Verordening 2024/765 - Wijziging van Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2021-2027 - Hoofdinhoud
Publicatieblad van de Europese Unie |
NL Serie L |
2024/765 |
29.2.2024 |
VERORDENING (EU, Euratom) 2024/765 VAN DE RAAD
van 29 februari 2024
tot wijziging van Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2021-2027
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 312,
Gezien het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name artikel 106 bis,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Gezien de goedkeuring van het Europees Parlement (1),
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Handelend volgens een bijzondere wetgevingsprocedure,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Nu het meerjarig financieel kader (MFK) voor de jaren 2021-2027 zoals vastgesteld bij Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 van de Raad (2) de eerste jaren van uitvoering achter de rug heeft, presenteert de Commissie een herziening van de werking ervan, inclusief een beoordeling van de houdbaarheid van de uitgavenmaxima. |
(2) |
Sinds december 2020 wordt de Unie geconfronteerd met een reeks ongekende en onverwachte uitdagingen. De Unie heeft snel gehandeld en alle haar ter beschikking staande middelen gebruikt, maar de beperkte budgettaire flexibiliteit die in het MFK voor de jaren 2021-2027 is ingebouwd, is bijna uitgeput, waardoor het vermogen van de begroting van de Unie om zelfs de meest dringende uitdagingen aan te pakken, in het gedrang komt. |
(3) |
In de eerste jaren van de uitvoering van het MFK zijn op grote schaal speciale instrumenten gebruikt om meerdere uitdagingen aan te pakken. De noodzaak om verdere actie te ondernemen blijft bestaan, terwijl de beschikbare begrotingsmiddelen om dergelijke situaties in de resterende periode van het MFK het hoofd te bieden, beperkt zijn. |
(4) |
De begroting van de Unie moet de Unie in staat stellen om in reactie op nieuwe uitdagingen de nodige beleidsmaatregelen te treffen en te voldoen aan wettelijke verplichtingen die binnen de bestaande maxima en gezien de uitgeputte flexibiliteit niet kunnen worden opgevangen. De uitgavenmaxima voor vastleggingskredieten in de rubrieken 1, 2, 3, 4, 5 en 6 voor de jaren 2024, 2025, 2026 en 2027 moeten worden gewijzigd. Hoewel de uitgavenmaxima voor betalingskredieten op hun huidige niveau kunnen worden gehandhaafd, moet het maximum voor betalingskredieten in het kader van het enkelvoudig marge-instrument voor 2026 bijgevolg worden aangepast om het risico van achterstanden te voorkomen. Daarnaast moet het totale bedrag van de extra toewijzingen in het kader van de programmaspecifieke aanpassing als bedoeld in artikel 5 en de desbetreffende tabel in bijlage II bij Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 worden gewijzigd. |
(5) |
Ook de bedragen voor de reserve voor aanpassing aan de Brexit en het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering moeten worden gewijzigd. |
(6) |
Door de illegale aanvalsoorlog van Rusland tegen Oekraïne woedt er opnieuw een oorlog op het Europese continent. De Unie zal Oekraïne blijven steunen zolang dat nodig is en zal het land vastberaden helpen op zijn Europees traject. Daartoe hebben het Europees Parlement en de Raad Verordening (EU) 2024/792 van het Europees Parlement en de Raad (3) vastgesteld als reactie van de Unie ter ondersteuning van de macrofinanciële stabiliteit, wederopbouw en modernisering van Oekraïne, en ter ondersteuning van de hervormingsinspanningen van Oekraïne in het kader van zijn toetredingstraject tot de Unie (de “faciliteit voor Oekraïne”). |
(7) |
Gezien de onzekerheden in verband met de Russische aanvalsoorlog moet de faciliteit voor Oekraïne een flexibel instrument zijn om tot 2027 voldoende steun in passende vorm te bieden. De steun in het kader van de faciliteit voor Oekraïne moet worden verleend in de vorm van leningen, niet-terugbetaalbare steun en voorzieningen voor begrotingsgaranties. |
(8) |
