Besluit 2023/852 - Wijziging van Besluit (EU) 2015/1814 wat betreft het aantal emissierechten dat tot 2030 in de marktstabiliteitsreserve voor de Unieregeling voor de handel in broeikasgasemissierechten moet worden opgenomen

1.

Wettekst

25.4.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 110/21

 

BESLUIT (EU) 2023/852 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 19 april 2023

tot wijziging van Besluit (EU) 2015/1814 wat betreft het aantal emissierechten dat tot 2030 in de marktstabiliteitsreserve voor de Unieregeling voor de handel in broeikasgasemissierechten moet worden opgenomen

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 192, lid 1,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Gezien het advies van het Comité van de Regio’s (2),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (3),

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

De Overeenkomst van Parijs (4), die op 12 december 2015 in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCCC) is ondertekend, is op 4 november 2016 in werking getreden. De partijen bij de Overeenkomst van Parijs zijn overeengekomen de stijging van de wereldwijde gemiddelde temperatuur ruim onder 2 °C boven het niveau van het pre-industriële tijdperk te houden, en te streven naar een maximale temperatuurstijging van 1,5 °C boven dit pre-industriële niveau. Die toezegging is versterkt met de goedkeuring, in het kader van het UNFCCC, van het klimaatakkoord van Glasgow op 13 november 2021, waarin de Conferentie van de Partijen bij het UNFCCC — die dient als de vergadering van de partijen bij de Overeenkomst van Parijs — erkent dat de gevolgen van de klimaatverandering veel geringer zullen zijn bij een temperatuurstijging van 1,5 °C in plaats van 2 °C, en besluit zij de inspanningen om de temperatuurstijging te beperken tot 1,5 °C voort te zetten.

 

(2)

De noodzaak om het in de Overeenkomst van Parijs vastgelegde streefdoel van 1,5 °C te handhaven, is nog dringender geworden sinds de Intergouvernementele Werkgroep inzake klimaatverandering in haar zesde evaluatieverslag tot de conclusie is gekomen dat de opwarming van de aarde alleen tot 1,5 °C kan worden beperkt als er binnen dit decennium onmiddellijk wordt gezorgd voor een aanzienlijke en permanente afname van de wereldwijde uitstoot van broeikasgassen.

 

(3)

Het aanpakken van klimaat- en milieugerelateerde uitdagingen en het verwezenlijken van de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs staan centraal in de mededeling van de Commissie van 11 december 2019 over de Europese Green Deal (de “Europese Green Deal”).

 

(4)

De Europese Green Deal omvat een uitgebreide reeks elkaar versterkende maatregelen en initiatieven die gericht zijn op het verwezenlijken van klimaatneutraliteit in de Unie in 2050, en zet een nieuwe groeistrategie uiteen die beoogt de Unie om te vormen tot een eerlijke en welvarende samenleving, met een moderne, hulpbronnenefficiënte en concurrerende economie waarin economische groei is losgekoppeld van het gebruik van hulpbronnen. Met de Green Deal moet ook het natuurlijk kapitaal van de Unie worden beschermd, behouden en verbeterd, en de gezondheid en het welzijn van de burgers worden beschermd tegen milieugerelateerde risico’s en effecten. Deze transitie treft vrouwen en mannen echter anders en heeft met name gevolgen voor bepaalde achtergestelde en kwetsbare groepen zoals ouderen, personen met een handicap, personen die tot een raciale of etnische minderheid behoren en personen en huishoudens met een laag inkomen of een lager middeninkomen. De transitie brengt ook grotere uitdagingen mee voor bepaalde regio’s, in het bijzonder regio’s met een structurele achterstand en perifere regio’s, en voor eilanden. Daarom moet ervoor worden gezorgd dat de transitie rechtvaardig en inclusief is en niemand aan zijn lot wordt overgelaten.

 

(5)

De noodzaak en de waarde van de verwezenlijking van de Europese Green Deal zijn alleen maar toegenomen in het licht van de zeer ernstige gevolgen van de COVID-19-pandemie voor de gezondheid, de levens- en arbeidsomstandigheden en het welzijn van de burgers van de Unie. Die gevolgen hebben aangetoond dat onze samenleving en onze economie weerbaarder moeten worden tegen externe schokken en vroegtijdig moeten optreden om de gevolgen van die externe schokken te voorkomen of te beperken op een rechtvaardige manier waarbij niemand wordt achtergelaten, ook niet de burgers die door energiearmoede worden bedreigd. De Europese burgers zijn nog steeds duidelijk van mening dat dit met name van toepassing is op de klimaatverandering.

