren de ruimtevaartsector onder druk gezet, met name start-ups en kmo’s die innovatieve, marktgestuurde ruimtevaarttechnologieën en -toepassingen hebben ontwikkeld, soms met verschillende bedrijfsmodellen. Om het concurrentievermogen van het ruimte-ecosysteem van de Unie te waarborgen, moet het programma zo veel mogelijk gebruikmaken van innovatieve en disruptieve technologieën en van nieuwe bedrijfsmodellen die door het Europese ruimte-ecosysteem, waaronder de nieuwe ruimtevaartindustrie, worden ontwikkeld, met name door kmo’s, midcapondernemingen en start-ups die marktgestuurde nieuwe ruimtevaarttechnologieën en -toepassingen ontwikkelen, en tegelijkertijd de hele ruimtewaardeketen bestrijken, met inbegrip van het up- en downstreamsegment. |
(24) |
Het is van essentieel belang investeringen van de particuliere sector aan te moedigen door middel van passende aanbesteding en bundeling van dienstovereenkomsten, om zo de onzekerheid te verminderen en de zichtbaarheid en voorspelbaarheid op lange termijn van behoeften aan diensten van de overheid te verzekeren. Om het concurrentievermogen van de Europese ruimtevaartindustrie in de toekomst te waarborgen, moet het programma ook bijdragen tot de ontwikkeling van geavanceerde vaardigheden op ruimtevaartgerelateerde gebieden en moeten onderwijs- en opleidingsactiviteiten worden ondersteund, waarbij tevens gelijke kansen, gendergelijkheid en de versterking van de positie van vrouwen moeten worden bevorderd, zodat het volledige potentieel van de burgers van de Unie op dit gebied wordt gerealiseerd. |
(25) |
In overeenstemming met de doelstellingen van de mededeling van de Commissie van 11 december 2019 getiteld “De Europese Green Deal” moet het programma de milieueffecten zo veel mogelijk beperken. Hoewel de ruimteactiva zelf geen broeikasgassen uitstoot terwijl deze in gebruik is, hebben de productie ervan en de bijbehorende grondfaciliteiten wel een milieueffect. Er moeten maatregelen worden genomen om dat effect te beperken. Daartoe moeten de in het kader van het programma bedoelde aanbestedingen beginselen en maatregelen inzake duurzaamheid omvatten, zoals bepalingen om de broeikasgasemissies als gevolg van de ontwikkeling, productie en inzet van de infrastructuur tot een minimum te beperken en te compenseren, en maatregelen ter voorkoming van lichtvervuiling, zoals de gevolgen voor astronomische waarnemingen van op de grond. |
(26) |
Gezien de toenemende hoeveelheid ruimtevaartuigen en ruimteschroot die zich in een baan om de aarde bevinden, moet de nieuwe Europese constellatie ook voldoen aan de duurzaamheidscriteria voor de ruimte en een voorbeeld zijn van goede praktijken op het gebied van ruimteverkeersbeheer en ruimtebewaking en -monitoring (SST), teneinde de hoeveelheid geproduceerd ruimteschroot te verminderen, desintegratie van ruimtevaarttuigen en botsingen in de omloopbaan te voorkomen, en passende maatregelen te treffen voor ruimtevaartuigen aan het einde van hun levenscyclus. Gezien de legitieme zorgen over de bescherming van de ruimte die momenteel het onderwerp van besprekingen zijn in internationale fora, zoals in de Commissie van de Verenigde Naties voor het vreedzaam gebruik van de kosmische ruimte, is het van essentieel belang dat de Unie leiderschap toont op het gebied van duurzame ruimtevaart. De in het kader van het programma gegunde opdrachten moeten garanderen dat de toegepaste technologie de hoogst mogelijke standaarden op het gebied van duurzaamheid en energie- en hulpbronnenefficiëntie mogelijk maakt. |
(27) |
De operationele vereisten voor de diensten voor de overheid moeten worden gebaseerd op de evaluatie van de behoeften van door de overheid gemachtigde gebruikers, waarbij ook rekening wordt gehouden met de mogelijkheden van het huidige marktaanbod. Bij het beoordelen van die vereisten moet zo veel mogelijk gebruik worden gemaakt van de huidige marktcapaciteit. Op basis van die operationele vereisten moet, in combinatie met de algemene beveiligingsvereisten en de veranderende vraag naar diensten voor de overheid, het dienstenpakket voor diensten voor de overheid worden ontwikkeld. In het dienstenpakket moet de toepasselijke referentiewaarde voor de diensten voor de overheid worden bepaald en moeten de categorieën diensten worden gedefinieerd die een aanvulling vormen op het dienstenpakket van de GOVSATCOM-diensten dat in het kader van Verordening (EU) 2021/696 is vastgelegd. De Commissie moet zorgen voor de consistentie en samenhang van de operationele en beveiligingsvereisten tussen het GOVSATCOM-onderdeel en het programma. Om de best mogelijke afstemming tussen de vraag naar en het aanbod van diensten te handhaven, moet het dienstenpakket voor diensten voor de overheid in 2023 worden vastgelegd en, na raadpleging van de lidstaten, regelmatig kunnen worden geactualiseerd op basis van die operationele en beveiligingsvereisten. |
(28) |
Satellietcommunicatie is een eindig hulpmiddel dat wordt beperkt door de capaciteit, de frequentie en de geografische dekking van de satellieten. Om kosteneffectief te zijn en te profiteren van schaalvoordelen, moet het programma de vraag naar en het aanbod van diensten voor de overheid dus optimaal op elkaar afstemmen, en capaciteitsoverschot vermijden. Aangezien zowel de vraag als het potentiële aanbod na verloop van tijd verandert, moet de Commissie de behoeften monitoren om het dienstenpakket voor diensten voor de overheid aan te passen als dat nodig blijkt. |
(29) |
De lidstaten, de Raad, de Commissie, de EDEO, evenals de agentschappen en organen van de Unie moeten aan het programma kunnen deelnemen voor zover zij ervoor kiezen gebruikers van diensten voor de overheid te machtigen of te voorzien in capaciteiten, locaties of faciliteiten. Aangezien het aan de lidstaten is om te beslissen om nationale gebruikers van diensten voor de overheid al dan niet te machtigen, mogen lidstaten niet worden verplicht om een bijdrage te leveren aan het programma of om infrastructuur van het programma te huisvesten. |
(30) |
Elke deelnemer aan het programma moet een bevoegde autoriteit voor beveiligde connectiviteit aanwijzen die nagaat of gebruikers en andere nationale entiteiten die een rol spelen in het programma voldoen aan de toepasselijke voorschriften en beveiligingsprocedures die zijn vastgelegd in de algemene beveiligingsvereisten. Deelnemers aan het programma kunnen een bestaande autoriteit met de taken van een dergelijke autoriteit belasten. |
(31) |
In deze verordening worden voor de gehele duur van het programma de financiële middelen vastgelegd die voor het Europees Parlement en de Raad tijdens de jaarlijkse begrotingsprocedure het voornaamste referentiebedrag vormen in de zin van punt 18 van het Interinstitutioneel Akkoord van 16 december 2020 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, samenwerking in begrotingszaken en goed financieel beheer, alsmede betreffende nieuwe eigen middelen, met inbegrip van een routekaart voor de invoering van nieuwe eigen middelen (5). |
(32) |
De doelstellingen van het programma stroken met en vormen een aanvulling op die van andere Unieprogramma’s, met name Horizon Europa als vastgesteld bij Verordening (EU) 2021/695 van het Europees Parlement en de Raad (6) en Besluit (EU) 2021/764 van de Raad (7), het programma Digitaal Europa als vastgesteld bij Verordening (EU) 2021/694 van het Europees Parlement en de Raad (8), het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking — “Europa in de wereld” als vastgesteld bij Verordening (EU) 2021/947 van het Europees Parlement en de Raad (9), de Connecting Europe Facility als vastgesteld bij Verordening (EU) 2021/1153 van het Europees Parlement en de Raad (10), en bovenal het ruimtevaartprogramma van de Unie. |
(33) |
Een specifiek deel van de onderdelen van de cluster “Digitaal, industrie en ruimte” van het Horizon Europa-programma zal worden bestemd voor onderzoeks- en innovatieactiviteiten met betrekking tot de ontwikkeling en validatie van het beveiligde connectiviteitssysteem, met inbegrip van technologieën die mogelijk door het ruimte-ecosysteem, waaronder de nieuwe ruimtevaartindustrie, worden ontwikkeld. Een specifiek deel van de middelen voor “Europa in de wereld” van het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking (NDICI) zal worden bestemd voor activiteiten met betrekking tot het functioneren van het beveiligde connectiviteitssysteem en de wereldwijde verlening van diensten waarmee een reeks diensten aan internationale partners kan worden aangeboden. Een specifiek deel van het GOVSATCOM-onderdeel van het ruimtevaartprogramma van de Unie zal worden bestemd voor de activiteiten in verband met de ontwikkeling van de GOVSATCOM-hub, die deel zal uitmaken van de grondinfrastructuur van het beveiligde connectiviteitssysteem. De financiering uit deze programma’s moet overeenkomstig de voorschriften van die programma’s worden besteed. |
(34) |
Vanwege de inherente gevolgen van het programma voor de beveiliging van de Unie en haar lidstaten, heeft het doelstellingen en beginselen gemeen met het Europees Defensiefonds als opgericht bij Verordening (EU) 2021/697 van het Europees Parlement en de Raad (11). Een deel van de financiering uit het Europees Defensiefonds moet daarom worden verstrekt voor de financiering van de activiteiten in het kader van het programma, met name van de activiteiten met betrekking tot de inzet van de infrastructuur ervan. |
(35) |
Om ervoor te zorgen dat het programma met succes wordt uitgevoerd, is het belangrijk te waarborgen dat er voldoende middelen beschikbaar zijn. De lidstaten moeten een bijdrage kunnen leveren door middel van hun technische bekwaamheid, kennis en bijstand, met name op het gebied van veiligheid en beveiliging, of, indien passend en mogelijk, door gegevens, informatie, diensten en infrastructuur die zich op hun grondgebied bevinden ter beschikking van het programma te stellen. Het programma moet aanvullende financiële bijdragen of bijdragen in natura kunnen ontvangen van derden, waaronder agentschappen en organen van de Unie, lidstaten, aan het programma deelnemende derde landen of internationale organisaties, in overeenstemming met de desbetreffende overeenkomsten. |
(36) |
Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (12) (het “Financieel Reglement”) is van toepassing op het programma. Het Financieel Reglement stelt regels vast voor de uitvoering van de Uniebegroting, waaronder regels voor subsidies, prijzen, aanbestedingen, indirect beheer, financieringsinstrumenten, begrotingsgaranties, financiële steun en de vergoeding van externe deskundigen. |
(37) |
Krachtens artikel 191, lid 3, van het Financieel Reglement mogen dezelfde kosten onder geen beding twee keer uit de Uniebegroting worden gefinancierd. |
(38) |
De Commissie moet, naargelang de behoeften en voor zover nodig, een beroep kunnen doen op de technische bijstand van bepaalde externe partijen, voor zover de veiligheidsbelangen van de Unie worden gevrijwaard. Andere entiteiten die betrokken zijn bij de governance van het programma, moeten ook van dezelfde technische bijstand gebruik kunnen maken bij het uitoefenen van de hun in het kader van deze verordening toevertrouwde taken. |
(39) |
De in het kader van het programma gesloten overeenkomsten tot uitvoering van een overheidsopdracht voor uit het programma gefinancierde activiteiten moeten voldoen aan de regels van de Unie. In dit verband moet het ook de verantwoordelijkheid van de Unie zijn om te bepalen welke doelstellingen er met betrekking tot overheidsopdrachten moeten worden nagestreefd. |
(40) |
Het programma is afhankelijk van complexe technologieën die continu in ontwikkeling zijn. De afhankelijkheid van zulke technologieën zorgt voor onzekerheid en risico’s voor overeenkomsten tot uitvoering van een overheidsopdracht die in het kader van het programma worden afgesloten, voor zover bij deze overeenkomsten langetermijntoezeggingen horen in verband met apparatuur of diensten. Inzake overeenkomsten tot uitvoering van een overheidsopdracht zijn daarom specifieke maatregelen nodig, naast de regels die zijn vastgelegd in het Financieel Reglement. Het moet derhalve mogelijk zijn om een minimumniveau van uitbesteding aan onderaannemers op te leggen. Wat dit laatste betreft, moet, waar mogelijk, de voorkeur worden gegeven aan start-ups en kmo’s, met name om hun grensoverschrijdende deelname mogelijk te maken. |
(41) |
Om de doelstellingen van het programma te verwezenlijken, is het belangrijk om in voorkomend geval een beroep te kunnen doen op capaciteiten van publieke en particuliere entiteiten in de Unie die actief zijn op het gebied van de ruimtevaart, alsook om op internationaal niveau te kunnen samenwerken met derde landen of internationale organisaties. Daarom moet worden voorzien in de mogelijkheid om alle relevante instrumenten en beheermethoden uit het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) en het Financieel Reglement, alsook gezamenlijke aanbestedingsprocedures, aan te wenden. |
(42) |
Een publiek-private samenwerking is de meest geschikte regeling om ervoor te zorgen dat de doelstellingen van het programma kunnen worden nagestreefd. Hiermee moet kunnen worden voortgebouwd op de technologische en industriële basis, waaronder particuliere activa, van de bestaande satellietcommunicatie in de Unie, moeten robuuste en innovatieve overheidsdiensten kunnen worden verleend en moeten private partners in staat worden gesteld om met behulp van aanvullende eigen investeringen de infrastructuur van het programma aan te vullen met extra vermogens voor het aanbieden van commerciële diensten tegen marktvoorwaarden. Met een dergelijke regeling moet bovendien de uitrol- en functioneringskosten geoptimaliseerd worden door de ontwikkelings- en uitrolkosten voor onderdelen die de overheids- en commerciële infrastructuren gemeen hebben, te delen, en moeten de operationele kosten geoptimaliseerd worden dankzij een hoog niveau van gezamenlijke benutting van capaciteiten. Ook de innovatie in het Europese ruimte-ecosysteem waaronder de nieuwe ruimtevaart moet hiermee gestimuleerd worden, aangezien onderzoeks- en ontwikkelingsrisico’s door de publieke en private partners kunnen worden gedeeld. |
(43) |
Voor de uitvoering van het programma moeten de concessie-, leverings-, dienst-, werk- of gemengde overeenkomsten de belangrijkste beginselen volgen. In dergelijke contracten moeten de taken duidelijk worden verdeeld tussen de publieke en private partners, en moet een duidelijke onderlinge verdeling van de risico’s worden bepaald, om ervoor te zorgen dat de contractanten de verantwoordelijkheid op zich nemen voor de gevolgen van eventuele tekortkomingen waarvoor zij aansprakelijk zijn. In de overeenkomsten moet ook worden bepaald dat de contractanten geen overcompensatie voor het verlenen van diensten voor de overheid ontvangen, moet erin worden voorzien dat de verlening van commerciële diensten kan worden vastgesteld door de particuliere sector, en moet worden gezorgd voor een passende prioritering van de behoeften van door de overheid gemachtigde gebruikers. De overeenkomsten moeten waarborgen dat bij de verlening van op commerciële infrastructuur gebaseerde diensten de wezenlijke belangen van de Unie en de algemene en specifieke doelstellingen van het programma worden geëerbiedigd. Er moeten derhalve maatregelen worden genomen om ervoor te zorgen dat deze wezenlijke belangen en doelstellingen worden beschermd. De Commissie moet met name de nodige maatregelen kunnen nemen om de continuïteit van de dienstverlening te waarborgen indien de contractant niet in staat is zijn verplichtingen na te komen. De overeenkomsten moeten passende waarborgen bevatten om onder meer belangenconflicten en mogelijke verstoringen van de mededinging als gevolg van de verlening van commerciële diensten, onrechtmatige discriminatie en andere verborgen indirecte voordelen te voorkomen. Dergelijke waarborgen kunnen een scheiding van de boekhouding van diensten voor de overheid en commerciële diensten omvatten, ook als dat het opzetten van een entiteit inhoudt die structureel en juridisch losstaat van de verticaal geïntegreerde exploitant voor de verlening van diensten voor de overheid, alsook de open, eerlijke, redelijke en niet-discriminerende toegang tot infrastructuur die nodig is voor het verlenen van de commerciële diensten. Commerciële diensten moeten daarom onder transparante en niet-discriminerende voorwaarden beschikbaar zijn voor bestaande aanbieders van terrestrische diensten. De overeenkomsten moeten de deelname van start-ups en kmo’s over de hele waardeketen en in alle lidstaten bevorderen. |
