Verordening 2023/2131 - Wijziging van Verordening 2018/1727 en van Besluit 2005/671/JBZ, wat de uitwisseling van digitale informatie in terrorismezaken betreft - Hoofdinhoud
Publicatieblad van de Europese Unie |
NL Serie L |
2023/2131 |
11.10.2023 |
VERORDENING (EU) 2023/2131 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 4 oktober 2023
tot wijziging van Verordening (EU) 2018/1727 van het Europees Parlement en de Raad en van Besluit 2005/671/JBZ van de Raad, wat de uitwisseling van digitale informatie in terrorismezaken betreft
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 85,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (1),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EU) 2018/1727 van het Europees Parlement en de Raad (2) is Eurojust opgericht en zijn de taken, bevoegdheden en functies ervan vastgesteld. |
(2) |
In Besluit 2005/671/JBZ van de Raad (3) staat dat het voor het bestrijden van terrorisme van essentieel belang is dat alle betrokken diensten over de meest volledige en recente gegevens beschikken. Dat besluit schrijft de bevoegde autoriteiten van de lidstaten voor dat zij Eurojust informatie verstrekken over vervolgingen en veroordelingen wegens strafbare feiten van terroristische aard die twee of meer lidstaten treffen of kunnen treffen. |
(3) |
Door inconsistenties in de interpretatie van Besluit 2005/671/JBZ wordt de informatie in sommige gevallen niet tijdig gedeeld, wordt informatie helemaal niet gedeeld, is de gedeelde informatie niet relevant of wordt niet alle relevante informatie gedeeld. Eurojust moet voldoende informatie krijgen om verbanden tussen grensoverschrijdende onderzoeken te kunnen vaststellen. |
(4) |
Op grond van Verordening (EU) 2018/1727 is een belangrijke taak van Eurojust het bijstaan van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten met het oog op een optimale coördinatie van de onderzoeken en vervolgingen, met inbegrip van het vaststellen van verbanden tussen die onderzoeken en vervolgingen. Die verordening stelt Eurojust in staat proactiever te werk te gaan en de lidstaten betere diensten te verlenen, bijvoorbeeld door voorstellen te doen voor het instellen van onderzoeken, coördinatiebehoeften in kaart te brengen, te wijzen op zaken die het beginsel ne bis in idem mogelijk kunnen schenden en lacunes in de vervolging vast te stellen. |
(5) |
In september 2019 heeft Eurojust op basis van Besluit 2005/671/JBZ het Europees gerechtelijk register voor terrorismebestrijding opgezet met als specifieke doelstelling mogelijke verbanden vast te stellen tussen gerechtelijke procedures tegen verdachten van strafbare feiten van terroristische aard en mogelijke coördinatiebehoeften in kaart te brengen die uit die verbanden voortvloeien. |
(6) |
Doordat het Europees gerechtelijk register voor terrorismebestrijding werd opgezet nadat Verordening (EU) 2018/1727 was vastgesteld, is dat register niet goed geïntegreerd in de technische infrastructuur van Eurojust en wordt er ook niet naar dat register verwezen in Verordening (EU) 2018/1727. Derhalve is een correctie van die situatie noodzakelijk. |
(7) |
Voor een doeltreffende bestrijding van terrorisme is het van wezenlijk belang dat informatie voor het onderzoek of de vervolging van strafbare feiten van terroristische aard op efficiënte wijze wordt uitgewisseld tussen de bevoegde nationale autoriteiten en de agentschappen van de Unie. Het is essentieel dat over zo volledig en actueel mogelijke informatie kan worden beschikt. |
(8) |
Terroristische organisaties zijn in toenemende mate betrokken bij andere vormen van ernstige strafbare feiten en maken vaak onderdeel uit van georganiseerde netwerken. Deze betrokkenheid betreft vaak ernstige strafbare feiten zoals mensenhandel, drugshandel, financiële criminaliteit en het witwassen van geld. Het is noodzakelijk gerechtelijke procedures te onderwerpen aan een kruiselingse controle met dergelijke ernstige strafbare feiten. |
(9) |
Teneinde Eurojust in staat te stellen verbanden te ontdekken tussen grensoverschrijdende gerechtelijke procedures tegen verdachten van strafbare feiten van terroristische aard, alsmede verbanden tussen deze procedures en bij Eurojust verwerkte informatie over andere ernstige strafbare feiten, is het essentieel dat Eurojust van de bevoegde nationale autoriteiten zo vroeg mogelijk, in overeenstemming met de relevante bepalingen van deze verordening, de informatie krijgt die nodig is om deze verbanden door middel van kruiselingse controles in kaart te kunnen brengen. |
