Richtlijn 2023/2843 - Wijziging van Richtlijnen 2011/99/EU en 2014/41/EU van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijn 2003/8/EG en de Kaderbesluiten 2002/584/JBZ, 2003/577/JBZ, 2005/214/JBZ, 2006/783/JBZ, 2008/909/JBZ, 2008/947/JBZ, 2009/829/JBZ en 2009/948/JBZ van de Raad, wat betreft de digitalisering van de justitiële samenwerking

1.

Wettekst

 

Publicatieblad

van de Europese Unie

NL

Serie L

 

 

2023/2843

27.12.2023

RICHTLIJN (EU) 2023/2843 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 13 december 2023

tot wijziging van Richtlijnen 2011/99/EU en 2014/41/EU van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijn 2003/8/EG van de Raad en de Kaderbesluiten 2002/584/JBZ, 2003/577/JBZ, 2005/214/JBZ, 2006/783/JBZ, 2008/909/JBZ, 2008/947/JBZ, 2009/829/JBZ en 2009/948/JBZ van de Raad, wat betreft de digitalisering van de justitiële samenwerking

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 81, lid 2, punten e) en f), en artikel 82, lid 1, punt d),

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

In haar mededeling van 2 december 2020, getiteld “Digitalisering van justitie in de Europese Unie — Een instrumentarium met mogelijkheden” heeft de Commissie gewezen op de noodzaak om het wetgevingskader inzake de grensoverschrijdende procedures van de Unie in burgerlijke, handels- en strafzaken te moderniseren, in overeenstemming met het standaard-digitaal-beginsel, waarbij ervoor wordt gezorgd dat alle nodige waarborgen om sociale uitsluiting te vermijden aanwezig zijn.

 

(2)

Het vergemakkelijken van de justitiële samenwerking tussen de lidstaten behoort tot de hoofddoelstellingen van de EU-ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, zoals verankerd in het derde deel, titel V, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

 

(3)

Teneinde de justitiële samenwerking in burgerlijke, handels- en strafzaken met grensoverschrijdende effecten te verbeteren, moeten de rechtshandelingen van de Unie die voorzien in communicatie tussen bevoegde autoriteiten, met inbegrip van instanties en organen van de Unie, worden aangevuld met voorwaarden voor het uitvoeren van die communicatie met digitale middelen op een wijze die de bescherming waarborgt van de grondrechten die zijn vastgelegd in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, met name in hoofdstuk VI, artikel 47 betreffende het recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op een onpartijdig gerecht. Die voorwaarden mogen op generlei wijze afbreuk doen aan de bescherming van procedurele rechten die essentieel zijn voor de bescherming van die grondrechten, overeenkomstig het Unierecht.

 

(4)

Om de justitiële samenwerking te moderniseren en te verbeteren en de toegang tot de rechter te vergemakkelijken, is Verordening (EU) 2023/2844 van het Europees Parlement en de Raad (3) vastgesteld.

 

(5)

Om de doelstellingen van Verordening (EU) 2023/2844 volledig te verwezenlijken en de bestaande rechtshandelingen van de Unie in burgerlijke, handels- en strafzaken af te stemmen op die verordening, moeten de Richtlijnen 2011/99/EU (4) en 2014/41/EU (5) van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijn 2003/8/EG (6) van de Raad en de Kaderbesluiten 2002/584/JBZ (7), 2003/577/JBZ (8), 2005/214/JBZ (9), 2006/783/JBZ (10), 2008/909/JBZ (11), 2008/947/JBZ (12), 2009/829/JBZ (13) en 2009/948/JBZ (14) van de Raad worden gewijzigd.

 

(6)

De wijzigingen waarin deze richtlijn voorziet, moeten ervoor zorgen dat de grensoverschrijdende communicatie tussen de autoriteiten strookt met de regels en beginselen van Verordening (EU) 2023/2844. Op grond van die verordening verloopt de communicatie tussen de bevoegde autoriteiten van verschillende lidstaten en tussen een nationale bevoegde autoriteit en een instantie of orgaan van de Unie in het kader van de bij deze richtlijn gewijzigde rechtshandelingen op het gebied van justitiële samenwerking in strafzaken in de regel via een gedecentraliseerd IT-systeem. In de regel moet het gedecentraliseerde IT-systeem met name worden gebruikt voor de uitwisseling van formulieren in het kader van de bij deze richtlijn gewijzigde rechtshandelingen op het gebied van justitiële samenwerking in strafzaken, alsook voor alle overige officiële communicatie in het kader van die rechtshandelingen die schriftelijk moet verlopen, bijvoorbeeld voor het bijhouden van dossiers van de bevoegde autoriteiten. In gevallen waarin een of meer van de in Verordening (EU) 2023/2844 bepaalde uitzonderingen van toepassing zijn, dat wil zeggen, wanneer het gebruik van het gedecentraliseerde IT-systeem niet mogelijk of aangewezen is, moet het mogelijk zijn andere in die verordening beschreven communicatiemiddelen te gebruiken. Voor de toepassing van de Kaderbesluiten 2005/214/JBZ, 2006/783/JBZ, 2008/909/JBZ, 2008/947/JBZ en 2009/829/JBZ en Richtlijn 2014/41/EU, moeten dergelijke autoriteiten, wanneer in die rechtshandelingen is bepaald dat de communicatie tussen autoriteiten op ongeacht welke wijze of op elke passende wijze moet verlopen, kunnen kiezen welk communicatiemiddel zij gebruiken.