(44) |
Een belangrijke doelstelling van het programma is het waarborgen van de beveiliging van de Unie en de lidstaten, en het versterken van de veerkracht in cruciale technologieën en waardeketens, met behoud van een open economie. In specifieke gevallen vereist deze doelstelling dat de nodige subsidiabiliteits- en deelnamevoorwaarden worden vastgesteld om de bescherming van de integriteit, beveiliging en veerkracht van de operationele systemen van de Unie te waarborgen. Dat mag niet ten koste gaan van de noodzaak van concurrentievermogen en kosteneffectiviteit. |
(45) |
Overeenkomstig het Financieel Reglement, Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad (13) en Verordeningen (EG, Euratom) nr. 2988/95 (14), (Euratom, EG) nr. 2185/96 (15) en (EU) 2017/1939 (16) van de Raad moeten de financiële belangen van de Unie worden beschermd met evenredige maatregelen, onder meer op het gebied van preventie, opsporing, correctie en onderzoek van onregelmatigheden, waaronder fraude, terugvordering van verloren gegane, ten onrechte betaalde of onjuist bestede financiële middelen en, voor zover van toepassing, met administratieve sancties. Met name heeft het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) overeenkomstig Verordeningen (Euratom, EG) nr. 2185/96 en (EU, Euratom) nr. 883/2013 de bevoegdheid administratieve onderzoeken uit te voeren, met inbegrip van controles en verificaties ter plaatse, om vast te stellen of er sprake is geweest van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad. Het Europees Openbaar Ministerie (EOM) is overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1939 bevoegd over te gaan tot onderzoek en vervolging van strafbare feiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad als bepaald in Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad (17). Personen of entiteiten die middelen van de Unie ontvangen, moeten overeenkomstig het Financieel Reglement volledig meewerken aan de bescherming van de financiële belangen van de Unie, de nodige rechten en toegang verlenen aan de Commissie, OLAF, de Rekenkamer en, ten aanzien van de lidstaten die deelnemen aan nauwere samenwerking, het EOM op grond van Verordening (EU) 2017/1939, en ervoor zorgen dat derden die betrokken zijn bij de uitvoering van financiële middelen van de Unie gelijkwaardige rechten verlenen. |
(46) |
Om de bescherming van de financiële belangen van de Unie te waarborgen, moeten derde landen worden verplicht de bevoegde ordonnateur, het OLAF en de Europese Rekenkamer de nodige rechten en toegang te verlenen zodat zij hun respectieve bevoegdheden ten volle kunnen uitoefenen. |
(47) |
Om de efficiëntie en het effect van het programma te optimaliseren, moeten acties worden ondernomen om het gebruik en de ontwikkeling van open normen, opensourcetechnologieën en interoperabiliteit in de architectuur van het beveiligde connectiviteitssysteem te bevorderen. Een meer open ontwerp van dat systeem zou betere synergieën met andere onderdelen van het ruimtevaartprogramma van de Unie of nationale diensten en toepassingen mogelijk kunnen maken, de kosten kunnen optimaliseren door dubbel werk bij de ontwikkeling van dezelfde technologie te voorkomen, de betrouwbaarheid kunnen verbeteren, innovatie kunnen bevorderen en de voordelen van brede concurrentie kunnen benutten. |
(48) |
Voor een goede governance van het programma is het nodig dat de verantwoordelijkheden en taken duidelijk tussen de verschillende betrokkenen worden verdeeld om onnodige overlapping te voorkomen en kostenoverschrijdingen en vertragingen te beperken. Alle bestuursactoren moeten, binnen hun bevoegdheidsgebied en conform hun taken, de verwezenlijking van de doelstellingen van het programma ondersteunen. |
(49) |
De lidstaten zijn reeds lange tijd actief op het gebied van de ruimtevaart. Zij beschikken over systemen, infrastructuur, nationale agentschappen en organen op dat gebied. Zij kunnen bijgevolg een grote bijdrage aan het programma leveren, met name aan de uitvoering ervan. Zij zouden kunnen samenwerken met de Unie voor het promoten van de diensten en toepassingen van het programma en kunnen zorgen voor samenhang tussen de relevante nationale initiatieven en het programma. De Commissie zou de middelen waarover de lidstaten beschikken kunnen mobiliseren, gebruik kunnen maken van hun medewerking en, onder wederzijds overeengekomen voorwaarden, taken bij de uitvoering van het programma aan de lidstaten kunnen toevertrouwen. Waar relevant moeten de lidstaten streven naar samenhang en complementariteit van hun herstel- en veerkrachtplannen met het programma. Daarnaast moeten de lidstaten alle nodige maatregelen treffen om de op hun grondgebied gevestigde grondinfrastructuur te beschermen. Voorts moeten de lidstaten ervoor kunnen zorgen dat de frequenties die nodig zijn voor het programma beschikbaar zijn en adequaat worden beschermd, zodat toepassingen op basis van de aangeboden diensten volledig kunnen worden ontwikkeld en toegepast, onder naleving van Besluit nr. 243/2012/EU van het Europees Parlement en de Raad (18). De frequenties die ter beschikking van het programma worden gesteld, mogen geen financiële gevolgen hebben voor het programma. |
(50) |
Overeenkomstig artikel 17 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) is het de taak van de Commissie, die het algemeen belang van de Unie bevordert, om het programma uit te voeren, er de algehele verantwoordelijkheid voor te dragen en het gebruik ervan te bevorderen. Om de middelen en competenties van de verschillende belanghebbenden te optimaliseren, moet de Commissie in gerechtvaardigde omstandigheden bepaalde taken kunnen toewijzen aan andere instanties. De Commissie moet de voornaamste technische en operationele vereisten vaststellen die nodig zijn om in te spelen op de evolutie van systemen en diensten. Daarvoor moet zij eerst de deskundigen van de lidstaten, gebruikers en andere publieke of particuliere belanghebbenden raadplegen. Ten slotte belet de uitoefening van bevoegdheden door de Unie overeenkomstig artikel 4, lid 3, VWEU de lidstaten niet hun respectieve bevoegdheden uit te oefenen. Voor een goed gebruik van de middelen van de Unie is het echter passend dat de Commissie voor zover mogelijk de consistentie van in het kader van het programma uitgevoerde activiteiten met die van de lidstaten waarborgt, zonder onnodig dubbel werk te veroorzaken. |
(51) |
In artikel 154 van het Financieel Reglement is bepaald dat de Commissie, op basis van de resultaten van een voorafgaande beoordeling, moet kunnen vertrouwen op de systemen en procedures van de personen of entiteiten waaraan de besteding van de middelen van de Unie is toevertrouwd. Indien nodig moeten in de bijbehorende bijdrageovereenkomst specifieke aanpassingen aan die systemen en procedures (toezichtmaatregelen), alsook regelingen voor de bestaande overeenkomsten, worden vastgesteld. |
(52) |
Het programma heeft, gezien zijn wereldwijde dekking, een sterke internationale dimensie. Ook internationale partners, hun overheden en hun burgers zullen gebruikmaken van het dienstenpakket van het programma, hetgeen bijkomende voordelen oplevert voor de internationale samenwerking van de Unie en de lidstaten met die partners. Voor kwesties die verband houden met het programma, kan de Commissie, binnen haar bevoegdheidsgebied en namens de Unie, de activiteiten op het internationale toneel coördineren. |
(53) |
Het Agentschap is, door de deskundigheid die het de laatste jaren heeft opgebouwd op het gebied van het beheer en de bediening van en de dienstverlening met betrekking tot de Galileo- en Egnos-onderdelen van het ruimtevaartprogramma van de Unie, het meest geschikte orgaan om, onder toezicht van de Commissie, taken met betrekking tot het bedienen van de overheidsinfrastructuur en het verlenen van de diensten voor de overheid uit te voeren. Daarom moet het verdere relevante capaciteiten ontwikkelen voor dat doel. Het Agentschap moet vervolgens worden belast met het verlenen van diensten voor de overheid en moet geheel of deels kunnen worden belast met het operationele beheer van de overheidsinfrastructuur. |
(54) |
Met betrekking tot beveiliging en gezien zijn ervaring op dit gebied, moet het Agentschap door middel van zijn raad voor de beveiligingshomologatie worden belast met de beveiligingshomologatie van de diensten voor de overheid en van de overheidsinfrastructuur. Voorts moet het Agentschap, afhankelijk van zijn operationele paraatheid, met name wat betreft voldoende personele middelen, de hem door de Commissie toevertrouwde taken uitvoeren. Waar mogelijk moet het Agentschap zijn deskundigheid inzetten, bijvoorbeeld in alle activiteiten van het Europees wereldwijd satellietnavigatiesysteem (EGNSS). Wanneer taken aan het Agentschap worden toevertrouwd, moet voor voldoende personele, administratieve en financiële middelen worden gezorgd, zodat het Agentschap zijn taken en missies volledig kan uitvoeren. |
(55) |
Om de bediening van de overheidsinfrastructuur te waarborgen en de verlening van de diensten voor de overheid te faciliteren, moet het Agentschap door middel van bijdrageovereenkomsten andere entiteiten specifieke activiteiten binnen hun respectieve bevoegdheidsgebieden kunnen toevertrouwen, onder de voorwaarden van indirect beheer die van toepassing zijn op de Commissie, zoals vastgelegd in het Financieel Reglement. |
(56) |
ESA is een internationale organisatie met uitgebreide deskundigheid op het gebied van ruimtevaart, met inbegrip van satellietcommunicatie, en is daarom een belangrijke partner bij de uitvoering van de verschillende aspecten van het ruimtevaartbeleid van de Unie. Wat dat betreft, moet ESA deskundigheid aan de Commissie kunnen verstrekken, onder meer voor de voorbereiding van specificaties en de uitvoering van de technische aspecten van het programma. Daarom moet het toezicht op de ontwikkelings- en validatieactiviteiten van het programma aan ESA worden toevertrouwd, en moet ESA ondersteuning bieden bij de evaluatie van de in het kader van de uitvoering van het programma gesloten overeenkomsten. |
(57) |
Gezien het belang van met de ruimtevaart verband houdende activiteiten voor de economie van de Unie en de levens van burgers van de Unie, moet het bereiken en handhaven van een hoog beveiligingsniveau een topprioriteit zijn voor het programma, met name om de belangen van de Unie en van de lidstaten te beschermen, onder meer in verband met gerubriceerde en gevoelige niet-gerubriceerde informatie. |
(58) |
Gezien de specifieke expertise waarover de EDEO beschikt en zijn regelmatige contacten met instanties van derde landen en met internationale organisaties, moet de EDEO de Commissie kunnen bijstaan bij het verrichten van bepaalde taken in verband met de beveiliging van het programma op het vlak van de externe betrekkingen, overeenkomstig Besluit 2010/427/EU van de Raad (19). |
(59) |
Onverminderd de exclusieve verantwoordelijkheid van de lidstaten voor de nationale veiligheid, als bepaald in artikel 4, lid 2, VEU, en het recht van de lidstaten om hun wezenlijke veiligheidsbelangen te verdedigen overeenkomstig artikel 346 VWEU, moet een specifieke beveiligingsgovernance tot stand worden gebracht om te waarborgen dat het programma vlot kan worden uitgevoerd. Die governance moet worden gebaseerd op drie belangrijke beginselen. Ten eerste is het absoluut noodzakelijk dat zo veel mogelijke rekening wordt gehouden met de uitgebreide, unieke ervaring van de lidstaten op het gebied van beveiligingsaangelegenheden. Ten tweede moeten, ter voorkoming van belangenconflicten en eventuele tekortkomingen in de toepassing van beveiligingsregels, de operationele functies worden gescheiden van de beveiligingshomologatiefuncties. Ten derde is de entiteit die verantwoordelijk is voor het beheer van de hele of een deel van de infrastructuur van het programma ook het best in staat om de beveiliging van de haar toegewezen taken te beheren. De beveiliging van het programma zou voortbouwen op de ervaring die de afgelopen jaren is opgedaan bij de implementatie van het ruimtevaartprogramma van de Unie. Een goede beveiligingsgovernance vereist ook dat ook de rollen op passende wijze worden verdeeld onder de verschillende spelers. Als verantwoordelijke voor het programma moet de Commissie, onverminderd de prerogatieven van de lidstaten op het gebied van nationale veiligheid, samen met de lidstaten bepalen welke algemene beveiligingsvereisten van toepassing zijn op het programma. Met name op het gebied van gerubriceerde informatie moet de beveiligingsgovernance van het programma de respectieve rol en bevoegdheidsgebieden van de Raad en de lidstaten bij de evaluatie en goedkeuring van encryptieproducten voor de bescherming van EUCI weerspiegelen. |
(60) |
De cyberbeveiliging en de fysieke beveiliging van de infrastructuur van het programma, zowel op de grond als in de ruimte, alsook de fysieke redundantie ervan, zijn essentieel om de continuïteit van de dienstverlening en het functioneren van het systeem te waarborgen. Er moet bij de vaststelling van algemene beveiligingsvereisten derhalve terdege rekening worden gehouden met de noodzaak om het systeem en de diensten daarvan tegen cyberaanvallen en dreigingen ten aanzien van satellieten te beschermen, onder meer door gebruik te maken van nieuwe technologieën en door de respons op en het herstel van zulke cyberaanvallen te ondersteunen. |
(61) |
In voorkomend geval moet de Commissie na de risico- en dreigingsanalyse een structuur voor beveiligingsmonitoring vaststellen. Die structuur voor beveiligingsmonitoring moet een entiteit zijn die voldoet aan de in het kader van Besluit (GBVB) 2021/698 van de Raad (20) ontwikkelde instructies. |
(62) |
Zonder afbreuk te doen aan de prerogatieven van de lidstaten op het gebied van nationale veiligheid moeten de Commissie en de hoge vertegenwoordiger elk binnen hun bevoegdheidsgebied de beveiliging van het programma waarborgen overeenkomstig deze verordening en in voorkomend geval Besluit (GBVB) 2021/698. |
(63) |
De in het kader van het programma verleende diensten voor de overheid zullen door de overheidsactoren van de Unie worden gebruikt bij missies en operaties die van essentieel belang zijn voor de beveiliging, defensie en veiligheid, en voor de bescherming van kritieke infrastructuur. Dergelijke diensten en infrastructuur moeten daarom worden onderworpen aan beveiligingshomologatie. |
(64) |
Het is absoluut noodzakelijk dat de beveiligingshomologatieactiviteiten worden uitgevoerd op basis van collectieve verantwoordelijkheid voor de beveiliging van de Unie en haar lidstaten, door naar een consensus toe te werken en alle belanghebbenden te betrekken bij de beveiligingskwestie, en dat er een procedure voor permanente risicomonitoring wordt ingevoerd. Ook moeten technische beveiligingshomologatieactiviteiten worden uitgevoerd door vakmensen die voldoende bekwaamheid bezitten op het vlak van de homologatie van complexe systemen en over een veiligheidsmachtiging van een passend niveau beschikken. |
(65) |