(10) |
Om Eurojust de nodige gegevens te verstrekken, moeten de bevoegde nationale autoriteiten precies weten welke informatie zij moeten doorgeven, in welk stadium van de nationale strafrechtelijke procedure en in welke gevallen dat moet gebeuren. De bevoegde nationale autoriteiten moeten op een gestructureerde, georganiseerde, systematische en semiautomatische wijze informatie doorgeven aan Eurojust. Op semiautomatische wijze betekent dat de doorgifte van informatie deels is geautomatiseerd en deels handmatig gebeurt. Die wijze van doorgifte zal er naar verwachting voor zorgen dat de kwaliteit en de relevantie van de informatie die Eurojust ontvangt, aanzienlijk toenemen. |
(11) |
Door het delen, opslaan en aan een kruiselingse controle onderwerpen van gegevens, zal de hoeveelheid door Eurojust verwerkte gegevens aanzienlijk toenemen. Met deze elementen moet rekening worden gehouden wanneer, binnen de bestaande procedures en kaders, wordt bepaald welke financiële, personele en technische middelen Eurojust nodig heeft. |
(12) |
Richtlijn (EU) 2017/541 van het Europees Parlement en de Raad (4), zoals omgezet in nationaal recht, is voor de bevoegde nationale autoriteiten het referentiepunt voor het definiëren van strafbare feiten van terroristische aard. |
(13) |
Het is cruciaal om betrouwbare identificatiegegevens uit te wisselen zodat Eurojust verbanden kan vaststellen tussen terrorismeonderzoeken en gerechtelijke procedures tegen verdachten van strafbare feiten van terroristische aard. Het is ook cruciaal voor Eurojust om te beschikken over een reeks gegevens waarmee personen tegen wie een dergelijk terrorismeonderzoek of gerechtelijke procedure loopt, op betrouwbare wijze kunnen worden geïdentificeerd, en om deze gegevens te kunnen opslaan. Het gebruik van biometrische gegevens is dan ook van belang in verband met de onzekerheden die aan alfanumerieke gegevens kleven, met name waar het gaat om onderdanen van derde landen en gelet op het feit dat verdachten soms valse of dubbele identiteiten gebruiken en dat biometrische gegevens in de onderzoeksfase vaak het enige verband met verdachten zijn. Wanneer de bevoegde nationale autoriteiten op grond van het nationale recht inzake strafrechtelijke procedures of inzake procedurele rechten in strafzaken biometrische gegevens opslaan en verzamelen en deze mogen doorgeven, moeten deze autoriteiten in staat zijn die gegevens, indien beschikbaar, uit te wisselen met Eurojust. Gezien de gevoelige aard van biometrische gegevens en de gevolgen van de verwerking ervan voor de eerbiediging van het privéleven en het familie- en gezinsleven en de bescherming van persoonsgegevens, zoals vastgelegd in de artikelen 7 en 8 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, moeten dergelijke gegevens worden doorgegeven op een wijze die strikt de beginselen van noodzakelijkheid, evenredigheid en doelbinding naleeft, en uitsluitend met het oog op de identificatie van personen tegen wie strafrechtelijke procedures inzake strafbare feiten van terroristische aard lopen. |
(14) |
Aangezien informatie over het bestaan van verbanden met andere gerechtelijke procedures het nuttigst is in een vroeg stadium van het onderzoek, moeten de bevoegde nationale autoriteiten informatie verstrekken aan Eurojust zodra de zaak overeenkomstig het nationale recht wordt verwezen naar een justitiële autoriteit. Een zaak moet worden geacht te zijn verwezen naar een justitiële autoriteit indien de justitiële autoriteit bijvoorbeeld in kennis wordt gesteld van een lopend onderzoek, een onderzoeksmaatregel toestaat of gelast of besluit tot vervolging over te gaan, afhankelijk van het toepasselijke nationale recht. Indien een bevoegde nationale autoriteit reeds op de hoogte is van verbanden tussen strafrechtelijke procedures in haar lidstaat en strafrechtelijke procedures in een andere lidstaat, moet zij Eurojust daarvan in kennis stellen. |
(15) |