Voor het deel van de steun in het kader van de faciliteit voor Oekraïne dat wordt verstrekt in de vorm van leningen, is het passend de bestaande begrotingsgarantie van de Unie tot 2027 te verlengen ter dekking van de financiële steun die aan Oekraïne ter beschikking wordt gesteld. Bijgevolg moet het mogelijk zijn de nodige kredieten in de begroting van de Unie beschikbaar te stellen boven de tot eind 2027 beschikbare maxima van het MFK voor financiële steun aan Oekraïne. Naast de reeds bij Verordening (EU) 2022/2463 vastgestelde financiële hulp op korte termijn aan Oekraïne moet de begrotingsgarantie van de Unie de financiële steun aan Oekraïne dekken voor een bedrag van maximaal 33 miljard EUR, zoals gespecificeerd in Verordening (EU) 2024/792. |
(9) |
Voor het deel van de steun in het kader van de faciliteit voor Oekraïne dat wordt verstrekt in de vorm van niet-terugbetaalbare steun en voorzieningen voor begrotingsgaranties, moeten de kredieten worden verstrekt via een nieuw thematisch speciaal instrument – de “reserve voor Oekraïne”. De vastleggingskredieten en de bijbehorende betalingskredieten moeten jaarlijks beschikbaar worden gesteld in het kader van de in artikel 314 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) beschreven begrotingsprocedure, boven de maxima van het MFK. Met het oog op de ordelijke ontwikkeling van de uitgaven die uit hoofde van de desbetreffende bepalingen van Verordening (EU) 2024/792 moeten worden geprogrammeerd, en met name in het licht van de in het Oekraïneplan vast te leggen bedragen, is het passend algemene en jaarlijkse maximumbedragen vast te stellen die in de periode 2024-2027 voor de reserve voor Oekraïne kunnen worden uitgetrokken. Om volledige uitvoering en flexibiliteit tussen de verschillende jaren te waarborgen, in overeenstemming met het totaalbedrag, moet het mogelijk zijn om in de volgende jaren tot 2027 het niet-aangewende deel van het jaarlijkse bedrag in een bepaald jaar bovenop het maximumbedrag voor het betrokken jaar te gebruiken. |
(10) |
Sinds 2022 zien de Unie en de meeste grote economieën een stijging van de rentetarieven voor alle emittenten van obligaties, waaronder de Unie. Bijgevolg zullen de financieringskosten voor leningen in het kader van het herstelinstrument voor de Europese Unie NextGenerationEU (“EURI”) die uit hoofde van artikel 5, lid 2, van Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 van de Raad (4) ten laste van de begroting van de Unie komen, naar verwachting hoger liggen dan de ramingen die aanvankelijk onder de MFK-maxima waren geprogrammeerd op het moment van de vaststelling ervan in december 2020, die respectievelijk 2 332 miljoen EUR in 2025 (in prijzen van 2018), 3 196 miljoen EUR in 2026 (in prijzen van 2018) en 4 168 miljoen EUR in 2027 (in prijzen van 2018) bedroegen. |
(11) |
Gezien de onzekerheid omtrent de toekomstige ontwikkeling van de rentetarieven in veranderende marktomstandigheden en de totale leningsbehoeften voor de financiering van de lopende programma’s van de Unie die door het EURI worden gefinancierd, is het passend om, als onderdeel van de voorzieningen die nodig zijn om de jaarlijkse begrotingsprocedure soepel te laten verlopen en ervoor te zorgen dat de financiële middelen beschikbaar worden gesteld teneinde de Unie in staat te stellen haar wettelijke verplichtingen na te komen, een uitzonderlijk en tijdelijk instrument vast te stellen dat beperkt is tot de duur van het huidige MFK, ter dekking van de financieringskosten voor leningen uit het EURI die de oorspronkelijk geprogrammeerde bedragen overschrijden. Er moet daarom een nieuw thematisch speciaal instrument – “EURI-instrument” – worden gecreëerd met als enige doelstelling de resterende kostenoverschrijdingen te dekken. Dit instrument moet uitzonderlijk zijn, mag niet dienen als precedent voor toekomstige regelingen voor MFK’s na 2027 en dient meer in het bijzonder voor het dekken van de kosten van rentebetalingen voor middelen die op de markten ter financiering van het EURI zijn geleend. |
(12) |
