Verordening 2023/2845 - Wijziging van Verordening (EU) nr. 909/2014 wat betreft afwikkelingsdiscipline, grensoverschrijdende verrichting van diensten, samenwerking op toezichtgebied, de verlening van bancaire nevendiensten en vereisten voor centrale effectenbewaarinstellingen van derde landen - Hoofdinhoud
Publicatieblad van de Europese Unie |
NL Serie L |
2023/2845 |
27.12.2023 |
VERORDENING (EU) 2023/2845 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 13 december 2023
tot wijziging van Verordening (EU) nr. 909/2014 wat betreft afwikkelingsdiscipline, grensoverschrijdende verrichting van diensten, samenwerking op toezichtgebied, de verlening van bancaire nevendiensten en vereisten voor centrale effectenbewaarinstellingen van derde landen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 236/2012
(Voor de EER relevante tekst)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van de Europese Centrale Bank (1),
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (3),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EU) nr. 909/2014 van het Europees Parlement en de Raad (4) worden de vereisten voor de afwikkeling van financiële instrumenten en de regels voor de organisatie en het gedrag van centrale effectenbewaarinstellingen (central securities depositories — CSD’s) gestandaardiseerd teneinde veilige, efficiënte en vlotte afwikkeling te bevorderen. Daartoe voorziet die verordening in kortere afwikkelingstermijnen, afwikkelingsdisciplinemaatregelen, strenge organisatorische, bedrijfsvoerings- en prudentiële vereisten voor CSD's, strengere prudentiële en toezichtvereisten voor CSD's en andere instellingen die bancaire diensten ter ondersteuning van effectenafwikkeling verlenen, en een regeling die CSD's met een vergunning in staat stelt hun diensten overal in de Unie aan te bieden. |
(2) |
Een vereenvoudiging van de vereisten op bepaalde gebieden die onder Verordening (EU) nr. 909/2014 vallen en een meer evenredige benadering van die gebieden zouden in overeenstemming zijn met het Commissieprogramma voor gezonde en resultaatgerichte regelgeving (Refit), waarin de nadruk ligt op de noodzaak van kostenreductie en vereenvoudiging, zodat het beleid van de Unie zijn doelstellingen zo efficiënt mogelijk verwezenlijkt en dat met name gericht is op het verminderen van de regelgevings- en administratieve lasten. |
(3) |
Efficiënte en veerkrachtige transactieverwerkingsinfrastructuren zijn essentiële elementen voor een goed functionerende kapitaalmarktenunie en vergroten de inspanningen om investeringen, groei en het scheppen van banen te ondersteunen, in overeenstemming met de beleidsprioriteiten van de Commissie. Daarom is een herziening van Verordening (EU) nr. 909/2014 een van de kernacties van het actieplan voor de kapitaalmarktenunie van de Commissie dat is uiteengezet in de mededeling van de Commissie van 24 september 2020 over een kapitaalmarktenunie ten dienste van mensen en ondernemingen. |
(4) |
In 2019 heeft de Commissie een gerichte raadpleging gehouden over de toepassing van Verordening (EU) nr. 909/2014. De Commissie heeft ook input ontvangen van de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten) (ESMA), opgericht bij Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad (5), en van het Europees Stelsel van centrale banken (ESCB). De ontvangen feedback gaf aan dat belanghebbenden de doelstelling van Verordening (EU) nr. 909/2014 om een veilige, efficiënte en vlotte afwikkeling van financiële instrumenten te bevorderen, steunen en relevant achten, en dat er geen grote herziening van die verordening nodig is. Het verslag dat de Commissie overeenkomstig Verordening (EU) nr. 909/2014 bij het Europees Parlement en de Raad heeft ingediend, is op 1 juli 2021 gepubliceerd. Hoewel de bepalingen van die verordening nog niet allemaal volledig van toepassing zijn, worden in het verslag gebieden genoemd waar gerichte actie nodig is om ervoor te zorgen dat de doelstelling van de verordening op een meer evenredige, efficiënte en doeltreffende wijze wordt bereikt. |
(5) |
CSD's moeten in hun interne regels kunnen specificeren welke andere gebeurtenissen dan insolventieprocedures de wanbetaling van een deelnemer vormen. In het algemeen hebben dergelijke gebeurtenissen betrekking op het niet voltooien van een overdracht van gelden of effecten overeenkomstig de voorwaarden en de interne regels van het effectenafwikkelingssysteem. |
(6) |
Bij Verordening (EU) nr. 909/2014 zijn regels inzake afwikkelingsdiscipline ingevoerd om mislukte afwikkelingsoperaties van effectentransacties te voorkomen en te corrigeren en op die manier de veiligheid van de afwikkeling van transacties te waarborgen. Er moeten aanvullende maatregelen en instrumenten ter verbetering van de afwikkelingsefficiëntie in de Unie, zoals het vormgeven van transactieomvang of gedeeltelijke afwikkeling, worden onderzocht. Dienovereenkomstig moet de ESMA, in nauwe samenwerking met de leden van het ESCB, beste praktijken van de sector, zowel binnen de Unie als internationaal, evalueren teneinde alle relevante maatregelen in kaart te brengen die door afwikkelingssystemen of marktdeelnemers kunnen worden toegepast, een geactualiseerd ontwerp ontwikkelen van technische reguleringsnormen voor maatregelen ter voorkoming van mislukte afwikkelingsoperaties ter verbetering van de afwikkelingsefficiëntie. |
(7) |
De bij Verordening (EU) nr. 909/2014 ingevoerde regels omvatten met name verslagleggingsvereisten, een sanctieregeling met geldboetes en verplichte buy-ins. Momenteel zijn alleen de verslagleggingsvereisten en de regeling inzake geldboetes van toepassing. Dankzij de opgedane ervaring met de toepassing van de regels inzake geldboetes en de ontwikkeling en specificatie van het kader voor de afwikkelingsdiscipline, met name in Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/1229 van de Commissie (6), hebben alle belanghebbende partijen dat kader en de uitdagingen die de toepassing ervan met zich meebrengt, beter leren begrijpen. Met name moet het in Verordening (EU) nr. 909/2014 vastgelegde toepassingsgebied van de geldboetes en van het verplichte buy-inproces worden verduidelijkt. Om een onderscheid te maken tussen de vereisten in verband met geldboetes en die in verband met verplichte buy-ins, moeten die vereisten in afzonderlijke artikelen worden vastgelegd. |
(8) |
Mislukte afwikkelingsoperaties waarvan de onderliggende reden niet aan de deelnemers kan worden toegeschreven, en verrichtingen die niet als handel worden beschouwd, mogen niet worden onderworpen aan geldboetes of verplichte buy-ins, aangezien de toepassing van die maatregelen op dergelijke mislukte afwikkelingsoperaties en verrichtingen niet uitvoerbaar zou zijn of nadelige gevolgen voor de markt zou kunnen hebben. Voor verplichte buy-ins is dat waarschijnlijk het geval voor bepaalde transacties op de primaire markt, effectenfinancieringstransacties, beheersdaden (“corporate actions”), reorganisaties of de creatie en terugbetaling van rechten van deelneming in fondsen, herschikkingsverrichtingen of andere soorten transacties die het buy-inproces overbodig maken. Evenzo mogen de afwikkelingsdisciplinemaatregelen niet van toepassing zijn op nalatige deelnemers tegen wie een insolventieprocedure is geopend, of indien centrale tegenpartijen (CTP's) de nalatige deelnemers zijn, behalve voor transacties die door een CTP worden aangegaan waarbij deze niet als een tussenpartij fungeert. |
(9) |
Geldboetes moeten voor elke werkdag worden berekend zolang de afwikkelingsoperatie uitblijft. Bij het bepalen van de parameters voor de berekening van geldboetes moet rekening worden gehouden met de mogelijkheid van een negatieve renteomgeving. Er moet worden voorkomen dat zich in een lage of negatieve renteomgeving negatieve prikkels tot nalatigheid kunnen voordoen, dit om onbedoelde gevolgen voor de niet-nalatige deelnemer te vermijden. De Commissie moet de parameters die worden gebruikt voor de berekening van geldboetes regelmatig evalueren en moet bijgevolg mogelijke wijzigingen in de methode voor de berekening van die sancties, zoals het vastleggen van progressieve tarieven, overwegen. |
(10) |
Verplichte buy-ins kunnen negatieve effecten hebben, zowel in normale als in gespannen marktomstandigheden. Daarom moeten verplichte buy-ins een laatste redmiddel zijn en mogen zij enkel van toepassing zijn indien gelijktijdig aan de volgende twee voorwaarden wordt voldaan: ten eerste heeft de toepassing van andere maatregelen, zoals geldboetes of de schorsing — door CSD's, CTP's of handelsplatforms — van deelnemers die consequent en systematisch mislukte afwikkelingsoperaties veroorzaken, niet geleid tot een langdurige duurzame vermindering van mislukte afwikkelingsoperaties in de Unie of tot het aanhouden van een lager niveau van mislukte afwikkelingsoperaties in de Unie, en ten tweede heeft het niveau van mislukte afwikkelingsoperaties een negatief effect op de financiële stabiliteit van de Unie of zal het dat waarschijnlijk hebben. |
(11) |
