Verordening 2024/1183 - Wijziging van Verordening (EU) nr. 910/2014, wat betreft de vaststelling van het Europees kader voor digitale identiteit - Hoofdinhoud
Publicatieblad van de Europese Unie |
NL L-serie |
2024/1183 |
30.4.2024 |
VERORDENING (EU) 2024/1183 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 11 april 2024
tot wijziging van Verordening (EU) nr. 910/2014, wat betreft de vaststelling van het Europees kader voor digitale identiteit
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Gezien het advies van het Comité van de Regio’s (2),
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (3),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In de mededeling van de Commissie van 19 februari 2020 met als titel “De digitale toekomst van Europa vormgeven” wordt een herziening van Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad (4) aangekondigd om de doeltreffendheid ervan te verbeteren, de voordelen ervan voor de private sector uit te breiden en betrouwbare digitale identiteiten voor alle Europeanen te bevorderen. |
(2) |
In zijn conclusies van 1-2 oktober 2020 heeft de Europese Raad de Commissie opgeroepen een Uniebreed kader voor beveiligde publieke elektronische identificatie te ontwikkelen, inclusief interoperabele elektronische handtekeningen, om mensen controle over hun online-identiteit en -gegevens te geven en toegang tot publieke, private en grensoverschrijdende digitale diensten mogelijk te maken. |
(3) |
In het beleidsprogramma voor het digitale decennium tot 2030, dat is vastgesteld bij Besluit (EU) 2022/2481 van het Europees Parlement en de Raad (5), zijn de doelstellingen en digitale streefcijfers van een Uniekader vastgelegd die tegen 2030 moeten leiden tot een brede uitrol van een betrouwbare, vrijwillige, door de gebruiker gecontroleerde digitale identiteit die Uniebreed wordt erkend en die het voor iedere gebruiker mogelijk maakt controle te hebben over zijn gegevens in online interacties. |
(4) |
In de door het Europees Parlement, de Raad en de Commissie afgekondigde “Europese verklaring over digitale rechten en beginselen voor het digitale decennium” (6) (de “verklaring”) wordt benadrukt dat iedereen het recht heeft op toegang tot digitale technologieën, producten en diensten die door hun ontwerp veilig, beveiligd en privacy-beschermend zijn. Dit houdt in dat moet worden gewaarborgd dat alle inwoners van de Unie een toegankelijke, beveiligde en betrouwbare digitale identiteit krijgen die hen in staat stelt toegang te krijgen tot een breed scala aan online- en offlinediensten, waarbij bescherming wordt geboden tegen cyberbeveiligingsrisico’s en cybercriminaliteit, met inbegrip van inbreuken op gegevens en identiteitsdiefstal of -manipulatie. In de verklaring wordt ook gesteld dat iedereen recht heeft op bescherming van zijn of haar persoonsgegevens. Dat recht houdt ook controle in over hoe gegevens worden gebruikt en met wie zij worden gedeeld. |
(5) |
Burgers en ingezetenen van de Unie moeten recht hebben op een digitale identiteit waarover alleen zijzelf zeggenschap hebben en die hen in staat stelt hun rechten uit te oefenen in de digitale omgeving en deel te nemen aan de digitale economie. Hiertoe moet een Europees kader voor digitale identiteit worden vastgesteld dat burgers en ingezetenen van de Unie in staat stelt toegang te krijgen tot publieke en private online- en offlinediensten in de hele Unie. |
(6) |
Een geharmoniseerd kader voor digitale identiteit moet bijdragen tot de totstandbrenging van een meer digitaal geïntegreerde Unie, door de digitale barrières tussen de lidstaten weg te nemen en ervoor te zorgen dat burgers en ingezetenen van de Unie de voordelen van digitalisering kunnen genieten, en tegelijkertijd de transparantie en de bescherming van hun rechten vergroten. |
(7) |
Een meer geharmoniseerde benadering van elektronische identificatie moet de risico’s en de kosten van de huidige versnippering door uiteenlopende nationale oplossingen of, in sommige lidstaten, het ontbreken van oplossingen voor elektronische identificatie verkleinen. Die aanpak moet de interne markt versterken door burgers en ingezetenen van de Unie, zoals gedefinieerd in het nationaal recht, en ondernemingen in staat te stellen zich op een veilige, betrouwbare, gebruikersvriendelijke, gemakkelijke, toegankelijke en geharmoniseerde manier in de hele Unie online en offline te identificeren en hun identiteit te authenticeren. De Europese portemonnee voor digitale identiteit moet natuurlijke en rechtspersonen in de hele Unie een geharmoniseerd elektronisch identificatiemiddel bieden dat authenticatie en het delen van aan hun identiteit gekoppelde gegevens mogelijk maakt. Iedereen moet veilig toegang kunnen hebben tot publieke en private diensten en kunnen vertrouwen op een verbeterd ecosysteem voor vertrouwensdiensten en op geverifieerde identiteitsbewijzen en elektronische attesteringen van attributen, zoals academische kwalificaties, waaronder universitaire diploma’s, of andere onderwijs- of beroepstitels. Het Europees kader voor digitale identiteit is bedoeld om een verschuiving teweeg te brengen van het gebruik van uitsluitend nationale digitale-identiteitsoplossingen naar de levering van elektronische attesteringen van attributen die overal in de Unie geldig zijn en wettelijk worden erkend. Aanbieders van elektronische attesteringen van attributen moeten profijt trekken uit duidelijke en uniforme regels, terwijl overheidsdiensten moeten kunnen vertrouwen op elektronische documenten in een bepaald format. |
(8) |
Verschillende lidstaten hebben elektronische identificatiemiddelen ingevoerd — en gebruiken deze ook — die door dienstverleners in de Unie worden aanvaard. Daarnaast is er geïnvesteerd in zowel nationale als grensoverschrijdende oplossingen op basis van Verordening (EU) nr. 910/2014, ook wat betreft de interoperabiliteit van aangemelde stelsels voor elektronische identificatie op grond van die verordening. Om complementariteit te waarborgen en ervoor te zorgen dat Europese portemonnees voor digitale identiteit snel voldoende worden gebruikt bij de huidige gebruikers van aangemelde elektronische identificatiemiddelen, en om de gevolgen voor bestaande dienstverleners tot een minimum te beperken, wordt verwacht dat de Europese portemonnees voor digitale identiteit profijt zullen trekken van de ervaring met bestaande elektronische identificatiemiddelen en van de op Unie- en nationaal niveau uitgerolde infrastructuur van aangemelde stelsels voor elektronische identificatie. |
(9) |
Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad (7) en, in voorkomend geval, Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad (8) zijn van toepassing op alle activiteiten betreffende de verwerking van persoonsgegevens uit hoofde van Verordening (EU) nr. 910/2014. De oplossingen van het interoperabiliteitskader waarin deze verordening voorziet, voldoen ook aan die regels. De gegevensbeschermingswetgeving van de Unie voorziet in gegevensbeschermingsbeginselen, zoals de beginselen van minimale gegevensverwerking en doelbinding, en in verplichtingen, zoals gegevensbescherming door ontwerp en door standaardinstellingen. |
(10) |
Ter ondersteuning van het concurrentievermogen van Uniebedrijven moeten aanbieders van zowel online- als offlinediensten kunnen vertrouwen op digitale-identiteitsoplossingen die Uniebreed worden erkend, ongeacht de lidstaat waar die oplossingen worden verleend, en dus profiteren van een geharmoniseerde Uniebenadering van vertrouwen, beveiliging en interoperabiliteit. Zowel gebruikers als dienstverleners moeten er baat bij kunnen hebben dat de rechtskracht van elektronische attesteringen van attributen in de hele Unie gelijk is. Een geharmoniseerd kader voor digitale identiteit is bedoeld om economische waarde te ontsluiten door de toegang tot goederen en diensten gemakkelijker te maken en door de operationele kosten die verband houden met elektronische-identificatie- en authenticatieprocedures aanzienlijk te verlagen, bijvoorbeeld bij de aanmelding van nieuwe klanten, en door de kans op cybercriminaliteit zoals identiteitsdiefstal, gegevensdiefstal en onlinefraude te beperken, en bevordert derhalve efficiëntie en de veilige digitale transformatie in micro-, kleine en middelgrote ondernemingen in de Unie. |
(11) |
Europese portemonnees voor digitale identiteit moeten de toepassing van het eenmaligheidsbeginsel vergemakkelijken en bijgevolg de administratieve lasten voor burgers en ingezetenen van de Unie en bedrijven in de hele Unie verminderen en hun grensoverschrijdende mobiliteit ondersteunen, en de ontwikkeling van interoperabele e-overheidsdiensten in de hele Unie bevorderen. |
(12) |
Verordening (EU) 2016/679, Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad (9) en Richtlijn 2002/58/EG zijn van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens uit hoofde van deze verordening. Daarom moet deze verordening specifieke waarborgen bevatten om te voorkomen dat aanbieders van elektronische identificatiemiddelen en van elektronische attestering van attributen persoonsgegevens die zij bij het verlenen van andere diensten hebben verkregen, combineren met persoonsgegevens die worden verwerkt voor de verlening van diensten die binnen het toepassingsgebied van deze verordening vallen. Persoonsgegevens met betrekking tot de verstrekking van de Europese portemonnees voor digitale identiteit moeten logisch worden gescheiden van andere door de aanbieder van de Europese portemonnee voor digitale identiteit opgeslagen gegevens. Deze verordening mag niet beletten dat aanbieders van Europese portemonnees voor digitale identiteit aanvullende technische maatregelen toepassen die bijdragen tot de bescherming van persoonsgegevens, zoals de fysieke scheiding van persoonsgegevens in verband met het aanbieden van Europese portemonnees voor digitale identiteit en andere gegevens die in het bezit zijn van de aanbieder. Onverminderd Verordening (EU) 2016/679 specificeert deze verordening de toepassing van de beginselen van doelbinding, minimale gegevensverwerking en gegevensbescherming door ontwerp en door standaardinstellingen. |
(13) |