De begrotingsautoriteit dient tijdens de jaarlijkse begrotingsprocedure alleen het EURI-instrument aan te wenden indien dat nodig is. Het moet worden aangewend nadat er andere financieringsmogelijkheden zijn gezocht, onder meer via ruimte die ontstaat bij de begrotingsuitvoering van de programma’s en herprioritering, alsook via niet-thematische speciale instrumenten, ter dekking, voor zover mogelijk, van een aanzienlijk deel van de nodige bedragen die hoger zijn dan de bedragen die oorspronkelijk waren opgenomen in het bestaande EURI-begrotingsonderdeel in rubriek 2b, teneinde een bedrag beschikbaar te stellen dat overeenkomt met ongeveer 50 % van de overschrijdingen van de EURI-rentebetalingen als benchmark. Dit zal gebeuren in overeenstemming met de toepasselijke sectorale regels en andere wettelijke verplichtingen en met inachtneming van prioriteiten, een prudente begrotingsaanpak en goed financieel beheer, waarvoor met name passende marges voor onvoorziene uitgaven nodig zijn. De nationale toewijzingen van de lidstaten die in een juridische verbintenis zijn vastgelegd, met name die in het kader van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid en het cohesiebeleid, zullen niet worden aangetast. De vastleggingskredieten en bijbehorende betalingskredieten van het EURI-instrument in de begroting van de Unie moeten boven de maxima van het MFK beschikbaar worden gesteld. In het kader van het EURI-instrument moet eerst gebruik worden gemaakt van een bedrag dat gelijk is aan de vrijmakingen van kredieten, met uitzondering van externe bestemmingsontvangsten, die sinds het begin van het huidige MFK zijn gedaan. Bedragen van vrijmakingen die overeenkomstig relevante bepalingen zijn wederopgevoerd, mogen niet in aanmerking worden genomen. Het beschikbare bedrag aan vrijmakingen voor het EURI-instrument moet elk jaar worden berekend als onderdeel van de technische aanpassing van het MFK, waarbij duidelijk de totale beschikbare middelen en de bedragen die reeds in aanmerking zijn genomen bij de eerdere beschikbaarstelling van het EURI-instrument, worden weergegeven. In het onverwachte geval dat alsnog een overschrijding blijft bestaan, moet het nodige extra bedrag om de kosten volledig te financieren, via het EURI-instrument als achtervangmaatregel beschikbaar worden gesteld als laatste redmiddel. Indien, bij wijze van uitzondering, één of meer lidstaten van oordeel zijn dat er ernstige zorgen bestaan over de toepassing van deze achtervangmaatregel, kunnen zij verzoeken dat de voorzitter van de Europese Raad de zaak voorlegt tijdens de volgende bijeenkomst van de Europese Raad. Dit proces mag in de regel niet langer duren dan één maand en moet volledig in overeenstemming zijn met de in de Verdragen neergelegde prerogatieven van de instellingen. |
(13) |
In het licht van de natuurrampen die zich hebben voorgedaan in de lidstaten en in de landen waarmee de Unie toetredingsonderhandelingen voert en de natuurrampen en humanitaire crises in derde landen, en teneinde voor beide gevallen in voldoende financiering te voorzien, moet de huidige reserve voor solidariteit en noodhulp (SEAR) worden versterkt en gesplitst in twee afzonderlijke instrumenten: de “reserve voor Europese solidariteit” om in het kader van het bij Verordening (EG) nr. 2012/2002 van de Raad (5) opgerichte Solidariteitsfonds van de Europese Unie steun te verlenen aan getroffen landen en regio’s, en de “reserve voor noodhulp” om in reactie op crises en noodsituaties binnen en buiten de Unie de begroting van Unieprogramma’s op dit gebied te versterken. |
(14) |
Het flexibiliteitsinstrument moeten worden versterkt om ervoor te zorgen dat de Unie tot 2027 over voldoende capaciteit beschikt om op onvoorziene omstandigheden te reageren. Vervallen bedragen uit de reserve voor Europese solidariteit en de reserve voor noodhulp moeten vanaf 2024 ter beschikking van het flexibiliteitsinstrument worden gesteld. |
(15) |
In het licht van deze onverwachte gebeurtenissen en nieuwe uitdagingen moet het MFK worden herzien en moet Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(16) |
De wijzigingen van Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 laten de verplichting om de in artikel 3, lid 1, en artikel 6 van Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 vastgelegde maxima van de eigen middelen in acht te nemen, onverlet. |