Wanneer de Commissie overweegt verplichte buy-ins in te voeren, moet zij, naast het Europees Comité voor systeemrisico's, de ESMA verzoeken een kosten-batenanalyse te verstrekken. Die kosten-batenanalyse moet de Commissie in staat stellen door middel van een uitvoeringshandeling verplichte buy-ins in te voeren. In die uitvoeringshandeling moet worden gespecificeerd op welke financiële instrumenten of categorieën van transacties verplichte buy-ins moeten worden toegepast. |
(12) |
Het toepassen van buy-ins op een keten van transacties met hetzelfde financiële instrument door tegenpartijen die deelnemers aan een CSD zijn, kan onnodige dubbele kosten veroorzaken en van invloed zijn op de liquiditeit van het financiële instrument. Om dergelijke gevolgen te voorkomen, moet een mechanisme voor het doorgeven van voordelen beschikbaar zijn voor deelnemers aan dergelijke transacties. Elke deelnemer die betrokken is bij de transactieketen, moet een buy-inverplichting kunnen doorgeven aan de volgende deelnemer. |
(13) |
Verplichte buy-ins maken het mogelijk dat de betaling van het verschil tussen de buy-inprijs van een financieel instrument en de oorspronkelijke handelsprijs ervan door de verkoper aan de koper alleen plaatsvindt indien die buy-inreferentieprijs hoger is dan de oorspronkelijke handelsprijs. Deze asymmetrie zou ten onrechte ten goede komen aan de koper wanneer de buy-inreferentieprijs lager is dan de oorspronkelijke handelsprijs. Het zou ook onmogelijk worden om het mechanisme voor het doorgeven van voordelen toe te passen, aangezien, met name, de te betalen bedragen per stap in de transactieketen kunnen verschillen, afhankelijk van het tijdstip waarop elke tussenpersoon de buy-in uitvoert. Daarom moet deze asymmetrie worden weggenomen om ervoor te zorgen dat de handelspartijen terugkeren naar de economische voorwaarden die van toepassing zouden zijn geweest indien de oorspronkelijke transactie had plaatsgevonden. |
(14) |
De verplichte buy-inprocedures uit hoofde van Verordening (EU) nr. 236/2012 van het Europees Parlement en de Raad (7) zijn sinds 1 februari 2022 niet meer van toepassing als gevolg van de inwerkingtreding van Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/1229. De verplichte buy-inprocedures uit hoofde van Verordening (EU) nr. 236/2012 stonden echter los van de regeling uit hoofde van Verordening (EU) nr. 909/2014 en hadden moeten blijven gelden. Daarom is het passend de bepaling inzake verplichte buy-ins opnieuw in Verordening (EU) nr. 236/2012 op te nemen. Transacties die binnen het toepassingsgebied van die bepaling vallen, mogen niet worden onderworpen aan verplichte buy-ins uit hoofde van Verordening (EU) nr. 909/2014. |
(15) |
Niet door een CTP geclearde transacties zijn mogelijk niet door zekerheden gedekt en bijgevolg draagt ieder lid van het handelsplatform of iedere handelspartij het tegenpartijrisico. Het overdragen van dat risico aan andere entiteiten, zoals deelnemers aan een CSD, zou de deelnemers dwingen hun blootstelling aan tegenpartijrisico te dekken met zekerheden, wat zou kunnen leiden tot een onevenredige stijging van de kosten van effectenafwikkeling. Daarom dient het nalatige lid van het handelsplatform of de nalatige handelspartij, al naargelang, de verantwoordelijkheid te dragen voor het voldoen van het prijsverschil, de geldelijke schadevergoeding en de buy-inkosten. |
(16) |
Wanneer verplichte buy-ins van toepassing zijn, moet de Commissie de toepassing ervan in bepaalde uitzonderlijke situaties tijdelijk kunnen opschorten. Een dergelijke opschorting moet mogelijk zijn voor specifieke categorieën financiële instrumenten indien dat nodig is om een ernstige bedreiging voor de financiële stabiliteit of voor de ordelijke werking van de financiële markten in de Unie te voorkomen of aan te pakken. Een dergelijke opschorting moet in verhouding staan tot die doelstellingen. |
(17) |
De ESMA moet een geactualiseerd ontwerp opstellen van technische reguleringsnormen om rekening te houden met de wijzigingen die bij deze verordening in Verordening (EU) nr. 909/2014 zijn aangebracht. Zo wordt de Commissie in staat gesteld de nodige correcties of wijzigingen aan te brengen tot verduidelijking van de vereisten van de bestaande technische reguleringsnormen. De ESMA moet ook een ontwerp van technische reguleringsnormen opstellen om het volgende nader te bepalen: de details van het mechanisme voor het doorgeven van voordelen, welke soorten transacties het buy-inproces overbodig maken en de wijze waarop bij de uitvoering van verplichte buy-ins rekening kan worden gehouden met de specifieke kenmerken van niet-professionele beleggers. |
(18) |
Indien een CSD vóór het begin van de vergunningsprocedure geen afwikkelingsactiviteit verricht, moet in de criteria om te bepalen welke relevante autoriteiten bij die vergunningsprocedure moeten worden betrokken, rekening worden gehouden met de verwachte afwikkelingsactiviteit, om ervoor te zorgen dat de standpunten van alle relevante autoriteiten die mogelijk belang stellen in de activiteiten van die CSD in aanmerking worden genomen. |
(19) |
Indien een nieuwe CSD een vergunning aanvraagt, maar de naleving van bepaalde vereisten niet kan worden beoordeeld omdat de CSD nog niet operationeel is, moet de bevoegde autoriteit de vergunning kunnen verlenen wanneer redelijkerwijs kan worden aangenomen dat die CSD aan de vereisten van Verordening (EU) nr. 909/2014 zal voldoen wanneer zij haar activiteiten daadwerkelijk aanvangt. Die beoordeling is met name relevant voor het gebruik van distributed ledger-technologie en de toepassing van Verordening (EU) 2022/858 van het Europees Parlement en de Raad (8). |
(20) |
Hoewel Verordening (EU) nr. 909/2014 nationale toezichthouders verplicht samen te werken met de relevante autoriteiten en deze bij hun werkzaamheden te betrekken, zijn nationale toezichthouders niet verplicht om deze relevante autoriteiten te informeren of, of hoe, hun standpunten in de uitkomst van de vergunningsprocedure in aanmerking zijn genomen of er tijdens de regelmatige toetsingen en evaluaties nieuwe kwesties aan het licht zijn gekomen. De relevante autoriteiten moeten derhalve in staat zijn gemotiveerde adviezen uit te brengen over de vergunningverlening aan CSD's en het toetsings- en evaluatieproces. De bevoegde autoriteiten dienen rekening te houden met dergelijke adviezen of uit te leggen waarom dergelijke adviezen niet zijn gevolgd. De bevoegde autoriteiten moeten de relevante autoriteiten en andere geraadpleegde autoriteiten in kennis stellen van de resultaten van de vergunningsprocedure. De bevoegde autoriteiten moeten de relevante autoriteiten, de ESMA en het college in kennis stellen van de resultaten van het toetsings- en evaluatieproces. |
(21) |
De bepalingen betreffende de termijnen voor de vergunningverlening aan een CSD om kerndiensten uit te besteden aan een derde partij of om haar activiteiten uit te breiden tot bepaalde andere diensten, moeten worden gewijzigd om onbedoelde inconsistenties tussen die termijnen en de termijnen van de algemene vergunningsprocedure weg te nemen. |
(22) |
Er zijn regelmatige toetsingen en evaluaties van CSD's door bevoegde autoriteiten nodig om ervoor te zorgen dat CSD's passende regelingen, strategieën, processen en mechanismen in stand houden om de risico's te evalueren waaraan CSD's blootstaan of blootgesteld zouden kunnen worden of die een bedreiging kunnen vormen voor de vlotte werking van de effectenmarkten. De ervaring leert echter dat een jaarlijkse toetsing en evaluatie onevenredig belastend is voor zowel de CSD's als de bevoegde autoriteiten en een beperkte toegevoegde waarde heeft. Met inachtneming van een minimumfrequentie van eenmaal per drie jaar moeten de bevoegde autoriteiten een geschiktere frequentie voor de toetsing en evaluatie van elke CSD kunnen vaststellen om die lasten te verlichten en dubbele informatie van de ene op de andere exercitie te voorkomen. Daarnaast moeten de bevoegde autoriteiten bij het beoordelen van de geschikte frequentie en grondigheid van de toetsing en evaluatie nagaan wat evenredig zou zijn, gelet op omvang, systeemrelevantie, risicoprofiel, aard, schaal en complexiteit van de CSD. De toezichtcapaciteiten van de bevoegde autoriteiten en de doelstelling om de financiële stabiliteit te waarborgen, mogen evenwel niet worden ondermijnd. Daarom moeten de bevoegde autoriteiten de mogelijkheid behouden om aanvullend te toetsen en te evalueren. CSD's die bancaire nevendiensten verlenen, zijn ook onderworpen aan toetsing en evaluatie krachtens Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad (9). |
(23) |