Europese portemonnees voor digitale identiteit moeten een in het ontwerp ingebouwd gemeenschappelijk dashboard hebben om een hogere mate van transparantie en privacy te waarborgen en ervoor te zorgen dat gebruikers meer controle hebben over hun persoonsgegevens. Die functie moet een gemakkelijke, gebruiksvriendelijke interface bieden met een overzicht van alle vertrouwende partijen waarmee de gebruiker gegevens deelt, met inbegrip van attributen, en het soort gegevens dat met elke vertrouwende partij wordt gedeeld. Ook moet de functie gebruikers de mogelijkheid bieden alle transacties die met de Europese portemonnee voor digitale identiteit zijn uitgevoerd te raadplegen, waarbij ten minste de volgende gegevens beschikbaar moeten zijn: het tijdstip en de datum van de transactie, de identificatie van de wederpartij, de gevraagde persoonsgegevens en de gedeelde gegevens. Die informatie moet worden opgeslagen, zelfs als de transactie niet werd voltooid. Het mag niet mogelijk zijn de authenticiteit van de informatie in de transactiegeschiedenis te verwerpen. Een dergelijke functie moet standaard ingeschakeld zijn. De functie moet gebruikers in staat stellen gemakkelijk een verzoek te doen om persoonsgegevens onmiddellijk te laten wissen door een vertrouwende partij overeenkomstig artikel 17 van Verordening (EU) 2016/679 en gemakkelijk de vertrouwende partij bij de bevoegde nationale gegevensbeschermingsautoriteit aan te geven indien een vermeend onrechtmatig of verdacht verzoek om persoonsgegevens rechtstreeks via het Europese portemonnee voor digitale identiteit wordt ontvangen. |
(14) |
De lidstaten moeten verschillende technologieën voor privacybescherming, zoals “zero-knowledge proof”, in de Europese portemonnee voor digitale identiteit integreren. Met die cryptografische methoden moet een vertrouwende partij kunnen vaststellen dat een bepaalde verklaring die is gebaseerd op de identificatiegegevens en de attestering van attributen van de persoon, waarheidsgetrouw is, zonder de gegevens te onthullen waarop de verklaring is gebaseerd, zodat de privacy van de gebruiker wordt beschermd. |
(15) |
Deze verordening zet geharmoniseerde voorwaarden uiteen voor het opzetten van een kader voor door de lidstaten aan te bieden Europese portemonnees voor digitale identiteit. Alle burgers en ingezetenen van de Unie zoals gedefinieerd in het nationaal recht moeten in staat worden gesteld om gegevens over hun identiteit veilig op te vragen, te selecteren, te combineren, op te slaan, te wissen, te delen en aan te bieden, en op een gebruikersvriendelijke en gemakkelijke manier te verzoeken hun persoonsgegevens te wissen, waarbij de gebruiker volledige controle heeft, terwijl persoonsgegevens ook selectief kunnen worden verstrekt. Deze verordening weerspiegelt de gedeelde Europese waarden, eerbiedigt de grondrechten en omvat juridische waarborgen en aansprakelijkheid, en beschermt aldus onze democratische samenlevingen en de burgers en ingezetenen van de Unie. De op die doelstellingen gerichte technologieën moeten worden ontwikkeld met het oog op het hoogste niveau van beveiliging, privacy, gebruiksgemak, toegankelijkheid, brede inzetbaarheid en naadloze interoperabiliteit. De lidstaten moeten voor al hun burgers en ingezetenen gelijke toegang tot elektronische identificatie waarborgen. De lidstaten mogen noch direct, noch indirect de toegang tot publieke of private diensten beperken voor natuurlijke of rechtspersonen die ervoor kiezen geen gebruik te maken van Europese portemonnees voor digitale identiteit, en moeten passende alternatieve oplossingen beschikbaar stellen. |
(16) |
De lidstaten moeten gebruikmaken van de mogelijkheden die deze verordening biedt om, onder hun verantwoordelijkheid, Europese portemonnees voor digitale identiteit aan te bieden voor gebruik door de natuurlijke personen en rechtspersonen die op hun grondgebied verblijven. Om de lidstaten flexibiliteit te bieden en de nieuwste technologie ten volle te benutten, moet deze verordening ervoor zorgen dat Europese portemonnees voor digitale identiteit rechtstreeks kunnen worden aangeboden door een lidstaat, krachtens een mandaat van een lidstaat, of onafhankelijk van een lidstaat, maar erkend door die lidstaat. |
(17) |
Met het oog op registratie moeten vertrouwende partijen de informatie verstrekken die nodig is voor hun elektronische identificatie en authenticatie bij Europese portemonnees voor digitale identiteit. Wanneer vertrouwende partijen verklaren dat zij voornemens zijn de Europese portemonnee voor digitale identiteit te gebruiken, moeten zij informatie verstrekken over de eventuele gegevens die zij zullen opvragen om hun diensten te verlenen en over de reden voor het verzoek. Door vertrouwende partijen te registreren, kunnen lidstaten gemakkelijker de rechtmatigheid van de activiteiten van de vertrouwende partijen overeenkomstig het Unierecht controleren. De in deze verordening vastgestelde registratieverplichting mag geen afbreuk doen aan de verplichtingen uit hoofde van ander Unie- of nationaal recht, zoals de krachtens Verordening (EU) 2016/679 aan de betrokkenen te verstrekken informatie. Vertrouwende partijen moeten voldoen aan de waarborgen van de artikelen 35 en 36 van die verordening, met name door gegevensbeschermingseffectbeoordelingen uit te voeren en voorafgaand aan de gegevensverwerking de bevoegde gegevensbeschermingsautoriteiten te raadplegen wanneer uit gegevensbeschermingseffectbeoordelingen blijkt dat de verwerking een hoog risico met zich zou meebrengen. Dergelijke waarborgen moeten de rechtmatige verwerking van persoonsgegevens door vertrouwende partijen ondersteunen, met name met betrekking tot bijzondere categorieën van gegevens, zoals gezondheidsgegevens. De registratie van vertrouwende partijen is bedoeld om de transparantie en het vertrouwen in het gebruik van Europese portemonnees voor digitale identiteit te vergroten. De registratie moet kosteneffectief zijn en in verhouding staan tot de daaraan verbonden risico’s, opdat dienstverleners zich daadwerkelijk registreren. In dat verband moet de registratie kunnen plaatsvinden op basis van geautomatiseerde procedures, waarbij bijvoorbeeld de lidstaten op bestaande registers kunnen vertrouwen en deze kunnen gebruiken, en mag er geen voorafgaande authorisatieprocedure zijn. Het registratieproces moet een verscheidenheid aan gebruikssituaties mogelijk maken die kunnen verschillen wat betreft de werkwijze, online of in offlinemodus, of de verplichting tot authenticatie van apparaten voor koppeling aan de Europese portemonnee voor digitale identiteit. De registratie is uitsluitend bedoeld voor vertrouwende partijen die diensten verlenen door middel van digitale interactie. |
(18) |
Het beschermen van burgers en ingezetenen van de Unie tegen ongeoorloofd of frauduleus gebruik van Europese portemonnees voor digitale identiteit is van groot belang om het vertrouwen in en het brede gebruik van Europese portemonnees voor digitale identiteit te waarborgen. Gebruikers moeten doeltreffend worden beschermd tegen misbruik. Met name wanneer een nationale rechterlijke instantie in het kader van een andere procedure feiten vaststelt die de basis vormen voor frauduleus of anderszins illegaal gebruik van een Europese portemonnee voor digitale identiteit, moeten de toezichthoudende organen die bevoegd zijn toezicht te houden op afgevers van Europese portemonnees voor digitale identiteit, na kennisgeving de nodige maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat de registratie van de vertrouwende partij en de opname van vertrouwende partijen in het authenticatiemechanisme worden ingetrokken of opgeschort totdat de kennisgevende autoriteit bevestigt dat de vastgestelde onregelmatigheden zijn verholpen. |
(19) |
Alle Europese portemonnees voor digitale identiteit moeten gebruikers in staat stellen om zich online en in offlinemodus grensoverschrijdend te identificeren en te authenticeren om toegang tot een breed scala publieke en private diensten te krijgen. Onverminderd de prerogatieven van de lidstaten betreffende de identificatie van hun burgers en ingezetenen, kunnen Europese portemonnees voor digitale identiteit ook tegemoetkomen aan de institutionele behoeften van overheidsinstanties, internationale organisaties en de instellingen, organen en instanties van de Unie. Authenticatie in offlinemodus is van belang in veel sectoren, zoals de gezondheidssector waar diensten vaak via persoonlijke interactie worden verleend, en waarvoor e-recepten op QR-codes of soortgelijke technologieën moet kunnen worden vertrouwd om de authenticiteit te verifiëren. Op basis van het betrouwbaarheidsniveau “hoog” met betrekking tot stelsels voor elektronische identificatie moeten de Europese portemonnees voor digitale identiteit kunnen gebruikmaken van het potentieel van fraudebestendige oplossingen, zoals beveiligde elementen, opdat de beveiligingsvoorschriften van deze verordening worden nageleefd. Met Europese portemonnees voor digitale identiteit moeten gebruikers ook in de hele Unie aanvaarde gekwalificeerde elektronische handtekeningen en zegels kunnen aanmaken en gebruiken. Natuurlijke personen die eenmaal in een Europese portemonnee voor digitale identiteit zijn ingestapt, moeten deze standaard en kosteloos kunnen gebruiken om met gekwalificeerde elektronische handtekeningen te kunnen ondertekenen, zonder dat zij daarvoor aanvullende administratieve procedures hoeven te doorlopen. Gebruikers moeten ook beweringen over of attributen van zichzelf kunnen ondertekenen of verzegelen. Met het oog op vereenvoudiging en kostenbesparingen voor personen en bedrijven in de hele Unie, onder meer door de mogelijkheid van vertegenwoordigingsbevoegdheden en e-mandaten, moeten de lidstaten Europese portemonnees voor digitale identiteit aanbieden die berusten op gemeenschappelijke normen en technische specificaties om naadloze interoperabiliteit te waarborgen en de IT-beveiliging in toereikende mate te verhogen, de bestendigheid tegen cyberaanvallen te versterken en zo de potentiële risico’s van de voortschrijdende digitalisering voor burgers en ingezetenen van de Unie en ondernemingen aanzienlijk te beperken. Alleen de bevoegde instanties van de lidstaten kunnen een hoog niveau van vertrouwen bieden bij de vaststelling van de identiteit van een persoon en aldus uitmaken of de persoon die stelt een bepaalde identiteit te hebben, daadwerkelijk is wie de persoon zegt te zijn. Daarom moet bij het aanbieden van Europese portemonnees voor digitale identiteit worden gebruikgemaakt van de wettelijke identiteit van burgers of ingezetenen van de Unie of rechtspersonen. Het gebruik van de wettelijke identiteit mag niet beletten dat gebruikers van de Europese portemonnees voor digitale identiteit onder een pseudoniem toegang hebben tot diensten waar de wettelijke identiteit geen wettelijk vereiste voor authenticatie is. Het vertrouwen in Europese portemonnees voor digitale identiteit zou nog hoger worden als de verstrekkende en beherende partijen verplicht zijn passende technische en organisatorische maatregelen te treffen om het hoogste beveiligingsniveau te waarborgen dat in overeenstemming is met de risico’s voor de rechten en vrijheden van natuurlijke personen, conform Verordening (EU) 2016/679. |