(17) |
In het licht van de situatie in Oekraïne moet deze verordening met spoed in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie en met terugwerkende kracht van toepassing zijn, vanaf 1 januari 2024, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
Aan artikel 4, lid 1, worden de volgende punten toegevoegd:
|
3) |
In artikel 5, lid 1, wordt de tweede alinea vervangen door: “Het totale bedrag van de extra toewijzingen voor de periode 2022 tot en met 2027 voor vastleggings- en betalingskredieten bedraagt respectievelijk 10 155 miljoen EUR (in prijzen van 2018). Voor elk van de jaren van 2022 tot en met 2026 bedraagt het jaarlijkse bedrag van de extra toewijzingen voor vastleggings- en betalingskredieten respectievelijk ten minste 1 500 miljoen EUR (in prijzen van 2018) en niet meer dan 2 000 miljoen EUR (in prijzen van 2018).”. |
4) |
Artikelen 8 en 9 worden vervangen door: “Artikel 8 Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering
Artikel 9 Reserve voor solidariteit en noodhulp
Op 1 oktober van elk jaar is ten minste een vierde van het jaarlijkse bedrag van de reserve voor Europese solidariteit nog beschikbaar om de behoeften te dekken die tot het einde van dat begrotingsjaar ontstaan. In uitzonderlijke gevallen en indien de bedragen die nodig worden geacht in het jaar waarin een ramp als bedoeld in lid 1, punt a), heeft plaatsgevonden, niet op te brengen zijn uit de resterende beschikbare financiële middelen, kan de Commissie voorstellen om het verschil te financieren via het in de eerste alinea van dit lid bedoelde jaarlijkse bedrag dat beschikbaar is in het volgende jaar, tot een maximumbedrag van 400 miljoen EUR (in prijzen van 2018).
(*2) Verordening (EU) 2021/691 van het Europees Parlement en de Raad van 28 april 2021 betreffende het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering voor ontslagen werknemers (EFG) en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1309/2013 (PB L 153 van 3.5.2021, blz. 48)." (*3) Verordening (EG) nr. 2012/2002 van de Raad van 11 november 2002 tot oprichting van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (PB L 311 van 14.11.2002, blz. 3).”." |
5) |
In artikel 10 wordt lid 2 vervangen door: “2. De reserve voor aanpassing aan de Brexit mag maximaal 4 491 miljoen EUR (in prijzen van 2018) bedragen.” . |
6) |
De volgende artikelen worden ingevoegd: “Artikel 10 bis EURI-instrument
Kredieten voor het EURI-instrument worden boven de MFK-maxima beschikbaar gesteld.
Artikel 10 ter Reserve voor Oekraïne
(*4) Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 van de Raad van 14 december 2020 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie en tot intrekking van Besluit 2014/335/EU, Euratom (PB L 424 van 15.12.2020, blz. 1).”." |
7) |
In artikel 11 wordt het volgende lid ingevoegd: “3 bis. Het maximumbedrag voor de in lid 3 van dit artikel bedoelde jaarlijkse aanpassing voor het jaar 2026, verhoogd met het in de tweede alinea van artikel 5, lid 2, bedoelde bedrag, wordt aangepast met het bedrag dat overeenkomt met het ongebruikte deel van het maximumbedrag voor het jaar 2025.” . |
8) |
Artikel 12 wordt vervangen door: “Artikel 12 Flexibiliteitsinstrument
Elk jaar wordt het jaarlijkse bedrag voor het flexibiliteitsinstrument verhoogd met een bedrag dat gelijk is aan de delen van de jaarlijkse bedragen voor de reserve voor Europese solidariteit en de reserve voor noodhulp die overeenkomstig artikel 9 in het voorgaande jaar zijn vervallen.
. |
9) |
De bijlagen I en II worden vervangen door de tekst die is opgenomen in de bijlage bij deze verordening. |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2024.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 29 februari 2024.
Voor de Raad
De voorzitter
-
H.LAHBIB
-
Instemming van 27 februari 2024 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
-
Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 van de Raad van 17 december 2020 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2021-2027 (PB L 433 I van 22.12.2020, blz. 11).