Een CSD moet voorbereid zijn op scenario's die mogelijk kunnen verhinderen dat zij haar kritieke bedrijfsactiviteiten en diensten kan blijven verrichten en moet de doeltreffendheid beoordelen van een volledig scala van opties voor herstel of een ordelijke afbouw in die scenario's. Bij Verordening (EU) nr. 909/2014 zijn in dit verband vereisten ingevoerd, waarbij met name is bepaald dat een bevoegde autoriteit de CSD ertoe moet verplichten een toereikend herstelplan in te dienen en ervoor moet zorgen dat voor elke CSD een toereikend afwikkelingsplan wordt opgesteld en in stand gehouden. Momenteel bestaat er echter geen geharmoniseerde afwikkelingsregeling waarop een afwikkelingsplan zou kunnen worden gebaseerd. CSD's waaraan een vergunning is verleend om bancaire nevendiensten aan te bieden, vallen binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad (10). Er bestaan echter geen specifieke bepalingen voor CSD's die geen vergunning hebben om dergelijke diensten te verrichten en die bijgevolg uit hoofde van Richtlijn 2014/59/EU niet als kredietinstellingen worden beschouwd met de verplichting om herstel- en afwikkelingsplannen te hebben. Er moeten bijgevolg verduidelijkingen worden ingevoerd om de vereisten die voor CSD’s gelden beter op elkaar af te stemmen, rekening houdend met het ontbreken van een Uniekader voor herstel en afwikkeling voor alle CSD's. Om overlapping van vereisten te voorkomen, mag, wanneer voor een CSD een herstel- en afwikkelingsplan is opgesteld uit hoofde van Richtlijn 2014/59/EU, van die CSD niet worden verlangd dat zij plannen voor herstel of ordelijke afbouw opstelt uit hoofde van Verordening (EU) nr. 909/2014, voor zover de in die plannen op te nemen informatie reeds is verstrekt. Dergelijke CSD's moeten hun bevoegde autoriteit echter de uit hoofde van die richtlijn opgestelde herstelplannen verstrekken. |
(24) |
De in Verordening (EU) nr. 909/2014 vastgelegde procedure betreffende het verrichten door een CSD van notariële diensten en centrale diensten voor het aanhouden van effectenrekeningen met betrekking tot de financiële instrumenten waarvan de uitgifte wordt beheerst door het recht van een andere lidstaat dan die waar de CSD een vergunning is verleend, is omslachtig gebleken en sommige van de vereisten ervan zijn onduidelijk. Die procedure is voor CSD's onevenredig duur en langdurig. De procedure moet bijgevolg worden verduidelijkt en vereenvoudigd om de belemmeringen voor grensoverschrijdende afwikkeling beter weg te werken zodat vergunninghoudende CSD's optimaal kunnen profiteren van de vrijheid om binnen de Unie diensten te verrichten. Onverminderd de maatregelen die CSD's moeten nemen om hun gebruikers in staat te stellen het nationale recht na te leven, moet duidelijk zijn welk rechtskader van toepassing is op de beoordeling die een CSD krachtens Verordening (EU) nr. 909/2014 verplicht is uit te voeren met betrekking tot de maatregelen die zij voornemens is te nemen om haar gebruikers in staat te stellen het recht van een andere lidstaat na te leven, en dat de beoordeling beperkt blijft tot aandelen. De bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst moet de mogelijkheid krijgen om opmerkingen te maken over de beoordeling in verband met het recht van die lidstaat. Het definitieve besluit moet worden overgelaten aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst. |
(25) |
Om een betere samenwerking mogelijk te maken met betrekking tot het toezicht op CSD's die grensoverschrijdende diensten verlenen, moet de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst personeelsleden van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van ontvangst en van de ESMA kunnen uitnodigen om deel te nemen aan inspecties ter plaatse in bijkantoren. Daarnaast moet de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst de ESMA en het college de bevindingen van de inspecties ter plaatse en informatie over door die bevoegde autoriteit besloten verhelpende maatregelen of sancties toezenden. |
(26) |
Verordening (EU) nr. 909/2014 vereist de samenwerking van autoriteiten die belang stellen in de activiteiten van de CSD's die diensten verrichten met betrekking tot financiële instrumenten die door het recht van meer dan één lidstaat worden beheerst. Niettemin blijven de toezichtregelingen gefragmenteerd en kunnen zij leiden tot verschillen in de toewijzing en de aard van de toezichtbevoegdheden naar gelang van de betrokken CSD. Dergelijke fragmentatie leidt op haar beurt tot belemmeringen voor de grensoverschrijdende verrichting van CSD-diensten in de Unie, bestendigt de resterende inefficiënties in de afwikkelingsmarkt van de Unie en heeft een negatief effect op de stabiliteit van de financiële markten van de Unie. Hoewel Verordening (EU) nr. 909/2014 voorziet in de mogelijkheid om colleges op te richten, is van die mogelijkheid nauwelijks gebruikgemaakt. Met het oog op de doeltreffende en efficiënte coördinatie van het toezicht door de bevoegde autoriteiten moet het oprichten van colleges in bepaalde omstandigheden verplicht worden. Er moet een college van toezichthouders worden opgericht voor CSD's waarvan de activiteiten van substantieel belang worden geacht voor de werking van de effectenmarkten en de bescherming van beleggers in ten minste twee lidstaten van ontvangst. Een krachtens deze verordening opgericht college mag andere vormen van samenwerking tussen bevoegde autoriteiten niet verhinderen of vervangen. De ESMA moet een ontwerp van technische reguleringsnormen opstellen om de criteria te specificeren op basis waarvan kan worden bepaald of de activiteiten van substantieel belang zijn. De leden van een college moeten over de mogelijkheid beschikken het college te verzoeken een niet-bindend advies aan te nemen met betrekking tot kwesties die tijdens de toetsing en evaluatie van een CSD zijn vastgesteld, of tijdens de toetsing en evaluatie van aanbieders van bancaire nevendiensten, met betrekking tot kwesties die verband houden met de uitbreiding of de uitbesteding van de activiteiten en diensten die door de CSD worden verricht, of met betrekking tot mogelijke overtredingen van de bepalingen van Verordening (EU) nr. 909/2014 als gevolg van de verlening van diensten in een lidstaat van ontvangst. Niet-bindende adviezen moeten met gewone meerderheid van stemmen worden aangenomen. |
(27) |
De ESMA en de bevoegde autoriteiten beschikken momenteel over beperkte informatie over de door CSD’s van derde landen aangeboden diensten met betrekking tot financiële instrumenten waarvan de uitgifte door het recht van een lidstaat wordt beheerst als gevolg van verschillende factoren. De eerste factor is de uitgestelde toepassing, zonder einddatum, van de erkenningsvereisten voor CSD's van derde landen die al vóór de datum van toepassing van Verordening (EU) nr. 909/2014 notariële diensten en centrale diensten voor het aanhouden van effectenrekeningen in de Unie verrichtten op grond van artikel 69, lid 4, van die verordening. De tweede factor is het feit dat een CSD van een derde land die alleen de afwikkelingsdienst verricht, niet aan erkenningsvereisten is onderworpen. De derde factor is het feit dat Verordening (EU) nr. 909/2014 niet vereist dat CSD’s van derde landen de autoriteiten van de Unie in kennis stellen van hun activiteiten met betrekking tot de financiële instrumenten waarvan de uitgifte door het recht van een lidstaat wordt beheerst. Gezien het gebrek aan informatie zijn noch de uitgevende instellingen, noch de overheden op Unie- of nationaal niveau in staat geweest de activiteiten van die CSD's in de Unie te beoordelen wanneer dat nodig is. Bijgevolg moeten CSD's van derde landen verplicht zijn de autoriteiten van de Unie in kennis te stellen van hun activiteiten met betrekking tot de financiële instrumenten waarvan de uitgifte door het recht van een lidstaat wordt beheerst. |
(28) |
Verordening (EU) nr. 909/2014 vereist dat een CSD een leidinggevend orgaan heeft waarvan ten minste een derde van de leden, maar niet minder dan twee leden, onafhankelijk zijn. Om een consistentere toepassing van het begrip onafhankelijkheid te waarborgen, moet dat begrip worden verduidelijkt in overeenstemming met de definitie van “onafhankelijk lid” in Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad (11). |
(29) |
Verordening (EU) nr. 909/2014 bevat geen specifieke vereisten voor het verwerven of vergroten van gekwalificeerde deelnemingen in het kapitaal van CSD's. Dergelijke vereisten, onder meer met betrekking tot de te volgen procedures, moeten daarom worden ingevoerd om te zorgen voor een consistente toepassing van vereisten met betrekking tot de aandeelhoudersstructuur van een CSD, vergelijkbaar met de bepalingen van Verordening (EU) nr. 648/2012 en Richtlijn 2013/36/EU. De ESMA moet richtsnoeren uitwerken over de beoordeling van de geschiktheid van elke persoon die de bedrijfsactiviteiten van de CSD zal leiden, alsmede over de procedureregels en evaluatiecriteria voor de prudentiële beoordeling van directe of indirecte verwervingen van en vergrotingen in deelnemingen in CSD's. |
(30) |
Om te zorgen voor rechtszekerheid inzake de belangrijkste regelingen waarover de gebruikerscomités het leidinggevend orgaan moeten adviseren, moet nader worden verduidelijkt welke elementen onder het “dienstniveau” vallen. |
(31) |
Gezien hun centrale rol met betrekking tot de veiligheid van transacties moeten de CSD's de risico's in verband met de veilige bewaring en de afwikkeling van transacties van effecten niet alleen verminderen, maar moeten ze die risico’s tot een minimum trachten te beperken. |