Overeenkomstig artikel 17 VEU is de Commissie verantwoordelijk voor het beheer van programma’s die, overeenkomstig de in het Financieel Reglement vastgelegde voorschriften, in indirect beheer aan derden kunnen worden gesubdelegeerd. In dat verband is het nodig dat de Commissie ervoor zorgt dat de door derden voor de uitvoering van het programma in indirect beheer uitgevoerde taken de beveiliging van het programma niet ondermijnen, met name wat betreft de controle van gerubriceerde informatie. Daarom moet worden verduidelijkt dat wanneer de Commissie de uitvoering van taken in het kader van het programma aan ESA toevertrouwt, de bijbehorende bijdrageovereenkomsten moeten waarborgen dat de gerubriceerde informatie die door ESA wordt gegenereerd, wordt beschouwd als EUCI in de zin van Besluit 2013/488/EU van de Raad (21) en Besluit (EU, Euratom) 2015/444 van de Commissie (22) die onder het gezag van de Commissie is gegenereerd. |
(66) |
De overheidsdiensten van het programma zouden door actoren van de Unie en de lidstaten kunnen worden gebruikt in missies en operaties die cruciaal zijn voor de beveiliging en veiligheid. Om de essentiële veiligheidsbelangen van de Unie en haar lidstaten te beschermen, zijn daarom maatregelen nodig om voor de nodige mate van onafhankelijkheid van derden (derde landen en entiteiten uit derde landen) te zorgen, die betrekking hebben op alle onderdelen van het programma. Het zou bij dergelijke maatregelen kunnen gaan om ruimte- en grondtechnologieën op het niveau van onderdelen, subsystemen of systemen, vervaardigingsindustrieën, eigenaren en beheerders van ruimtesystemen, en de fysieke locatie van onderdelen van grondsystemen. |
(67) |
Alleen op basis van een overeenkomstig artikel 218 VWEU te sluiten overeenkomst mag het aan leden van de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA) die lid zijn van de Europese Economische Ruimte (EER), toetredende landen, kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaten, alsmede de landen van het Europees nabuurschapsbeleid en andere derde landen, toegestaan worden aan het programma deel te nemen. |
(68) |
Krachtens Besluit (EU) 2021/1764 van de Raad (23) komen in landen of gebieden overzee gevestigde personen en entiteiten in aanmerking voor financiering met inachtneming van de voorschriften en doelstellingen van het programma en eventuele regelingen die van toepassing zijn op de lidstaat waarmee het betreffende land of gebied overzee banden heeft. |
(69) |
Op grond van de punten 22 en 23 van het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven (24) moet het programma worden geëvalueerd op basis van overeenkomstig specifieke monitoringvoorschriften verzamelde informatie, waarbij echter administratieve lasten, in het bijzonder voor de lidstaten, en overregulering moeten worden vermeden. Die voorschriften moeten, waar passend, meetbare indicatoren omvatten als maatstaf om de effecten van het programma te evalueren. De evaluatie van het programma moet rekening houden met de resultaten van de in het kader van Verordening (EU) 2021/696 uitgevoerde evaluatie van het ruimtevaartprogramma van de Unie met betrekking tot het GOVSATCOM-onderdeel. |
(70) |
Teneinde ervoor te zorgen dat de indicatoren voor de verslaglegging over de voortgang van het programma, alsook het monitoring- en evaluatiekader van het programma, passend blijven, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen tot wijziging van de bijlage bij deze verordening ten aanzien van die indicatoren, tot aanvulling van deze verordening met bepalingen inzake de vaststelling van een monitoring- en evaluatiekader en tot aanvulling van deze verordening met de nadere bepaling van de kenmerken van een databank van de ruimteactiva van het programma, en van de methode en de procedures voor het bijhouden en actualiseren daarvan. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven. Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen. |
(71) |
Ten behoeve van goed openbaar bestuur en gezien de synergieën tussen het programma en het GOVSATCOM-onderdeel, moet het bij Verordening (EU) 2021/696 ingestelde programmacomité in zijn GOVSATCOM-configuratie ook als het comité voor de toepassing van het programma dienen. Voor kwesties met betrekking tot de beveiliging van het programma moet het programmacomité in een specifieke beveiligingsconfiguratie vergaderen. |
(72) |
Aangezien voor goed openbaar bestuur een eenvormig beheer van het programma, snellere besluitvorming en gelijke toegang tot informatie nodig is, kunnen vertegenwoordigers van de entiteiten waaraan met het programma verband houdende taken zijn toevertrouwd als waarnemer deelnemen aan de werkzaamheden van het op grond van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (25) ingestelde programmacomité. Om dezelfde redenen kunnen vertegenwoordigers van derde landen en internationale organisaties die met de Unie een internationale overeenkomst betreffende het programma hebben gesloten, deelnemen aan de werkzaamheden van het programmacomité op voorwaarde dat de beveiligingsvoorschriften dat niet beletten en overeenkomstig de bepalingen van de overeenkomst. Vertegenwoordigers van entiteiten waaraan met het programma verband houdende taken zijn toevertrouwd, derde landen of internationale organisaties mogen geen stemrecht hebben in het programmacomité. De voorwaarden voor deelname van waarnemers en ad-hocdeelnemers moeten worden vastgelegd in het reglement van orde van het programmacomité. |
(73) |
Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze verordening, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend met betrekking tot het vaststellen van gedetailleerde voorschriften voor het verlenen van diensten voor de overheid, de operationele vereisten voor diensten voor de overheid, het dienstenpakket voor diensten voor de overheid, de bijdragebesluiten inzake de bijdrageovereenkomsten en de werkprogramma’s, evenals met betrekking tot het bepalen van aanvullende vereisten voor de deelname van derde landen en internationale organisaties aan het programma. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011. |
(74) |
Diensten voor de overheid die gebaseerd zijn op overheidsinfrastructuur moeten in de regel gratis worden verleend aan door de overheid gemachtigde gebruikers. De capaciteit voor deze diensten is echter beperkt. Indien de Commissie na analyse tot de conclusie komt dat er sprake is van een gebrek aan capaciteit, moet zij de mogelijkheid hebben in het kader van die gedetailleerde voorschriften voor het verlenen van diensten, in naar behoren gemotiveerde gevallen waarin de vraag de toegangscapaciteit overschrijdt, een prijsbeleid te bepalen om de vraag naar en het aanbod van diensten op elkaar af te stemmen. Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze verordening, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend voor het vaststellen van een dergelijk prijsbeleid. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011. |
(75) |
Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze verordening, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend voor het vaststellen van maatregelen die nodig zijn om de locatie te bepalen van de centra die deel uitmaken van de overheidsgrondinfrastructuur. Voor de selectie van zulke locaties moet de Commissie rekening kunnen houden met de operationele vereisten en de beveiligingsvereisten, alsook met de bestaande infrastructuur. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011. |
(76) |
Teneinde eenvormige voorwaarden voor de toepassing van deze verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend in verband met de bepaling van algemene beveiligingsvoorschriften. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011. De lidstaten moeten maximale controle kunnen uitoefenen op de algemene beveiligingsvoorschriften van het programma. Bij de vaststelling van uitvoeringshandelingen met betrekking tot de beveiliging van het programma moet de Commissie worden bijgestaan door het programmacomité dat in een speciale beveiligingsconfiguratie bijeenkomt. Gezien de gevoelige aard van beveiligingskwesties moet de voorzitter van het programmacomité ernaar streven oplossingen te vinden die in het programmacomité de ruimst mogelijke steun genieten. De Commissie mag geen uitvoeringshandelingen vaststellen tot bepaling van de algemene beveiligingsvoorschriften van het programma indien het programmacomité geen advies heeft uitgebracht. Wanneer de betrokkenheid van de beveiligingsconfiguratie van het programmacomité op een andere manier gebeurt, moet een dergelijke betrokkenheid plaatsvinden overeenkomstig het reglement van orde van het programmacomité. |
(77) |
Het programma vult het bestaande ruimtevaartprogramma van de Unie aan door de doelstellingen en acties ervan over te nemen en uit te breiden om een beveiligd connectiviteitssysteem in de ruimte voor de Unie tot stand te brengen. Bij de evaluatie van het programma moet hiermee rekening worden. |
(78) |
Daar de doelstellingen van deze verordening niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang en de gevolgen van het optreden dat de financiële en technische mogelijkheden van de afzonderlijke lidstaten te boven gaat, beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 VEU neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om die doelstellingen te verwezenlijken. |
(79) |
Het programma moet een looptijd krijgen van vijf jaar om het gelijk te laten lopen met het meerjarig financieel kader voor de jaren 2021-2027 zoals bepaald bij Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 van de Raad (26) (“MFK 2021-2027”). |
(80) |
Opdat zo snel mogelijk met de uitvoering van deze verordening kan worden begonnen, om de doelstellingen ervan te bereiken, moet deze met spoed in werking treden, |
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
HOOFDSTUK I
Algemene bepalingen
Artikel 1
Onderwerp
Bij deze verordening wordt het programma van de Unie voor beveiligde connectiviteit (“het programma”) voor de resterende duur van het MFK 2021-2027 vastgesteld. Hierin worden de doelstellingen van het programma, de begroting voor de periode 2023-2027, de vormen van financiering door de Unie, de regels voor de verstrekking van die financiering en de regels voor de uitvoering van het programma vastgelegd, rekening houdend met Verordening (EU) 2021/696.
Artikel 2
Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
1) |
“ruimtevaartuig”: ruimtevaartuig als gedefinieerd in artikel 2, punt 1), van Verordening (EU) 2021/696; |
2) |
“ruimteschroot”: ruimteschroot als gedefinieerd in artikel 2, punt 4), van Verordening (EU) 2021/696; |
3) |
“nuttige lading”: door een ruimtevaartuig vervoerde uitrusting voor de uitvoering van een bepaalde ruimtemissie; |
4) |
“ruimte-ecosysteem”: een netwerk van met elkaar in wisselwerking staande ondernemingen die actief zijn in waardeketens in de ruimtevaartsector, van de kleinste startende ondernemingen tot de grootste ondernemingen, en die de upstream- en downstreamsegmenten van de ruimtevaartmarkt omvatten; |
5) |
“Europese infrastructuur voor kwantumcommunicatie” of “EuroQCI”: onderling verbonden ruimte-, grond- en terrestrische infrastructuur die in het beveiligde connectiviteitssysteem is geïntegreerd en waarin kwantumgebaseerde technologie wordt gebruikt; |
6) |
“GOVSATCOM-hub”: een GOVSATCOM-hub als gedefinieerd in artikel 2, punt 23), van Verordening (EU) 2021/696; |
7) |
“het Agentschap”: het Agentschap van de Europese Unie voor het ruimtevaartprogramma dat is opgericht bij Verordening (EU) 2021/696; |
8) |
“gerubriceerde EU-informatie” of “EUCI”: gerubriceerde EU-informatie of EUCI als gedefinieerd in artikel 2, punt 25), van Verordening (EU) 2021/696; |
9) |
“gevoelige niet-gerubriceerde informatie”: gevoelige niet-gerubriceerde informatie als gedefinieerd in artikel 2, punt 26), van Verordening (EU) 2021/696; |
10) |
“blendingverrichting”: een blendingverrichting als gedefinieerd in artikel 2, punt 27), van Verordening (EU) 2021/696. |
Artikel 3
Doelstellingen van het programma
-
1.De algemene doelstellingen van het programma bestaan erin:
a) |
te waarborgen dat aan door de overheid gemachtigde gebruikers op het grondgebied van de Unie beveiligde, autonome, hoogwaardige, betrouwbare en kosteneffectieve satellietcommunicatiediensten voor de overheid worden verleend, dat zij daarover op lange termijn beschikken en dat zij daartoe ononderbroken toegang krijgen, door een multiorbitaal beveiligd connectiviteitssysteem onder civiele controle tot stand te brengen en de bescherming te ondersteunen van kritieke infrastructuren in de zin van Richtlijn 2008/114/EG van de Raad (27), van omgevingsbewustzijn, extern optreden, crisisbeheer en toepassingen die cruciaal zijn voor de economie, het milieu, veiligheid en defensie, en daarbij de veerkracht en de autonomie van de Unie en de lidstaten te vergroten en hun technologische en industriële basis voor satellietcommunicatie te versterken, waarbij een buitensporige afhankelijkheid van niet in de Unie gebaseerde oplossingen, met name voor kritieke infrastructuur en toegang tot de ruimte, wordt vermeden; |
b) |
mogelijk te maken dat er door de private sector commerciële diensten, of diensten die worden aangeboden aan door de overheid gemachtigde gebruikers op basis van commerciële infrastructuur tegen marktvoorwaarden worden verleend in overeenstemming met het toepasselijke mededingingsrecht van de Unie, teneinde onder meer de verdere ontwikkeling van wereldwijde snelle breedbandverbindingen en naadloze connectiviteit te vergemakkelijken, dat er dode communicatiezones worden weggewerkt en dat de cohesie tussen de grondgebieden van de lidstaten wordt vergroot en tegelijkertijd de digitale kloof wordt gedicht en, waar van toepassing, wordt bijgedragen aan het verwezenlijken van de algemene doelstellingen bedoeld in artikel 3 van Richtlijn (EU) 2018/1972. |
-
2.De specifieke doelstellingen van het programma zijn:
a) |
de bestaande en toekomstige capaciteiten van het GOVSATCOM-onderdeel aanvullen en in het beveiligde connectiviteitssysteem integreren; |
b) |
de veerkracht, beveiliging en autonomie van de communicatiediensten van de Unie en de lidstaten verbeteren; |
c) |
EuroQCI verder ontwikkelen en geleidelijk in het beveiligde connectiviteitssysteem integreren; |
d) |
het recht op het gebruik van omloopbaanposities en relevante frequenties waarborgen; |
e) |
de soliditeit vergroten van de communicatiediensten van de Unie en de lidstaten en van de cyberveerkracht van de Unie door redundantie, passieve, proactieve en reactieve cyberbescherming en operationele cyberbeveiliging, alsmede beschermende maatregelen tegen cyberdreigingen en andere maatregelen tegen elektromagnetische dreigingen te ontwikkelen; |
f) |
waar mogelijk de ontwikkeling mogelijk maken van communicatiediensten en extra niet-communicatiediensten, met name door onderdelen van het ruimtevaartprogramma van de Unie te verbeteren, synergieën daartussen te creëren en de vermogens en diensten ervan uit te breiden, alsook de ontwikkeling van niet-communicatiediensten die moeten worden verleend aan lidstaten, door extra satellietsubsystemen, waaronder nuttige ladingen, te hosten; |
g) |
innovatie, doelmatigheid en de ontwikkeling en het gebruik van disruptieve technologieën en innovatieve bedrijfsmodellen in het hele Europese ruimte-ecosysteem, met inbegrip van actoren uit de nieuwe ruimtevaart, nieuwe marktdeelnemers, start-ups en kmo’s, aanmoedigen om het concurrentievermogen van de ruimtevaartsector van de Unie te versterken; |
h) |
de beveiligde connectiviteit verbeteren in geografische gebieden van strategisch belang, zoals Afrika en het Noordpoolgebied, alsook de Oostzee, de Zwarte Zee, delen van het Middellandse Zeegebied en de Atlantische Oceaan; |
i) |
de veiligheid en de duurzaamheid van activiteiten in de kosmische ruimte vergroten door het treffen van adequate maatregelen om bij de uitvoering van het programma verantwoordelijk gedrag in de ruimte te garanderen en te bevorderen, onder meer door te trachten de verspreiding van ruimteschroot te voorkomen. |
-
3.De prioritering en ontwikkeling van de extra niet-communicatiediensten die zijn bedoeld in lid 2, punt f), van dit artikel en de respectieve financiering daarvan stroken met de doelstellingen van Verordening (EU) 2021/696 en worden besproken in de desbetreffende configuratie van het programmacomité, zoals bepaald in Verordening (EU) 2021/696.