Rekening houdend met het feit dat in de rechtstradities en -stelsels van sommige lidstaten een justitiële autoriteit geen toezicht houdt op onderzoeken en pas in latere fasen van de procedure erbij betrokken wordt, mag deze verordening de bevoegde nationale autoriteiten er niet van weerhouden hun nationale leden in een vroeger stadium informatie over terrorismeonderzoeken te verstrekken overeenkomstig hun nationale recht. |
(16) |
Om de juistheid van de gegevens in het Europees gerechtelijk register voor terrorismebestrijding te waarborgen, zo vroeg mogelijk in een onderzoek verbanden tussen zaken in op te sporen of de identiteit van een verdachte vast te stellen en ervoor te zorgen dat termijnen in acht worden genomen, moeten de bevoegde nationale autoriteiten de door hen verstrekte informatie actualiseren. Nieuwe informatie over de persoon tegen wie een onderzoek loopt, rechterlijke beslissingen zoals het instellen van voorlopige hechtenis, de opening van gerechtelijke procedures, vrijspraken en definitieve beslissingen om geen vervolging in te stellen, alsook verzoeken om justitiële samenwerking of vastgestelde banden met andere rechtsgebieden, moeten in dergelijke actualiseringen worden opgenomen. |
(17) |
De bevoegde nationale autoriteiten mogen niet worden verplicht informatie over strafbare feiten van terroristische aard in het vroegste stadium te delen met Eurojust indien dit lopende onderzoeken of de veiligheid van een persoon zou schaden of strijdig zou zijn met de wezenlijke veiligheidsbelangen van de betrokken lidstaat. Dergelijke afwijkingen van de verplichting om informatie te delen, mogen alleen in uitzonderlijke omstandigheden en per geval worden toegepast. Wanneer wordt overwogen al dan niet van die verplichting af te wijken, moeten de bevoegde nationale autoriteiten terdege rekening houden met het feit dat dat Eurojust de door die autoriteiten verstrekte informatie behandelt overeenkomstig het Unierecht inzake gegevensbescherming en met het vertrouwelijke karakter van de gerechtelijke procedures. |
(18) |
Voor het uitwisselen van gevoelige gegevens tussen de bevoegde nationale autoriteiten en Eurojust en het verwerken daarvan, moet, met het oog op de bescherming van die gegevens tegen ongeoorloofde verstrekking ervan en cyberaanvallen, gebruik worden gemaakt van beveiligde communicatiekanalen, zoals een gedecentraliseerd IT-systeem of de beveiligde telecommunicatieverbinding bedoeld in Besluit 2008/976/JBZ van de Raad (5). Een dergelijk gebruik mag toekomstige technologische ontwikkelingen niet in de weg staan. |
(19) |
Met het oog op de veilige uitwisseling van gegevens en de bescherming van de integriteit van communicatie en gegevensuitwisseling, moet het casemanagementsysteem worden verbonden met beveiligde communicatiekanalen en aan strenge cyberbeveiligingsnormen voldoen. Dergelijke beveiligde communicatiekanalen kunnen ook worden gebruikt om het casemanagementsysteem te verbinden met andere Unie-informatiesystemen, voor zover Eurojust uit hoofde van de rechtshandelingen waarbij die systemen zijn ingesteld, toegang tot die systemen is verleend. |
(20) |
Het gedecentraliseerde IT-systeem moet veilige gegevensuitwisselingen tussen bevoegde nationale autoriteiten en Eurojust mogelijk maken, zonder dat een van de instellingen, organen of instanties van de Unie inhoudelijk bij dergelijke uitwisselingen is betrokken. Het gedecentraliseerde IT-systeem moet bestaan uit IT-back-endsystemen van de lidstaten en Eurojust, die onderling verbonden zijn door interoperabele toegangspunten. De toegangspunten van het gedecentraliseerde IT-systeem moeten worden gebaseerd op e-Codex. |
(21) |
Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze verordening wat betreft de instelling en het gebruik van het gedecentraliseerde IT-systeem voor gevallen die onder deze verordening vallen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (6). |
(22) |