(32) |
Verscheidene in de Unie gevestigde CSD's exploiteren effectenafwikkelingssystemen die gebruikmaken van uitgestelde nettoafwikkeling. Die CSD's, moeten de risico's die voortvloeien uit het gebruik van een dergelijke afwikkeling adequaat meten, monitoren en beheren. |
(33) |
In bepaalde omstandigheden kan de uitgifte van effecten worden beheerst door het vennootschapsrecht of ander vergelijkbaar recht van twee verschillende lidstaten. Dit is met name het geval voor schuldbewijzen waarvan de uitgevende instelling in één lidstaat is opgericht en de effecten worden uitgegeven volgens het recht van een andere lidstaat. Het is belangrijk te verduidelijken dat in dergelijke gevallen het vennootschapsrecht of vergelijkbaar recht van beide lidstaten van toepassing moet blijven. De keuze van het toepasselijke recht mag niet bij Verordening (EU) nr. 909/2014 zijn geregeld en moet daarom een bevoegdheid van de uitgevende instellingen blijven of anderszins bij wet worden geregeld. |
(34) |
Om ervoor te zorgen dat uitgevende instellingen die hun effecten bij een in een andere lidstaat gevestigde CSD laten vastleggen aan de relevante bepalingen van het vennootschapsrecht of vergelijkbaar recht van die lidstaat kunnen voldoen, moeten de lidstaten de lijst van die belangrijke relevante bepalingen van nationaal recht regelmatig actualiseren en ter publicatie aan de ESMA toezenden. |
(35) |
Om afwikkelingsrisico's ten gevolge van de insolventie van een afwikkelende instantie te vermijden, moet een CSD, wanneer dat praktisch en mogelijk is, de contante betalingen van haar effectenafwikkelingssysteem afwikkelen via bij een centrale bank geopende rekeningen. Als deze optie niet praktisch en mogelijk is, bijvoorbeeld indien een CSD niet voldoet aan de voorwaarden om een rekening te openen bij een andere centrale bank dan die van haar lidstaat van herkomst, moet de CSD de contante betalingen voor al haar effectenafwikkelingssystemen of een deel ervan kunnen afwikkelen in een andere valuta dan die van het land waarin de CSD is gevestigd via rekeningen die zijn geopend bij CSD's of bij kredietinstellingen waaraan een vergunning is verleend om bankdiensten te verrichten onder de voorwaarden waarin Verordening (EU) nr. 909/2014 voorziet. |
(36) |
Teneinde de efficiëntie van de afwikkelingsmarkt beter te ondersteunen, de kapitaalmarkten te verdiepen en grensoverschrijdende afwikkeling te versterken, moet een CSD waaraan in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 909/2014 een vergunning is verleend om bancaire nevendiensten te verrichten en waarbij op de relevante risico’s reeds wordt toegezien, in staat zijn diensten aan te bieden voor de afwikkeling van de contante betalingen aan andere CSD's die geen vergunning krachtens Richtlijn 2013/36/EU hebben, in een andere valuta dan die van het land waarin de CSD die van die diensten gebruik wil maken, gevestigd is, ongeacht of zij deel uitmaken van dezelfde groep ondernemingen. Een vergunning om CSD's of kredietinstellingen aan te wijzen mag alleen worden gebruikt voor de afwikkeling van de contante betalingen voor alle of een deel van de effectenafwikkelingssystemen van de CSD die gebruik wil maken van bancaire nevendiensten. Ze mag niet worden gebruikt voor de uitvoering van andere activiteiten. Het moet ook mogelijk zijn dat een CSD die voornemens is de contante betalingen voor al haar effectenafwikkelingssystemen of een deel ervan af te wikkelen via haar eigen rekeningen of die anderszins voornemens is bancaire nevendiensten aan te bieden, daarvoor een vergunning krijgt onder de voorwaarden waarin Verordening (EU) nr. 909/2014 voorziet. |
(37) |
Onder een passende drempel moeten CSD's waaraan geen vergunning is verleend om bancaire nevendiensten te verrichten, de contante betalingen kunnen afwikkelen via rekeningen die zijn geopend bij CSD's met een vergunning om bancaire nevendiensten te verrichten overeenkomstig Verordening (EU) nr. 909/2014 en via rekeningen die bij een kredietinstelling zijn geopend, in ongeacht welke valuta. Die drempel moet bestaan uit een maximaal geaggregeerd bedrag voor dergelijke afwikkeling van contante betalingen. Bovendien moet de drempel zodanig worden gekalibreerd dat de efficiëntie van de afwikkeling wordt bevorderd en CSD's een niveau van afwikkeling in contanten kunnen bereiken waarboven een bankvergunning uit hoofde van Richtlijn 2013/36/EU of een verbinding met een centrale bank van uitgifte relevant wordt, terwijl tegelijkertijd de financiële stabiliteit wordt gewaarborgd en de risico-implicaties die voortvloeien uit de afwijkingen die onder die drempel van toepassing zijn, worden beperkt. Bij de kalibratie van de drempel moet rekening worden gehouden met de noodzaak dat een CSD betalingen in verschillende valuta's kan afwikkelen, met name voor de meest liquide valuta's, en moet tegelijkertijd een passende limiet worden vastgesteld die van toepassing zou zijn op de CSD in haar geheel. Bij de kalibratie van de drempel moet ook rekening worden gehouden met de noodzaak om een onbedoelde afbouw van afwikkeling in centralebankgeld te voorkomen. |
(38) |
Aan de bij Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad (12) opgerichte Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit) (EBA), een instantie met gespecialiseerde deskundigheid inzake bancaire en kredietrisicokwesties, moet het opstellen van ontwerpen van technische reguleringsnormen worden toevertrouwd om een passende drempel vast te stellen en passende risicobeheersings- en prudentiële vereisten in dat verband te specificeren. De EBA dient ook nauw samen te werken met de leden van het ESCB en met de ESMA. Aan de Commissie moet de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) die technische reguleringsnormen vast te stellen. De bevoegde autoriteiten, die de drempel regelmatig monitoren, moeten hun bevindingen samen met de onderliggende gegevens aan de ESMA en de EBA toezenden en hun bevindingen ook aan de leden van het ESCB, met name als input voor een periodiek verslag over bancaire nevendiensten dat de EBA, in samenwerking met de leden van het ESCB en met de ESMA, moet opstellen. |
(39) |
CSD's, inclusief die waaraan een vergunning is verleend om bancaire nevendiensten te verrichten, en aangewezen kredietinstellingen moeten relevante risico's in hun risicobeheer- en prudentiële kaders afdekken. Instrumenten om die risico's af te dekken, zijn onder meer het aanhouden van voldoende in aanmerking komende liquide middelen in alle relevante valuta's en het garanderen dat stressscenario's sterk genoeg zijn. CSD's moeten er ook voor zorgen dat overeenkomstige liquiditeitsrisico's worden beheerst en gedekt door zeer betrouwbare financieringsregelingen met kredietwaardige instellingen; die regelingen moeten toegezegd zijn of een vergelijkbare betrouwbaarheid hebben. CSD's die bancaire nevendiensten verrichten, moeten ook over specifieke regels en procedures beschikken om potentiële krediet-, liquiditeits- en concentratierisico's als gevolg van de verrichting van die diensten aan te pakken. De EBA moet ontwerpen van technische reguleringsnormen opstellen om de bestaande technische reguleringsnormen te actualiseren teneinde rekening te houden met deze wijzigingen in de prudentiële vereisten. Daarmee zou de Commissie in staat worden gesteld de nodige wijzigingen aan te brengen ter verduidelijking van de vereisten die in deze technische reguleringsnormen zijn opgenomen, zoals die welke verband houden met het beheersen van potentiële liquiditeitstekorten. |
(40) |
Een termijn van slechts één maand voor de relevante autoriteiten en de bevoegde autoriteiten om een gemotiveerd advies uit te brengen over de vergunning voor het verrichten van bancaire nevendiensten is te kort gebleken om deze autoriteiten in staat te stellen een gefundeerde analyse te maken. Daarom moet in deze verordening in een langere periode van twee maanden worden voorzien. |
(41) |
Om in de Unie gevestigde CSD’s en CSD’s van derde landen voldoende tijd te geven om een vergunnings- en erkenningsaanvraag voor hun activiteiten in te dienen, werd de datum van toepassing van de vergunnings- en erkenningsvereisten van Verordening (EU) nr. 909/2014 aanvankelijk uitgesteld totdat een vergunnings- of erkenningsbesluit op grond van die verordening was genomen. Er is voldoende tijd verstreken sinds de inwerkingtreding van die verordening. Daarom moeten die vereisten vanaf nu gelden om enerzijds te voorzien in een gelijk speelveld voor alle CSD’s die diensten aanbieden met betrekking tot financiële instrumenten waarvan de uitgifte door het recht van een lidstaat wordt beheerst, en anderzijds ervoor te zorgen dat de autoriteiten op Unie- en nationaal niveau over de noodzakelijke informatie beschikken om beleggersbescherming te waarborgen en de financiële stabiliteit te monitoren. |
(42) |