 

(7)

Aangezien deze richtlijn voorziet in wijzigingen in reeds in de nationale rechtsorde van de lidstaten omgezette regels, moet de richtlijn ook specifieke bepalingen inzake de omzetting van die wijzigingen omvatten. Die omzettingsbepalingen moeten overeenstemmen met de in Verordening (EU) 2023/2844 vastgestelde uitvoeringstermijn.

 

(8)

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) en het VWEU, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van deze richtlijn, die derhalve niet bindend is voor, noch van toepassing is op deze lidstaat.

 

(9)

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 en artikel 4 bis, lid 1, van Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, gehecht aan het VEU en het VWEU, en onverminderd artikel 4 van dat protocol, neemt Ierland niet deel aan de vaststelling van deze richtlijn, die derhalve niet bindend is voor, noch van toepassing is op deze lidstaat.

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Hoofdstuk I

Wijzigingen in rechtshandelingen op het gebied van justitiële samenwerking in burgerlijke en handelszaken

Artikel 1

Wijziging in Richtlijn 2003/8/EG

In artikel 13, lid 4, van Richtlijn 2003/8/EG wordt de tweede alinea vervangen door:

“De bevoegde verzendende autoriteit verzendt het verzoek overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EU) 2023/2844 van het Europees Parlement en de Raad (*1) binnen 15 dagen te rekenen vanaf het tijdstip van ontvangst van het naar behoren in een van de in lid 2 van dit artikel bedoelde talen ingevulde verzoek en de zo nodig in een van die talen vertaalde begeleidende stukken naar de bevoegde ontvangende autoriteit van de andere lidstaat.

Hoofdstuk II

Wijzigingen in rechtshandelingen op het gebied van justitiële samenwerking in strafzaken

Artikel 2

Wijzigingen in Kaderbesluit 2002/584/JBZ

Kaderbesluit 2002/584/JBZ wordt als volgt gewijzigd:

 

1)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 8 bis

Communicatiemiddelen

  • 1. 
    Onverminderd artikel 9, lid 2, en artikel 10, leden 2 en 3, verloopt de communicatie tussen de uitvaardigende rechterlijke autoriteit en de uitvoerende rechterlijke autoriteit in het kader van dit kaderbesluit overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EU) 2023/2844 van het Europees Parlement en de Raad (*2).

Indien een lidstaat een centrale autoriteit of centrale autoriteiten heeft aangewezen, is de eerste alinea ook van toepassing op de officiële communicatie met de centrale autoriteit of autoriteiten van een andere lidstaat.

  • 2. 
    De communicatie tussen de bevoegde autoriteit in de uitvaardigende lidstaat en de bevoegde autoriteit in de uitvoerende lidstaat met het oog op het verstrekken van de nodige informatie om de gezochte persoon in staat te stellen om in de uitvaardigende staat een advocaat aan te wijzen overeenkomstig artikel 10, lid 5, van Richtlijn 2013/48/EU van het Europees Parlement en de Raad (*3) en om in de uitvaardigende staat rechtsbijstand aan te vragen overeenkomstig artikel 5, lid 2, van Richtlijn (EU) 2016/1919 van het Europees Parlement en de Raad (*4), vindt plaats overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EU) 2023/2844.
  • 3. 
    In afwijking van lid 1 kunnen verzoeken om doortocht uit hoofde van artikel 25, lid 3, ook worden verzonden via beveiligde communicatiekanalen van de rechtshandhavingsinstanties.

(*2)  Verordening (EU) 2023/2844 van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2023 betreffende de digitalisering van de justitiële samenwerking en de toegang tot de rechter in grensoverschrijdende burgerlijke, handels- en strafzaken, en tot wijziging van bepaalde handelingen op het gebied van justitiële samenwerking (PB L, 2023/2844, 27.12.2023, ELI: http://data.europa.eu/reg/2023/2844/oj)."

(*3)  Richtlijn 2013/48/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2013 betreffende het recht op toegang tot een advocaat in strafprocedures en in procedures ter uitvoering van een Europees aanhoudingsbevel en het recht om een derde op de hoogte te laten brengen vanaf de vrijheidsbeneming en om met derden en consulaire autoriteiten te communiceren tijdens de vrijheidsbeneming (PB L 294 van 6.11.2013, blz. 1)."

(*4)  Richtlijn (EU) 2016/1919 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2016 betreffende rechtsbijstand voor verdachten en beklaagden in strafprocedures en voor gezochte personen in procedures ter uitvoering van een Europees aanhoudingsbevel (PB L 297 van 4.11.2016, blz. 1).”."

 

2)

In artikel 10 wordt lid 4 geschrapt.