Artikel 4
Programma-activiteiten
-
1.De verlening van de in artikel 10, lid 1, bedoelde diensten voor de overheid wordt gewaarborgd door middel van de volgende gefaseerde activiteiten, die zorgen voor de aanvulling van het GOVSATCOM-onderdeel en de integratie ervan in het beveiligde connectiviteitssysteem:
a) |
de definitie, het ontwerp, de ontwikkeling, de validering en de daarmee verband houdende uitrolactiviteiten voor de bouw van de ruimte- en grondinfrastructuur die nodig is voor de verlening van de eerste diensten voor de overheid uiterlijk in 2024; |
b) |
geleidelijke inzetactiviteiten om de ruimte- en grondinfrastructuur die nodig is voor de verlening van geavanceerde diensten voor de overheid te voltooien teneinde zo spoedig mogelijk in de behoeften van de door de overheid gemachtigde gebruikers te voorzien, met als doel in 2027 volledige operationele capaciteit te bereiken; |
c) |
de ontwikkeling en inzet van EuroQCI voor de geleidelijke integratie ervan in het beveiligde connectiviteitssysteem; |
d) |
exploitatieactiviteiten voor het verlenen van diensten voor de overheid: het bedienen, onderhouden, voortdurend verbeteren en beschermen van de ruimte- en grondinfrastructuur, met inbegrip van het beheer inzake vernieuwing en veroudering; |
e) |
de ontwikkeling van toekomstige generaties ruimte- en grondinfrastructuur en van diensten voor de overheid. |
-
2.Commerciële diensten worden verleend door de in artikel 19 bedoelde contractanten.
Artikel 5
Infrastructuur van het beveiligde connectiviteitssysteem
-
1.Het beveiligde connectiviteitssysteem wordt tot stand gebracht door het definiëren, ontwerpen, ontwikkelen, bouwen en bedienen van een multiorbitale connectiviteitsinfrastructuur die aangepast is aan de ontwikkeling van de overheidsvraag naar satellietcommunicatie, en een lage latentie heeft. Het systeem is modulair met het oog op het verwezenlijken van de in artikel 3 genoemde doelstellingen en het opstellen van het in artikel 10, lid 1, bedoelde dienstenpakket. Het zorgt voor de aanvulling en integratie van de bestaande en toekomstige capaciteit voor het GOVSATCOM-onderdeel. Het bestaat uit een overheidsinfrastructuur als bedoeld in lid 2 van dit artikel en een commerciële infrastructuur als bedoeld in lid 4 van dit artikel.
-
2.De overheidsinfrastructuur van het beveiligde connectiviteitssysteem omvat alle bijbehorende grond- en ruimteactiva die nodig zijn om de in artikel 10, lid 1, punten a) en b), van deze verordening bedoelde diensten voor de overheid te verlenen, met inbegrip van:
a) |
satellieten of satellietsubsystemen, met inbegrip van nuttige ladingen; |
b) |
EuroQCI; |
c) |
infrastructuur voor monitoring van de beveiliging van de overheidsinfrastructuur en de diensten voor de overheid; |
d) |
grondinfrastructuur voor het verlenen van de diensten aan door de overheid gemachtigde gebruikers, met inbegrip van de op te schalen infrastructuur voor het GOVSATCOM-grondsegment, meer bepaald de GOVSATCOM-hubs bedoeld in artikel 67 van Verordening (EU) 2021/696. |
In de overheidsinfrastructuur worden, waar passend, extra satellietsubsystemen, met name nuttige ladingen, gehost die kunnen worden gebruikt als deel van de ruimte-infrastructuur van de in artikel 3 van Verordening (EU) 2021/696 bedoelde onderdelen van het ruimtevaartprogramma van de Unie, onder de in die verordening vastgelegde voorwaarden, evenals satellietsubsystemen die worden gebruikt voor de verlening van niet-communicatiediensten aan lidstaten.
-
3.Zo nodig stelt de Commissie door middel van uitvoeringshandelingen maatregelen vast die nodig zijn ter bepaling van de locatie van centra die deel uitmaken van de overheidsgrondinfrastructuur, overeenkomstig de in artikel 30, lid 3, van deze verordening bedoelde algemene beveiligingsvereisten, en door middel van een open en transparant proces. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 47, lid 3, van deze verordening bedoelde onderzoeksprocedure.
Teneinde de veiligheidsbelangen van de Unie en haar lidstaten te beschermen, bevinden de in de eerste alinea van dit lid bedoelde centra zich zo mogelijk op het grondgebied van de lidstaten en vallen zij onder een gastlandovereenkomst in de vorm van een administratieve overeenkomst tussen de Unie en de betrokken lidstaat.
Indien het niet mogelijk is de centra op het grondgebied van de lidstaten te vestigen, kan de Commissie de locatie van dergelijk centra op het grondgebied van leden van de EVA die lid zijn van de EER, of op het grondgebied van een ander derde land bepalen, mits er een gastlandovereenkomst tussen de Unie en het betrokken derde land wordt gesloten in overeenstemming met artikel 218 VWEU.
Niettegenstaande de eerste alinea van dit lid wordt de locatie van de GOVSATCOM-hubs bepaald overeenkomstig artikel 67, lid 2, van Verordening (EU) 2021/696.
-
4.De commerciële infrastructuur van het beveiligde connectiviteitssysteem omvat alle ruimte- en grondactiva die geen deel uitmaken van de overheidsinfrastructuur. De commerciële infrastructuur brengt de prestaties of de beveiliging van de overheidsinfrastructuur niet in het gedrang. De commerciële infrastructuur en alle daarmee verbonden risico’s worden volledig door de in artikel 19 bedoelde contractanten gefinancierd ter verwezenlijking van de in artikel 3, lid 1, punt b), bedoelde doelstelling.
-
5.Teneinde de veiligheidsbelangen van de Unie te beschermen, worden de ruimteactiva van de overheidsinfrastructuur gelanceerd door bestaande en toekomstige dienstaanbieders, met inbegrip van dienstaanbieders die kleine en microdraagraketten gebruiken, welke voldoen aan de voorwaarden van artikel 22 voor subsidiabiliteit en deelname, en slechts in gerechtvaardigde uitzonderlijke omstandigheden vanaf het grondgebied van een derde land.
Artikel 6
Eigendom en gebruik van activa
-
1.De Unie is eigenaar van alle materiële en immateriële activa die deel uitmaken van de in het kader van het programma ontwikkelde overheidsinfrastructuur als bedoeld in artikel 5, lid 2, en artikel 19, lid 10, met uitzondering van de terrestrische EuroQCI-infrastructuur, die eigendom is van de lidstaten. Daartoe waarborgt de Commissie dat overeenkomsten en andere regelingen met betrekking tot de activiteiten die kunnen resulteren in de creatie of ontwikkeling van die activa, bepalingen bevatten die waarborgen dat de Unie het eigendom van die activa heeft.
-
2.De Commissie waarborgt dat de Unie de volgende rechten heeft:
a) |
het gebruiksrecht van de frequenties die nodig zijn voor de verzending van de door de overheidsinfrastructuur gegenereerde signalen, overeenkomstig de toepasselijke wet- en regelgeving en de desbetreffende licentieovereenkomsten, die mogelijk zijn gemaakt door de door de lidstaten verstrekte desbetreffende registraties voor de frequenties, waarvoor de lidstaten verantwoordelijk blijven; |
b) |
het recht om de verlening van diensten voor de overheid voorrang te geven ten opzichte van commerciële diensten, overeenkomstig de voorwaarden die in de in artikel 19 bedoelde overeenkomsten worden vastgelegd en rekening houdend met de behoeften van in artikel 12, lid 1, bedoelde door de overheid gemachtigde gebruikers. |
-
3.De Commissie streeft ernaar contracten, overeenkomsten of andere regelingen te sluiten met derden, met inbegrip van de in artikel 19 bedoelde contractanten, met betrekking tot:
a) |
reeds bestaande eigendomsrechten in verband met materiële en immateriële activa die deel uitmaken van de overheidsinfrastructuur; |
b) |
de verwerving van eigendoms- of licentierechten in verband met andere materiële en immateriële activa die noodzakelijk zijn voor gebruikmaking van de overheidsinfrastructuur. |
-
4.Indien de in de leden 1, 2 en 3 bedoelde activa bestaan uit intellectuele-eigendomsrechten, beheert de Commissie die rechten zo doeltreffend mogelijk, rekening houdend met:
a) |
de noodzaak de activa te beschermen en waarde te verlenen; |
b) |
de rechtmatige belangen van alle betrokken belanghebbenden; |
c) |
de noodzaak om voor concurrerende en goed functionerende markten te zorgen en nieuwe technologieën te ontwikkelen; |
d) |
de noodzaak van de continuïteit van de in het kader van het programma geleverde diensten. |
-
5.De Commissie ziet er, waar passend, op toe dat in de relevante contracten, overeenkomsten en andere regelingen is voorzien in de mogelijkheid om die intellectuele-eigendomsrechten over te dragen aan derden of om licenties voor die rechten af te geven aan derden, met inbegrip van degene die dat intellectuele-eigendom tot stand heeft gebracht, en dat die derden vrijelijk over die rechten kunnen beschikken indien dat voor de uitvoering van hun taken krachtens deze verordening noodzakelijk is.
Artikel 7
Acties ter ondersteuning van een innoverend en concurrerend ruimte-ecosysteem van de Unie
-
1.Overeenkomstig de in artikel 3, lid 2, punt g), van deze verordening genoemde doelstelling ondersteunt het programma een innoverend en concurrerend ruimte-ecosysteem voor de Unie, waaronder de nieuwe ruimtevaart, en met name de in artikel 6 van Verordening (EU) 2021/696 vermelde activiteiten.
-
2.De Commissie stimuleert gedurende de looptijd van het programma innovatie in het ruimte-ecosysteem van de Unie, inclusief de nieuwe ruimtevaart, door:
a) |
gunningscriteria vast te stellen voor de in artikel 19 bedoelde opdrachten, waarmee de zo breed mogelijke deelname van start-ups en kmo’s uit de hele Unie en de hele waardeketen wordt gewaarborgd; |
b) |
te eisen dat de in artikel 19 bedoelde contractanten voorzien in een plan voor de maximale integratie, overeenkomstig artikel 21, van nieuwe marktdeelnemers, start-ups en kmo’s uit de hele Unie in de activiteiten in het kader van de in artikel 19 bedoelde opdrachten; |
c) |
door middel van de in artikel 19 bedoelde opdrachten te eisen dat nieuwe marktdeelnemers, start-ups, kmo’s en midcap-bedrijven uit de hele Unie hun eigen diensten aan eindgebruikers kunnen verlenen; |
d) |
het gebruik en de ontwikkeling van open normen, opensourcetechnologieën en interoperabiliteit in de architectuur van het beveiligde connectiviteitssysteem te bevorderen, teneinde synergieën tot stand te brengen, de kosten te optimaliseren, de betrouwbaarheid te verbeteren, innovatie te bevorderen en de voordelen van brede concurrentie te benutten; |
e) |
de ontwikkeling en productie in de Unie te bevorderen van kritieke technologieën die nodig zijn om diensten voor de overheid te exploiteren. |
-
3.De Commissie dient ook het volgende te doen:
a) |
ten behoeve van het programma de aanbesteding en bundeling van dienstencontracten ondersteunen, teneinde op lange termijn particuliere investeringen aan te trekken en te stimuleren, ook door gezamenlijke aanbestedingen; |
b) |
grotere deelname van vrouwen bevorderen en aanmoedigen en gelijkheids- en inclusiedoelstellingen in de aanbestedingsstukken opnemen; |
c) |
bijdragen aan de ontwikkeling van geavanceerde vaardigheden op ruimtevaartgerelateerde gebieden en aan opleidingsactiviteiten. |
Artikel 8
Milieuduurzaamheid en duurzame ruimtevaart
-
1.Het programma wordt uitgevoerd met het oog op milieuduurzaamheid en duurzame ruimtevaart. Daartoe bevatten de in artikel 19 bedoelde overeenkomsten en procedures bepalingen inzake:
a) |
het tot een minimum beperken van de broeikasgasuitstoot als gevolg van de ontwikkeling, productie en inzet van de infrastructuur; |
b) |
het invoeren van een regeling ter compensatie van de resterende broeikasgasemissies; |
c) |
passende maatregelen ter vermindering van door ruimtevaartuigen veroorzaakte zichtbare en onzichtbare radioactieve vervuiling die astronomische waarnemingen of andere soorten onderzoek en waarnemingen kan belemmeren; |
d) |
het gebruik van adequate technologieën ter voorkoming van botsingen voor ruimtevaartuigen; |
e) |
de indiening en uitvoering van een alomvattend plan voor de beperking van ruimteschroot vóór de inzetfase, dat gegevens over orbitale plaatsbepaling bevat, teneinde ervoor te zorgen dat de satellieten van de constellatie ruimteschroot vermijden. |
-
2.De in artikel 19 van deze verordening bedoelde overeenkomsten en procedures omvatten de verplichting om gegevens, met name gegevens over efemeriden en geplande manoeuvres, te verstrekken aan de entiteiten die belast zijn met de productie van SST-informatie als gedefinieerd in artikel 2, punt 10, van Verordening (EU) 2021/696 en het verlenen van SST-diensten als bedoeld in artikel 55 van die verordening.
-
3.De Commissie zorgt ervoor dat er een uitgebreide databank wordt bijgehouden van de ruimteactiva van het programma, die met name gegevens over milieu- en ruimtevaartduurzaamheidsaspecten bevat.
-
4.De Commissie stelt overeenkomstig artikel 45 gedelegeerde handelingen vast om deze verordening aan te vullen door de kenmerken te specificeren van, en de methode en de processen vast te stellen voor, het bijhouden en actualiseren van de in lid 3 van dit artikel bedoelde databank.
-
5.Het toepassingsgebied van overeenkomstig lid 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen is beperkt tot:
a) |
de ruimteactiva die eigendom zijn van de Unie, als bedoeld in artikel 5, lid 2, en artikel 19, lid 10; |
b) |
de ruimteactiva die eigendom zijn van de in artikel 19 bedoelde contractanten, als bedoeld in artikel 5, lid 4, en artikel 19, lid 10. |
HOOFDSTUK II
Diensten en deelnemers
Artikel 9
Diensten voor de overheid
-
1.Diensten voor de overheid worden verleend aan de in artikel 11, leden 1, 2 en 3, bedoelde deelnemers aan het programma.