 

(6)

In de bijgewerkte nationaal bepaalde bijdrage die zij op 17 december 2020 bij het secretariaat van het UNFCCC heeft ingediend, heeft de Unie zich ertoe verbonden de nettobroeikasgasemissies van de hele economie van de Unie tegen 2030 met ten minste 55 % te reduceren in vergelijking met 1990.

 

(7)

Met de vaststelling van Verordening (EU) 2021/1119 van het Europees Parlement en de Raad (5) heeft de Unie de doelstelling om uiterlijk in 2050 klimaatneutraliteit in de hele economie en vervolgens negatieve emissies te verwezenlijken in wetgeving vastgelegd. Die verordening voorziet ook in de bindende toezegging van de Unie om tegen 2030 de binnenlandse nettobroeikasgasemissies (emissies na aftrek van verwijderingen) met ten minste 55 % te reduceren ten opzichte van de niveaus van 1990, en bepaalt voorts dat de Commissie ernaar moet streven alle toekomstige ontwerpmaatregelen of wetgevingsvoorstellen, waaronder begrotingsvoorstellen, in overeenstemming te brengen met de doelstellingen van die verordening, en dat zij, indien dat niet gebeurt, in het kader van de met dergelijke voorstellen samengaande effectbeoordeling de redenen daarvoor moet aangeven.

 

(8)

Alle economische sectoren moeten een bijdrage leveren om de bij Verordening (EU) 2021/1119 vastgestelde emissiereducties te verwezenlijken. Daarom moet de ambitie van het emissiehandelssysteem van de EU (EU-ETS), zoals vastgesteld bij Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (6), worden aangepast aan het streefcijfer voor 2030 inzake nettobroeikasgasemissiereductie in de hele economie, aan de doelstelling om uiterlijk in 2050 klimaatneutraliteit te bereiken en aan de doelstelling om daarna negatieve emissies in de Unie te verwezenlijken, zoals vastgelegd in Verordening (EU) 2021/1119.

 

(9)

Om het structurele onevenwicht tussen vraag en aanbod van de op de markt verkrijgbare rechten aan te pakken, is in 2018 bij Besluit (EU) 2015/1814 van het Europees Parlement en de Raad (7) een marktstabiliteitsreserve (de “reserve”) vastgesteld, die sinds 2019 operationeel is. Onverminderd verdere herzieningen van deze reserve in het kader van de algemene herziening van Richtlijn 2003/87/EG en Besluit (EU) 2015/1814 in 2023, moet de Commissie de werking van de reserve voortdurend monitoren en ervoor zorgen dat de reserve doelmatig blijft indien zich in de toekomst onvoorziene externe schokken voordoen. Een robuuste en toekomstgerichte reserve is van wezenlijk belang om de integriteit van het EU-ETS te waarborgen en om effectief sturing te geven aan het EU-ETS, zodat het als beleidsinstrument kan bijdragen aan de verwezenlijking van de Uniedoelstelling om uiterlijk in 2050 klimaatneutraliteit en aan de doelstelling om daarna negatieve emissies te bereiken, zoals vastgesteld in Verordening (EU) 2021/1119.

 

(10)

De reserve werkt zodanig dat zij aanpassingen van de jaarlijkse veilinghoeveelheden in gang zet. Om zo voorspelbaar mogelijk te zijn, zijn in Besluit (EU) 2015/1814 duidelijke regels voor de opname van emissierechten in de reserve en de vrijgave ervan vastgesteld.

 

(11)

Besluit (EU) 2015/1814 bepaalt dat, indien het totale aantal in omloop zijnde emissierechten hoger is dan de vastgestelde bovengrens, een aantal emissierechten dat overeenkomt met een bepaald percentage van dat totale aantal emissierechten wordt afgetrokken van de hoeveelheid te veilen emissierechten en wordt opgenomen in de reserve. Indien het totale aantal in omloop zijnde emissierechten daarentegen lager is dan de vastgestelde ondergrens, wordt een aantal emissierechten van de reserve vrijgegeven aan de lidstaten, en toegevoegd aan de hoeveelheid te veilen emissierechten.