(20) |
Alle natuurlijke personen moeten kosteloos kunnen gebruikmaken van een gekwalificeerde elektronische handtekening voor niet-professionele doeleinden. De lidstaten moeten gerechtvaardigde, met de vastgestelde risico’s evenredige maatregelen kunnen nemen om te voorkomen dat natuurlijke personen kosteloos gebruikmaken van gekwalificeerde elektronische handtekeningen voor professionele doeleinden. |
(21) |
Om de invoering en het gebruik van Europese portemonnees voor digitale identiteit te vergemakkelijken is het nuttig dat deze naadloos worden geïntegreerd in het ecosysteem van publieke en private digitale diensten dat reeds op nationaal, lokaal of regionaal niveau bestaat. Om dat doel te bereiken, moeten de lidstaten wettelijke en organisatorische maatregelen kunnen nemen om instellingen die Europese portemonnees voor digitale identiteit aanbieden meer flexibiliteit te bieden en meer functionaliteiten van Europese portemonnees voor digitale identiteit mogelijk te maken dan de in deze verordening vastgelegde functionaliteiten, onder meer door een betere interoperabiliteit met bestaande nationale elektronische identificatiemiddelen. De extra functionaliteiten mogen geenszins ten koste gaan van het aanbod van de kernfuncties van Europese portemonnees voor digitale identiteit, zoals vastgelegd in deze verordening, en mogen evenmin tot doel hebben bestaande nationale oplossingen aan te prijzen ten koste van Europese portemonnees voor digitale identiteit. Aangezien de extra functionaliteiten verder gaan dan deze verordening, vallen zij niet onder de in deze verordening vastgestelde bepalingen inzake grensoverschrijdend vertrouwen in elkaars Europese portemonnees voor digitale identiteit. |
(22) |
Europese portemonnees voor digitale identiteit moeten een functionaliteit bevatten om door gebruikers gekozen en beheerde pseudoniemen te genereren, waarmee gebruikers zich kunnen authenticeren bij toegang tot onlinediensten. |
(23) |
Met het oog op een hoog niveau van beveiliging en betrouwbaarheid worden in deze verordening de vereisten voor de Europese portemonnees voor digitale identiteit vastgesteld. Of de Europese portemonnees voor digitale identiteit in overeenstemming zijn met deze vereisten, moet worden gecertificeerd door geaccrediteerde conformiteitsbeoordelingsinstanties die door de lidstaten zijn aangewezen. |
(24) |
Om uiteenlopende benaderingen te voorkomen en de uitvoering van de vereisten van deze verordening te harmoniseren, moet de Europese Commissie, teneinde Europese portemonnees voor digitale identiteit te certificeren, uitvoeringshandelingen vaststellen om een lijst met referentienormen vast te stellen en, waar nodig, specificaties en procedures vast te stellen met als doel om die vereisten nader te omschrijven met technische specificaties. Voor zover de certificering van de conformiteit van de Europese portemonnees voor digitale identiteit met de desbetreffende cyberbeveiligingsvereisten niet wordt gedekt door de bestaande regelingen voor cyberbeveiligingscertificering die in deze verordening worden genoemd, en wat betreft andere dan cyberbeveiligingsvereisten die van toepassing zijn op Europese portemonnees voor digitale identiteit, moeten de lidstaten nationale certificeringsregelingen vaststellen overeenkomstig de geharmoniseerde vereisten die in en krachtens deze verordening zijn vastgesteld. De lidstaten moeten hun ontwerpen van nationale certificeringsregelingen toesturen aan de Europese samenwerkingsgroep voor digitale identiteit, die adviezen en aanbevelingen moet kunnen afgeven. |
(25) |
De certificering van conformiteit met de in deze verordening vastgestelde cyberbeveiligingsvereisten moet, indien beschikbaar, steunen op de desbetreffende Europese regelingen voor cyberbeveiligingscertificering die zijn vastgesteld op grond van Verordening (EU) 2019/881 van het Europees Parlement en de Raad (10), waarin een vrijwillig Europees kader voor cyberbeveiligingscertificering voor ICT-producten, -processen en -diensten is vastgesteld. |
(26) |
Om veiligheidsrisico’s voortdurend te beoordelen en te beperken, moeten de gecertificeerde Europese portemonnees voor digitale identiteit regelmatig worden onderworpen aan kwetsbaarheidsbeoordelingen die erop gericht zijn de kwetsbaarheden in de gecertificeerde product-, proces- en dienstengerelateerde onderdelen van de Europese portemonnee voor digitale identiteit op te sporen. |
(27) |
Door gebruikers en bedrijven te beschermen tegen cyberbeveiligingsrisico’s, moeten de essentiële cyberbeveiligingsvereisten van deze verordening ook bijdragen aan een betere bescherming van de persoonsgegevens en privacy van personen. Synergieën op het gebied van zowel normalisatie als certificering op het gebied van cyberbeveiliging moeten in aanmerking worden genomen in het kader van de samenwerking tussen de Commissie, de Europese normalisatieorganisaties, het Agentschap van de Europese Unie voor cyberbeveiliging (Enisa), het Europees Comité voor gegevensbescherming, opgericht bij Verordening (EU) 2016/679, en de nationale toezichthoudende autoriteiten voor gegevensbescherming. |
(28) |
Het instappen van burgers en ingezetenen van de Unie in de Europese portemonnee voor digitale identiteit moet worden gestimuleerd door gebruik te maken van op betrouwbaarheidsniveau “hoog” afgegeven elektronische identificatiemiddelen. Op op betrouwbaarheidsniveau “substantieel” afgegeven elektronische identificatiemiddelen mag uitsluitend een beroep worden gedaan indien de geharmoniseerde technische specificaties en procedures waarbij gebruik wordt gemaakt van op betrouwbaarheidsniveau “substantieel” afgegeven elektronische identificatiemiddelen in combinatie met andere aanvullende middelen voor identiteitsverificatie het mogelijk maken te voldoen aan de eisen van deze verordening met betrekking tot betrouwbaarheidsniveau “hoog”. Dergelijke aanvullende middelen moeten betrouwbaar en gemakkelijk te gebruiken zijn en kunnen worden gebaseerd op de mogelijkheid om gebruik te maken van instapprocedures op afstand, gekwalificeerde certificaten ondersteund door gekwalificeerde elektronische handtekeningen, gekwalificeerde elektronische attestering van attributen of een combinatie daarvan. Om ervoor te zorgen dat de Europese portemonnees voor digitale identiteit voldoende breed gebruikt worden, moeten bij uitvoeringshandelingen geharmoniseerde technische specificaties en procedures worden vastgesteld waarmee gebruikers kunnen instappen met behulp van elektronische identificatiemiddelen, met inbegrip van die welke op betrouwbaarheidsniveau “substantieel” worden afgegeven. |
(29) |
Het doel van deze verordening is de gebruiker te voorzien van een volledig mobiele, veilige en gebruiksvriendelijke Europese portemonnee voor digitale identiteit. In afwachting van gecertificeerde niet-manipuleerbare oplossingen, zoals beveiligde elementen in de apparaten van de gebruikers, moeten de Europese portemonnees voor digitale identiteit voor de bescherming van het cryptografisch materiaal en andere gevoelige gegevens bij wijze van overgangsmaatregel kunnen gebruikmaken van gecertificeerde externe beveiligde elementen of van aangemelde elektronische identificatiemiddelen op betrouwbaarheidsniveau “hoog” om aan te tonen dat met betrekking tot het betrouwbaarheidsniveau van de Europese portemonnee voor digitale identiteit aan de toepasselijke eisen van deze verordening wordt voldaan. Deze verordening mag geen afbreuk doen aan de nationale voorwaarden met betrekking tot de afgifte en gebruik van een gecertificeerd extern beveiligd element indien de overgangsmaatregel daarop berust. |
(30) |
Europese portemonnees voor digitale identiteit moeten het hoogste gegevensbeschermings- en beveiligingsniveau voor elektronische identificatie en authenticatie bij toegang tot publieke en private diensten waarborgen, ongeacht of de gegevens lokaal of in de cloud worden opgeslagen; de verschillende risiconiveaus moeten daarbij terdege in acht worden genomen. |
(31) |
Europese portemonnees voor digitale identiteit moeten “secure-by-design” zijn en geavanceerde beveiligingskenmerken gebruiken om bescherming te bieden tegen identiteits- en andere gegevensdiefstal, Denial of Service, en andere cyberdreigingen. Die beveiliging moet geavanceerde versleutelings- en opslagmethoden omvatten die alleen toegankelijk zijn voor en alleen ontcijferbaar zijn door de gebruiker, en moeten gebaseerd zijn op eind-tot-eindversleutelde communicatie met andere Europese portemonnees voor digitale identiteit en vertrouwende partijen. Daarnaast moeten Europese portemonnees voor digitale identiteit veilige, uitdrukkelijke en actieve bevestiging van de gebruiker vereisen voor de verrichtingen die via de Europese portemonnee voor digitale identiteit worden uitgevoerd. |
(32) |
Het kosteloze gebruik van Europese portemonnees voor digitale identiteit mag niet resulteren in het verwerken van gegevens die verder gaat dan gegevens die noodzakelijk zijn voor het verlenen van diensten in verband met Europese portemonnees voor digitale identiteit. Deze verordening mag niet toestaan dat de aanbieder van de Europese portemonnee voor digitale identiteit persoonsgegevens die zijn opgeslagen in of voortkomen uit het gebruik van de Europese portemonnee voor digitale identiteit verwerkt voor andere doeleinden dan het verlenen van diensten in verband met de Europese portemonnee voor digitale identiteit. Ter waarborging van de privacy moeten aanbieders van Europese portemonnees voor digitale identiteit onzichtbaarheid garanderen door geen gegevens te verzamelen over en geen inzicht te krijgen in de transacties van de gebruikers van de Europese portemonnee voor digitale identiteit. Dergelijke onzichtbaarheid houdt in dat de aanbieders de details van de door de gebruiker verrichte transacties niet mogen kunnen zien. In specifieke gevallen kunnen aanbieders van Europese portemonnees voor digitale identiteit, op basis van de uitdrukkelijke voorafgaande toestemming van de gebruiker in elk van die specifieke gevallen en met volledige inachtneming van Verordening (EU) 2016/679, echter wel toegang krijgen tot de informatie die noodzakelijk is voor het verlenen van een concrete dienst in verband met Europese portemonnees voor digitale identiteit. |