De doorgifte van ongestructureerde gegevens maakt handmatige interventie noodzakelijk, creëert extra administratieve lasten en vermindert de kwaliteit van de resultaten van kruiselingse controles. De bevoegde nationale autoriteiten moeten gegevens daarom op gestructureerde wijze doorgeven, met naleving van de in het Europese interoperabiliteitskader vastgestelde minimumeisen inzake interoperabiliteit die zijn vermeld in de mededeling van de Commissie van 23 maart 2017 getiteld: “Europees interoperabiliteitskader — Implementatiestrategie”. Bovendien moet de doorgifte van gegevens zo veel mogelijk worden geautomatiseerd, teneinde de administratieve lasten voor bevoegde nationale autoriteiten te verminderen en ervoor te zorgen dat de nodige gegevens regelmatig en snel worden verstrekt. |
(23) |
Een gemoderniseerd casemanagementsysteem is nodig om Eurojust in staat te stellen gevoelige persoonsgegevens veilig te verwerken. In het nieuwe systeem moeten de functionaliteiten van het Europees gerechtelijk register voor terrorismebestrijding worden geïntegreerd en geactiveerd, en moet het vermogen van Eurojust om verbanden tussen zaken op te sporen, worden verbeterd, waarbij als regel ten volle gebruik moet worden gemaakt van bestaande nationale of Uniemechanismen voor het vergelijken van biometrische gegevens. |
(24) |
Het is belangrijk dat de nationale leden de controle en de verantwoordelijkheid behouden met betrekking tot de gegevens die zij van de bevoegde nationale autoriteiten ontvangen. Operationele persoonsgegevens mogen niet standaard worden gedeeld met een andere lidstaat. Operationele persoonsgegevens mogen alleen worden gedeeld voor zover bevoegde nationale autoriteiten toestemming geven voor de uitwisseling van die gegevens. Om de follow-up van mogelijke verbanden te digitaliseren en te versnellen en tegelijkertijd de volledige controle over de gegevens te waarborgen, moeten verwerkingscodes worden ingevoerd. |
(25) |
Terrorisme en ernstige en georganiseerde criminaliteit zijn vandaag de dag zeer dynamische en wereldwijde verschijnselen, die vaak meer dan een lidstaat schaden. Hoewel terrorisme al een sterk transnationale component had, is door het gebruik en de beschikbaarheid van elektronische communicatie de transnationale samenwerking tussen plegers van terroristische strafbare feiten sterk toegenomen. Het transnationale karakter van een strafbaar feit van terroristische aard is wellicht niet bekend op het moment dat de zaak wordt doorverwezen naar een justitiële autoriteit, maar kan aan het licht komen tijdens de kruiselingse controle van gegevens door Eurojust. Daarom vereist het onderzoek of de vervolging van strafbare feiten van terroristische aard coördinatie en samenwerking tussen de met de vervolging belaste autoriteiten of een vervolging op gemeenschappelijke basis, als bepaald in artikel 85 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Informatie over terrorismezaken moet tijdig worden uitgewisseld met Eurojust, tenzij de specifieke omstandigheden van de zaak duidelijk wijzen op het louter nationaal karakter ervan. |
(26) |
Onderzoeken en vervolgingen in terrorismezaken worden vaak belemmerd door gebrekkige informatie-uitwisseling tussen de met het onderzoek of de vervolging belaste nationale autoriteiten. Om nieuwe terrorismeonderzoeken te kunnen onderwerpen aan een kruiselingse controle met eerdere onderzoeken en zo mogelijke verbanden te kunnen vaststellen, moet ervoor worden gezorgd dat de bewaringstermijn voor gegevens van alle eerdere onderzoeken en veroordelingen toereikend is voor de operationele activiteiten. Daarom moeten de termijnen voor de opslag van gegevens in het Europees gerechtelijk register voor terrorismebestrijding worden verlengd. |
(27) |
Doordat nieuwe terrorismeonderzoeken aan een kruiselingse controle met eerdere onderzoeken kunnen worden onderworpen, zouden potentiële verbanden kunnen worden vastgesteld en zou de noodzaak tot samenwerking zich kunnen aandienen. Uit dergelijke kruiselingse controles zou kunnen blijken dat een persoon die in een lopende zaak in een lidstaat wordt verdacht of vervolgd, ook in een afgesloten zaak in een andere lidstaat werd verdacht of vervolgd. Hierdoor zouden voorts verbanden kunnen worden vastgesteld tussen lopende onderzoeken of vervolgingen die anders niet aan het licht zouden zijn gekomen. Dat is zelfs het geval wanneer eerdere onderzoeken zijn uitgemond in een vrijspraak of in een definitieve beslissing om geen vervolging in te stellen. Daarom moeten waar passend gegevens van alle eerdere onderzoeken, en niet alleen die van veroordelingen, worden opgeslagen. |
(28) |