Verordening (EU) nr. 909/2014 schrijft momenteel voor dat de ESMA, in samenwerking met de EBA, de nationale bevoegde autoriteiten en de relevante autoriteiten, jaarverslagen over twaalf onderwerpen opstelt en deze verslagen jaarlijks aan de Commissie voorlegt. Die eis is onevenredig gezien de aard van bepaalde onderwerpen, die niet jaarlijks hoeven te worden geactualiseerd. De frequentie en het aantal van deze verslagen moeten derhalve worden bijgesteld om de lasten voor de ESMA en de bevoegde autoriteiten te verminderen en er tegelijkertijd voor te zorgen dat de Commissie de informatie krijgt die zij nodig heeft om de uitvoering van Verordening (EU) nr. 909/2014 te toetsen. Gezien de wijzigingen in de regeling inzake afwikkelingsdiscipline van Verordening (EU) nr. 909/2014 die bij deze verordening zijn ingevoerd, is het echter passend van de ESMA te verlangen dat zij regelmatig verslagen aan de Commissie opstelt over een aantal extra onderwerpen, zoals maatregelen die de bevoegde autoriteiten hebben genomen om situaties aan te pakken waarin de afwikkelingsefficiëntie van een CSD over een periode van zes maanden aanzienlijk lager is dan de gemiddelde efficiëntieniveaus van afwikkeling op de markt van de Unie en de mogelijkheid om aanvullende regelgevingsinstrumenten toe te passen om de afwikkelingsefficiëntie in de Unie te verbeteren. Voorts moet de ESMA in samenwerking met de leden van het ESCB ook een verslag aan het Europees Parlement en de Raad voorleggen in verband met de mogelijke verkorting van de afwikkelingscyclus teneinde input te verschaffen voor mogelijke toekomstige ontwikkelingen op dat gebied. De EBA moet een jaarverslag opstellen waarin de nadruk wordt gelegd op de bevindingen van de bevoegde autoriteiten naar aanleiding van hun toezicht op de drempel voor afwikkeling van contante betalingen. Op verzoek van de Commissie moet de ESMA een kosten-batenanalyse verstrekken die als basis moet dienen voor de uitvoeringshandeling inzake verplichte buy-ins. |
(43) |
Teneinde de doeltreffendheid van deze verordening te waarborgen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen teneinde bij het uitwerken van de parameters ter berekening van het niveau van de geldboetes, rekening te houden met de duur van de mislukte afwikkelingsoperatie, het niveau van mislukte afwikkelingsoperaties per klasse financiële instrumenten en het effect dat lage of negatieve rentetarieven kunnen hebben op de stimulansen van tegenpartijen en op verzuim, en teneinde die parameters te toetsen, en om te specificeren welke onderliggende redenen van een mislukte afwikkelingsoperatie niet als toeschrijfbaar aan de deelnemers moeten worden beschouwd en welke verrichtingen niet als handel moeten worden beschouwd. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven (13). Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen. |
(44) |
Aan de Commissie moet de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU en de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 en van Verordening (EU) nr. 1095/2010, door de EBA en de ESMA opgestelde technische reguleringsnormen vast te stellen met betrekking tot: specificaties van het verplicht buy-inproces in verband met de details van het mechanisme voor het doorgeven van voordelen, welke soorten transacties het buy-inproces overbodig maken en de wijze waarop bij de uitvoering van verplichte buy-ins rekening kan worden gehouden met de specifieke kenmerken van niet-professionele beleggers; de informatie die door de CSD's van derde landen moet worden meegedeeld; de voorwaarden waaronder het belang van de activiteiten van een CSD als substantieel kan worden beschouwd; de regels en procedures die een CSD die bancaire nevendiensten verricht, moet vastleggen; de nadere bepaling van de regels voor het meten, monitoren, beheren van en de verslaglegging over de krediet- en liquiditeitsrisico's door CSD's in verband met uitgestelde nettoafwikkeling; de drempel waaronder CSD's elke kredietinstelling mogen gebruiken om de contante betalingen af te wikkelen, en de geactualiseerde prudentiële vereisten inzake liquiditeit en de regels en procedures inzake krediet-, liquiditeits- en concentratierisico's in het geval van CSD's met een vergunning om bancaire nevendiensten te verrichten. |
(45) |
Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de toepassing van de bij deze verordening aangebrachte wijzigingen, en met name met betrekking tot de toepassing en de opschorting van verplichte buy-invereisten, indien die van toepassing zijn, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (14). De Commissie moet onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vaststellen indien dit, in naar behoren gemotiveerde gevallen die verband houden met de toepassing en de opschorting van verplichte buy-ins, om dwingende redenen van urgentie vereist is. |
(46) |
Overeenkomstig de artikelen 290 en 291 VWEU vastgestelde gedelegeerde en uitvoeringshandelingen vormen rechtshandelingen van de Unie. Op grond van artikel 127, lid 4, en artikel 282, lid 5, VWEU dient de Europese Centrale Bank (ECB) te worden geraadpleegd over ieder voorstel voor een handeling van de Unie op de gebieden die onder haar bevoegdheid vallen. Indien raadpleging van de ECB op grond van de Verdragen vereist is, moet de ECB naar behoren worden geraadpleegd over de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen die krachtens deze verordening worden vastgesteld. |
(47) |
Daar de doelstellingen van deze verordening, namelijk het uitbreiden van grensoverschrijdende afwikkeling door CSD's, het verminderen van de administratieve lasten en nalevingskosten en het waarborgen dat de autoriteiten over voldoende informatie beschikken om de risico's te monitoren, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang en de gevolgen ervan beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om die doelstellingen te verwezenlijken. |
(48) |
De toepassing van het herziene toepassingsgebied van de voorschriften inzake geldboetes, de nieuwe vereisten betreffende de oprichting van colleges van toezichthouders, de indiening van een kennisgeving door CSD's van derde landen van de kerndiensten die zij verrichten met betrekking tot financiële instrumenten waarvan de uitgifte door het recht van een lidstaat wordt beheerst, de nieuwe regels over uitgestelde nettoafwikkeling, de herziene drempel waaronder kredietinstellingen mogen aanbieden de betalingen in contanten voor een deel van het effectenafwikkelingssysteem van de CSD af te wikkelen en de herziene prudentiële vereisten voor kredietinstellingen of CSD's die een vergunning hebben verkregen voor het verrichten van bancaire nevendiensten op grond van artikel 59 van Verordening (EU) nr. 909/2014 moeten worden uitgesteld of er moeten passende overgangsbepalingen voor worden vastgelegd om voldoende tijd te geven voor de vaststelling van de nodige gedelegeerde handelingen tot nadere specificatie van die vereisten. Gezien de bij deze verordening aangebrachte wijzigingen met betrekking tot de procedure voor de vrije dienstverrichting in een andere lidstaat, is het ook passend de regels te verduidelijken die van toepassing moeten zijn op het verrichten van diensten door CSD's in andere lidstaten dan de lidstaat van herkomst en de oprichting van een bijkantoor in een andere lidstaat. Gezien de bij deze verordening ingevoerde wijzigingen met betrekking tot de frequentie en de inhoud van de verslagen die de ESMA bij de Commissie moet indienen, moet de toepassing van de bepalingen betreffende de inhoud van sommige van die verslagen worden uitgesteld om ervoor te zorgen dat de ESMA voldoende tijd heeft om de nieuwe verslagen op te stellen en dat alleen de verslagen die op grond van de bestaande bepalingen moeten worden opgesteld, uiterlijk op 30 april 2024 moeten worden ingediend. |
(49) |
De Verordeningen (EU) nr. 909/2014 en (EU) nr. 236/2012 moeten derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Wijzigingen in Verordening (EU) nr. 909/2014
Verordening (EU) nr. 909/2014 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In artikel 2 wordt lid 1 als volgt gewijzigd:
|
2) |
In artikel 6, lid 5, worden de eerste en de tweede alinea vervangen door: “5. De ESMA ontwikkelt, in nauwe samenwerking met de leden van het ESCB, ontwerpen van technische reguleringsnormen tot nadere bepaling van de maatregelen om mislukte afwikkelingsoperaties te voorkomen teneinde de afwikkelingsefficiëntie te vergroten, en met name:
De ESMA dient die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 17 juli 2025 bij de Commissie in.” . |
3) |
Artikel 7 wordt vervangen door: “Artikel 7 Maatregelen om mislukte afwikkelingsoperaties aan te pakken
Vóór zij de in de eerste alinea bedoelde procedures instelt, raadpleegt de CSD de betrokken handelsplatforms en CTP's ten aanzien waarvan zij afwikkelingsdiensten verricht. Het in de eerste alinea bedoelde sanctiemechanisme omvat geldboetes voor deelnemers die mislukte afwikkelingsoperaties veroorzaken (“nalatige deelnemers”). Geldboetes worden berekend op dagbasis voor een periode waarin elke werkdag wordt meegerekend dat een transactie later dan de voorgenomen afwikkelingsdatum wordt afgerekend tot de transactie wordt afgewikkeld of bilateraal wordt geannuleerd. De geldboetes dienen niet als bron van inkomsten voor de CSD.