(33) |
De transparantie van Europese portemonnees voor digitale identiteit en de verantwoordingsplicht van de aanbieders daarvan zijn fundamenteel om maatschappelijk vertrouwen op te bouwen en de aanvaarding van het kader in de hand te werken. De werking van de Europese portemonnees voor digitale identiteit moet derhalve transparant zijn en moet het in het bijzonder mogelijk maken de verwerking van persoonsgegevens te verifiëren. Daartoe moeten de lidstaten de broncode van de softwarecomponenten van de gebruikerstoepassing van Europese portemonnees voor digitale identiteit openbaar maken, ook van die welke verband houden met de verwerking van persoonsgegevens en gegevens van rechtspersonen. Met de openbaarmaking van deze broncode onder een opensourcelicentie moet de maatschappij, met inbegrip van gebruikers en ontwikkelaars, de werking ervan kunnen begrijpen en de code kunnen controleren en evalueren. Dit zou ook het vertrouwen van gebruikers in het ecosysteem van Europese portemonnees voor digitale identiteit vergroten en bijdragen aan de beveiliging ervan, omdat iedereen dan kwetsbaarheden en fouten in de code kan melden. Dit zou aanbieders in het algemeen moeten stimuleren om een zeer sterk beveiligd product te leveren en in stand te houden. Er zijn echter bepaalde gevallen waarin de lidstaten de openbaarmaking van de broncode van de gebruikte softwarebibliotheken, het communicatiekanaal of andere elementen die niet op het apparaat van de gebruiker worden gehost kunnen beperken, om terdege gemotiveerde redenen, met name ter wille van de openbare veiligheid. |
(34) |
De gebruikers moeten het exclusieve recht en de exclusieve keuze hebben om Europese portemonnees voor digitale identiteit te gebruiken en om met het gebruik ervan te stoppen. De lidstaten moeten eenvoudige en veilige procedures uitwerken zodat de gebruikers kunnen verzoeken de geldigheid van een Europese portemonnee voor digitale identiteit onmiddellijk in te trekken. Bij overlijden van de gebruiker of bij stopzetting van de activiteiten van een rechtspersoon, moet een mechanisme worden opgezet waarlangs de bevoegde instantie die de nalatenschap van de natuurlijke persoon of de activa van de rechtspersoon afhandelt, kan verzoeken om de onmiddellijke herroeping van de Europese portemonnee voor digitale identiteit. |
(35) |
Om ervoor te zorgen dat de Europese portemonnees voor digitale identiteit voldoende breed worden gebruikt en een breder gebruik van digitale identiteiten te bevorderen, moeten de lidstaten niet alleen duidelijk maken wat de voordelen zijn van de betreffende diensten, maar moeten zij ook in samenwerking met de private sector, onderzoekers en academici opleidingsprogramma’s ontwikkelen om de digitale vaardigheden van burgers en ingezetenen te versterken, met name gericht op kwetsbare groepen zoals mensen met een handicap en ouderen. De lidstaten moeten door middel van communicatiecampagnes ook het bewustzijn vergroten over de voordelen en risico’s van de Europese portemonnees voor digitale identiteit. |
(36) |
Om het Europees kader voor digitale identiteit toekomstbestendig en open voor innovatie en technologische ontwikkelingen te houden, worden de lidstaten gezamenlijk aangemoedigd om testomgevingen op te zetten om innovatieve oplossingen in een gecontroleerde en beveiligde omgeving te testen, in het bijzonder om de functionaliteit, de bescherming van persoonsgegevens, de beveiliging en de interoperabiliteit van de oplossingen te verbeteren en om technische referenties en wettelijke vereisten in toekomstige updates op te nemen. Kleine en middelgrote ondernemingen, start-ups en individuele innovatoren en onderzoekers, maar ook andere belanghebbenden uit de betrokken sectoren moeten worden gestimuleerd om aan die omgeving deel te nemen. Zulke initiatieven moeten ertoe bijdragen dat de aan de burgers en ingezetenen van de Unie te verstrekken Europese portemonnees voor digitale identiteit aan de regelgeving voldoen en technisch robuust zijn, zodat wordt voorkomen dat er oplossingen worden ontwikkeld die niet aan het Unierecht inzake gegevensbescherming voldoen of die beveiligingskwetsbaarheden vertonen. |
(37) |
Bij Verordening (EU) 2019/1157 van het Europees Parlement en de Raad (11) wordt de beveiliging van identiteitskaarten uiterlijk in augustus 2021 verhoogd door middel van strengere beveiligingskenmerken. De lidstaten moeten overwegen of het haalbaar is deze op grond van stelsels voor elektronische identificatie aan te melden, met het doel de grensoverschrijdende beschikbaarheid van elektronische identificatiemiddelen te verruimen. |
(38) |
De aanmeldingsprocedure van stelsels voor elektronische identificatie moet worden vereenvoudigd en versneld om toegang tot gemakkelijke, betrouwbare, veilige en innovatieve authenticatie- en identificatiemethoden te bevorderen en, waar van belang, private identiteitsverstrekkers te stimuleren om stelsels voor elektronische identificatie aan de autoriteiten van de lidstaten aan te bieden met het oog op aanmelding als nationaal stelsel voor elektronische identificatie conform Verordening (EU) nr. 910/2014. |
(39) |
Een stroomlijning van de huidige procedures voor aanmelding en collegiale toetsing voorkomt heterogene benaderingen bij de beoordeling van verschillende aangemelde stelsels voor elektronische identificatie en zorgt voor vertrouwen tussen de lidstaten. Nieuwe en vereenvoudigde mechanismen zijn bedoeld om de samenwerking tussen de lidstaten op het gebied van beveiliging en interoperabiliteit van hun aangemelde stelsels voor elektronische identificatie te bevorderen. |
(40) |
De lidstaten moeten met de nieuwe en flexibele instrumenten toezien op de naleving van deze verordening en van de op grond daarvan vastgestelde uitvoeringshandelingen. De lidstaten moeten op grond van deze verordening gebruik kunnen maken van verslagen en beoordelingen van geaccrediteerde conformiteitsbeoordelingsinstanties, zoals bedoeld in het kader van de overeenkomstig Verordening (EU) 2019/881 op Unieniveau op te zetten certificeringsregelingen, ter ondersteuning van hun verklaringen over de afstemming van de regelingen of delen daarvan op Verordening (EU) nr. 910/2014. |
(41) |
Aanbieders van publieke diensten gebruiken de persoonsidentificatiegegevens die beschikbaar zijn uit elektronische identificatiemiddelen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 910/2014 om de elektronische identiteit van de gebruikers van andere lidstaten te matchen met de persoonsidentificatiegegevens die worden verstrekt aan de gebruikers in de lidstaat waar het grensoverschrijdende identiteitsmatchingsproces wordt uitgevoerd. Ondanks het gebruik van de in het kader van de aangemelde stelsels voor elektronische identificatie verstrekte minimale reeks gegevens, is, wanneer lidstaten als vertrouwende partijen optreden, in veel gevallen voor een nauwkeurige identiteitsmatching evenwel extra informatie over de gebruiker nodig en moeten er op nationaal niveau specifieke aanvullende unieke identificatieprocedures worden uitgevoerd. Met het oog op een ruimere bruikbaarheid van elektronische identificatiemiddelen, een betere verstrekking van online-overheidsdiensten en meer rechtszekerheid met betrekking tot de elektronische identiteit van de gebruikers, moet Verordening (EU) nr. 910/2014 de lidstaten verplichten specifieke onlinemaatregelen te nemen om eenduidige identiteitsmatching te waarborgen wanneer gebruikers toegang willen verkrijgen tot grensoverschrijdende online-overheidsdiensten. |
(42) |
Bij het ontwikkelen van de Europese portemonnees voor digitale identiteit is het van fundamenteel belang dat de behoeften van de gebruikers in aanmerking worden genomen. Er moeten zinvolle praktijkvoorbeelden en onlinediensten beschikbaar zijn die steunen op de Europese portemonnees voor digitale identiteit. Ten behoeve van het gebruiksgemak en ter waarborging van de grensoverschrijdende beschikbaarheid van dergelijke diensten is het belangrijk dat maatregelen worden genomen om bij het ontwerp, de ontwikkeling en de uitvoering van onlinediensten een gelijke aanpak in alle lidstaten te faciliteren. Niet-bindende richtsnoeren voor het ontwerp, de ontwikkeling en de uitvoering van onlinediensten op basis van Europese portemonnees voor digitale identiteit kunnen een nuttig instrument worden om dat doel te bereiken. Die richtsnoeren moeten worden opgesteld met inachtneming van het interoperabiliteitskader van de Unie. De lidstaten moeten bij de aanneming van die richtsnoeren een leidende rol spelen. |
(43) |
Overeenkomstig Richtlijn (EU) 2019/882 van het Europees Parlement en de Raad (12) moeten personen met een handicap in staat zijn de Europese portemonnees voor digitale identiteit, vertrouwensdiensten en producten voor de eindgebruiker die bij het verlenen van die diensten worden gebruikt, op voet van gelijkheid met andere consumenten te gebruiken. |
(44) |
Met het oog op de doeltreffende handhaving van deze verordening moet een minimum worden vastgesteld voor het maximumbedrag van administratieve boetes voor verleners van zowel gekwalificeerde als niet-gekwalificeerde vertrouwensdiensten. De lidstaten moeten maatregelen invoeren waarbij doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties worden opgelegd. Bij het bepalen van de sancties moet rekening worden gehouden met de omvang van de betrokken entiteiten, hun bedrijfsmodel, en de ernst van de inbreuken. |
(45) |
De lidstaten moeten regels vaststellen over sancties voor inbreuken zoals directe of indirecte praktijken die leiden tot verwarring tussen niet-gekwalificeerde en gekwalificeerde vertrouwensdiensten, of tot misbruik van het vertrouwensmerk van de EU door verleners van niet-gekwalificeerde vertrouwensdiensten. Het vertrouwensmerk van de EU mag niet worden gebruikt in omstandigheden die direct of indirect de indruk kunnen wekken dat door die verleners aangeboden niet-gekwalificeerde vertrouwensdiensten gekwalificeerd zijn. |
(46) |