-
Verordening (EU) 2024/792 van het Europees Parlement en de Raad van 29 februari 2024 tot instelling van de faciliteit voor Oekraïne (PB L, 2024/792, 29.2.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/792/oj).
-
Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 van de Raad van 14 december 2020 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie en tot intrekking van Besluit 2014/335/EU, Euratom (PB L 424 van 15.12.2020, blz. 1).
-
Verordening (EG) nr. 2012/2002 van de Raad van 11 november 2002 tot oprichting van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (PB L 311 van 14.11.2002, blz. 3).
BIJLAGE
“BIJLAGE I
MEERJARIG FINANCIEEL KADER (EU-27)
(miljoen EUR – prijzen van 2018) |
||||||||||
VASTLEGGINGSKREDIETEN |
2021 |
2022 |
2023 |
2024 |
2025 |
2026 |
2027 |
Totaal 2021- 2027 |
||
|
19 712 |
20 211 |
19 678 |
19 178 |
18 173 |
18 120 |
17 565 |
132 637 |
||
|
5 996 |
62 642 |
63 525 |
65 079 |
65 184 |
56 675 |
58 680 |
377 781 |
||
|
1 666 |
56 673 |
57 005 |
57 436 |
57 772 |
48 302 |
48 937 |
327 791 |
||
|
4 330 |
5 969 |
6 520 |
7 643 |
7 412 |
8 373 |
9 743 |
49 990 |
||
|
53 562 |
52 626 |
51 893 |
51 013 |
49 914 |
48 734 |
47 960 |
355 702 |
||
waarvan: marktgerelateerde uitgaven en directe betalingen |
38 040 |
37 544 |
36 857 |
36 054 |
35 283 |
34 602 |
33 886 |
252 266 |
||
|
1 687 |
3 104 |
3 454 |
3 569 |
4 083 |
4 145 |
4 701 |
24 743 |
||
|
1 598 |
1 750 |
1 762 |
2 112 |
2 277 |
2 398 |
2 576 |
14 473 |
||
|
15 309 |
15 522 |
14 789 |
14 500 |
14 192 |
13 326 |
13 447 |
101 085 |
||
|
10 021 |
10 215 |
10 342 |
10 454 |
10 554 |
10 673 |
10 843 |
73 102 |
||
waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen |
7 742 |
7 878 |
7 945 |
7 997 |
8 025 |
8 077 |
8 188 |
55 852 |
||
TOTAAL VASTLEGGINGSKREDIETEN |
107 885 |
166 070 |
165 443 |
165 905 |
164 377 |
154 071 |
155 772 |
1 079 523 |
||
TOTAAL BETALINGSKREDIETEN |
154 065 |
153 850 |
152 682 |
151 436 |
151 175 |
151 175 |
151 175 |
1 065 558 |
BIJLAGE II
PROGRAMMASPECIFIEKE AANPASSING — LIJST VAN PROGRAMMA'S, VERDEELSLEUTEL EN TOTALE EXTRA TOEWIJZINGEN VAN VASTLEGGINGSKREDIETEN
(miljoen EUR – prijzen van 2018) |
|||||
Verdeelsleutel |
Totale extra toewijzingen van vastleggingskredieten uit hoofde van artikel 5 |
||||
2022-2024 |
2025-2027 |
||||
|
36,36 % |
41,79 % |
4 000 |
||
Horizon Europe |
27,27 % |
31,34 % |
3 000 |
||
InvestEU-fonds |
9,09 % |
10,45 % |
1 000 |
||
|
54,55 % |
47,76 % |
5 155 |
||
EU4Health |
26,37 % |
15,37 % |
2 055 |
||
Erasmus+ |
15,46 % |
17,77 % |
1 700 |
||
Creatief Europa |
5,45 % |
6,26 % |
600 |
||
Rechten en waarden |
7,27 % |
8,36 % |
800 |
||
|
9,09 % |
10,45 % |
1 000 |
||
Fonds voor geïntegreerd grensbeheer |
9,09 % |
10,45 % |
1 000 |
||
TOTAAL |
100,00 % |
100,00 % |
10 155 |
”
ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/765/oj
ISSN 1977-0758 (electronic edition)
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.