-
2.De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen nadere regels voor de verlening van diensten voor de overheid vast, door rekening te houden met artikel 66 van Verordening (EU) 2021/696, op basis van de geconsolideerde vraag naar huidige en verwachte noden voor de verschillende diensten zoals samen met de lidstaten in kaart is gebracht, en de dynamische toewijzing van de middelen en de prioritering van de diensten voor de overheid tussen de verschillende programmadeelnemers naargelang hoe relevant en kritiek de behoeften van de gebruikers zijn en, waar dat passend is, naargelang kostenefficiëntie.
-
3.De in artikel 10, lid 1, bedoelde diensten voor de overheid worden kosteloos aan door de overheid gemachtigde gebruikers verleend.
-
4.De Commissie koopt de in artikel 10, lid 2, bedoelde diensten tegen marktvoorwaarden, overeenkomstig de toepasselijke bepalingen van het Financieel Reglement, teneinde de verlening van die diensten aan alle lidstaten te garanderen. De precieze capaciteit en begrotingstoewijzing voor die diensten wordt in de in lid 2 van dit artikel bedoelde uitvoeringshandeling bepaald op basis van de inbreng van de lidstaten.
-
5.In afwijking van lid 3 van dit artikel bepaalt de Commissie, in naar behoren gemotiveerde gevallen waarin het strikt noodzakelijk is om vraag en aanbod van diensten voor de overheid op elkaar af te stemmen, door middel van uitvoeringshandelingen een prijsbeleid dat in overeenstemming moet zijn met het in artikel 63, lid 1, van Verordening (EU) 2021/696 bedoelde prijsbeleid.
Door een prijsbeleid vast te stellen, waarborgt de Commissie dat de verlening van de diensten voor de overheid de mededinging niet verstoort, dat er geen tekort aan deze diensten voor de overheid optreedt en dat de vastgestelde prijs niet leidt tot overcompensatie van de in artikel 19 bedoelde contractanten.
-
6.De in de leden 2 en 5 van dit artikel bedoelde uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 47, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
-
7.De geleidelijke verlening van diensten voor de overheid wordt gewaarborgd overeenkomstig het in artikel 10, lid 1, bedoelde dienstenpakket, onder voorbehoud van de beschikbaarheid van de infrastructuur van het beveiligde connectiviteitssysteem, na uitvoering van de in artikel 4, lid 1, punten a) en b), bedoelde activiteiten, en voortbouwend op en gebruikmakend van bestaande diensten en capaciteiten, naargelang het geval.
-
8.De lidstaten worden gelijk behandeld wanneer zij diensten voor de overheid verlenen overeenkomstig hun behoeften als bedoeld in artikel 25, lid 7.
Artikel 10
Dienstenpakket voor diensten voor de overheid
-
1.Het dienstenpakket voor diensten voor de overheid wordt opgesteld overeenkomstig lid 4 van dit artikel. Het bevat ten minste de onderstaande categorieën diensten en vormt een aanvulling op het dienstenpakket voor de GOVSATCOM-diensten die zijn bedoeld in artikel 63, lid 3, van Verordening (EU) 2021/696:
a) |
diensten die beperkt zijn tot door de overheid gemachtigde gebruikers op basis van de overheidsinfrastructuur, die een hoog beveiligingsniveau vereisen en die niet geschikt zijn voor diensten als bedoeld in lid 2 van dit artikel, zoals solide wereldwijde diensten met lage latentie of solide ruimtegegevensdoorgifte; |
b) |
quantumcommunicatiediensten, zoals QKD-diensten. |
-
2.Het dienstenpakket voor diensten voor de overheid bevat tevens diensten aan door de overheid gemachtigde gebruikers op basis van de commerciële infrastructuur, zoals gegarandeerde wereldwijde lagelatentiediensten of wereldwijde smalbanddiensten.
-
3.Het dienstenpakket voor diensten voor de overheid omvat ook de technische specificaties voor elke dienstencategorie, zoals geografische dekking, frequentie, bandbreedte, gebruikersapparatuur en beveiligingskenmerken.
-
4.De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen het dienstenpakket voor diensten voor de overheid vast. Die uitvoeringshandelingen worden gebaseerd op de in lid 5 van dit artikel bedoelde operationele vereisten, op de inbreng van de lidstaten en op de toepasselijke in artikel 30, lid 3, bedoelde algemene beveiligingsvereisten.
Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 47, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
-
5.De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen de operationele vereisten voor diensten voor de overheid vast in de vorm van technische specificaties en uitvoeringsplannen die met name verband houden met crisisbeheer, omgevingsbewustzijn, beheer van belangrijke infrastructuur, waaronder diplomatieke en defensiecommunicatienetwerken, en andere behoeften van door de overheid gemachtigde gebruikers. Die operationele vereisten worden gebaseerd op de vereisten van de gebruikers van het programma, die zijn toegesneden op de bevestigde vraag, en waarbij rekening wordt gehouden met de vereisten die voortvloeien uit bestaande gebruikersapparatuur en netwerken, alsook met de operationele vereisten voor GOVSATCOM-diensten die zijn vastgesteld overeenkomstig artikel 63, lid 2, van Verordening (EU) 2021/696. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 47, lid 3, van deze verordening bedoelde onderzoeksprocedure.
-
6.De voorwaarden voor het verlenen van diensten via de commerciële infrastructuur, en de daaraan verbonden risico’s, worden vastgelegd in de in artikel 19 bedoelde overeenkomsten.
Artikel 11
Deelnemers aan en bevoegde autoriteiten voor het programma
-
1.De lidstaten, de Raad, de Commissie en de EDEO zijn deelnemers aan het programma voor zover zij de gebruikers van de diensten voor de overheid machtigingen verlenen of capaciteit, locaties of faciliteiten verschaffen.
-
2.Agentschappen en organen van de Unie kunnen alleen deelnemer aan het programma worden voor zover dit voor de uitoefening van hun taken noodzakelijk is en volgens de gedetailleerde regels die zijn vastgelegd in een administratieve overeenkomst tussen het betrokken agentschap of orgaan en de instelling van de Unie die er toezicht op houdt.
-
3.Derde landen en internationale organisaties kunnen deelnemer aan het programma worden overeenkomstig artikel 39.
-
4.Elke deelnemer aan het programma wijst één bevoegde autoriteit voor beveiligde connectiviteit aan.
Deelnemers aan het programma worden geacht de in de eerste alinea bedoelde vereiste na te leven indien zij aan beide volgende criteria voldoen:
a) |
zij zijn ook GOVSATCOM-deelnemers in overeenstemming met artikel 68 van Verordening (EU) 2021/696; |
b) |
zij hebben overeenkomstig artikel 68, lid 4, van Verordening (EU) 2021/696 een bevoegde autoriteit aangewezen. |
-
5.De prioritering van diensten voor de overheid tussen de gebruikers die door elke deelnemer aan het programma zijn gemachtigd, wordt door die deelnemer aan het programma vastgesteld en uitgevoerd.
-
6.Een bevoegde autoriteit voor beveiligde connectiviteit als bedoeld in lid 4 waarborgt dat:
a) |
het gebruik van diensten voor de overheid gebeurt met naleving van de algemene, in artikel 30, lid 3, bedoelde, algemene beveiligingsvereisten; |
b) |
de toegangsrechten voor de diensten voor de overheid worden vastgesteld en beheerd; |
c) |
de gebruikersapparatuur die nodig is voor het gebruik van de diensten voor de overheid en de bijbehorende informatie en verbindingen voor elektronische communicatie worden gebruikt en beheerd overeenkomstig de in artikel 30, lid 3, bedoelde algemene beveiligingsvereisten; |
d) |
er een centraal contactpunt wordt ingesteld om, voor zover nodig, te assisteren bij het melden van veiligheidsrisico’s en -dreigingen, met name wat betreft het opsporen van potentieel schadelijke elektromagnetische interferentie die gevolgen heeft voor de diensten in het kader van het programma. |
Artikel 12
Gebruikers van de diensten voor de overheid
-
1.De volgende entiteiten kunnen gemachtigd worden als gebruikers van diensten voor de overheid:
a) |
een overheidsinstantie van de Unie of van een lidstaat, of een met de uitoefening van openbaar gezag belast orgaan; |
b) |
een natuurlijk persoon of rechtspersoon die namens en onder de zeggenschap van een in punt a) bedoelde entiteit handelt. |
-
2.De in lid 1 van dit artikel bedoelde gebruikers van diensten voor de overheid worden naar behoren door de in artikel 11 bedoelde deelnemers aan het programma gemachtigd om de diensten voor de overheid te gebruiken, en leven de in artikel 30, lid 3, bedoelde algemene beveiligingsvereisten na.
HOOFDSTUK III
Begrotingsbijdrage en financieringsmechanismen
Artikel 13
Begroting
-
1.De financiële middelen voor de uitvoering van het programma voor de periode van 1 januari 2023 tot en met 31 december 2027, met inbegrip van die voor de daarmee samenhangende risico’s, bedragen 1,65 miljard EUR in lopende prijzen.
Het in de eerste alinea genoemde bedrag wordt indicatief als volgt verdeeld over de rubrieken van het MFK 2021-2027 verdeeld:
a) |
1 miljard EUR uit rubriek 1 (Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid); |
b) |
0,5 miljard EUR uit rubriek 5 (Veiligheid en defensie); |
c) |
0,15 miljard EUR uit rubriek 6 (Nabuurschap en internationaal beleid). |
-
2.Het programma wordt aangevuld met een bedrag van 0,75 miljard EUR aan financiering uit het Horizon Europa-programma, de GOVSATCOM-component en het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking (NDICI), met indicatieve maximumbedragen van respectievelijk 0,38 miljard EUR, 0,22 miljard EUR en 0,15 miljard EUR. Deze financiering wordt uitgevoerd met naleving van de doelstellingen, regels en procedures van respectievelijk Verordening (EU) 2021/695 en Besluit (EU) 2021/764, en Verordeningen (EU) 2021/696 en (EU) 2021/947.
-
3.Het in de eerste alinea van lid 1 van dit artikel genoemde bedrag wordt gebruikt ter dekking van alle activiteiten die nodig zijn om de in artikel 3, lid 1, punt a), bedoelde doelstellingen te verwezenlijken en ter dekking van de aankoop van diensten bedoeld in artikel 9, lid 4. Die uitgaven kunnen ook betrekking hebben op:
a) |
studies en bijeenkomsten van deskundigen, met name in verband met de naleving van de kosten- en tijdsbeperkingen; |
b) |
voorlichtings- en communicatieacties, inclusief de institutionele communicatie over de beleidsprioriteiten van de Unie, voor zover deze rechtstreeks verband houden met de doelstellingen van deze verordening, met name met het oog op de totstandbrenging van synergie met ander beleid van de Unie; |
c) |
de informatietechnologienetwerken waarmee informatie wordt verwerkt of uitgewisseld, en de door de Commissie getroffen administratieve beheersmaatregelen, onder meer op het gebied van beveiliging; |
d) |
technische en administratieve bijstand voor het uitvoeren van het programma, zoals werkzaamheden op het gebied van voorbereiding, monitoring, controle, audit en evaluatie, onder meer van institutionele informatietechnologiesystemen. |
-
4.Acties die cumulatieve financiering uit verschillende programma’s van de Unie ontvangen, worden slechts één keer onderworpen aan een audit die betrekking heeft op alle betrokken programma’s en de desbetreffende toepasselijke voorschriften.
-
5.De vastleggingen in de begroting voor activiteiten waarvan de uitvoering zich over meer dan één begrotingsjaar uitstrekt, mogen in jaartranches worden verdeeld.
-
6.Aan de lidstaten toegewezen middelen in gedeeld beheer kunnen, op verzoek van de betrokken lidstaat, onder de voorwaarden van artikel 26 van Verordening (EU) 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad (28) worden overgedragen naar het programma. De Commissie voert die middelen overeenkomstig artikel 62, lid 1, eerste alinea, punt a), van het Financieel Reglement op directe wijze dan wel overeenkomstig artikel 62, lid 1, eerste alinea, punt c), van het Financieel Reglement op indirecte wijze uit. Deze middelen worden gebruikt ten voordele van de betrokken lidstaat.
Artikel 14
Cumulatieve en alternatieve financiering
Aan een actie waaraan een bijdrage uit hoofde van het programma is toegekend, kan ook een bijdrage uit een ander programma van de Unie worden toegekend, inclusief middelen in gedeeld beheer, op voorwaarde dat de bijdragen niet dezelfde kosten dekken. De regels van het desbetreffende programma van de Unie zijn van toepassing op de overeenkomstige bijdrage aan de actie. De cumulatieve financiering mag niet hoger zijn dan de totale subsidiabele kosten van de actie. De steun uit de verschillende programma’s van de Unie kan op een pro-ratabasis worden berekend in overeenstemming met de documenten waarin de steunvoorwaarden zijn vastgelegd.
Artikel 15
Aanvullende bijdragen aan het programma
-
1.Het programma kan aanvullende financiële bijdragen of bijdragen in natura ontvangen van:
a) |
agentschappen en organen van de Unie; |
b) |
lidstaten, in overeenstemming met desbetreffende overeenkomsten; |
c) |
derde landen die aan het programma deelnemen, in overeenstemming met desbetreffende overeenkomsten, of |
d) |
internationale organisaties, in overeenstemming met desbetreffende overeenkomsten. |
-
2.De in lid 1 van dit artikel bedoelde aanvullende financiële bijdrage en de ontvangsten krachtens artikel 9, lid 5, van deze verordening worden behandeld als externe bestemmingsontvangsten overeenkomstig artikel 21, lid 5, van het Financieel Reglement.
Artikel 16
ESA-bijdrage
ESA kan overeenkomstig zijn eigen interne regels en procedures via facultatieve ESA-programma’s bijdragen aan de ontwikkelings- en valideringsactiviteiten van het programma die voortvloeien uit de in artikel 19, lid 1, bedoelde aanpak voor aanbestedingen, waarbij de essentiële veiligheidsbelangen van de Unie en haar lidstaten worden beschermd.
Artikel 17
Bijdrage van de particuliere sector
De in artikel 19 bedoelde contractanten financieren de in artikel 5 bedoelde commerciële infrastructuur volledig, dit om de in artikel 3, lid 1, punt b), bedoelde doelstelling te verwezenlijken.
Artikel 18
Uitvoering en vormen van financiering van de Unie
-
1.Het programma wordt uitgevoerd in direct beheer overeenkomstig het Financieel Reglement of in indirect beheer met organen als bedoeld in artikel 62, lid 1, eerste alinea, punt c), van het Financieel Reglement.
-
2.In het kader van het programma kan financiering worden verstrekt in een van de in het Financieel Reglement vastgelegde vormen, met name subsidies, prijzen en aanbestedingen. Tevens kan financiering worden verstrekt in de vorm van financieringsinstrumenten in het kader van blendingverrichtingen.
HOOFDSTUK IV
Uitvoering van het programma
Artikel 19
Uitvoeringsmodel
-
1.Het programma wordt, naargelang het geval, gefaseerd uitgevoerd totdat de in artikel 4 vastgestelde activiteiten zijn voltooid. De Commissie ziet er in coördinatie met de lidstaten op toe dat bij de aanbesteding een zo breed mogelijke mededinging mogelijk is, teneinde een passende deelname van de gehele industriële waardeketen te bevorderen voor de opdrachten in verband met de verlening van de in artikel 10, lid 1, bedoelde diensten en de opdrachten in verband met de aankoop van de in artikel 10, lid 2, bedoelde diensten.
-
2.De in artikel 4 van deze verordening bedoelde activiteiten worden uitgevoerd door middel van verscheidene opdrachten die worden gegund met inachtneming van het Financieel Reglement en de aanbestedingsbeginselen in artikel 20 van deze verordening, en de vorm kunnen aannemen van concessieovereenkomsten, overeenkomsten voor leveringen, diensten of werken, dan wel gemengde overeenkomsten.