Deze verordening mag geen betrekking hebben op aspecten die verband houden met de totstandkoming en de geldigheid van contracten of andere juridische verbintenissen waaraan in het Unierecht of het nationaal recht vormvereisten worden gesteld. Daarenboven dient zij de nationale vormvereisten voor publieke registers, met name handelsregisters en kadasters, onverlet te laten. |
(47) |
Het verlenen en gebruiken van vertrouwensdiensten en de voordelen die hieruit volgen wat betreft gemak en rechtszekerheid bij grensoverschrijdende transacties, met name wanneer gekwalificeerde vertrouwensdiensten worden gebruikt, worden steeds belangrijker voor de internationale handel en samenwerking. Internationale partners van de Unie zetten op Verordening (EU) nr. 910/2014 geïnspireerde vertrouwenskaders op. Om de erkenning van gekwalificeerde vertrouwensdiensten en van de verleners daarvan te faciliteren, kan de Commissie uitvoeringshandelingen vaststellen om de voorwaarden te bepalen waaronder vertrouwenskaders van derde landen beschouwd kunnen worden als gelijkwaardig aan het vertrouwenskader voor gekwalificeerde vertrouwensdiensten en verleners daarvan in deze verordening. Een dergelijke aanpak moet een aanvulling vormen op de mogelijkheid van wederzijdse erkenning van in de Unie en in derde landen gevestigde vertrouwensdiensten en verleners daarvan overeenkomstig artikel 218 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Bij het bepalen van de voorwaarden waaronder vertrouwenskaders van derde landen als gelijkwaardig kunnen worden beschouwd aan het vertrouwenskader voor gekwalificeerde vertrouwensdiensten en verleners daarvan in het kader van Verordening (EU) nr. 910/2014, moet ook gelden dat aan de desbetreffende bepalingen van Richtlijn (EU) 2022/2555 van het Europees Parlement en de Raad (13) en van Verordening (EU) 2016/679 moet worden voldaan, alsmede dat vertrouwenslijsten moeten worden gebruikt als essentiële elementen om vertrouwen op te bouwen. |
(48) |
Deze verordening moet bevorderlijk zijn voor de keuze en de overstap tussen Europese portemonnees voor digitale identiteit indien een lidstaat meerdere Europese portemonnees voor digitale identiteit heeft goedgekeurd op zijn grondgebied. Om in dergelijke situaties lock-ineffecten te voorkomen, moeten de aanbieders van Europese portemonnees voor digitale identiteit er, indien dat technisch haalbaar is, op verzoek van gebruikers van een Europese portemonnee voor digitale identiteit voor zorgen dat gegevens doeltreffend kunnen worden overgedragen, en mogen zij geen contractuele, economische of technische belemmeringen kunnen opwerpen die een vlotte overstap tussen verschillende Europese portemonnees voor digitale identiteit verhinderen of ontmoedigen. |
(49) |
Met het oog op de goede werking van de Europese portemonnees voor digitale identiteit moeten aanbieders van Europese portemonnees voor digitale identiteit kunnen rekenen op doeltreffende interoperabiliteit en rechtvaardige, redelijke en niet-discriminerende voorwaarden opdat de Europese portemonnees voor digitale identiteit toegang kunnen verkrijgen tot specifieke hardware- en softwarekenmerken van mobiele apparaten. Het kan hierbij met name gaan om componenten zoals antennes voor draadloze korteafstandscommunicatie (Near Field Communication) en beveiligde elementen (waaronder universele chipkaarten, ingebouwde beveiligde elementen, microSD-kaarten en Bluetooth met laag energieverbruik). De toegang tot die componenten kan onder de controle vallen van exploitanten van mobiele netwerken en producenten van apparatuur. Producenten van originele mobiele apparaten of aanbieders van elektronische communicatiediensten mogen de toegang tot die componenten derhalve niet weigeren, indien deze noodzakelijk is om de diensten van Europese portemonnees voor digitale identiteit te verlenen. Daarnaast moeten op ondernemingen die zijn aangewezen als poortwachter voor de overeenkomstig Verordening (EU) 2022/1925 van het Europees Parlement en de Raad (14) door de Commissie vastgestelde kernplatformdiensten, de specifieke bepalingen van die verordening van toepassing blijven, voortbouwend op artikel 6, lid 7, van die verordening. |
(50) |
Om de aan verleners van vertrouwensdiensten opgelegde cyberbeveiligingsvoorschriften te stroomlijnen en opdat die verleners en hun respectieve bevoegde autoriteiten baat kunnen hebben bij het bij Richtlijn (EU) 2022/2555 opgerichte wettelijke kader, moeten vertrouwensdiensten passende technische en organisatorische maatregelen nemen overeenkomstig die richtlijn, zoals maatregelen tegen systeemfalen, menselijke fouten, kwaadwillige acties of natuurverschijnselen, met het oog op het beheren van de risico’s voor de veiligheid van de netwerk- en informatiesystemen die die aanbieders gebruiken om hun diensten te verlenen, en met het oog op het melden van significante incidenten en cyberdreigingen overeenkomstig die richtlijn. Wat het melden van incidenten betreft, moeten verleners van vertrouwensdiensten melding maken van alle incidenten die aanzienlijke gevolgen hebben voor de verlening van hun diensten, zoals diefstal of verlies van apparatuur, schade aan netwerkbekabeling of incidenten die zich voordoen bij persoonsidentificatie. De vereisten inzake het risicobeheer en de verslagleggingsverplichtingen op het gebied van cyberbeveiliging overeenkomstig Richtlijn (EU) 2022/2555 moeten als aanvullend op de overeenkomstig deze verordening aan verleners van vertrouwensdiensten opgelegde voorschriften worden beschouwd. Indien van toepassing, moeten de overeenkomstig Richtlijn (EU) 2022/2555 aangeduide bevoegde autoriteiten de gevestigde nationale praktijken of richtsnoeren met betrekking tot de uitvoering van beveiligings- en verslagleggingsvereisten en het toezicht op de naleving van dergelijke vereisten overeenkomstig Verordening (EU) nr. 910/2014 blijven toepassen. Deze verordening doet geen afbreuk aan de verplichting tot het melden van inbreuken op persoonsgegevens overeenkomstig Verordening (EU) 2016/679. |
(51) |
De nodige aandacht moet worden besteed aan het waarborgen van doeltreffende samenwerking tussen de overeenkomstig artikel 46 ter van Verordening (EU) nr. 910/2014 aangewezen toezichthoudende organen en de overeenkomstig artikel 8, lid 1, van Richtlijn (EU) 2022/2555 aangewezen of opgerichte bevoegde autoriteiten. Indien het toezichthoudend orgaan geen bevoegde autoriteit is, moeten het orgaan en de bevoegde autoriteit nauw en tijdig samenwerken door de nodige informatie uit te wisselen om een doeltreffend toezicht te waarborgen en ervoor te zorgen dat de verleners van vertrouwensdiensten voldoen aan de eisen van Verordening (EU) nr. 910/2014 en van Richtlijn (EU) 2022/2555. De overeenkomstig Verordening (EU) nr. 910/2014 aangewezen toezichthoudende organen moeten met name van de overeenkomstig Richtlijn (EU) 2022/2555 aangewezen of opgerichte bevoegde autoriteiten kunnen verlangen dat zij de nodige informatie verstrekken om een gekwalificeerde status toe te kennen en om toezichtmaatregelen te nemen om na te gaan of de verleners van vertrouwensdiensten voldoen aan de toepasselijke eisen van Richtlijn (EU) 2022/2555, of van hen kunnen verlangen dat zij een niet-naleving verhelpen. |
(52) |
Het is van essentieel belang dat wordt voorzien in een rechtskader ter facilitering van de grensoverschrijdende erkenning van bestaande nationale juridische regelingen met betrekking tot diensten voor elektronisch aangetekende bezorging. Dat kader zou voor verleners van vertrouwensdiensten in de Unie ook nieuwe afzetmogelijkheden kunnen openen voor het aanbieden van nieuwe Uniebrede diensten voor elektronisch aangetekende bezorging. Om ervoor te zorgen dat de gegevens die met behulp van een gekwalificeerde dienst voor elektronisch aangetekende bezorging aan de juiste geadresseerde worden geleverd, moeten die diensten de identificatie van de geadresseerde met volledige zekerheid waarborgen, terwijl voor de identificatie van de afzender een hoog niveau van vertrouwen volstaat. De lidstaten moeten verleners van gekwalificeerde diensten voor elektronisch aangetekende bezorging aansporen om hun diensten interoperabel te maken met gekwalificeerde diensten voor elektronisch aangetekende bezorging van andere gekwalificeerde vertrouwensdiensten, zodat tussen twee of meer verleners van gekwalificeerde vertrouwensdiensten gegevens voor elektronisch aangetekende bezorging gemakkelijk kunnen worden uitgewisseld en eerlijke praktijken op de interne markt worden bevorderd. |
(53) |
Meestal kunnen burgers en ingezetenen van de Unie niet veilig en met een hoog niveau van gegevensbescherming grensoverschrijdend digitale informatie uitwisselen met betrekking tot hun identiteit, zoals hun adres, leeftijd en beroepskwalificaties, rijbewijs en andere vergunningen en betaalgegevens. |
(54) |
Het moet mogelijk zijn betrouwbare elektronische attributen af te geven en te verwerken, de regeldruk te helpen verlagen, en burgers en ingezetenen van de Unie die attributen in hun private en publieke transacties te laten gebruiken. Burgers en ingezetenen van de Unie moeten bijvoorbeeld kunnen aantonen dat zij beschikken over een geldig rijbewijs dat door een instantie in een lidstaat is afgegeven, wat door de bevoegde autoriteiten in andere lidstaten kan worden geverifieerd en vertrouwd, en ze moeten hun socialezekerheidsgegevens of toekomstige digitale reisdocumenten grensoverschrijdend kunnen gebruiken. |
(55) |
Dienstverleners die geattesteerde attributen in elektronische vorm afgeven, zoals diploma’s, vergunningen, geboorteaktes, of volmachten en mandaten om natuurlijke of rechtspersonen te vertegenwoordigen of namens hen op te treden, moeten worden beschouwd als verleners van vertrouwensdiensten voor de elektronische attestering van attributen. Aan een elektronische attestering van attributen mag geen rechtsgevolg worden ontzegd op grond van het feit dat de attestering elektronisch is of niet aan de eisen voor gekwalificeerde elektronische attestering van attributen voldoet. Er moeten algemene eisen worden vastgesteld om te waarborgen dat een gekwalificeerde elektronische attestering van attributen dezelfde rechtsgevolgen heeft als wettelijk uitgegeven attesteringen op papier. Die eisen moeten evenwel van toepassing zijn onverminderd het Unie- of nationaal recht waarin aanvullende sectorspecifieke vormvereisten met onderliggende rechtsgevolgen worden gesteld, en met name onverminderd de grensoverschrijdende erkenning van gekwalificeerde elektronische attesteringen van attributen, indien van toepassing. |