Bij het bepalen van de in de eerste alinea bedoelde parameters houdt de Commissie rekening met het niveau van mislukte afwikkelingsoperaties per klasse financiële instrumenten en het effect dat lage of negatieve rentetarieven kunnen hebben op de stimulansen van tegenpartijen en op mislukte afwikkelingsoperaties. De parameters die voor de berekening van de geldboetes worden gehanteerd, moeten een hoge mate van afwikkelingsdiscipline en een soepele en ordelijke werking van de betrokken financiële markten waarborgen. De Commissie evalueert de parameters voor de berekening van het niveau van de geldboetes regelmatig en ten minste om de vier jaar om opnieuw te beoordelen of de geldboetes passend en doeltreffend zijn om een niveau van mislukte afwikkelingsoperaties in de Unie te bereiken dat, gelet op de gevolgen voor de financiële stabiliteit van de Unie, aanvaardbaar wordt geacht.
De openbaarmaking van schorsingen mag geen persoonsgegevens zoals gedefinieerd in artikel 4, punt 1), van Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad (*2) bevatten. Dit lid is niet van toepassing op nalatige deelnemers die CTP's zijn of in gevallen waarin insolventieprocedures zijn geopend tegen de nalatige deelnemer.
De ESMA dient deze ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 17 januari 2025 bij de Commissie in. Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd om deze verordening aan te vullen door de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010. Artikel 7 bis Verplicht buy-inproces
De Commissie kan de in de eerste alinea bedoelde uitvoeringshandeling alleen vaststellen indien aan de volgende twee voorwaarden wordt voldaan:
Om tot het in de eerste alinea bedoelde besluit te komen, houdt de Commissie rekening met al het volgende:
De uitvoeringshandeling wordt vastgesteld volgens de in artikel 68, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure. Zij vermeldt een datum van toepassing die niet eerder valt dan één jaar na de inwerkingtreding ervan.
In afwijking van de eerste alinea kan de verlengingstermijn afhankelijk van het soort activa en de liquiditeit van de betrokken financiële instrumenten worden verlengd tot ten hoogste zeven werkdagen indien een kortere verlengingstermijn de vlotte en ordelijke werking van de betrokken markten zou aantasten. In afwijking van de eerste en tweede alinea bedraagt de verlengingstermijn, indien de transactie betrekking heeft op een financieel instrument dat wordt verhandeld op een mkb-groeimarkt, 15 werkdagen, tenzij de mkb-groeimarkt besluit een kortere termijn toe te passen.
De intermediaire ontvangende deelnemer wordt geacht te voldoen aan de verplichting om een verplichte buy-in uit te voeren jegens de nalatige deelnemer wanneer hij zijn verplichting overeenkomstig de eerste alinea overdraagt. De intermediaire ontvangende deelnemer kan ook zijn verplichtingen jegens de uiteindelijke ontvangende deelnemer op grond van de leden 8, 9 en 10 overdragen aan de nalatige deelnemer. De betrokken CSD wordt in kennis gesteld van de wijze waarop de mislukte transactie in de gehele transactieketen is afgewikkeld.
Een geldelijke schadevergoeding wordt uiterlijk betaald op de tweede werkdag na het verstrijken van ofwel het in lid 4 bedoelde verplichte buy-inproces ofwel, in gevallen waarin de ontvangende deelnemer ervoor kiest de uitvoering van de buy-in uit te stellen, de uitstelperiode.
Een CSD verstrekt CTP's en handelsplatforms de afwikkelingsgegevens die zij nodig hebben om aan hun verplichtingen uit hoofde van dit lid te kunnen voldoen. Onverminderd de punten a), b) en c) van de eerste alinea kunnen CSD's toezicht houden op de uitvoering van de buy-ins als bedoeld in deze punten ten aanzien van meervoudige afwikkelingsinstructies, met betrekking tot dezelfde financiële instrumenten en met dezelfde vervaltermijn van de uitvoeringsperiode, teneinde het aantal uit te voeren buy-ins en, daarmee samenhangend, het effect op de prijzen van de betrokken financiële instrumenten, te minimaliseren.
Alvorens de in de eerste alinea bedoelde aanbeveling te doen, raadpleegt de ESMA de leden van het ESCB en het Europees Comité voor systeemrisico's. De Commissie schort onverwijld na ontvangst van de aanbeveling, op basis van de door de ESMA verstrekte redenen en bewijsstukken, het in leden 4 tot en met 10 bedoelde verplichte buy-inmechanisme voor de specifieke categorieën financiële instrumenten op door middel van een uitvoeringshandeling, of zij verwerpt de aanbevolen opschorting. Verwerpt de Commissie de aanbevolen opschorting, dan geeft zij daarvoor schriftelijk de redenen op aan de ESMA. Die informatie wordt niet openbaar gemaakt. De in de derde alinea bedoelde uitvoeringshandeling wordt vastgesteld volgens de procedure van artikel 68, lid 3. De opschorting van het verplichte buy-inmechanisme wordt meegedeeld aan de ESMA en wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie en op de website van de Commissie. De opschorting van het verplichte buy-inmechanisme geldt voor een eerste periode van ten hoogste zes maanden vanaf de datum van toepassing van die opschorting. Indien de redenen voor de opschorting blijven gelden, kan de Commissie de opschorting bij uitvoeringshandeling verlengen met aanvullende perioden van telkens ten hoogste drie maanden, waarbij de totale periode van de opschorting niet meer dan twaalf maanden bedraagt. Alle verlengingen van de opschorting worden bekendgemaakt overeenkomstig de vijfde alinea. De in de zevende alinea bedoelde uitvoeringshandeling wordt vastgesteld volgens de procedure van artikel 68, lid 3. De ESMA verstrekt de Commissie geruime tijd voor het einde van de in de zesde alinea bedoelde opschorting of van de in de zevende alinea bedoelde verlenging een advies over de vraag of de redenen voor de opschorting blijven gelden.
Indien de Commissie van oordeel is dat de verplichte buy-ins niet langer gerechtvaardigd zijn of geen remedie zijn voor mislukte afwikkelingsoperaties in de Unie en niet langer noodzakelijk, passend of evenredig zijn, stelt zij onverwijld uitvoeringshandelingen vast tot wijziging of intrekking van de in lid 1 bedoelde uitvoeringshandeling. De in de tweede alinea bedoelde uitvoeringshandeling wordt vastgesteld volgens de in artikel 68, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure. Indien de ESMA van oordeel is dat de verplichte buy-ins niet langer gerechtvaardigd zijn of geen remedie zijn voor mislukte afwikkelingsoperaties in de Unie en niet langer noodzakelijk, passend of evenredig zijn, kan zij de Commissie aanbevelen de in lid 1 bedoelde uitvoeringshandeling te wijzigen of in te trekken. Lid 13, eerste tot en met vierde alinea, is van overeenkomstige toepassing.