 

3)

In artikel 18, lid 1, wordt punt a) vervangen door:

 

“a)

de gezochte persoon wordt gehoord overeenkomstig artikel 19 van dit Kaderbesluit of via videoconferentie overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EU) 2023/2844;”.

 

4)

In artikel 25 wordt lid 3 vervangen door:

“3.   Het verzoek om doortocht en de informatie als bedoeld in lid 1 worden toegezonden aan de op grond van lid 2 aangewezen autoriteit. De lidstaat van doortocht geeft kennis van zijn beslissing over het verzoek om doortocht.”

.

Artikel 3

Wijzigingen in Kaderbesluit 2003/577/JBZ

Kaderbesluit 2003/577/JBZ wordt als volgt gewijzigd:

 

1)

In artikel 4 wordt lid 1 vervangen door:

“1.   Elke beslissing tot bevriezing in de zin van dit kaderbesluit, vergezeld van het in artikel 9 bedoelde certificaat, wordt door de rechterlijke autoriteit die haar heeft gegeven rechtstreeks toegezonden aan de voor de tenuitvoerlegging bevoegde rechterlijke autoriteit.”

.

 

2)

In artikel 5, lid 1, wordt de derde alinea vervangen door:

“Aan de bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat wordt onverwijld kennisgegeven van de tenuitvoerlegging van de beslissing tot bevriezing.”.

 

3)

In artikel 7 wordt lid 3 vervangen door:

“3.   Elke beslissing tot niet-erkenning of niet-tenuitvoerlegging wordt onverwijld genomen en ter kennis gebracht van de bevoegde rechterlijke autoriteiten van de beslissingsstaat.”

.

 

4)

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

lid 2 wordt vervangen door:

“2.   Aan de bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat wordt onverwijld kennisgegeven van het uitstel van de tenuitvoerlegging van de beslissing tot bevriezing, met inbegrip van de gronden voor het uitstel en, zo mogelijk, de verwachte duur van het uitstel.”

;

 

b)

lid 3 wordt vervangen door:

“3.   Zodra de gronden voor uitstel zijn vervallen, neemt de bevoegde rechterlijke autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat onverwijld de nodige maatregelen voor de tenuitvoerlegging van de beslissing tot bevriezing en stelt zij de bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat daarvan in kennis.”

.

 

5)

Aan titel II wordt het volgende artikel toegevoegd:

“Artikel 12 bis

Communicatiemiddelen

De officiële communicatie tussen de bevoegde rechterlijke autoriteit van de beslissingsstaat en de bevoegde rechterlijke autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat in het kader van dit kaderbesluit verloopt overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EU) 2023/2844 van het Europees Parlement en de Raad (*5).

(*5)  Verordening (EU) 2023/2844 van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2023 betreffende de digitalisering van de justitiële samenwerking en de toegang tot de rechter in grensoverschrijdende burgerlijke, handels- en strafzaken, en tot wijziging van bepaalde handelingen op het gebied van justitiële samenwerking (PB L, 2023/2844, 27.12.2023, ELI: http://data.europa.eu/reg/2023/2844/oj).”."

Artikel 4

Wijzigingen in Kaderbesluit 2005/214/JBZ

Kaderbesluit 2005/214/JBZ wordt als volgt gewijzigd:

 

1)

In artikel 4 wordt lid 3 vervangen door:

“3.   De bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat zendt de beslissing of een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift daarvan, vergezeld van het certificaat, rechtstreeks toe aan de bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat. Aan de tenuitvoerleggingsstaat worden op zijn verzoek het origineel van de beslissing of een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift daarvan en het origineel van het certificaat toegezonden De originelen of voor eensluidend gewaarmerkte afschriften kunnen elektronisch worden verzonden overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EU) 2023/2844 van het Europees Parlement en de Raad (*6). Alle andere officiële communicatie verloopt eveneens rechtstreeks tussen de bovengenoemde bevoegde autoriteiten.

(*6)  Verordening (EU) 2023/2844 van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2023 betreffende de digitalisering van de justitiële samenwerking en de toegang tot de rechter in grensoverschrijdende burgerlijke, handels- en strafzaken, en tot wijziging van bepaalde handelingen op het gebied van justitiële samenwerking (PB L, 2023/2844, 27.12.2023, ELI: http://data.europa.eu/reg/2023/2844/oj).”."

 

2)

In artikel 14 wordt de inleidende zin vervangen door:

“De bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat stelt de bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat onverwijld in kennis:”.

 

3)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 15 bis

Communicatiemiddelen

  • 1. 
    Met uitzondering van communicatie uit hoofde van artikel 7, lid 3, verloopt de officiële communicatie tussen de bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat en de bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat in het kader van dit kaderbesluit overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EU) 2023/2844.
  • 2. 
    Indien een lidstaat een centrale autoriteit of centrale autoriteiten heeft aangewezen, is lid 1 ook van toepassing op de officiële communicatie met de centrale autoriteit of autoriteiten van een andere lidstaat.”.