(56) |
De brede beschikbaarheid en bruikbaarheid van Europese portemonnees voor digitale identiteit moeten het gebruik ervan en het vertrouwen erin bij zowel particulieren en private dienstverleners vergroten. Daarom moeten private vertrouwende partijen die diensten verlenen op het gebied van bijvoorbeeld vervoer, energie, bankwezen, financiële dienstverlening, sociale zekerheid, gezondheidszorg, drinkwatervoorziening, postdiensten, digitale infrastructuur, telecommunicatie of onderwijs, het gebruik van Europese portemonnees voor digitale identiteit aanvaarden voor de verlening van diensten waarvoor op grond van het Unie- of nationaal recht of van een contractuele verbintenis sterke gebruikersauthenticatie vereist is. Ieder verzoek door de vertrouwende partij om informatie van een Europese portemonnee voor digitale identiteit moet noodzakelijk zijn voor en in verhouding staan tot het bedoelde gebruik in een concreet geval, voldoen aan het beginsel van minimale gegevensverwerking, en transparantie waarborgen wat betreft welke gegevens worden gedeeld en voor welke doeleinden. Om het gebruik van Europese portemonnees voor digitale identiteit te vergemakkelijken en de aanvaarding ervan te bevorderen, moeten bij de uitrol ervan breed gedragen industriële normen en specificaties in acht worden genomen. |
(57) |
Indien zeer grote onlineplatforms in de zin van artikel 33, lid 1, van Verordening (EU) 2022/2065 van het Europees Parlement en de Raad (15) verlangen dat gebruikers worden geauthenticeerd om toegang tot onlinediensten te krijgen, moeten die platforms worden verplicht het gebruik van Europese portemonnees voor digitale identiteit op vrijwillig verzoek van de gebruiker te aanvaarden. Gebruikers mogen niet worden verplicht een Europese portemonnee voor digitale identiteit te gebruiken om toegang tot private diensten te krijgen en hun toegang tot diensten mag niet worden beperkt of belemmerd op grond van het feit dat zij geen Europese portemonnee voor digitale identiteit gebruiken. Indien gebruikers de portemonnee wel willen gebruiken, moeten zeer grote onlineplatforms deze voor dat doel aanvaarden, met inachtneming van het beginsel van minimale gegevensverwerking en het recht van de gebruiker om vrij gekozen pseudoniemen te gebruiken. Vanwege het belang van zeer grote onlineplatforms als gevolg van hun bereik, met name wat het aantal afnemers van hun diensten en economische transacties betreft, is de verplichting om Europese portemonnees voor digitale identiteit te aanvaarden noodzakelijk om gebruikers beter tegen fraude te beschermen en om een hoog niveau van gegevensbescherming te waarborgen. |
(58) |
Er moeten gedragscodes op Unieniveau worden ontwikkeld om bij te dragen tot de wijdverspreide beschikbaarheid en bruikbaarheid van elektronische identificatiemiddelen, inclusief Europese portemonnees voor digitale identiteit, binnen het toepassingsgebied van deze verordening. De gedragscodes moeten bevorderlijk zijn voor een brede aanvaarding van elektronische identificatiemiddelen, met inbegrip van Europese portemonnees voor digitale identiteit door dienstverleners die niet als zeer grote platforms worden aangemerkt en die voor gebruikersauthenticatie gebruik maken van elektronische identificatiediensten van derden. |
(59) |
Selectieve verstrekking is een concept dat de gegevenseigenaar in staat stelt slechts bepaalde delen van een grotere datareeks te verstrekken, zodat de ontvangende entiteit uitsluitend de informatie ontvangt die nodig is voor het verlenen van de door de gebruiker gevraagde dienst. Het moet technisch mogelijk zijn dat de Europese portemonnee voor digitale identiteit de attributen selectief verstrekt voor vertrouwende partijen. Het moet voor de gebruiker technisch mogelijk zijn om selectief attributen te verstrekken, ook wanneer zij afkomstig zijn van meerdere afzonderlijke elektronische attesteringen, en om hen te combineren en naadloos aan vertrouwende partijen te presenteren. Dit kenmerk moet een basiskenmerk in het ontwerp van Europese portemonnees voor digitale identiteit worden en aldus het gebruiksgemak en de bescherming van persoonsgegevens — waaronder het beginsel van minimale gegevensverwerking — versterken. |
(60) |
Tenzij specifieke regels van het Unie- of nationaal recht vereisen dat gebruikers zichzelf identificeren, mag gebruikers niet worden verboden zich met een pseudoniem toegang tot diensten te verschaffen. |
(61) |
Attributen die de verleners van gekwalificeerde vertrouwensdiensten verlenen als onderdeel van de gekwalificeerde attestering van attributen, moeten aan de hand van authentieke bronnen worden geverifieerd, hetzij rechtstreeks door de aanbieder van gekwalificeerde vertrouwensdiensten, hetzij via aangewezen intermediairs die op nationaal niveau erkend zijn overeenkomstig het Unierecht of het nationaal recht met het oog op de beveiligde uitwisseling van geattesteerde attributen tussen aanbieders van identiteitsdiensten of van attestering van attribuutsdiensten enerzijds en vertrouwende partijen anderzijds. De lidstaten moeten op nationaal niveau passende mechanismen instellen om ervoor te zorgen dat verleners van gekwalificeerde vertrouwensdiensten die gekwalificeerde elektronische attesteringen van attributen afgeven, na toestemming van de persoon aan wie de attestering wordt afgegeven, aan de hand van authentieke bronnen de authenticiteit van de attributen kunnen verifiëren. Passende mechanismen moeten het gebruik kunnen omvatten van specifieke intermediairs of technische oplossingen die in overeenstemming zijn met de nationale wetgeving betreffende de toegang tot authentieke bronnen. De aanwezigheid van een mechanisme waarmee attributen aan de hand van authentieke bronnen kunnen worden geverifieerd, strekt ertoe dat verleners van gekwalificeerde vertrouwensdiensten die gekwalificeerde elektronische attesteringen van attributen afgeven, gemakkelijker de verplichtingen uit hoofde van Verordening (EU) nr. 910/2014 kunnen naleven. In een nieuwe bijlage bij die verordening moet een lijst worden opgenomen van categorieën van attributen waarvoor de lidstaten maatregelen moeten nemen opdat gekwalificeerde aanbieders van elektronische attesteringen van attributen, door middel van elektronische middelen en op verzoek van de gebruiker hun authenticiteit aan de hand van de betrokken authentieke bron kunnen verifiëren. |
(62) |
Veilige elektronische identificatie en de verlening van attesteringen van attributen moeten extra flexibiliteit en oplossingen voor de financiëledienstensector bieden om klanten te kunnen identificeren en specifieke attributen te kunnen uitwisselen waaraan moet worden voldaan, zoals cliëntenonderzoeksvereisten uit hoofde van een toekomstige verordening tot oprichting van de antiwitwasautoriteit, of uit de wetgeving ter bescherming van investeerders voortvloeiende geschiktheidseisen, ofwel ter ondersteuning van strenge cliëntauthenticatievereisten voor online-identificatie om op accounts in te loggen en transacties op het gebied van betalingsdiensten te initiëren. |
(63) |
Het rechtsgevolg van een elektronische handtekening mag niet worden betwist op grond van het feit dat de handtekening elektronisch is of niet voldoet aan de eisen voor gekwalificeerde elektronische handtekeningen. Het rechtsgevolg van elektronische handtekeningen moet evenwel worden vastgesteld bij nationaal recht, behalve voor de vereisten van deze verordening volgens welke het rechtsgevolg van een gekwalificeerde elektronische handtekening wordt aangemerkt als gelijkwaardig aan dat van een handgeschreven handtekening. Bij het bepalen van de rechtsgevolgen van elektronische handtekeningen dienen de lidstaten rekening te houden met het beginsel van evenredigheid tussen de juridische waarde van een te ondertekenen document en het beveiligingsniveau en de kosten die voor een elektronische handtekening vereist zijn. Om de toegankelijkheid en het gebruik van elektronische handtekeningen te vergroten, worden de lidstaten aangemoedigd om tevens het gebruik van geavanceerde elektronische handtekeningen in dagelijkse transacties te overwegen, daar waar zij een voldoende hoog niveau van beveiliging en vertrouwen bieden. |
(64) |
Ter wille van de consistentie in de certificeringspraktijken in de Unie moet de Commissie richtsnoeren uitbrengen over de certificering en hercertificering van gekwalificeerde middelen voor het aanmaken van elektronische handtekeningen en van gekwalificeerde middelen voor het aanmaken van elektronische zegels, onder meer wat betreft hun geldigheid en geldigheidsduur. Deze verordening belet de publieke of private organen die gekwalificeerde middelen voor het aanmaken van elektronische handtekeningen hebben gecertificeerd, om een dergelijk middel tijdelijk opnieuw te certificeren voor een kortstondige certificeringsperiode, op basis van de resultaten van de vorige certificeringsprocedure, wanneer een dergelijke hercertificering om een andere reden dan een beveiligingsinbreuk of een -incident niet binnen de wettelijk vastgestelde termijn mogelijk is, onverminderd de verplichting om een kwetsbaarheidsbeoordeling uit te voeren en onverminderd de toepasselijke certificeringspraktijk. |
(65) |