 

(12)

Bij Richtlijn (EU) 2018/410 van het Europees Parlement en de Raad (8) is Besluit (EU) 2015/1814 gewijzigd door het percentage voor de vaststelling van het aantal emissierechten dat elk jaar in de reserve moet worden opgenomen tot 31 december 2023 te verdubbelen van 12 % naar 24 % teneinde een geloofwaardig investeringssignaal af te geven en zo de CO2-uitstoot op een kostenefficiënte manier te verminderen. Die wijziging werd ingevoerd in het kader van de eerdere klimaatdoelstelling van de Unie om de broeikasgasemissies in de hele economie tegen 2030 met ten minste 40 % te verminderen in vergelijking met het niveau van 1990.

 

(13)

Overeenkomstig Besluit (EU) 2015/1814 moest de Commissie binnen drie jaar na de datum van inwerkingtreding van de reserve een eerste evaluatie van de reserve uitvoeren op basis van een analyse van de ordelijke werking van de Europese koolstofmarkt, en zo nodig een voorstel bij het Europees Parlement en de Raad indienen.

 

(14)

In de evaluatie van de reserve die werd uitgevoerd overeenkomstig Besluit (EU) 2015/1814 heeft de Commissie bijzondere aandacht besteed aan het percentage voor de vaststelling van het aantal emissierechten dat in de reserve wordt opgenomen, alsook aan de numerieke waarde van de drempel voor het totale aantal in omloop zijnde emissierechten en het aantal emissierechten dat uit de reserve moet worden vrijgegeven.

 

(15)

Uit de analyse die is uitgevoerd in het kader van de evaluatie van de reserve door de Commissie, en uit de verwachte ontwikkelingen die relevant zijn voor de koolstofmarkt, is gebleken dat in elk jaar na 2023 een percentage van 12 % van het totale aantal in omloop zijnde emissierechten ter bepaling van het aantal in de reserve op te nemen emissierechten, onvoldoende is om een aanzienlijke toename van het overschot aan emissierechten in het EU-ETS te voorkomen. De handhaving van het in dit besluit vastgelegde percentage van 24 % doet geen afbreuk aan verdere herzieningen van de reserve, inclusief in voorkomend geval een verdere herziening van het percentage ter bepaling van het aantal in de reserve op te nemen emissierechten, als onderdeel van de algemene herziening van Richtlijn 2003/87/EG en Besluit (EU) 2015/1814 in 2023.

 

(16)

Daar de doelstelling van dit besluit, namelijk de handhaving van de huidige parameters van de reserve zoals vastgesteld uit hoofde van Richtlijn (EU) 2018/410, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar vanwege het toepassingsgebied en de gevolgen ervan beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat dit besluit niet verder dan nodig is om die doelstelling te verwezenlijken.

 

(17)

Besluit (EU) 2015/1814 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEBBEN HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijziging van Besluit (EU) 2015/1814

In artikel 1, lid 5, eerste alinea, van Besluit (EU) 2015/1814 wordt de laatste zin vervangen door:

 
 

“In afwijking van de eerste en de tweede zin van deze alinea worden, tot en met 31 december 2030, de in die zinnen vermelde percentages en de 100 miljoen emissierechten verdubbeld.”.

Artikel 2

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Straatsburg, 19 april 2023.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

  • R. 
    METSOLA

Voor de Raad

De voorzitter

  • J. 
    ROSWALL
 

  • (3) 
    Standpunt van het Europees Parlement van 14 maart 2023 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 28 maart 2023.
  • (5) 
    Verordening (EU) 2021/1119 van het Europees Parlement en de Raad van 30 juni 2021 tot vaststelling van een kader voor de verwezenlijking van klimaatneutraliteit, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 401/2009 en Verordening (EU) 2018/1999 (“Europese klimaatwet”) (PB L 243 van 9.7.2021, blz. 1).
  • (6) 
    Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een systeem voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Unie en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (PB L 275 van 25.10.2003, blz. 32).
  • (7) 
    Besluit (EU) 2015/1814 van het Europees Parlement en de Raad van 6 oktober 2015 betreffende de instelling en de werking van een marktstabiliteitsreserve voor de EU-regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten en tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG (PB L 264 van 9.10.2015, blz. 1).
  • (8) 
    Richtlijn (EU) 2018/410 van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2018 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG ter bevordering van kosteneffectieve emissiereducties en koolstofarme investeringen en van Besluit (EU) 2015/1814 (PB L 76 van 19.3.2018, blz. 3).
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.