-
3.De in dit artikel bedoelde opdrachten worden in direct of indirect beheer aanbesteed en kunnen de vorm aannemen van een interinstitutionele aanbesteding als bedoeld in artikel 165, lid 1, van het Financieel Reglement, van de Commissie en het Agentschap, waarbij de Commissie de rol van leidende aanbestedende dienst op zich neemt.
-
4.De in lid 1 van dit artikel bedoelde aanpak voor aanbestedingen en de in dit artikel bedoelde opdrachten voldoen aan de in artikel 9, lid 2, en artikel 10, leden 4 en 5, bedoelde uitvoeringshandelingen.
-
5.Indien het resultaat van de in lid 1 van dit artikel bedoelde aanpak van de aanbesteding de vorm aanneemt van concessieovereenkomsten, worden in die concessieovereenkomsten de architectuur van de overheidsinfrastructuur van het beveiligde connectiviteitssysteem, de rollen, verantwoordelijkheden, financiële regeling en verdeling van de risico’s tussen de Unie en de contractanten vastgelegd, door inachtneming van de eigendomsregeling krachtens artikel 6 en de financiering van het programma krachtens hoofdstuk III.
-
6.Indien er geen concessieovereenkomst wordt gegund, waarborgt de Commissie een optimale verwezenlijking van de in artikel 3, lid 1, punt a), bedoelde doelstelling door, naargelang het geval, een opdracht voor leveringen, diensten of werken of een gemengde opdracht aan te besteden.
-
7.De Commissie neemt de nodige maatregelen om de continuïteit van de diensten voor de overheid te waarborgen indien de in dit artikel bedoelde contractanten niet in staat zijn hun verplichtingen na te komen.
-
8.In voorkomend geval kunnen de aanbestedingsprocedures voor de in dit artikel bedoelde opdrachten ook de vorm aannemen van gezamenlijke aanbestedingen met de lidstaten, in overeenstemming met artikel 165, lid 2, van het Financieel Reglement.
-
9.De in dit artikel bedoelde overeenkomsten waarborgen met name dat bij de verlening van op commerciële infrastructuur gebaseerde diensten de wezenlijke belangen van de Unie en de in artikel 3 genoemde algemene en specifieke doelstellingen van het programma worden geëerbiedigd. Voorts bevatten zij passende waarborgen om overcompensatie van de in dit artikel bedoelde contractanten, concurrentieverstoringen, belangenconflicten, onrechtmatige discriminatie of andere verborgen indirecte voordelen te voorkomen. Dergelijke waarborgen kunnen de verplichting omvatten om de boekhouding inzake de verlening van diensten voor de overheid en de verlening van commerciële diensten te scheiden, ook als dat het opzetten van een entiteit inhoudt die structureel en juridisch losstaat van de verticaal geïntegreerde exploitant voor de verlening van diensten voor de overheid, en om open, eerlijke en niet-discriminerende toegang te verlenen tot de infrastructuur die nodig is voor het verlenen van de commerciële diensten. De overeenkomsten bevatten tevens de garantie dat gedurende hun gehele looptijd aan de voorwaarden van artikel 22 wordt voldaan.
-
10.Wanneer de diensten voor de overheid en commerciële diensten gebruikmaken van gemeenschappelijke subsystemen of interfaces om synergie te waarborgen, wordt in de in dit artikel bedoelde overeenkomsten ook bepaald welke van die interfaces en gemeenschappelijke subsystemen deel uitmaken van de overheidsinfrastructuur, dit om de bescherming van de veiligheidsbelangen van de Unie en haar lidstaten te waarborgen.
Artikel 20
Aanbestedingsbeginselen
-
1.Aanbestedingen in het kader van het programma worden uitgevoerd overeenkomstig de aanbestedingsregels van het Financieel Reglement.
-
2.Bij aanbestedingsprocedures in het kader van het programma, neemt de aanbestedende dienst naast de beginselen van het Financieel Reglement ook de volgende beginselen in acht:
a) |
bevordering, in alle lidstaten in de gehele Unie en in de hele toeleveringsketen, van een zo breed en open mogelijke deelname van marktdeelnemers, in het bijzonder nieuwe marktdeelnemers, start-ups en kmo’s, inclusief in het geval van uitbesteding door de inschrijvers; |
b) |
waarborging van daadwerkelijke mededinging in de aanbestedingsprocedure en, waar mogelijk, voorkoming van afhankelijkheid van één enkele aanbieder, met name wat kritieke uitrusting en diensten betreft, waarbij rekening moet worden gehouden met de doelstellingen van technologische onafhankelijkheid en continuïteit van dienstverlening; |
c) |
inachtneming van de beginselen van open toegang en mededinging, door inschrijving op basis van transparante en tijdige informatieverstrekking, duidelijke bekendmaking van de geldende aanbestedingsregels en -procedures, selectie- en gunningscriteria en alle andere relevante informatie die voor alle potentiële inschrijvers een gelijk speelveld garandeert; |
d) |
bescherming van de veiligheid en het algemeen belang van de Unie en haar lidstaten, ook door de Unie strategisch autonomer te maken, met name wat betreft technologie, door risicobeoordelingen te verrichten en risicobeperkende maatregelen toe te passen, bijvoorbeeld wanneer er slechts één aanbieder beschikbaar is; |
e) |
naleving van de, in artikel 30, lid 3, bedoelde, algemene beveiligingsvereisten en levering van een bijdrage aan de bescherming van de essentiële veiligheidsbelangen van de Unie en haar lidstaten; |
f) |
gebruik, in afwijking van artikel 167 van het Financieel Reglement, waar passend, van meer dan één leverancier om een betere algemene controle van de onderdelen, de kosten en het tijdschema van het programma te waarborgen; |
g) |
bevordering van de toegankelijk, continuïteit en betrouwbaarheid van de dienstverlening; |
h) |
vergroting van de veiligheid en de duurzaamheid van de activiteiten in de kosmische ruimte door toepassing van adequate maatregelen overeenkomstig de bepalingen van artikel 8; |
i) |
waarborging van de daadwerkelijke bevordering van gelijke kansen voor iedereen, de totstandbrenging van gendermainstreaming, en van de genderdimensie, en streven naar het aanpakken van de oorzaken van genderongelijkheid, met bijzondere aandacht voor het waarborgen van genderevenwicht in evaluatiepanels. |
Artikel 21
Uitbesteding
-
1.Om nieuwe marktdeelnemers, start-ups en kmo’s in de gehele Unie aan te moedigen, de grensoverschrijdende deelname ervan te bevorderen en een zo groot mogelijke geografische dekking te bieden en tegelijk de autonomie van de Unie te beschermen, verzoekt de aanbestedende dienst de inschrijver een deel van de overeenkomst door middel van een open aanbesteding op het passende uitbestedingsniveau uit te besteden aan bedrijven buiten de groep van de inschrijver.
-
2.Voor overeenkomsten van meer dan 10 miljoen EUR ziet de aanbestedende dienst erop toe dat ten minste 30 % van de waarde van de overeenkomst door middel van een open aanbesteding op verschillende uitbestedingsniveaus wordt uitbesteed aan bedrijven buiten de groep waartoe de hoofdinschrijver behoort, met name om de grensoverschrijdende deelname van kmo’s aan het ruimte-ecosysteem mogelijk te maken.
-
3.De inschrijver motiveert elke niet-inwilliging van een verzoek krachtens lid 1 en elke afwijking van het in lid 2 vermelde percentage.
-
4.De Commissie informeert het in artikel 47 bedoelde programmacomité over de verwezenlijking van de in de leden 1 en 2 van dit artikel bedoelde doelstellingen met betrekking tot overeenkomsten die zijn ondertekend na 20 maart 2023.
Artikel 22
Subsidiabiliteits- en deelnamevoorwaarden ter handhaving van de veiligheid, integriteit en veerkracht van de operationele systemen van de Unie
Op de bij de uitvoering van het programma uitgevoerde aanbestedingsprocedures zijn subsidiabiliteits- en deelnamevoorwaarden van toepassing waarmee, indien nodig en passend, de integriteit en veerkracht van de operationele systemen van de Unie als vastgelegd in artikel 24 van Verordening (EU) 2021/696 worden beschermd, rekening houdend met het doel van bevordering van de strategische autonomie van de Unie, met name op technologisch gebied voor cruciale technologieën en waardeketens, met behoud van een open economie.
Artikel 23
Bescherming van de financiële belangen van de Unie
Indien een derde land door middel van een besluit vastgesteld op grond van een internationale overeenkomst of op basis van een ander rechtsinstrument aan het programma deelneemt, verleent het derde land de nodige rechten en toegang aan de verantwoordelijke ordonnateur, OLAF en de Rekenkamer, zodat deze hun respectieve bevoegdheden ten volle kunnen uitoefenen. In het geval van OLAF omvatten dergelijke rechten het recht om onderzoeken, met inbegrip van controles en verificaties ter plaatse, uit te voeren als bepaald in Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013.
HOOFDSTUK V
Governance van het programma
Artikel 24
Governancebeginselen
De governance van het programma wordt gebaseerd op de volgende beginselen:
a) |
een duidelijke verdeling van taken en verantwoordelijkheden tussen de entiteiten die betrokken zijn bij de uitvoering van het programma; |
b) |
zorgen voor de relevantie van de governancestructuur voor de specifieke behoeften van het programma en de maatregelen, naargelang van toepassing; |
c) |
strenge controle van het programma, onder meer op de strikte eerbiediging van de kosten, het tijdschema en de prestaties door alle entiteiten, volgens hun eigen rollen en de aan hen toevertrouwde taken overeenkomstig deze verordening; |
d) |
transparant en kostenefficiënt beheer; |
e) |
continuïteit van de dienstverlening en continuïteit van de noodzakelijke infrastructuur, met inbegrip van veiligheidsmonitoring en -beheer, alsook bescherming tegen relevante bedreigingen; |
f) |
systematische en gestructureerde aandacht voor de behoeften van gebruikers van de gegevens, informatie en diensten die in het kader van het programma zijn verstrekt of verleend, en van de daaraan verbonden wetenschappelijke en technologische vooruitgang; |
g) |
voortdurende inspanningen om risico’s te beheersen en te beperken. |
Artikel 25
Rol van de lidstaten
-
1.De lidstaten kunnen een bijdrage leveren door middel van hun technische bekwaamheid, kennis en bijstand, met name op het gebied van veiligheid en beveiliging, of, indien passend en mogelijk, door gegevens, informatie, diensten en infrastructuur die zich op hun grondgebied bevinden ter beschikking van het programma te stellen.
-
2.Zo mogelijk streven de lidstaten ernaar de samenhang en complementariteit tussen het programma en de relevante activiteiten en de interoperabiliteit van hun capaciteiten in het kader van hun herstel- en veerkrachtplannen krachtens Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad (29) te waarborgen.
-
3.De lidstaten nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat het programma soepel functioneert.
-
4.De lidstaten kunnen de voor het programma benodigde frequenties op het passende niveau helpen beveiligen en beschermen.
-
5.De lidstaten en de Commissie kunnen samenwerken om de acceptatie van de in het kader van het programma verleende diensten voor de overheid te verbreden.
-
6.Wat beveiliging betreft, verrichten de lidstaten de in artikel 42 van Verordening (EU) 2021/696 bedoelde taken.
-
7.De lidstaten geven hun operationele behoeften aan om de capaciteit te consolideren en hun diensten voor de overheid nader te specificeren. Daarnaast adviseren zij de Commissie over alle aangelegenheden binnen hun respectieve bevoegdheidsgebieden, met name door input te leveren voor de opstelling van de uitvoeringshandelingen.
-
8.De Commissie kan door middel van bijdrageovereenkomsten specifieke taken toewijzen aan organisaties van de lidstaten, mits die door de betrokken lidstaat zijn aangewezen. De Commissie stelt bijdragebesluiten inzake de bijdrageovereenkomsten vast door middel van uitvoeringshandelingen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 47, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.
Artikel 26
Rol van de Commissie
-
1.De Commissie heeft de algemene verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het programma, ook op het gebied van beveiliging, onverminderd de prerogatieven van de lidstaten op het gebied van nationale veiligheid. Overeenkomstig deze verordening en naargelang de naar behoren vastgestelde gebruikersvereisten bepaalt de Commissie de prioriteiten en de ontwikkeling van het programma, en houdt zij toezicht op de uitvoering ervan, onverminderd ander beleid van de Unie.
-
2.De Commissie zorgt voor een duidelijke verdeling van de taken en verantwoordelijkheden tussen de verschillende entiteiten die betrokken zijn bij het programma en coördineert de activiteiten van die entiteiten. De Commissie zorgt er ook voor dat alle entiteiten die met de uitvoering van het programma zijn belast, de belangen van de Unie beschermen, het goede beheer van de middelen van de Unie waarborgen en het Financieel Reglement en deze verordening naleven.
-
3.De Commissie besteedt de in artikel 19 bedoelde opdrachten aan en gunt ze, en ondertekent de in dat artikel bedoelde overeenkomsten.
-
4.De Commissie kan taken met betrekking tot het programma in indirect beheer toevertrouwen aan het Agentschap en ESA, overeenkomstig hun respectieve rollen en verantwoordelijkheden in overeenstemming met de artikelen 27 en 28. Om de verwezenlijking van de in artikel 3 bedoelde doelstellingen te vergemakkelijken en een zo efficiënt mogelijke samenwerking tussen de Commissie, het Agentschap en ESA te bevorderen, kan de Commissie met elke belaste entiteit, bijdrageovereenkomsten sluiten.
De Commissie stelt bijdragebesluiten inzake de bijdrageovereenkomsten vast door middel van uitvoeringshandelingen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 47, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.
-
5.Onverminderd de in artikel 19 bedoelde taken van de contractanten, het Agentschap of andere belaste entiteiten, waarborgt de Commissie de acceptatie en het gebruik van de diensten voor de overheid. Ook waarborgt zij de complementariteit, consistentie, synergie en verbanden tussen het programma en andere acties en programma’s van de Unie.
-
6.Waar passend zorgt de Commissie voor de samenhang van de activiteiten die in het kader van het programma worden verricht met de activiteiten die reeds op het gebied van ruimtevaart worden verricht op Unie-, nationaal of internationaal niveau. De Commissie bevordert samenwerking tussen de lidstaten, faciliteert de interoperabiliteit van hun technologische capaciteiten en ontwikkelingen op ruimtevaartgebied en streeft, indien relevant voor het programma, naar samenhang van het beveiligde connectiviteitssysteem met de relevante activiteiten en de interoperabiliteit van de capaciteiten die in het kader van de nationale herstel- en veerkrachtplannen zijn ontwikkeld.
-
7.De Commissie stelt het Europees Parlement en het in artikel 47, lid 1, bedoelde programmacomité in kennis van de tussentijdse en eindresultaten van de evaluatie van de aanbestedingsprocedures en van overeenkomsten, met inbegrip van uitbestedingen, met publieke en private entiteiten.
Artikel 27
Rol van het Agentschap
-
1.De eigen taak van het Agentschap bestaat erin, via zijn raad voor beveiligingshomologatie en overeenkomstig titel V, hoofdstuk II, van Verordening (EU) 2021/696, de beveiligingshomologatie van de overheidsinfrastructuur en van de diensten voor de overheid te waarborgen.