De afgifte van certificaten voor websiteauthenticatie heeft als doel gebruikers een hoge mate van vertrouwen in de identiteit van de entiteit achter de website te bieden, ongeacht het platform dat voor het aangeven van die identiteit wordt gebruikt. Die certificaten moeten bijdragen aan toenemend vertrouwen in online zaken doen, aangezien een geauthentiseerde website het vertrouwen van de gebruikers krijgt. Websites die gebruikmaken van dergelijke certificaten, moeten dat op vrijwillige basis kunnen doen. Om van websiteauthenticatie een middel te maken om het vertrouwen te bevorderen, de gebruikers betere ervaringen te bezorgen en de groei in de interne markt te bevorderen, voorziet deze verordening in een vertrouwenskader met minimumverplichtingen inzake beveiliging en aansprakelijkheid voor gekwalificeerde certificaten voor websiteauthenticatie alsook voorschriften voor de afgifte van deze certificaten. De gekwalificeerde status van websiteauthenticatiediensten en hun verleners van vertrouwensdiensten, met inbegrip van hun volledige naleving van de vereisten van deze verordening met betrekking tot de afgifte van gekwalificeerde certificaten voor websiteauthenticatie, moet worden bevestigd met nationale vertrouwenslijsten. Aanbieders van webbrowsers mogen bij de erkenning van gekwalificeerde certificaten voor websiteauthenticatie die certificaten niet als niet-authentiek aanmerken als het er louter om gaat de link tussen de domeinnaam van de website en de natuurlijke of rechtspersoon aan wie het certificaat is afgegeven, te bekrachtigen of de identiteit van die persoon te bevestigen. Aanbieders van webbrowsers moeten de gecertificeerde identiteitsgegevens en de overige geattesteerde attributen op een gebruikersvriendelijke manier in de browseromgeving zichtbaar maken voor de eindgebruiker, met gebruikmaking van technische middelen naar eigen keuze. Daartoe moeten aanbieders van webbrowsers zorgen voor ondersteuning van en interoperabiliteit met gekwalificeerde certificaten voor websiteauthenticatie die in volledige overeenstemming met deze verordening zijn afgegeven. De verplichting tot erkenning, interoperabiliteit en ondersteuning van gekwalificeerde certificaten voor websiteauthenticatie doet geen afbreuk aan de vrijheid van aanbieders van webbrowsers om te zorgen voor webbeveiliging, domeinauthenticatie en encryptie van webverkeer op een wijze en met gebruikmaking van de technologie die zij het meest geschikt achten. Aanbieders van webbrowsers moeten als bijdrage aan de onlineveiligheid van eindgebruikers, in uitzonderlijke omstandigheden bij concrete aanwijzingen voor inbreuken op de beveiliging of het verlies van integriteit van een geïdentificeerd certificaat of geïdentificeerde reeks certificaten, zowel noodzakelijke als evenredige voorzorgsmaatregelen kunnen treffen. Bij dergelijke voorzorgsmaatregelen moeten aanbieders van webbrowsers de Commissie, het nationale toezichthoudend orgaan, de entiteit waaraan het certificaat is afgegeven en de gekwalificeerde verlener van vertrouwensdiensten die dat certificaat of die reeks certificaten heeft afgegeven, onverwijld in kennis stellen van aanwijzingen voor een dergelijke inbreuk op de beveiliging of verlies van integriteit, en ook van de met betrekking tot één enkel certificaat of reeks certificaten getroffen maatregelen. Die maatregelen mogen geen afbreuk doen aan de verplichting van de aanbieders van webbrowsers om gekwalificeerde certificaten voor websiteauthenticatie in overeenstemming met de nationale vertrouwenslijsten te erkennen. Om burgers en ingezetenen van de Unie nog meer te beschermen en het gebruik van gekwalificeerde certificaten voor websiteauthenticatie verder te bevorderen, moeten overheidsinstanties in de lidstaten overwegen om die certificaten in hun websites op te nemen. De maatregelen in deze verordening ten behoeve van grotere samenhang tussen de uiteenlopende benaderingen en praktijken van de lidstaten op het vlak van toezichtprocedures, moeten helpen een groter vertrouwen in de beveiliging, kwaliteit en beschikbaarheid van gekwalificeerde certificaten voor websiteauthenticatie op te bouwen. |
(66) |
Veel lidstaten hebben nationale vereisten ingevoerd voor diensten die beveiligde en betrouwbare elektronische archivering aanbieden om elektronische gegevens en elektronische documenten, alsmede bijbehorende vertrouwensdiensten voor de lange termijn te kunnen bewaren. Om de rechtszekerheid, het vertrouwen en de harmonisatie tussen de lidstaten te waarborgen, moet er een rechtskader voor gekwalificeerde elektronische archiveringsdiensten worden geschapen naar het voorbeeld van het in deze verordening opgenomen kader voor de andere vertrouwensdiensten. Dat rechtskader voor gekwalificeerde elektronische archiveringsdiensten moet verleners van vertrouwensdiensten en gebruikers een efficiënte toolbox bieden met functionele vereisten voor elektronische archiveringsdiensten en met duidelijke rechtsgevolgen wanneer een gekwalificeerde elektronische archiveringsdienst wordt gebruikt. Die bepalingen moeten van toepassing zijn op elektronische gegevens en elektronische documenten die in elektronische vorm worden gecreëerd, als papieren documenten die gescand en gedigitaliseerd worden. Indien vereist, moeten die bepalingen het mogelijk maken dat de bewaarde elektronische gegevens en elektronische documenten naar andere dragers of in andere formaten worden overgezet om hun duurzaamheid en leesbaarheid tot na de technische geldigheidsperiode te verlengen, waarbij verlies van of wijzigingen aan gegevens of documenten zoveel mogelijk moet worden voorkomen. Indien de aan de elektronische archiveringsdienst overgedragen elektronische gegevens en elektronische documenten een of meer gekwalificeerde elektronische handtekeningen of zegels bevatten, moet de dienst gebruikmaken van procedures en technieken waarmee de betrouwbaarheid van de handtekeningen of zegels gedurende de bewaringstermijn van die gegevens wordt verlengd, eventueel door zich te bedienen van andere bij deze verordening opgezette gekwalificeerde vertrouwensdiensten. In gevallen waarin elektronische handtekeningen, elektronische zegels of elektronische tijdstempels worden gebruikt voor het aanmaken van bewijsmateriaal, moet een beroep worden gedaan op gekwalificeerde vertrouwensdiensten. Voor zover elektronische archiveringsdiensten niet bij deze verordening zijn geharmoniseerd, moeten de lidstaten overeenkomstig het Unierecht nationale bepalingen in verband met die diensten kunnen invoeren of handhaven, zoals specifieke bepalingen voor in een organisatie geïntegreerde diensten die uitsluitend voor de interne archivering van de betreffende organisatie worden gebruikt. Deze verordening mag geen onderscheid maken tussen elektronische gegevens en elektronische documenten die in elektronische vorm worden gecreëerd en fysieke documenten die zijn gedigitaliseerd. |
(67) |
De activiteiten van nationale archieven en geheugeninstellingen worden, als organisaties die zich in het openbaar belang wijden aan het behoud van documentair erfgoed, normaliter gereguleerd bij nationale wet en deze instellingen bieden niet noodzakelijk vertrouwensdiensten in de zin van deze verordening aan. Voor zover dergelijke instellingen dit soort diensten niet aanbieden, laat deze verordening hun werkzaamheden onverlet. |
(68) |
Elektronisch registers zijn een opeenvolging van elektronische gegevensbestanden, ter waarborging van de integriteit en de nauwkeurigheid van de chronologische volgorde daarvan. Elektronische registers moeten gegevensbestanden in chronologische volgorde opslaan. In combinatie met andere technologieën dienen zij mede oplossingen te bieden voor efficiëntere en transformatieve overheidsdiensten zoals elektronisch stemmen, grensoverschrijdende douanesamenwerking, grensoverschrijdende samenwerking tussen academische instellingen, alsmede eigendomsregistratie van vastgoed bij gedecentraliseerde grondkadasters. Gekwalificeerde elektronische registers dienen een rechtsvermoeden te scheppen voor de unieke en accurate chronologische volgorde en integriteit van de gegevensbestanden in het register. Gezien hun specifieke kenmerken, zoals de chronologische volgorde van gegevensbestanden, moeten elektronisch registers onderscheiden worden van andere vertrouwensdiensten zoals elektronische tijdstempels en diensten voor elektronisch aangetekende bezorging. Ter waarborging van de rechtszekerheid en ter bevordering van de innovatie moet een Uniebreed rechtskader worden ingesteld dat voorziet in de grensoverschrijdende erkenning van vertrouwensdiensten voor de registratie van gegevens in elektronische registers. Dit moet in afdoende mate voorkomen dat digitale activa worden gekopieerd en vaker dan een keer aan verschillende partijen worden verkocht. Het aanmaken en actualiseren van een elektronisch register hangt af van het type register: centraal of decentraal. Deze verordening moet zorgen voor technologische neutraliteit door technologie voor de uitvoering van de nieuwe vertrouwensdienst voor elektronische registers noch te bevoordelen, noch te discrimineren. Daarnaast moet de Commissie bij de opstelling van de uitvoeringshandelingen tot nadere bepaling van de vereisten voor gekwalificeerde elektronische registers rekening houden met duurzaamheidsindicatoren met betrekking tot eventuele negatieve effecten op het klimaat of andere milieugerelateerde negatieve effecten. |
(69) |
Verleners van vertrouwensdiensten voor elektronisch registers moeten tot taak krijgen zich van de chronologische volgorde van de gegevensbestanden in het register te vergewissen. Deze verordening laat eventuele wettelijke verplichtingen van gebruikers van elektronische registers uit hoofde van het Unierecht en het nationaal recht onverlet. Zo moeten praktijkvoorbeelden waarbij persoonsgegevens worden verwerkt, voldoen aan Verordening (EU) 2016/679 en moeten praktijkvoorbeelden die betrekking hebben op financiële diensten, voldoen aan het relevante Unierecht betreffende financiële diensten. |
(70) |
Om versnippering en obstakels op de interne markt ten gevolge van uiteenlopende normen en technische beperkingen te voorkomen, en om door middel van een gecoördineerd proces de toekomstige uitvoering van het Europees kader voor een digitale identiteit niet te belemmeren, moeten de Commissie, de lidstaten, het maatschappelijk middenveld, de academische wereld en de private sector nauw en gestructureerd samenwerken. Daartoe moeten de lidstaten en de Commissie binnen het kader van Aanbeveling (EU) 2021/946 (16) van de Commissie samenwerken om een gemeenschappelijke toolbox voor het Europees kader voor digitale identiteit te ontwerpen. In die context dienen de lidstaten overeenstemming te bereiken over een alomvattende technische architectuur en een referentiekader, gemeenschappelijke normen en technische referenties en richtsnoeren, met inbegrip van bestaande normen, alsook beschrijvingen van beste praktijken die ten minste alle functionaliteiten en de interoperabiliteit van Europese portemonnees voor digitale identiteit, inclusief elektronische handtekeningen, en van de gekwalificeerde verleners van vertrouwensdiensten voor de elektronische attestering van attributen, als uiteengezet in deze verordening, omvatten. In dit verband moeten de lidstaten tevens de gemeenschappelijke elementen afspreken voor een bedrijfsmodel en een vergoedingsstructuur voor de Europese portemonnees voor digitale identiteit, zodat met name kleine en middelgrote ondernemingen in een grensoverschrijdende context eenvoudiger kunnen deelnemen. De inhoud van de toolbox moet worden ontwikkeld in samenhang met en een afspiegeling zijn van het resultaat van de discussie over en het proces van goedkeuring van het Europees kader voor digitale identiteit. |