Artikel 5

Wijzigingen in Kaderbesluit 2006/783/JBZ

Kaderbesluit 2006/783/JBZ wordt als volgt gewijzigd:

 

1)

In artikel 4 wordt lid 2 vervangen door:

“2.   De beslissing tot confiscatie of een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift daarvan wordt, vergezeld van het certificaat, door de bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat rechtstreeks toegezonden aan de autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat die bevoegd is de beslissing ten uitvoer te leggen. Het originele exemplaar van de beslissing tot confiscatie, of een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift daarvan, en het originele exemplaar van het certificaat worden aan de tenuitvoerleggingsstaat toegezonden, indien deze daarom verzoekt. De originelen of voor eensluidend gewaarmerkte afschriften kunnen elektronisch worden verzonden overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EU) 2023/2844 van het Europees Parlement en de Raad (*7). Alle andere officiële communicatie verloopt rechtstreeks tussen de bovengenoemde bevoegde autoriteiten.

(*7)  Verordening (EU) 2023/2844 van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2023 betreffende de digitalisering van de justitiële samenwerking en de toegang tot de rechter in grensoverschrijdende burgerlijke, handels- en strafzaken, en tot wijziging van bepaalde handelingen op het gebied van justitiële samenwerking (PB L, 2023/2844, 27.12.2023, ELI: http://data.europa.eu/reg/2023/2844/oj).”."

 

2)

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

lid 3 wordt vervangen door:

“3.   In geval van opschorting op grond van lid 1, punt a), stelt de bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat de bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat daarvan onverwijld in kennis, en komt de bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat de in artikel 14, lid 3, bedoelde verplichtingen na.”

;

 

b)

lid 4 wordt vervangen door:

“4.   In de in lid 1, punten b) tot en met e), bedoelde gevallen stelt de bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat de bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat onverwijld in kennis van de opschorting van de tenuitvoerlegging, met inbegrip van de gronden voor de opschorting en, zo mogelijk, de verwachte duur van de opschorting.

Zodra de gronden voor opschorting zijn vervallen, neemt de bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat de nodige maatregelen voor de tenuitvoerlegging van de beslissing tot confiscatie en stelt zij de bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat daarvan in kennis.”

.

 

3)

In artikel 14, lid 3, wordt de inleidende zin vervangen door:

“De bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat stelt onmiddellijk de bevoegde autoriteiten van alle betrokken tenuitvoerleggingsstaten daarvan in kennis:”.

 

4)

Artikel 15 wordt vervangen door:

“Artikel 15

Beëindiging van de tenuitvoerlegging

De bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat stelt de bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat onverwijld in kennis van iedere beslissing of maatregel waardoor de beslissing niet meer uitvoerbaar is of om een andere reden aan de tenuitvoerleggingsstaat onttrokken wordt. Zodra de tenuitvoerleggingsstaat door de bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat in kennis is gesteld van die beslissing of maatregel beëindigt hij de tenuitvoerlegging van de beslissing tot confiscatie.”.

 

5)

In artikel 17 wordt de inleidende zin vervangen door:

“De bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat stelt de bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat onverwijld in kennis:”.

 

6)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 18 bis

Communicatiemiddelen

  • 1. 
    Met uitzondering van communicatie uit hoofde van artikel 8, lid 4, en artikel 12, lid 2, verloopt de officiële communicatie tussen de bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat en de bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat in het kader van dit kaderbesluit overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EU) 2023/2844.
  • 2. 
    Indien een lidstaat een centrale autoriteit of centrale autoriteiten heeft aangewezen, is lid 1 ook van toepassing op de officiële communicatie met de centrale autoriteit of autoriteiten van een andere lidstaat.”.

Artikel 6

Wijzigingen in Kaderbesluit 2008/909/JBZ

Kaderbesluit 2008/909/JBZ wordt als volgt gewijzigd:

 

1)

In artikel 5 wordt lid 1 vervangen door:

“1.   De bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat zendt het vonnis of een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift daarvan, vergezeld van het certificaat, rechtstreeks toe aan de bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat. Het origineel van het vonnis, of een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift daarvan, en het origineel van het certificaat worden aan de tenuitvoerleggingsstaat toegezonden indien deze daarom verzoekt. De originelen of voor eensluidend gewaarmerkte afschriften kunnen elektronisch worden verzonden overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EU) 2023/2844 van het Europees Parlement en de Raad (*8). Alle andere officiële schriftelijke communicatie verloopt eveneens rechtstreeks tussen de bovengenoemde bevoegde autoriteiten.

(*8)  Verordening (EU) 2023/2844 van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2023 betreffende de digitalisering van de justitiële samenwerking en de toegang tot de rechter in grensoverschrijdende burgerlijke, handels- en strafzaken, en tot wijziging van bepaalde handelingen op het gebied van justitiële samenwerking (PB L, 2023/2844, 27.12.2023, ELI: http://data.europa.eu/reg/2023/2844/oj).”."