De ESMA legt die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 17 januari 2025 aan de Commissie voor. Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd om deze verordening aan te vullen door de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010. (*2) Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).”." |
4) |
In artikel 12, lid 1, worden de punten b) en c) vervangen door:
|
5) |
Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:
|
6) |
In artikel 19 wordt lid 2 vervangen door: “2. Bij de vergunningverlening om op grond van lid 1 een kerndienst uit te besteden aan een derde partij of om activiteiten op grond van lid 1, punten a), c) en d), uit te breiden, wordt de procedure van artikel 17 gevolgd. Bij de vergunningverlening uit hoofde van lid 1, punt b), wordt de procedure van artikel 17, leden 1, 2, 3, 5 en 8 bis, gevolgd. Bij de vergunningverlening uit hoofde van lid 1, punt e), wordt de procedure van artikel 17, leden 1, 2 en 3, gevolgd. De bevoegde autoriteit stelt de aanvragende CSD binnen drie maanden na indiening van een volledige aanvraag ervan in kennis of de vergunning is verleend of geweigerd.” . |
7) |
In artikel 20 wordt lid 5 vervangen door: “5. In geval van intrekking van de vergunning als bedoeld in lid 1, zorgt een CSD voor de vaststelling, toepassing en handhaving van passende procedures voor een tijdige en ordelijke afwikkeling en overboeking van de activa van cliënten en deelnemers naar een andere CSD. Dergelijke procedures omvatten de overdracht van uitgifterekeningen of gelijksoortige bescheiden waaruit de uitgifte van effecten blijken en bescheiden in verband met de verrichting van de kerndiensten als bedoeld in afdeling A, punten 1 en 2, van de bijlage.” . |
8) |
Artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:
|
9) |
Het volgende artikel wordt ingevoegd: “Artikel 22 bis Plannen voor herstel en ordelijke afbouw
Indien voor een CSD een afwikkelingsplan uit hoofde van Richtlijn 2014/59/EU of een soortgelijk plan uit hoofde van het nationaal recht wordt opgesteld en gehandhaafd met het oog op het waarborgen van de continuïteit van de kerntaken van de CSD, stelt de afwikkelingsautoriteit of, indien een dergelijke autoriteit niet bestaat, de bevoegde autoriteit de ESMA in kennis van het bestaan van een dergelijk plan. Indien het herstelplan en het afwikkelingsplan uit hoofde van Richtlijn 2014/59/EU, of een soortgelijk plan uit hoofde van het nationaal recht, alle in lid 2 genoemde elementen bevatten, is de CSD niet verplicht de plannen op grond van lid 1 op te stellen.”. |
10) |
In artikel 23 worden de leden 2 tot en met 7 vervangen door: “2. Een vergunninghoudende CSD of een CSD die op grond van artikel 17 een vergunningsaanvraag heeft ingediend, die voornemens is de in de punten 1 en 2 van afdeling A van de bijlage bedoelde kerndiensten te verrichten met betrekking tot de in artikel 49, lid 1, tweede alinea, punt a), bedoelde financiële instrumenten waarvan de uitgifte door het recht van een andere lidstaat wordt beheerst, of die in een andere lidstaat een bijkantoor wil oprichten, is aan de in de leden 3 tot en met 9 van dit artikel omschreven procedure onderworpen. De CSD mag die diensten pas verrichten nadat zij op grond van artikel 17 een vergunning heeft verkregen en niet eerder dan de in overeenstemming met lid 8 van dit artikel toepasselijke datum.
De bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst stelt de relevante autoriteiten van die lidstaat onverwijld in kennis van mededelingen die zij uit hoofde van de eerste alinea ontvangt. De bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst stelt de CSD onmiddellijk in kennis van de datum van verzending van de in de eerste alinea bedoelde mededeling.
. |
11) |
Artikel 24 wordt als volgt gewijzigd:
|
12) |
Het volgende artikel wordt ingevoegd: “Artikel 24 bis College van toezichthouders
Teneinde de vervulling van de op grond van lid 8 aan het college opgedragen taken te vergemakkelijken, kunnen de leden van het college punten toevoegen aan de agenda van een vergadering. De voorzitter kan op ad-hocbasis extra deelnemers uitnodigen voor de besprekingen van het college betreffende specifieke onderwerpen. De leden van een college, anders dan de voorzitter, kunnen besluiten niet aan een vergadering van het college deel te nemen.
In die overeenkomst worden de praktische regelingen voor de werking van het college vastgelegd, waaronder de modaliteiten van de communicatie tussen de leden van het college, en kunnen taken worden bepaald die aan hen worden toevertrouwd.
De ESMA legt deze ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 17 januari 2025 aan de Commissie voor. Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd om deze verordening aan te vullen door de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.”. |
13) |
Artikel 25 wordt als volgt gewijzigd:
|
14) |
Artikel 26 wordt als volgt gewijzigd:
|
15) |
Artikel 27 wordt als volgt gewijzigd:
|
16) |
De volgende artikelen worden ingevoegd: “Artikel 27 bis Informatieverstrekking aan bevoegde autoriteiten
Indien het gedrag van een lid van het leidinggevend orgaan waarschijnlijk nadelig is voor de gezonde en prudente bedrijfsvoering van de CSD, neemt de bevoegde autoriteit passende maatregelen, welke het ontslag van dat lid uit het leidinggevend orgaan kunnen omvatten.
Iedere natuurlijke of rechtspersoon die heeft besloten direct of indirect een gekwalificeerde deelneming in een CSD af te stoten (“kandidaat-verkoper”), stelt de bevoegde autoriteit daarvan vooraf schriftelijk in kennis, met vermelding van de omvang van dergelijke deelneming. Een zodanige persoon stelt de bevoegde autoriteit evenzo in kennis indien deze heeft besloten de omvang van een gekwalificeerde deelneming zodanig te verkleinen dat het percentage van de gehouden stemrechten of aandelen in het kapitaal onder 10 %, 20 %, 30 % of 50 % daalt of dat de CSD ophoudt de dochteronderneming van die persoon te zijn.
Vanaf de datum van de schriftelijke bevestiging van de ontvangst van de kennisgeving en alle vereiste documenten die op basis van de in artikel 27 ter, lid 4, bedoelde lijst bij de kennisgeving moeten worden gevoegd, beschikt de bevoegde autoriteit over een termijn van maximaal zestig werkdagen (“beoordelingsperiode”), om de in artikel 27 ter, lid 1, bedoelde beoordeling (“beoordeling”), uit te voeren. De bevoegde autoriteit stelt de kandidaat-verwerver of -verkoper bij de ontvangstbevestiging in kennis van de datum waarop de beoordelingsperiode afloopt.
De beoordelingsperiode wordt geschorst vanaf de datum van het verzoek van de bevoegde autoriteit om informatie tot de ontvangst van een antwoord daarop van de kandidaat-verwerver. De schorsing duurt ten hoogste twintig werkdagen. De bevoegde autoriteit mag eventueel aanvullende verzoeken ter vervollediging of verduidelijking van de informatie doen, maar deze hebben geen schorsing van de beoordelingsperiode tot gevolg.
Artikel 27 ter Beoordeling
Bij het beoordelen van de financiële gezondheid van de kandidaat-verwerver besteedt de bevoegde autoriteit bijzondere aandacht aan het type werkzaamheden die verricht en beoogd worden in de CSD die het doelwit van de verwerving is. Bij het beoordelen van het vermogen van de CSD om deze verordening na te leven, besteedt de bevoegde autoriteit bijzondere aandacht aan de vraag of de structuur van de groep waarvan de CSD deel gaat uitmaken het mogelijk maakt effectief toezicht uit te oefenen, op doeltreffende wijze gegevens uit te wisselen tussen de bevoegde autoriteiten en de verdeling van verantwoordelijkheden tussen de bevoegde autoriteiten te bepalen.