Er moet worden gewaarborgd dat gegevens van onderzoeken die zijn uitgemond in een vrijspraak of in een definitieve beslissing om geen vervolging in te stellen uitsluitend voor vervolgingsdoeleinden worden verwerkt. Die gegevens mogen niet voor andere doeleinden worden gebruikt dan voor het vaststellen van verbanden met lopende onderzoeken en vervolgingen en voor het ondersteunen van die onderzoeken en vervolgingen. Tenzij de bevoegde nationale autoriteit per geval anders besluit, moet Eurojust dergelijke operationele gegevens kunnen blijven verwerken. Indien de bevoegde nationale autoriteit, nadat de beslissing tot vrijspraak of tot niet-vervolging definitief is geworden, besluit dat het niet nodig is de gegevens van vrijgesproken of niet vervolgde personen te verwerken, onder meer vanwege de specifieke kenmerken van de zaak of de gronden voor vrijspraak of niet-vervolging, moeten die gegevens worden gewist. |
(29) |
Eurojust heeft twaalf samenwerkingsovereenkomsten met derde landen gesloten, waarbij doorgifte van operationele persoonsgegevens en detachering van een verbindingsmagistraat uit een derde land bij Eurojust mogelijk wordt gemaakt. Ook de Handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds (7) staat detachering van een verbindingsmagistraat toe. In maart 2021 heeft de Raad de Commissie gemachtigd tot het openen van onderhandelingen over samenwerkingsovereenkomsten tussen Eurojust en 13 andere derde landen, te weten Algerije, Argentinië, Armenië, Bosnië en Herzegovina, Brazilië, Colombia, Egypte, Israël, Jordanië, Libanon, Marokko, Tunesië en Turkije. |
(30) |
Verordening (EU) 2018/1727 biedt weliswaar een rechtsgrond voor samenwerking en uitwisseling van gegevens met derde landen, maar bevat geen regels inzake de formele en technische aspecten van de samenwerking met bij Eurojust gedetacheerde verbindingsmagistraten uit derde landen, met name wat hun toegang tot het casemanagementsysteem betreft. Met het oog op de rechtszekerheid moet Verordening (EU) 2018/1727 een uitdrukkelijke rechtsgrond bieden voor de samenwerking tussen Eurojust en de verbindingsmagistraten uit derde landen en voor hun toegang tot het casemanagementsysteem. Eurojust moet door middel van de geactualiseerde technische opzet en strikte interne voorschriften passende waarborgen en beveiligingsmaatregelen toepassen voor de bescherming van gegevens en de grondrechten. |
(31) |
Bij de verwerking van operationele persoonsgegevens overeenkomstig deze verordening moet Eurojust een hoog niveau van gegevensbescherming waarborgen. Voor de verwerking van operationele persoonsgegevens is Eurojust onderworpen aan artikel 3 en hoofdstuk IX van Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad (8), alsmede aan specifieke regels voor de verwerking van operationele persoonsgegevens als bedoeld in Verordening (EU) 2018/1727, zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2022/838 van het Europees Parlement en de Raad (9), en deze verordening. Die bepalingen zijn van toepassing op de verwerking van alle operationele persoonsgegevens die door Eurojust worden verwerkt. Zij zijn met name van toepassing op alle operationele persoonsgegevens die in het casemanagementsysteem worden verwerkt, ongeacht of deze worden verwerkt door nationale leden, nationale correspondenten, verbindingsmagistraten of andere bevoegde personen overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1727. |
(32) |
Besluiten over of en hoe Eurojust de coördinatie en samenwerking tussen de met het onderzoek of de vervolging belaste autoriteiten moet ondersteunen moeten uitsluitend bij de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten berusten, met inachtneming van het toepasselijk nationaal recht, het Unierecht of het internationaal recht, bestaande uit verdragen of andere internationale overeenkomsten inzake wederzijdse bijstand in strafzaken. |
(33) |
Omwille van de rechtszekerheid moet de relatie tussen de uitwisseling van informatie over terrorismezaken tussen bevoegde nationale autoriteiten en Eurojust uit hoofde van enerzijds Besluit 2005/671/JBZ en anderzijds Verordening (EU) 2018/1727 worden verduidelijkt. Daarom moeten de relevante bepalingen uit Besluit 2005/671/JBZ worden geschrapt en aan Verordening (EU) 2018/1727 worden toegevoegd. |