 

2)

In artikel 16 wordt lid 1 vervangen door:

“1.   Elke lidstaat staat, in overeenstemming met zijn nationale recht, de doortocht over zijn grondgebied toe van een gevonniste persoon die naar de tenuitvoerleggingsstaat wordt overgebracht, indien de beslissingsstaat hem, samen met het verzoek om doortocht, een afschrift van het in artikel 4 bedoelde certificaat heeft doen toekomen. Het verzoek om doortocht en het certificaat worden toegezonden overeenkomstig artikel 22 bis. Op verzoek van de met het oog op doortocht aangezochte lidstaat verstrekt de beslissingsstaat een vertaling van het certificaat in een van de in het verzoek op te geven talen die door de met het oog op doortocht aangezochte lidstaat wordt aanvaard.”

.

 

3)

In artikel 21 wordt de inleidende zin vervangen door:

“De bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat stelt de bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat onverwijld in kennis van:”.

 

4)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 22 bis

Communicatiemiddelen

  • 1. 
    Met uitzondering van communicatie uit hoofde van artikel 4, lid 3, artikel 9, lid 3, en artikel 12, lid 3, verloopt de officiële communicatie tussen de bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat en de bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat in het kader van dit kaderbesluit overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EU) 2023/2844.
  • 2. 
    In afwijking van lid 1 kunnen verzoeken om doortocht uit hoofde van artikel 16, lid 1, ook worden verzonden via beveiligde communicatiekanalen van rechtshandhavingsinstanties.”.

Artikel 7

Wijzigingen in Kaderbesluit 2008/947/JBZ

Kaderbesluit 2008/947/JBZ wordt als volgt gewijzigd:

 

1)

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

lid 2 wordt vervangen door:

“2.   De bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat zendt het vonnis en, in voorkomend geval, de proeftijdbeslissing, samen met het in lid 1 bedoelde certificaat, rechtstreeks toe aan de bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat. Het origineel van het vonnis en, in voorkomend geval, van de proeftijdbeslissing, of de voor eensluidend gewaarmerkte afschriften daarvan, en het origineel van het certificaat worden aan de bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat toegezonden indien deze daarom verzoekt. De originelen of voor eensluidend gewaarmerkte afschriften kunnen elektronisch worden verzonden overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EU) 2023/2844 van het Europees Parlement en de Raad (*9). Alle andere officiële communicatie verloopt eveneens rechtstreeks tussen de bovengenoemde bevoegde autoriteiten.

(*9)  Verordening (EU) 2023/2844 van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2023 betreffende de digitalisering van de justitiële samenwerking en de toegang tot de rechter in grensoverschrijdende burgerlijke, handels- en strafzaken, en tot wijziging van bepaalde handelingen op het gebied van justitiële samenwerking (PB L, 2023/2844, 27.12.2023, ELI: http://data.europa.eu/reg/2023/2844/oj).”;"

 

b)

lid 7 wordt vervangen door:

“7.   Indien een autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat die een vonnis, en, in voorkomend geval, een proeftijdbeslissing, samen met het in lid 1 bedoelde certificaat, ontvangt, niet bevoegd is om het vonnis te erkennen en de daaruit voortvloeiende, voor het toezicht op de proeftijdvoorwaarden of alternatieve straffen vereiste maatregelen te nemen, zendt zij het vonnis ambtshalve aan de bevoegde autoriteit toe en stelt zij de bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat hiervan onverwijld in kennis.”

.

 

2)

In artikel 12 wordt lid 1 vervangen door:

“1.   De bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat beslist zo spoedig mogelijk en binnen een termijn van 60 dagen na ontvangst van het vonnis en, in voorkomend geval, de proeftijdbeslissing, samen met het in artikel 6, lid 1, bedoelde certificaat of zij het vonnis en, in voorkomend geval, de proeftijdbeslissing erkent en of zij de verantwoordelijkheid voor het toezicht op de proeftijdvoorwaarden en de alternatieve straffen aanvaardt. Zij stelt de bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat onverwijld in kennis van haar beslissing.”

.

 

3)

Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

lid 1 wordt vervangen door:

“1.   De bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat stelt de bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat onverwijld in kennis van alle beslissingen betreffende:

 

a)

wijziging van de proeftijdvoorwaarde of van de alternatieve straf;

 

b)

intrekking van de opschorting van de tenuitvoerlegging van het vonnis of herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling;

 

c)

tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of een tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel vanwege het niet-naleven van een proeftijdvoorwaarde of alternatieve straf;

 

d)

het aflopen van de proeftijdvoorwaarde of de alternatieve straf.”

;

 

b)

lid 3 wordt vervangen door:

“3.   De bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat stelt de bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat onverwijld in kennis van alle omstandigheden of vaststellingen die volgens haar tot gevolg zouden kunnen hebben dat een of meer van de in lid 1, punten a), b) en c), bedoelde beslissingen worden gegeven.”

.

 

4)

In artikel 17 wordt lid 3 vervangen door:

“3.   De in lid 1, punten a) en b), en lid 2 bedoelde vaststellingen worden ter kennis gebracht door middel van het modelformulier in bijlage II. De in lid 1, punt c), bedoelde feiten en omstandigheden worden indien mogelijk door middel van het modelformulier in bijlage II ter kennis gebracht.”

.

 

5)

In artikel 18 wordt de inleidende zin vervangen door:

“De bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat stelt de bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat onverwijld in kennis van:”.