Artikel 27 quater Afwijkingsclausule voor CSD's die bancaire nevendiensten verrichten De artikelen 27 bis en 27 ter zijn niet van toepassing op een CSD waaraan op grond van artikel 54, lid 3, vergunning is verleend en die onderworpen is aan Richtlijn 2013/36/EU. (*4) Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's) (PB L 302 van 17.11.2009, blz. 32)." (*5) Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II) (PB L 335 van 17.12.2009, blz. 1)." (*6) Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2011 inzake beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen en tot wijziging van de Richtlijnen 2003/41/EG en 2009/65/EG en van de Verordeningen (EG) nr. 1060/2009 en (EU) nr. 1095/2010 (PB L 174 van 1.7.2011, blz. 1).”." |
17) |
In artikel 28 wordt lid 3 vervangen door: “3. Gebruikerscomités adviseren het leidinggevend orgaan over belangrijke regelingen die gevolgen hebben voor hun leden, met inbegrip van de criteria voor het toelaten van uitgevende instellingen of deelnemers tot hun effectenafwikkelingssystemen en op dienstniveau. Het dienstniveau omvat de keuze van clearing- en afwikkelingsregeling, de exploitatiestructuur van de CSD, de omvang van de afgewikkelde of vastgelegde producten, het gebruik van technologie voor de activiteiten van de CSD en relevante procedures.” . |
18) |
In artikel 29 wordt het volgende lid ingevoegd: “1 bis. Een CSD moet van uitgevende instellingen verlangen dat zij in het bezit zijn van een geldige identificatiecode voor juridische entiteiten (LEI) en deze aan de CSD overmaken.” . |
19) |
Artikel 36 wordt vervangen door: “Artikel 36 Algemene bepalingen Voor elk effectenafwikkelingssysteem dat een CSD exploiteert, heeft zij passende regels en procedures, met inbegrip van robuuste boekhoudkundige praktijken en controles, om de integriteit van effectenuitgiftes te helpen waarborgen, en de risico's in verband met de veilige bewaring en afwikkeling van transacties in effecten te minimaliseren en te beheersen.”. |
20) |
In artikel 40 wordt lid 2 vervangen door: “2. Indien het niet praktisch en mogelijk is op rekeningen bij de centrale bank af te wikkelen, zoals bepaald in lid 1, kan een CSD aanbieden de betalingen in contanten voor al haar effectenafwikkelingssystemen of een deel ervan via bij een kredietinstelling geopende rekeningen, via een CSD waaraan een vergunning is verleend om de in afdeling C van de bijlage bedoelde diensten te verrichten, ongeacht of zij al dan niet tot dezelfde groep van ondernemingen behoort die uiteindelijk onder de zeggenschap van dezelfde moederonderneming staat, of via haar eigen rekeningen af te wikkelen. Indien een CSD aanbiedt dergelijke betalingen in contanten via bij een kredietinstelling geopende rekeningen, via haar eigen rekeningen of via de rekeningen van een andere CSD af te wikkelen, neemt zij daarbij de bepalingen van titel IV in acht.” . |
21) |
In artikel 47 wordt lid 2 geschrapt. |
22) |
Het volgende artikel wordt ingevoegd: “Artikel 47 bis Uitgestelde nettoafwikkeling
De ESMA legt deze ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 17 januari 2025 aan de Commissie voor. Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd om deze verordening aan te vullen door de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.”. |
23) |
In artikel 49, lid 1, worden de tweede en de derde alinea vervangen door: “Onverminderd het in de eerste alinea bedoelde recht van de uitgevende instelling blijft het vennootschapsrecht of ander vergelijkbaar recht van de lidstaat waaronder de effecten vallen, van toepassing. Het vennootschapsrecht of ander vergelijkbaar recht van de lidstaat waaronder de effecten vallen, betekent:
De lidstaten stellen een lijst op met de belangrijkste bepalingen ter zake uit hun vennootschapsrecht of ander vergelijkbaar recht als bedoeld in de tweede alinea. De bevoegde autoriteiten brengen de lijst uiterlijk op 17 januari 2025 ter kennis van de ESMA. De ESMA publiceert die lijst uiterlijk op 17 februari 2025. De lidstaten actualiseren die lijst geregeld en ten minste om de twee jaar. Zij delen de geactualiseerde lijst met die regelmatige tussenpozen mee aan de ESMA. De ESMA publiceert die geactualiseerde lijst.”. |
24) |
In artikel 52 wordt lid 1 vervangen door: “1. Wanneer een CSD op grond van de artikelen 50 en 51 een verzoek om toegang tot een andere CSD indient, behandelt de ontvangende CSD het verzoek onmiddellijk en verstrekt zij binnen drie maanden een antwoord aan de verzoekende CSD. Indien de ontvangende CSD het verzoek inwilligt, wordt de CSD-koppeling binnen een redelijke termijn, die niet langer is dan twaalf maanden, tot stand gebracht.” . |
25) |
Artikel 54 wordt als volgt gewijzigd:
|
26) |
Artikel 55 wordt als volgt gewijzigd:
|
27) |
Artikel 59 wordt als volgt gewijzigd:
|
28) |
Artikel 60 wordt als volgt gewijzigd:
|
29) |
Artikel 67 wordt als volgt gewijzigd:
|
30) |
In artikel 68 wordt het volgende lid toegevoegd: “3. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 8 van Verordening (EU) nr. 182/2011, in samenhang met artikel 5 van die verordening, van toepassing.” . |
31) |
Artikel 69 wordt als volgt gewijzigd:
|
32) |
Artikel 72 wordt geschrapt. |
33) |
Artikel 74 wordt als volgt gewijzigd:
|
34) |
Artikel 75 wordt vervangen door: “Artikel 75 Toetsing Uiterlijk op 17 januari 2029 toetst de Commissie deze verordening en stelt zij er een algemeen verslag over op. De Commissie beoordeelt met name:
De Commissie legt dat verslag voor aan het Europees Parlement en aan de Raad, samen met eventuele passende voorstellen.”. |
Artikel 2
Wijziging van Verordening (EU) nr. 236/2012
In Verordening (EU) nr. 236/2012, wordt het volgende artikel ingevoegd:
“Artikel 15
Buy-inprocedures
Een centrale tegenpartij in een lidstaat die clearingdiensten voor aandelen verricht, zorgt voor procedures die aan elk van de volgende vereisten voldoen:
a) |
wanneer een natuurlijke of rechtspersoon die aandelen verkoopt, niet in staat is de aandelen te leveren met het oog op de afwikkeling binnen vier werkdagen na de dag waarop de afwikkeling moet plaatsvinden, treden automatisch procedures in werking die voorzien in een buy-in van de aandelen, om te zorgen dat de aandelen met het oog op de afwikkeling worden geleverd; |
b) |
wanneer de buy-in van de aandelen met het oog op de levering niet mogelijk is, wordt aan de koper een bedrag betaald dat gebaseerd is op de waarde van de te leveren aandelen op de leveringsdatum, vermeerderd met een bedrag voor verliezen die de koper als gevolg van het mislukken van de afwikkeling heeft geleden; |
c) |
de natuurlijke of rechtspersoon die de afwikkeling laat mislukken, vergoedt alle op grond van de punten a) en b) betaalde bedragen.”. |
Artikel 3
Inwerkingtreding en toepassing
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
De volgende punten van artikel 1 zijn evenwel van toepassing met ingang van 17 januari 2026:
a) |
punt 3), met betrekking tot artikel 7, lid 3, punten a) en b), van Verordening (EU) nr. 909/2014; |
b) |
punt 13), a); |
c) |
punt 22), met betrekking tot artikel 47 bis, leden 1 en 2, van Verordening (EU) nr. 909/2014; |
d) |
punt 25), e); |
e) |
punt 27), a). |
Daarnaast is artikel 1, punt 33, a) en b), van toepassing met ingang van 1 mei 2024.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Straatsburg, 13 december 2023.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
-
R.METSOLA
Voor de Raad
De voorzitter
-
P.NAVARRO RÍOS
-
Standpunt van het Europees Parlement van 9 november 2023 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 27 november 2023.
-
Verordening (EU) nr. 909/2014 van het Europees Parlement en de Raad 23 juli 2014 betreffende de verbetering van de effectenafwikkeling in de Europese Unie, betreffende centrale effectenbewaarinstellingen en tot wijziging van Richtlijnen 98/26/EG en 2014/65/EU en Verordening (EU) nr. 236/2012 (PB L 257 van 28.8.2014, blz. 1).
-
Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84).
-
Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/1229 van de Commissie van 25 mei 2018 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 909/2014 van het Europees Parlement en de Raad met technische reguleringsnormen inzake afwikkelingsdiscipline (PB L 230 van 13.9.2018, blz. 1).
-
Verordening (EU) nr. 236/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2012 betreffende short selling en bepaalde aspecten van kredietverzuimswaps (PB L 86 van 24.3.2012, blz. 1).
-
Verordening (EU) 2022/858 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2022 betreffende een proefregeling voor marktinfrastructuren op basis van distributed ledger-technologie, en tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 600/2014 en (EU) nr. 909/2014 en Richtlijn 2014/65/EU (PB L 151 van 2.6.2022, blz. 1).
-
Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338).
-
Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Richtlijn 82/891/EEG van de Raad en de Richtlijnen 2001/24/EG, 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG, 2011/35/EU, 2012/30/EU en 2013/36/EU en de Verordeningen (EU) nr. 1093/2010 en (EU) nr. 648/2012, van het Europees Parlement en de Raad (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 190).
-
Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters (PB L 201 van 27.7.2012, blz. 1).
-
Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/78/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 12).
-
Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2023/2845/oj
ISSN 1977-0758 (electronic edition)
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.