-
2.De Commissie vertrouwt, door middel van een of meer bijdrageovereenkomsten en afhankelijk van de operationele paraatheid van het Agentschap, met name wat voldoende personele middelen betreft, de volgende taken aan het Agentschap toe:
a) |
het gehele of een deel van het operationele beheer van de overheidsinfrastructuur van het programma; |
b) |
de operationele beveiliging van de overheidsinfrastructuur, met inbegrip van risico- en dreigingsanalyse en veiligheidsmonitoring, met name het vaststellen van technische specificaties en operationele procedures, en monitoren of die aan de in artikel 30, lid 3, bedoelde algemene beveiligingsvereisten voldoen; |
c) |
de verlening van de diensten voor de overheid, met name via de GOVSATCOM-hub; |
d) |
het beheer van de in artikel 19 bedoelde opdrachten nadat die zijn gegund en de gunningsovereenkomsten daarvan zijn ondertekend; |
e) |
de overkoepelende coördinatie van de gebruikersgerelateerde aspecten van de diensten voor de overheid, in nauwe samenwerking met de lidstaten, de relevante agentschappen van de Unie, de EDEO en andere entiteiten; |
f) |
het ondernemen van activiteiten met betrekking tot de gebruikersacceptatie van in het kader van het programma aangeboden diensten, zonder dat dit van invloed is op de activiteiten van de contractanten uit hoofde van de in artikel 19 bedoelde overeenkomsten. |
-
3.De Commissie kan, via een of meer bijdrageovereenkomsten, het Agentschap andere taken toevertrouwen op basis van de behoeften van het programma.
-
4.Indien activiteiten aan het Agentschap worden toevertrouwd, wordt voor passende financiële, personele en administratieve middelen voor de uitvoering daarvan gezorgd. Te dien einde kan de Commissie een deel van de begroting voor de aan het Agentschap toevertrouwde activiteiten bestemmen voor de financiering van de personele middelen die nodig zijn voor de uitvoering daarvan.
-
5.In afwijking van artikel 62, lid 1, van het Financieel Reglement en afhankelijk van de evaluatie door de Commissie van de bescherming van de belangen van de Unie kan het Agentschap door middel van bijdrageovereenkomsten andere entiteiten specifieke activiteiten toevertrouwen binnen hun respectieve bevoegdheidsgebieden, onder de voorwaarden van indirect beheer die van toepassing zijn op de Commissie.
Artikel 28
Rol van ESA
-
1.Mits het belang van de Unie wordt beschermd, worden de volgende taken aan ESA toevertrouwd, mits die binnen het vakgebied van ESA vallen:
a) |
het toezicht op de in artikel 4, lid 1, punt a), bedoelde ontwikkelings-, validatie- en bijbehorende inzetactiviteiten, en op de in artikel 4, lid 1, punt e), bedoelde ontwikkeling die in het kader van de in artikel 19 bedoelde overeenkomsten worden ondernomen, overeenkomstig de voorwaarden die worden vastgelegd in de in artikel 26, lid 4, bedoelde bijdrageovereenkomsten, waarbij wordt gezorgd voor coördinatie tussen de bij dit artikel aan ESA toevertrouwde taken en begrotingsmiddelen en een eventuele bijdrage van ESA als bedoeld in artikel 16; |
b) |
het bieden van zijn expertise aan de Commissie, ook ten behoeve van de voorbereiding van de specificaties en de uitvoering van de technische aspecten van het programma; |
c) |
het bieden van steun ten aanzien van de beoordeling van overeenkomsten die zijn gesloten uit hoofde van artikel 19; |
d) |
taken in verband met het ruimte- en bijbehorende grondsegment van EuroQCI bedoeld in artikel 4, lid 1, punt c). |
-
2.Op basis van een beoordeling door de Commissie kunnen andere taken aan ESA worden toevertrouwd op basis van de behoeften van het programma, mits die taken de activiteiten die door een andere in het kader van het programma met uitvoering belaste entiteit worden uitgevoerd, niet dupliceren en erop zijn gericht de efficiëntie van de uitvoering van de activiteiten van het programma te verbeteren.
HOOFDSTUK VI
Beveiliging van het programma
Artikel 29
Beginselen van de beveiliging
Artikel 33 van Verordening (EU) 2021/696 is van toepassing op het programma.
Artikel 30
Beveiligingsgovernance
-
1.De Commissie zorgt binnen haar bevoegdheidsgebied en met ondersteuning van het Agentschap voor een hoge mate van beveiliging, in het bijzonder met betrekking tot:
a) |
de bescherming van de infrastructuur, zowel op de grond als in de ruimte, en de dienstverlening, in het bijzonder tegen fysieke of cyberaanvallen, waaronder de verstoring van gegevensstromen; |
b) |
het toezicht op en beheer van technologieoverdrachten; |
c) |
de ontwikkeling en het behoud binnen de Unie van de verworven deskundigheid en kennis; |
d) |
de bescherming van gevoelige niet-gerubriceerde en gerubriceerde informatie. |
-
2.De Commissie raadpleegt de Raad en de lidstaten over de specificatie en het ontwerp van elk aspect van de EuroQCI-infrastructuur, met name de QKD voor de bescherming van EUCI.
De evaluatie en goedkeuring van encryptieproducten voor de bescherming van EUCI worden uitgevoerd met inachtneming van de respectieve rollen en bevoegdheidsgebieden van de Raad en de lidstaten.
De instantie voor beveiligingshomologatie verifieert in het kader van de beveiligingshomologatieprocedure dat alleen goedgekeurde encryptieproducten worden gebruikt.
-
3.Voor de toepassing van lid 1 van dit artikel zorgt de Commissie ervoor dat voor de in artikel 5, lid 2, bedoelde overheidsinfrastructuur een risico- en dreigingsanalyse wordt uitgevoerd. Op basis van die analyse stelt zij door middel van uitvoeringshandelingen de algemene beveiligingsvereisten vast. Daarbij houdt de Commissie rekening met de gevolgen van die vereisten voor het soepel functioneren van de overheidsinfrastructuur, met name wat de kosten, het risicobeheer en het tijdschema betreft, zorgt zij ervoor dat het algemene beveiligingsniveau niet afneemt, geen afbreuk wordt gedaan aan het functioneren van die apparatuur, en dat rekening wordt gehouden met cyberbeveiligingsrisico’s. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 47, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
-
4.Artikel 34, leden 3 tot en met 7, van Verordening (EU) 2021/696 is van toepassing op het programma. Voor de toepassing van deze verordening wordt de term “onderdeel” in artikel 34 van Verordening (EU) 2021/696 gelezen als “overheidsinfrastructuur”, met inbegrip van diensten voor de overheid, en gelden alle verwijzingen naar artikel 34, lid 2, van Verordening (EU) 2021/696 als verwijzingen naar lid 3 van dit artikel.
Artikel 31
Beveiliging van het systeem en de diensten die worden ingezet
In alle gevallen waarin het functioneren van het systeem of de verlening van de diensten voor de overheid van invloed kan zijn op de veiligheid van de Unie of haar lidstaten, is Besluit (GBVB) 2021/698 van toepassing.
Artikel 32
Instantie voor beveiligingshomologatie
De raad voor beveiligingshomologatie, zoals binnen het Agentschap ingesteld bij artikel 72, lid 1, punt c), van Verordening (EU) 2021/696, is de instantie voor de beveiligingshomologatie van de overheidsinfrastructuur en daarmee verband houdende diensten voor de overheid van het programma.
Artikel 33
Algemene beginselen van beveiligingshomologatie
Beveiligingshomologatieactiviteiten met betrekking tot het programma worden uitgevoerd overeenkomstig de beginselen van artikel 37, punten a) tot en met j), van Verordening (EU) 2021/696. Voor de toepassing van deze verordening wordt de term “onderdeel” in artikel 37 van Verordening (EU) 2021/696 gelezen als “overheidsinfrastructuur”, en gelden alle verwijzingen naar artikel 34, lid 2, van Verordening (EU) 2021/696 als verwijzingen naar artikel 27, lid 2, van deze verordening.
Artikel 34
Taken en samenstelling van de raad voor beveiligingshomologatie
-
1.Op het programma zijn artikel 38 — uitgezonderd lid 2, punten c) tot en met f), en lid 3, punt b) — en artikel 39 van Verordening (EU) 2021/696 van toepassing.
-
2.Naast de in lid 1 bedoelde taken heeft de raad voor beveiligingshomologatie de volgende taken:
a) |
bestuderen en, tenzij het documenten betreft die de Commissie moet vaststellen krachtens artikel 30, lid 3, goedkeuren van alle documentatie over beveiligingshomologatie; |
b) |
verstrekken, binnen zijn bevoegdheid, van advies aan de Commissie bij de opstelling van ontwerpteksten voor de handelingen als bedoeld in artikel 30, lid 3, ook voor de totstandbrenging van operationele beveiligingsprocedures, en verstrekken van een verklaring met zijn afsluitend standpunt; |
c) |
bestuderen en goedkeuren van de veiligheidsrisicobeoordeling die is opgesteld overeenkomstig de in artikel 37, punt h), van Verordening (EU) 2021/696 bedoelde monitoringprocedure, en met de risico- en dreigingsanalyse die is opgesteld overeenkomstig artikel 30, lid 3, van deze verordening, en samenwerken met de Commissie bij het bepalen van risicobeperkende maatregelen. |
-
3.In aanvulling op lid 1 en bij wijze van uitzondering kunnen alleen vertegenwoordigers van de contractanten die zijn betrokken bij overheidsinfrastructuur en diensten voor de overheid worden uitgenodigd om voor zaken die direct verband houden met die contractanten de vergaderingen van de raad voor beveiligingshomologatie als waarnemer bij te wonen. De regelingen en voorwaarden voor het bijwonen van de vergaderingen worden vastgelegd in het reglement van orde van de raad voor beveiligingshomologatie.
Artikel 35
Stemprocedure in de raad voor beveiligingshomologatie
Artikel 40 van Verordening (EU) 2021/696 is van toepassing op de stemprocedure in de raad voor beveiligingshomologatie.
Artikel 36
Kennisgeving en gevolgen van besluiten van de raad voor beveiligingshomologatie
-
1.Artikel 41, leden 1 tot en met 4, van Verordening (EU) 2021/696 is van toepassing op de besluiten van de raad voor beveiligingshomologatie. Voor de toepassing van deze verordening wordt de term “onderdeel” in artikel 41 van Verordening (EU) 2021/696 gelezen als “overheidsinfrastructuur”.
-
2.Het tijdschema voor de werkzaamheden van de raad voor beveiligingshomologatie mag geen belemmering vormen voor het tijdschema van de activiteiten die staan vermeld in de in artikel 41, lid 1, bedoelde werkprogramma’s.
Artikel 37
Rol van de lidstaten bij de beveiligingshomologatie
Artikel 42 van Verordening (EU) 2021/696 is van toepassing op het programma.
Artikel 38
Bescherming van gerubriceerde informatie
-
1.Artikel 43 van Verordening (EU) 2021/696 is van toepassing op gerubriceerde informatie met betrekking tot het programma.
-
2.Onder voorbehoud van de bepalingen van de overeenkomst inzake de beveiliging en uitwisseling van gerubriceerde informatie tussen de instellingen van de Unie en ESA, kan ESA EUCI genereren met betrekking tot de op grond van artikel 28, leden 1 en 2, aan ESA toevertrouwde taken.
HOOFDSTUK VII
Internationale betrekkingen
Artikel 39
Deelname van derde landen en internationale organisaties aan het programma
-
1.Onder de voorwaarden als vastgelegd in krachtens artikel 218 VWEU gesloten specifieke overeenkomsten betreffende de deelname van een derde land aan programma’s van de Unie, staat het programma open voor deelname van leden van de EVA die lid zijn van de EER, alsmede voor de volgende derde landen:
a) |
toetredende staten, kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten, in overeenstemming met de algemene beginselen en algemene voorwaarden voor deelname van die landen aan programma’s van de Unie zoals vastgelegd in de desbetreffende kaderovereenkomsten en besluiten van de Associatieraad of in soortgelijke overeenkomsten, en in overeenstemming met de specifieke voorwaarden die zijn vastgelegd in overeenkomsten tussen de Unie en die landen; |
b) |
landen die onder het Europees nabuurschapsbeleid vallen, in overeenstemming met de algemene beginselen en algemene voorwaarden voor deelname van die landen aan programma’s van de Unie zoals vastgelegd in de desbetreffende kaderovereenkomsten en besluiten van de Associatieraad, of in soortgelijke overeenkomsten, alsmede in overeenstemming met de specifieke voorwaarden die zijn vastgelegd in overeenkomsten tussen de Unie en die landen; |
c) |
andere derde landen dan de in de punten a) en b) bedoelde landen. |
-
2.Het programma staat open voor deelname van een internationale organisatie, overeenkomstig een specifieke uit hoofde van artikel 218 VWEU gesloten overeenkomst.
-
3.In de in de leden 1 en 2 bedoelde specifieke overeenkomst:
a) |
wordt gezorgd voor een billijk evenwicht tussen de bijdragen van en de voordelen voor het derde land of de internationale organisatie dat of die aan programma’s van de Unie deelneemt; |
b) |
worden de voorwaarden voor deelname aan de programma’s, met inbegrip van de berekening van de financiële bijdragen aan afzonderlijke programma’s, en de administratieve kosten ervan vastgelegd; |
c) |
wordt het derde land of de internationale organisatie geen beslissingsbevoegdheid verleend ten aanzien van het programma van de Unie; |
d) |
worden de rechten van de Unie gewaarborgd om voor een goed financieel beheer te zorgen en de financiële belangen van de Unie te beschermen. |
-
4.De Commissie kan, onverminderd de in de leden 1, 2 en 3 gestelde voorwaarden en ten behoeve van de veiligheid, door middel van uitvoeringshandelingen aanvullende vereisten vaststellen voor de deelname van derde landen en internationale organisaties aan het programma, voor zover dit verenigbaar is met de in de leden 1 en 2 bedoelde bestaande overeenkomsten.
Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 47, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
Artikel 40
Toegang van derde landen en internationale organisaties tot de diensten voor de overheid
Derde landen en internationale organisaties krijgen toegang tot de diensten voor de overheid indien zij:
a) |
overeenkomstig artikel 218 VWEU een overeenkomst sluiten waarin de voorwaarden voor toegang tot diensten voor de overheid zijn vastgelegd; |
b) |
voldoen aan artikel 43, lid 1, van Verordening (EU) 2021/696. |
Voor de toepassing van deze verordening gelden verwijzingen naar “het programma” in artikel 43, lid 1, van Verordening (EU) 2021/696 als verwijzingen naar “het programma” als vastgesteld bij deze verordening.
HOOFDSTUK VIII
Programmering, monitoring, evaluatie en controle
Artikel 41
Programmering, monitoring en verslaglegging
-
1.Het programma wordt uitgevoerd door middel van werkprogramma’s als bedoeld in artikel 110 van het Financieel Reglement. De werkprogramma’s bevatten een beschrijving van de acties en de desbetreffende financiële middelen die nodig zijn om de doelstellingen van het programma te verwezenlijken en, waar toepasselijk, het totale bedrag dat voor blendingverrichtingen is gereserveerd. De werkprogramma’s dienen als aanvulling op de werkprogramma’s voor het GOVSATCOM-onderdeel als bedoeld in artikel 100 van Verordening (EU) 2021/696.
De werkprogramma’s worden door de Commissie door middel van uitvoeringshandelingen vastgesteld. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 47, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
-
2.De indicatoren voor de verslaglegging over de voortgang van het programma wat betreft de verwezenlijking van de in artikel 3 bedoelde algemene en specifieke doelstellingen, zijn opgenomen in de bijlage.