 

6)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 20 bis

Communicatiemiddelen

Met uitzondering van communicatie uit hoofde van artikel 11, lid 3, en artikel 12, lid 2, verloopt de officiële communicatie tussen de bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat en de bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat in het kader van dit kaderbesluit overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EU) 2023/2844.”.

Artikel 8

Wijzigingen in Kaderbesluit 2009/829/JBZ

Kaderbesluit 2009/829/JBZ wordt als volgt gewijzigd:

 

1)

In artikel 10 wordt lid 2 vervangen door:

“2.   De bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat zendt de beslissing inzake toezichtmaatregelen of een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift daarvan, vergezeld van het certificaat, rechtstreeks toe aan de bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat. Het origineel van de beslissing inzake toezichtmaatregelen, of een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift daarvan, en het origineel van het certificaat worden aan de tenuitvoerleggingsstaat toegezonden indien deze daarom verzoekt. De originelen of voor eensluidend gewaarmerkte afschriften kunnen elektronisch worden verzonden overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EU) 2023/2844 van het Europees Parlement en de Raad (*10). Alle andere officiële communicatie verloopt eveneens rechtstreeks tussen de bovengenoemde bevoegde autoriteiten.

(*10)  Verordening (EU) 2023/2844 van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2023 betreffende de digitalisering van de justitiële samenwerking en de toegang tot de rechter in grensoverschrijdende burgerlijke, handels- en strafzaken, en tot wijziging van bepaalde handelingen op het gebied van justitiële samenwerking (PB L, 2023/2844, 27.12.2023, ELI: http://data.europa.eu/reg/2023/2844/oj).”."

 

2)

In artikel 20, lid 2, wordt de inleidende zin vervangen door:

“De bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat stelt de bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat onverwijld in kennis van:”.

 

3)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 23 bis

Communicatiemiddelen

  • 1. 
    Met uitzondering van communicatie uit hoofde van artikel 12, lid 3, en artikel 15, lid 2, verloopt de officiële communicatie tussen de bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat en de bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat in het kader van dit kaderbesluit overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EU) 2023/2844.
  • 2. 
    Indien een lidstaat een centrale autoriteit of centrale autoriteiten heeft aangewezen, is lid 1 ook van toepassing op de officiële communicatie met de centrale autoriteit of autoriteiten van een andere lidstaat.”.

Artikel 9

Wijziging in Kaderbesluit 2009/948/JBZ

Artikel 7 van Kaderbesluit 2009/948/JBZ wordt vervangen door:

“Artikel 7

Communicatiemiddelen

  • 1. 
    De contacterende en de gecontacteerde autoriteiten onderhouden contact overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EU) 2023/2844 van het Europees Parlement en de Raad (*11).
  • 2. 
    Indien een lidstaat een centrale autoriteit of centrale autoriteiten heeft aangewezen, is lid 1 ook van toepassing op de officiële communicatie met de centrale autoriteit of autoriteiten van een andere lidstaat.

Artikel 10

Wijzigingen in Richtlijn 2011/99/EU

Richtlijn 2011/99/EU wordt als volgt gewijzigd:

 

1)

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

lid 1 wordt vervangen door:

“1.   Indien de bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat het Europees beschermingsbevel aan de bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat toezendt, doet zij dat overeenkomstig artikel 16 bis. Alle andere officiële communicatie wordt eveneens rechtstreeks door deze bevoegde autoriteiten uitgewisseld.”

;

 

b)

lid 3 wordt vervangen door:

“3.   Indien een autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat een Europees beschermingsbevel ontvangt en niet bevoegd is het te erkennen, zendt zij ambtshalve het bevel aan de bevoegde autoriteit toe, en stelt zij de bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat hiervan onverwijld in kennis.”

.

 

2)

In artikel 9 wordt lid 4 vervangen door:

“4.   Indien de bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat de overeenkomstig artikel 7 in het Europees beschermingsbevel verstrekte gegevens onvolledig acht, stelt zij de bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat hiervan onverwijld in kennis, met opgave van een redelijke termijn waarbinnen de ontbrekende gegevens door die autoriteit moeten worden verstrekt.”

.

 

3)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 16 bis

Communicatiemiddelen

  • 1. 
    De officiële communicatie tussen de bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat en de bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat in het kader van deze richtlijn verloopt overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EU) 2023/2844 van het Europees Parlement en de Raad (*12).
  • 2. 
    Indien een lidstaat een centrale autoriteit of centrale autoriteiten heeft aangewezen, is lid 1 ook van toepassing op de officiële communicatie met de centrale autoriteit of autoriteiten van een andere lidstaat.

(*12)  Verordening (EU) 2023/2844 van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2023 betreffende de digitalisering van de justitiële samenwerking en de toegang tot de rechter in grensoverschrijdende burgerlijke, handels- en strafzaken, en tot wijziging van bepaalde handelingen op het gebied van justitiële samenwerking (PB L, 2023/2844, 27.12.2023, ELI: http://data.europa.eu/reg/2023/2844/oj).”."