(34) |
Hoewel sommige bevoegde nationale autoriteiten reeds zijn aangesloten op de in artikel 9 van Besluit 2008/976/JBZ bedoelde beveiligde telecommunicatieverbinding, zijn veel bevoegde nationale autoriteiten nog niet aangesloten op die beveiligde telecommunicatieverbinding of op beveiligde communicatiekanalen. Om ervoor te zorgen dat de lidstaten voldoende tijd hebben om hun bevoegde nationale autoriteiten van een dergelijke verbinding te voorzien, moet een overgangsperiode voor de tenuitvoerlegging worden toegestaan. |
(35) |
Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 en artikel 4 bis, lid 1, van Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) en het VWEU, en onverminderd artikel 4 van dat protocol, neemt Ierland niet deel aan de vaststelling van deze verordening en is deze niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat. |
(36) |
Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het VEU en het VWEU, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van deze verordening; deze is bijgevolg niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat. |
(37) |
Overeenkomstig artikel 42 van Verordening (EU) 2018/1725 is de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming geraadpleegd, en op 26 januari 2022 heeft hij een advies uitgebracht, |
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Wijzigingen van Verordening (EU) 2018/1727
Verordening (EU) 2018/1727 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In artikel 3 wordt lid 5 vervangen door: “5. Eurojust kan ook bijstand verlenen aan onderzoeken en vervolgingen waarbij alleen een lidstaat en een derde land of een lidstaat en een internationale organisatie betrokken zijn, op voorwaarde dat met dat derde land of die internationale organisatie een samenwerkingsovereenkomst is gesloten of een afspraak tot samenwerking is gemaakt krachtens artikel 52 of op voorwaarde dat er in een specifiek geval een essentieel belang bestaat om dergelijke bijstand te verlenen. De beslissing over of en hoe lidstaten justitiële bijstand verlenen aan een derde land of een internationale organisatie berust uitsluitend bij de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat, onder voorbehoud van toepasselijk nationaal recht, Unierecht of internationaal recht.” . |
2) |
Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:
|
3) |
Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:
|
4) |
Het volgende artikel wordt ingevoegd: “Artikel 21 bis Uitwisseling van informatie over terrorismezaken
(*1) Richtlijn (EU) 2017/541 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2017 inzake terrorismebestrijding en ter vervanging van Kaderbesluit 2002/475/JBZ van de Raad en tot wijziging van Besluit 2005/671/JBZ van de Raad (PB L 88 van 31.3.2017, blz. 6).”." |
5) |
De volgende artikelen worden ingevoegd: “Artikel 22 bis Beveiligde digitale communicatie en gegevensuitwisseling tussen de bevoegde nationale autoriteiten en Eurojust
Artikel 22 ter Vaststelling van uitvoeringshandelingen door de Commissie
Artikel 22 quater Comitéprocedure
Indien door het comité geen advies wordt uitgebracht, neemt de Commissie de ontwerpuitvoeringshandeling niet aan en is artikel 5, lid 4, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. (*2) Verordening (EU) 2022/850 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2022 betreffende een geautomatiseerd systeem voor de grensoverschrijdende elektronische gegevensuitwisseling op het gebied van justitiële samenwerking in civiele en strafzaken (e-Codex), en tot wijziging van Verordening (EU) 2018/1726 (PB L 150 van 1.6.2022, blz. 1)." (*3) Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).”." |
6) |
De artikelen 23, 24 en 25 worden vervangen door: “Artikel 23 Casemanagementsysteem
De nationale leden kunnen persoonsgegevens tijdelijk opslaan en analyseren om na te gaan of die gegevens van belang zijn voor de uitvoering van de taken van Eurojust en of zij in het casemanagementsysteem kunnen worden opgenomen. Die gegevens mogen ten hoogste drie maanden worden bewaard. Artikel 24 Beheer van de informatie in het casemanagementsysteem
Elk van de nationale leden is verantwoordelijk voor het beheer van de door henzelf verwerkte gegevens.