-
3.De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 45 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de bijlage te wijzigen teneinde de indicatoren indien nodig te herzien of aan te vullen en deze verordening aan te vullen met bepalingen betreffende de vaststelling van een monitoring- en evaluatiekader.
-
4.Indien dit om dwingende redenen van urgentie vereist is, is de in artikel 46 bepaalde procedure van toepassing op uit hoofde van dit artikel vastgestelde gedelegeerde handelingen.
-
5.Met het prestatieverslagleggingssysteem wordt gewaarborgd dat gegevens voor het monitoren van de uitvoering en de resultaten van het programma efficiënt, doeltreffend en tijdig worden verzameld.
Daartoe worden evenredige verslagleggingsvereisten opgelegd aan de ontvangers van financiële middelen van de Unie alsmede, waar passend, aan de lidstaten.
-
6.De ontvangers van middelen van de Unie verstrekken passende informatie voor de toepassing van lid 2. De gegevens die nodig zijn voor de verificatie van de prestaties worden op efficiënte en doeltreffende wijze en tijdig verzameld.
Artikel 42
Evaluatie
-
1.De Commissie voert tijdig evaluaties van het programma uit zodat daar in de besluitvorming rekening mee kan worden gehouden.
-
2.Uiterlijk op 21 maart 2024 en vervolgens elk jaar stelt de Commissie het Europees Parlement en de Raad in kennis van de belangrijkste bevindingen met betrekking tot de eerste uitvoering van het programma, met inbegrip van de voltooiing van de definitieactiviteiten, de consolidatie van gebruikersbehoeften en uitvoeringsplannen, alsmede de standpunten van relevante belanghebbenden op Unie- en nationaal niveau.
-
3.Uiterlijk op 30 juni 2026 evalueert de Commissie de uitvoering van het programma in het licht van de in artikel 3 genoemde doelstellingen. Daartoe beoordeelt de Commissie:
a) |
de prestaties van het beveiligde connectiviteitssysteem en van de in het kader van het programma verleende diensten, met name lage latentie, betrouwbaarheid, autonomie en wereldwijde toegang; |
b) |
de governance- en uitvoeringsmodellen en de efficiëntie daarvan; |
c) |
de ontwikkeling van de behoeften van de gebruikers van het programma; |
d) |
de synergie en complementariteit van het programma met andere Unieprogramma’s, met name GOVSATCOM en de andere onderdelen van het ruimtevaartprogramma van de Unie; |
e) |
de ontwikkeling van de beschikbare capaciteiten, innovaties en de ontwikkeling van nieuwe technologieën in het ruimte-ecosysteem; |
f) |
de deelname van start-ups en kmo’s in de gehele Unie; |
g) |
de milieueffecten van het programma, rekening houdend met de criteria van artikel 8; |
h) |
eventuele kostenoverschrijdingen, de tijdigheid van de naleving van de vastgestelde projecttermijnen en de doeltreffendheid van de governance en het beheer van het programma; |
i) |
de doeltreffendheid, efficiëntie, relevantie, samenhang en Europese meerwaarde van de activiteiten van het programma. |
In voorkomend geval gaat de evaluatie vergezeld van een passend voorstel.
-
4.Bij de evaluatie van het programma worden de resultaten van de evaluatie van het GOVSATCOM-onderdeel op grond van artikel 102 van Verordening (EU) 2021/696 in aanmerking genomen.
-
5.De Commissie deelt de conclusies van de evaluaties samen met haar opmerkingen mee aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s.
-
6.De bij de uitvoering van deze verordening betrokken entiteiten verstrekken de Commissie de gegevens en informatie die nodig zijn voor de in lid 1 bedoelde evaluatie.
-
7.Twee jaar nadat het programma volledig operationeel wordt en vervolgens om de twee jaar publiceert het Agentschap, na raadpleging van relevante belanghebbenden, een marktverslag over het effect van het programma op de commerciële satellietindustrie in de Unie, zowel in de upstream- als de downstreamsectoren, om te waarborgen dat er zo min mogelijke impact op de mededinging optreedt en stimulansen voor innovatie worden behouden.
Artikel 43
Audits
Audits inzake het gebruik van de bijdrage van de Unie uitgevoerd door personen of entiteiten, met inbegrip van personen of entiteiten die niet door de instellingen of organen van de Unie zijn gemachtigd, vormen de basis van de algemene zekerheid uit hoofde van artikel 127 van het Financieel Reglement.
Artikel 44
Bescherming van persoonsgegevens en de persoonlijke levenssfeer
Elke verwerking van persoonsgegevens in het kader van de uitvoering van de taken en activiteiten krachtens deze verordening, met inbegrip van verwerking door het Agentschap, gebeurt overeenkomstig het toepasselijke recht inzake bescherming van persoonsgegevens, met name de Verordeningen (EU) 2016/679 (30) en (EU) 2018/1725 (31) van het Europees Parlement en de Raad.
HOOFDSTUK IX
Gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen
Artikel 45
Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie
-
1.De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.
-
2.De in artikel 8, lid 4, en artikel 41, lid 3, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend tot en met 31 december 2028.
-
3.Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 8, lid 4, en artikel 41, lid 3, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.
-
4.Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.
-
5.Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.
-
6.Een op grond van artikel 8, lid 4, en artikel 41, lid 3, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van die handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad vóór het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.
Artikel 46
Spoedprocedure
-
1.Een overeenkomstig dit artikel vastgestelde gedelegeerde handeling treedt onverwijld in werking en is van toepassing zolang geen bezwaar wordt gemaakt overeenkomstig lid 2. In de kennisgeving van een gedelegeerde handeling aan het Europees Parlement en de Raad wordt vermeld om welke redenen de spoedprocedure wordt aangewend.
-
2.Het Europees Parlement of de Raad kan volgens de in artikel 45, lid 6, bedoelde procedure bezwaar maken tegen een gedelegeerde handeling. In dat geval trekt de Commissie de handeling onmiddellijk in na de kennisgeving van het besluit waarbij het Europees Parlement of de Raad bezwaar maakt.
Artikel 47
Comitéprocedure
-
1.De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 107 van Verordening (EU) 2021/696 ingestelde programmacomité in de GOVSATCOM-configuratie. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.
Voor het vaststellen van de in artikel 5, lid 3, en artikel 30, lid 3, van deze verordening bedoelde uitvoeringshandelingen komt het in de eerste alinea van dit lid bedoelde programmacomité bijeen in de beveiligingsconfiguratie bedoeld in artikel 107, lid 1, punt e), van Verordening (EU) 2021/696.
Het programmacomité in de beveiligingsconfiguratie als bedoeld in artikel 107, lid 1, punt e), van Verordening (EU) 2021/696 wordt naar behoren betrokken bij het vaststellen van de in artikel 9, lid 2, en artikel 10, lid 4, van deze verordening bedoelde uitvoeringshandelingen.
-
2.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.
-
3.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.
-
4.Indien het programmacomité geen advies uitbrengt over de in artikel 30, lid 3, van deze verordening bedoelde ontwerpuitvoeringshandeling, stelt de Commissie de ontwerpuitvoeringshandeling niet vast en is artikel 5, lid 4, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.
HOOFDSTUK X
Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 48
Informatie, communicatie en publiciteit
-
1.De ontvangers van Uniefinanciering erkennen de oorsprong van die middelen en geven zichtbaarheid aan de Uniefinanciering, met name wanneer zij de acties en de resultaten ervan promoten, door meerdere doelgroepen, waaronder de media en het grote publiek, op samenhangende, doeltreffende en proportionele wijze te informeren.
-
2.De Commissie voert informatie- en communicatieacties uit met betrekking tot het programma, de op grond van het programma ondernomen acties en de resultaten ervan.
-
3.De aan het programma toegewezen financiële middelen dragen tevens bij aan de institutionele communicatie over de politieke prioriteiten van de Unie, voor zover die prioriteiten verband houden met de in artikel 3 bedoelde doelstellingen.
Artikel 49
Continuïteit van de diensten na 2027
Zo nodig kunnen ook na 2027 nog kredieten in de Uniebegroting worden opgenomen ter dekking van de uitgaven die nodig zijn voor het vervullen van de doelstellingen bedoeld in artikel 3 en voor het beheren van acties die aan het eind van het programma nog niet voltooid zijn, alsmede ter dekking van de uitgaven voor kritieke operationele activiteiten en de dienstverlening.
Artikel 50
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Straatsburg, 15 maart 2023.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
-
R.METSOLA
Voor de Raad
De voorzitter
-
J.ROSWALL
-
Standpunt van het Europees Parlement van 14 februari 2023 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 7 maart 2023.
-
Verordening (EU) 2021/696 van het Europees Parlement en de Raad van 28 april 2021 tot vaststelling van het ruimtevaartprogramma van de Unie, tot oprichting van het Agentschap van de Europese Unie voor het ruimtevaartprogramma en tot intrekking van de Verordeningen (EU) nr. 912/2010, (EU) nr. 1285/2013 en (EU) nr. 377/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU (PB L 170 van 12.5.2021, blz. 69).
-
Besluit (EU) 2022/2481 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2022 tot vaststelling van het beleidsprogramma voor het digitale decennium tot 2030 (PB L 323 van 19.12.2022, blz. 4).
-
Richtlijn (EU) 2018/1972 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 tot vaststelling van het Europees wetboek voor elektronische communicatie (PB L 321 van 17.12.2018, blz. 36).
-
Verordening (EU) 2021/695 van het Europees Parlement en de Raad van 28 april 2021 tot vaststelling van Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, tot vaststelling van de regels voor deelname en verspreiding en tot intrekking van Verordeningen (EU) nr. 1290/2013 en (EU) nr. 1291/2013 (PB L 170 van 12.5.2021, blz. 1).
-
Besluit (EU) 2021/764 van de Raad van 10 mei 2021 tot vaststelling van het specifieke programma tot uitvoering van Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, en tot intrekking van Besluit 2013/743/EU (PB L 167 I van 12.5.2021, blz. 1).
-
Verordening (EU) 2021/694 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2021 tot oprichting van het programma Digitaal Europa en tot intrekking van Besluit (EU) 2015/2240 (PB L 166 van 11.5.2021, blz. 1).
-
Verordening (EU) 2021/947 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juni 2021 tot vaststelling van het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking — Europa in de wereld, tot wijziging en intrekking van Besluit nr. 466/2014/EU van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Verordening (EU) 2017/1601 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EG, Euratom) nr. 480/2009 van de Raad (PB L 209 van 14.6.2021, blz. 1).
-
Verordening (EU) 2021/1153 van het Europees Parlement en de Raad van 7 juli 2021 tot vaststelling van de Connecting Europe Facility en tot intrekking van Verordeningen (EU) nr. 1316/2013 en (EU) nr. 283/2014 (PB L 249 van 14.7.2021, blz. 38).
-
Verordening (EU) 2021/697 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2021 tot oprichting van het Europees Defensiefonds en tot intrekking van Verordening (EU) 2018/1092 (PB L 170 van 12.5.2021, blz. 149).
-
Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).
-
Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).
-
Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1).
-
Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2).
-
Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad van 12 oktober 2017 betreffende nauwere samenwerking bij de instelling van het Europees Openbaar Ministerie (EOM) (PB L 283 van 31.10.2017, blz. 1).
-
Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2017 betreffende de strafrechtelijke bestrijding van fraude die de financiële belangen van de Unie schaadt (PB L 198 van 28.7.2017, blz. 29).
-
Besluit nr. 243/2012/EU van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2012 tot vaststelling van een meerjarenprogramma voor het radiospectrumbeleid (PB L 81 van 21.3.2012, blz. 7).
-
Besluit 2010/427/EU van de Raad van 26 juli 2010 tot vaststelling van de organisatie en werking van de Europese dienst voor extern optreden (PB L 201 van 3.8.2010, blz. 30).
-
Besluit (GBVB) 2021/698 van de Raad van 30 april 2021 betreffende de beveiliging van systemen en diensten die worden gestationeerd, geëxploiteerd en gebruikt in het kader van het ruimtevaartprogramma van de Unie en die een weerslag kunnen hebben op de veiligheid van de Unie, en tot intrekking van Besluit 2014/496/GBVB (PB L 170 van 12.5.2021, blz. 178).
-
Besluit 2013/488/EU van de Raad van 23 september 2013 betreffende de beveiligingsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie (PB L 274 van 15.10.2013, blz. 1.).
-
Besluit (EU, Euratom) 2015/444 van de Commissie van 13 maart 2015 betreffende de veiligheidsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie (PB L 72 van 17.3.2015, blz. 53).
-
Besluit (EU) 2021/1764 van de Raad van 5 oktober 2021 inzake de associatie van de landen en gebieden overzee met de Europese Unie, met inbegrip van de betrekkingen tussen de Europese Unie enerzijds en Groenland en het Koninkrijk Denemarken anderzijds (Besluit betreffende de LGO-associatie, met inbegrip van Groenland) (PB L 355 van 7.10.2021, blz. 6).
-
Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
-
Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 van de Raad van 17 december 2020 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2021-2027 (PB L 433 I van 22.12.2020, blz. 11).
-
Richtlijn 2008/114/EG van de Raad van 8 december 2008 inzake de identificatie van Europese kritieke infrastructuren, de aanmerking van infrastructuren als Europese kritieke infrastructuren en de beoordeling van de noodzaak de bescherming van dergelijke infrastructuren te verbeteren (PB L 345 van 23.12.2008, blz. 75).
-
Verordening (EU) 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds Plus, het Cohesiefonds, het Fonds voor een rechtvaardige transitie en het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur en de financiële regels voor die fondsen en voor het Fonds voor asiel, migratie en integratie, het Fonds voor interne veiligheid en het instrument voor financiële steun voor grensbeheer en visumbeleid (PB L 231 van 30.6.2021, blz. 159).
-
Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad van 12 februari 2021 tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (PB L 57 van 18.2.2021, blz. 17).
-
Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).
-
Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).
BIJLAGE
INDICATOREN VOOR DE EVALUATIE VAN HET PROGRAMMA
Op het programma wordt nauwlettend toezicht gehouden aan de hand van een reeks indicatoren om te meten in hoeverre de specifieke doelstellingen van het programma zijn verwezenlijkt, mede met het oog op verlichting van de administratieve lasten en de kosten. Daartoe worden gegevens verzameld met betrekking tot de volgende reeks sleutelindicatoren:
1. |
Algemene doelstelling bedoeld in artikel 3, lid 1, punt a):
|
2. |
Algemene doelstelling bedoeld in artikel 3, lid 1, punt b):
|
3. |
Specifieke doelstelling bedoeld in artikel 3, lid 2, punt a):
|
4. |
Specifieke doelstelling bedoeld in artikel 3, lid 2, punt b):
|
5. |
Specifieke doelstelling bedoeld in artikel 3, lid 2, punt c):
|
6. |
Specifieke doelstelling bedoeld in artikel 3, lid 2, punt d):
|
7. |
Specifieke doelstelling bedoeld in artikel 3, lid 2, punt e):
|
8. |
Specifieke doelstelling bedoeld in artikel 3, lid 2, punt f):
|
9. |
Specifieke doelstelling bedoeld in artikel 3, lid 2, punt g):
|
10. |
Specifieke doelstelling bedoeld in artikel 3, lid 2, punt h):
|
11. |
Specifieke doelstelling bedoeld in artikel 3, lid 2, punt i):
|
Met betrekking tot deze handeling zijn twee verklaringen afgelegd, die te vinden zijn in PB C 101 van 17.3.2023, blz. 1, en via de volgende link[s]: …
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.