Artikel 11

Wijzigingen in Richtlijn 2014/41/EU

Richtlijn 2014/41/EU wordt als volgt gewijzigd:

 

1)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 5 bis

Communicatiemiddelen

  • 1. 
    Met uitzondering van communicatie in het kader van artikel 9, lid 6, artikel 11, lid 4, artikel 12, leden 5 en 6 en artikel 16, lid 2, eerste alinea, verloopt de officiële communicatie tussen de uitvaardigende autoriteit en de uitvoerende autoriteit in het kader van deze richtlijn overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EU) 2023/2844 van het Europees Parlement en de Raad (*13).
  • 2. 
    Indien een lidstaat een centrale autoriteit of autoriteiten heeft aangewezen, is lid 1 ook van toepassing op de officiële communicatie met de centrale autoriteit of autoriteiten van een andere lidstaat.

(*13)  Verordening (EU) 2023/2844 van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2023 betreffende de digitalisering van de justitiële samenwerking en de toegang tot de rechter in grensoverschrijdende burgerlijke, handels- en strafzaken, en tot wijziging van bepaalde handelingen op het gebied van justitiële samenwerking (PB L, 2023/2844, 27.12.2023, ELI: http://data.europa.eu/reg/2023/2844/oj)”."

 

2)

In artikel 7 wordt lid 1 vervangen door:

“1.   De uitvaardigende autoriteit zendt het overeenkomstig artikel 5 ingevulde EOB toe aan de uitvoerende autoriteit.”

.

 

3)

In artikel 15 wordt lid 2 vervangen door:

“2.   Zodra de redenen voor het uitstel vervallen, neemt de uitvoerende autoriteit de nodige maatregelen ter tenuitvoerlegging van het EOB en stelt zij de uitvaardigende autoriteit hiervan in kennis.”

.

 

4)

Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

lid 2 wordt vervangen door:

“2.   Onverminderd artikel 10, leden 4 en 5, geeft de uitvoerende autoriteit onmiddellijk op eender welke manier bericht aan de uitvaardigende autoriteit:

 

a)

indien de uitvoerende autoriteit onmogelijk een beslissing over de erkenning of tenuitvoerlegging kan nemen omdat het formulier bedoeld in bijlage A onvolledig is of kennelijk onjuist is ingevuld;

 

b)

indien de uitvoerende autoriteit het tijdens de tenuitvoerlegging van het EOB zonder verdere navraag passend acht onderzoeksmaatregelen uit te voeren waarin oorspronkelijk niet was voorzien — of die op het ogenblik waarop het EOB werd uitgevaardigd niet konden worden bepaald — opdat de uitvaardigende autoriteit ter zake verdere maatregelen kan nemen, of

 

c)

indien de uitvoerende autoriteit vaststelt dat zij in een specifiek geval de vormvoorschriften en procedures die de uitvaardigende autoriteit overeenkomstig artikel 9 uitdrukkelijk heeft aangegeven, niet in acht kan nemen.

Op verzoek van de uitvaardigende autoriteit wordt het bericht onverwijld bevestigd overeenkomstig artikel 5 bis.”

;

 

b)

in lid 3 wordt de inleidende zin vervangen door:

“Onverminderd artikel 10, leden 4 en 5, geeft de uitvoerende autoriteit onverwijld bericht aan de uitvaardigende autoriteit van:”.

Hoofdstuk III

Omzetting

Artikel 12

Omzetting van de artikelen 2 en 11

De lidstaten stellen binnen twee jaar na de inwerkingtreding van de in artikel 10, lid 3, punt a), van Verordening (EU) 2023/2844 bedoelde overeenkomstige uitvoeringshandeling de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast die nodig zijn om te voldoen aan de artikelen 2en 11 van deze richtlijn, en maken deze bekend. Zij stellen de Commissie daarvan onmiddellijk in kennis.

Zij passen die bepalingen toe met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de periode van twee jaar na de inwerkingtreding van de in artikel 10, lid 3, punt a), van Verordening (EU) 2023/2844 bedoelde overeenkomstige uitvoeringshandeling.

Wanneer de lidstaten die bepalingen vaststellen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar de artikelen 2en 11 van deze richtlijn verwezen. De regels voor de verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

Artikel 13

Omzetting van de artikelen 1, 6 en 10

De lidstaten stellen binnen twee jaar na de inwerkingtreding van de in artikel 10, lid 3, punt b), van Verordening (EU) 2023/2844 bedoelde overeenkomstige uitvoeringshandeling de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast die nodig zijn om te voldoen aan de artikelen 1, 6 en 10 van deze richtlijn, en maken deze bekend. Zij stellen de Commissie daarvan onmiddellijk in kennis.

Zij passen die bepalingen toe met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de periode van twee jaar na de inwerkingtreding van de in artikel 10, lid 3, punt b), van Verordening (EU) 2023/2844 bedoelde overeenkomstige uitvoeringshandeling.