Artikel 25 Toegang tot het casemanagementsysteem op nationaal niveau
(*4) Besluit 2008/976/JBZ van de Raad van 16 december 2008 betreffende het Europees justitieel netwerk (PB L 348 van 24.12.2008, blz. 130).”." |
7) |
Artikel 27 wordt als volgt gewijzigd:
|
8) |
Artikel 29 wordt als volgt gewijzigd:
|
9) |
Het volgende artikel wordt ingevoegd: “Artikel 54 bis Verbindingsmagistraten uit derde landen
Operationele persoonsgegevens mogen slechts met behulp van het casemanagementsysteem worden doorgegeven aan verbindingsmagistraten uit een derde land overeenkomstig de voorschriften en voorwaarden die zijn vastgesteld bij deze verordening, in de overeenkomst met het betrokken land of in andere toepasselijke rechtsinstrumenten. Artikel 24, lid 1, tweede alinea, en artikel 24, lid 2, zijn van overeenkomstige toepassing op verbindingsmagistraten. Het college stelt de nadere voorwaarden voor toegang vast.”. |
10) |
Aan artikel 80 worden de volgende leden toegevoegd: “9. Eurojust kan het uit tijdelijke werkbestanden en een register bestaande casemanagementsysteem blijven gebruiken tot 1 december 2025, zolang het nieuwe casemanagementsysteem niet is ingevoerd.
. |
11) |
De volgende bijlage wordt toegevoegd: “BIJLAGE III
. |
Artikel 2
Wijzing van Besluit 2005/671/JBZ
Besluit 2005/671/JBZ wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In artikel 1 wordt punt c) geschrapt; |
2) |
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
|
Artikel 3
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.
Gedaan te Straatsburg, 4 oktober 2023.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
-
R.METSOLA
Voor de Raad
De voorzitter
-
J.M. ALBARES BUENO
-
Standpunt van het Europees Parlement van 12 juli 2023 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 18 september 2023.
-
Verordening (EU) 2018/1727 van het Europees Parlement en de Raad van 14 november 2018 betreffende het Agentschap van de Europese Unie voor justitiële samenwerking in strafzaken (Eurojust), en tot vervanging en intrekking van Besluit 2002/187/JBZ van de Raad (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 138).
-
Besluit 2005/671/JBZ van de Raad van 20 september 2005 betreffende informatie-uitwisseling en samenwerking in verband met strafbare feiten van terroristische aard (PB L 253 van 29.9.2005, blz. 22).
-
Richtlijn (EU) 2017/541 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2017 inzake terrorismebestrijding en ter vervanging van Kaderbesluit 2002/475/JBZ van de Raad en tot wijziging van Besluit 2005/671/JBZ van de Raad (PB L 88 van 31.3.2017, blz. 6).
-
Besluit 2008/976/JBZ van de Raad van 16 december 2008 betreffende het Europees justitieel netwerk (PB L 348 van 24.12.2008, blz. 130).
-
Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
-
Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).
-
Verordening (EU) 2022/838 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2022 tot wijziging van Verordening (EU) 2018/1727, wat betreft het bij Eurojust bewaren, analyseren en opslaan van bewijsmateriaal in verband met genocide, misdaden tegen de menselijkheid, oorlogsmisdaden en daarmee verband houdende strafbare feiten (PB L 148 van 31.5.2022, blz. 1).
ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2023/2131/oj
ISSN 1977-0758 (electronic edition)
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.