Wanneer de lidstaten die bepalingen vaststellen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar de artikelen 1, 6 en 10 van deze richtlijn verwezen. De regels voor de verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

Artikel 14

Omzetting van de artikelen 3, 4, 5 en 9

De lidstaten stellen binnen twee jaar na de inwerkingtreding van de in artikel 10, lid 3, punt c), van Verordening (EU) 2023/2844 bedoelde overeenkomstige uitvoeringshandeling de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast die nodig zijn om te voldoen aan de artikelen 3, 4, 5 en 9 van deze richtlijn, en maken deze bekend. Zij stellen de Commissie daarvan onmiddellijk in kennis.

Zij passen die bepalingen toe met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de periode van twee jaar na de inwerkingtreding van de in artikel 10, lid 3, punt c), van Verordening (EU) 2023/2844 bedoelde overeenkomstige uitvoeringshandeling.

Wanneer de lidstaten die bepalingen vaststellen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar de artikelen 3, 4, 5 en 9 van deze richtlijn verwezen. De regels voor de verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

Artikel 15

Omzetting van de artikelen 7 en 8

De lidstaten stellen binnen twee jaar na de inwerkingtreding van de in artikel 10, lid 3, punt d), van Verordening (EU) 2023/2844 bedoelde overeenkomstige uitvoeringshandeling de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast die nodig zijn om te voldoen aan de artikelen 7 en 8 van deze richtlijn, en maken deze bekend. Zij stellen de Commissie daarvan onmiddellijk in kennis.

Zij passen die bepalingen toe met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de periode van twee jaar na de inwerkingtreding van de in artikel 10, lid 3, punt d), van Verordening (EU) 2023/2844 bedoelde overeenkomstige uitvoeringshandeling.

Wanneer de lidstaten die bepalingen vaststellen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar de artikelen 7 en 8 van deze richtlijn verwezen. De regels voor de verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

Artikel 16

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 17

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.

Gedaan te Straatsburg, 13 december 2023.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

  • R. 
    METSOLA

Voor de Raad

De voorzitter

  • P. 
    NAVARRO RÍOS
 

  • (2) 
    Standpunt van het Europees Parlement van 23 november 2023 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad 8 december 2023.
  • (3) 
    Verordening (EU) 2023/2844 van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2023 betreffende de digitalisering van de justitiële samenwerking en de toegang tot de rechter in grensoverschrijdende burgerlijke, handels- en strafzaken, en tot wijziging van bepaalde handelingen op het gebied van justitiële samenwerking (PB L, L/2023/2844, 27.12.2023, ELI: http://data.europa.eu/reg/2023/2844/oj).
  • (5) 
    Richtlijn 2014/41/EU van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 betreffende het Europees onderzoeksbevel in strafzaken (PB L 130 van 1.5.2014, blz. 1).
  • (6) 
    Richtlijn 2003/8/EG van de Raad van 27 januari 2003 tot verbetering van de toegang tot de rechter bij grensoverschrijdende geschillen, door middel van gemeenschappelijke minimumvoorschriften betreffende rechtsbijstand bij die geschillen (PB L 26 van 31.1.2003, blz. 41).
  • (7) 
    Kaderbesluit 2002/584/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten (PB L 190 van 18.7.2002, blz. 1).
  • (8) 
    Kaderbesluit 2003/577/JBZ van de Raad van 22 juli 2003 inzake de tenuitvoerlegging in de Europese Unie van beslissingen tot bevriezing van voorwerpen of bewijsstukken (PB L 196 van 2.8.2003, blz. 45).
  • (9) 
    Kaderbesluit 2005/214/JBZ van de Raad van 24 februari 2005 inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op geldelijke sancties (PB L 76 van 22.3.2005, blz. 16).
  • Kaderbesluit 2006/783/JBZ van de Raad van 6 oktober 2006 inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op beslissingen tot confiscatie (PB L 328 van 24.11.2006, blz. 59).
  • Kaderbesluit 2008/909/JBZ van de Raad van 27 november 2008 inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op strafvonnissen waarbij vrijheidsstraffen of tot vrijheidsbeneming strekkende maatregelen zijn opgelegd, met het oog op de tenuitvoerlegging ervan in de Europese Unie (PB L 327 van 5.12.2008, blz. 27).
  • Kaderbesluit 2008/947/JBZ van de Raad van 27 november 2008 inzake de toepassing van het beginsel van de wederzijdse erkenning op vonnissen en proeftijdbeslissingen met het oog op het toezicht op proeftijdvoorwaarden en alternatieve straffen (PB L 337 van 16.12.2008, blz. 102).
  • Kaderbesluit 2009/829/JBZ van de Raad van 23 oktober 2009 inzake de toepassing, tussen de lidstaten van de Europese Unie, van het beginsel van wederzijdse erkenning op beslissingen inzake toezichtmaatregelen als alternatief voor voorlopige hechtenis (PB L 294 van 11.11.2009, blz. 20).
  • Kaderbesluit 2009/948/JBZ van de Raad van 30 november 2009 over het voorkomen en beslechten van geschillen over de uitoefening van rechtsmacht bij strafprocedures (PB L 328 van 15.12.2009, blz. 42).
 

ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2023/2843/oj

ISSN 1977-0758 (electronic edition)

 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.