(71) |
Deze verordening voorziet in een geharmoniseerd niveau qua kwaliteit, betrouwbaarheid en beveiliging van gekwalificeerde vertrouwensdiensten waarborgen, ongeacht waar de werkzaamheden worden verricht. Het moet een verlener van gekwalificeerde vertrouwensdiensten toegestaan zijn eigen werkzaamheden in verband met het aanbieden van een gekwalificeerde vertrouwensdienst in een derde land uit te besteden, indien dat derde land voorziet in passende waarborgen, die ervoor zorgen dat toezichtsactiviteiten en audits kunnen worden gehandhaafd alsof zij in de Unie plaatsvinden. Indien de naleving van deze verordening niet volledig gewaarborgd is, moeten de toezichthoudende organen evenredige en gerechtvaardigde maatregelen kunnen nemen, waaronder de intrekking van de kwalificatiestatus van de geboden vertrouwensdienst. |
(72) |
Ter waarborging van de rechtszekerheid met betrekking tot de geldigheid van geavanceerde elektronische handtekeningen op basis van gekwalificeerde certificaten, is het essentieel dat de beoordeling door de vertrouwende partij die op basis van gekwalificeerde certificaten de validering van die geavanceerde elektronische handtekening uitvoert, nader wordt omschreven. |
(73) |
Verleners van vertrouwensdiensten moeten cryptografische methoden gebruiken die sporen met de beste praktijken en een betrouwbare toepassing van die algoritmes weerspiegelen, teneinde de veiligheid en de betrouwbaarheid van hun vertrouwensdiensten te garanderen. |
(74) |
Deze verordening verplicht verleners van gekwalificeerde vertrouwensdiensten om op basis van diverse in de EU geharmoniseerde methoden de identiteit te verifiëren van een natuurlijke of rechtspersoon aan wie het gekwalificeerde certificaat of de gekwalificeerde elektronische attestering van attributen wordt afgegeven. Opdat gekwalificeerde certificaten en gekwalificeerde elektronische attesteringen van attributen worden afgegeven aan degene aan wie ze toebehoren en zij de juiste en unieke reeks gegevens attesteren die naar de identiteit van die persoon verwijzen, moeten verleners van gekwalificeerde vertrouwensdiensten die gekwalificeerde certificaten of gekwalificeerde elektronische attesteringen van attributen afgeven, op het moment van afgifte van die certificaten en attesteringen, de identificatie van die persoon met volledige zekerheid waarborgen. Indien van toepassing voor de afgifte van gekwalificeerde certificaten en van gekwalificeerde elektronische attesteringen van attributen, moeten gekwalificeerde verleners van vertrouwensdiensten naast de verplichte verificatie van de identiteit van de persoon bovendien de juistheid en nauwkeurigheid van de geattesteerde attributen van de persoon aan wie het gekwalificeerde certificaat of de gekwalificeerde elektronische attestering van attributen is afgegeven, met volledige zekerheid waarborgen. Ter vervulling van die resultaatsverplichting en van de verplichting tot volledige zekerheid bij de verificatie van de geattesteerde gegevens, moeten passende middelen beschikbaar zijn, zoals het gebruik van één of, indien nodig, een combinatie van specifieke, bij deze verordening vastgestelde methoden. Het moet mogelijk zijn die methoden te combineren teneinde de verificatie van de identiteit van de persoon aan wie het gekwalificeerde certificaat of de gekwalificeerde elektronische attestering van attributen is afgegeven, van een passende basis te voorzien. Binnen een dergelijke combinatie moeten ook elektronische identificatiemiddelen kunnen worden gebruikt die aan de vereisten van betrouwbaarheidsniveau “substantieel” voldoen, gecombineerd met andere middelen voor identiteitsverificatie waarmee voldaan kan worden aan de geharmoniseerde eisen van deze verordening met betrekking tot het betrouwbaarheidsniveau “hoog” als onderdeel van aanvullende geharmoniseerde procedures op afstand die met een hoge mate van betrouwbaarheid de identificatie waarborgen. Die methoden moeten de gekwalificeerde verlener van vertrouwensdiensten die een gekwalificeerde elektronische attestering van attributen afgeeft, de mogelijkheid bieden om op verzoek van de gebruiker, in overeenstemming met het Unie- of nationaal recht, met inbegrip van authentieke bronnen, de attributen te verifiëren die langs elektronische weg moeten worden bevestigd. |
(75) |
Om deze verordening in overeenstemming te houden met de wereldwijde ontwikkelingen en aan te sluiten bij de beste praktijken van de interne markt, moeten de door de Commissie vastgestelde uitvoeringshandelingen regelmatig worden geëvalueerd en zo nodig worden geactualiseerd. Bij het beoordelen van de noodzaak van die actualiseringen moet rekening worden gehouden met nieuwe technologieën, praktijken, normen of technische specificaties. |
(76) |
Daar de doelstellingen van deze verordening, te weten de ontwikkeling van het Uniebrede Europees kader voor digitale identiteit en van een kader voor vertrouwensdiensten, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang en de gevolgen ervan beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om die doelstellingen te verwezenlijken. |
(77) |
De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming is geraadpleegd overeenkomstig artikel 42, lid 1, van Verordening (EU) 2018/1725. |
(78) |
Verordening (EU) nr. 910/2014 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Wijzigingen van Verordening (EU) nr. 910/2014
Verordening (EU) nr. 910/2014 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Artikel 1 wordt vervangen door: “Artikel 1 Onderwerp Doel van deze verordening is te zorgen voor een goede werking van de interne markt en voor een passend niveau van beveiliging van de in de hele Unie gebruikte elektronische identificatiemiddelen en vertrouwensdiensten, opdat natuurlijke en rechtspersonen in de hele Unie het recht op veilige deelname aan de digitale samenleving en de toegang tot publieke en private onlinediensten gemakkelijker kunnen uitoefenen. Daartoe wordt bij deze verordening het volgende vastgesteld:
|
2) |
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
|
3) |
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
|
4) |
Artikel 5 wordt vervangen door: “Artikel 5 Pseudoniemen in elektronische transacties Onverminderd specifieke regels van het Unie- of nationale recht op grond waarvan gebruikers zichzelf moeten identificeren of onverminderd het rechtsgevolg dat op grond van het nationaal recht aan het gebruik van pseudoniemen wordt toegekend, wordt het gebruik van pseudoniemen die door de gebruiker zijn gekozen, niet verboden.”. |
5) |
In hoofdstuk II wordt de volgende afdeling ingevoegd: “AFDELING 1 EUROPESE PORTEMONNEE VOOR DIGITALE IDENTITEIT Artikel 5 bis Europese portemonnees voor digitale identiteit
Niettegenstaande punt g) van de eerste alinea kunnen de lidstaten voorzien in evenredige maatregelen om ervoor te zorgen dat het gratis gebruik van gekwalificeerde elektronische handtekeningen door natuurlijke personen beperkt blijft tot niet-professionele doeleinden.
De Commissie stelt de krachtens de eerste alinea verstrekte informatie aan het publiek beschikbaar via een beveiligd kanaal, in een elektronisch ondertekende of bezegelde vorm die geschikt is voor geautomatiseerde verwerking.
Artikel 5 ter Vertrouwende partijen voor Europese portemonnees voor digitale identiteit
Artikel 5 quater Certificering van Europese portemonnees voor digitale identiteit
Artikel 5 quinquies Bekendmaking van een lijst van gecertificeerde Europese portemonnees voor digitale identiteit
Artikel 5 sexies Inbreuk op de beveiliging van Europese portemonnees voor digitale identiteit
Indien de ernst van de in de eerste alinea bedoelde beveiligingsinbreuk of -aantasting dit rechtvaardigt, trekt de lidstaat onverwijld Europese portemonnees voor digitale identiteit in. De lidstaat stelt de getroffen gebruikers, de overeenkomstig artikel 46 quater, lid 1, aangewezen centrale contactpunten, de vertrouwende partijen en de Commissie daarvan in kennis.
Artikel 5 septies Grensoverschrijdend gebruik van Europese portemonnees voor digitale identiteit
(*2) Richtlijn (EU) 2019/882 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 betreffende de toegankelijkheidsvoorschriften voor producten en diensten (PB L 151 van 7.6.2019, blz. 70)." (*3) Verordening (EU) 2019/881 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 inzake Enisa (het Agentschap van de Europese Unie voor cyberbeveiliging), en inzake de certificering van de cyberbeveiliging van informatie- en communicatietechnologie en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 526/2013 (de cyberbeveiligingsverordening) (PB L 151 van 7.6.2019, blz. 15)." (*4) Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (PB L 124 van 20.5.2003, blz. 36)." (*5) Verordening (EU) 2022/2065 van het Europees Parlement en de Raad van 19 oktober 2022 betreffende een eengemaakte markt voor digitale diensten en tot wijziging van Richtlijn 2000/31/EG (digitaledienstenverordening) (PB L 277 van 27.10.2022, blz. 1).”." |
6) |
Vóór artikel 6 wordt het volgende opschrift ingevoegd: “AFDELING 2 STELSELS VOOR ELEKTRONISCHE IDENTIFICATIE”. |
7) |
In artikel 7 wordt punt g) vervangen door:
|
8) |
In artikel 8, lid 3, wordt de eerste alinea vervangen door: “3. Uiterlijk op 18 september 2015, rekening houdend met de geldende internationale normen en met inachtneming van lid 2, stelt de Commissie bij uitvoeringshandeling minimale technische specificaties, normen en procedures vast aan de hand waarvan voor elektronische identificatiemiddelen de betrouwbaarheidsniveaus laag, substantieel en hoog worden bepaald.”. |
9) |
In artikel 9 worden de leden 2 en 3 vervangen door: “2. De Commissie maakt onverwijld in het Publicatieblad van de Europese Unie een lijst bekend van de stelsels voor elektronische identificatie die overeenkomstig lid 1 zijn aangemeld, samen met de hiermee verband houdende basisinformatie.
|
10) |
In artikel 10 wordt de titel vervangen door: “Inbreuk op de beveiliging van stelsels voor elektronische identificatie”. |
11) |
Het volgende artikel wordt ingevoegd: “Artikel 11 bis Grensoverschrijdende identiteitsmatching
|
12) |
Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:
|
13) |
In hoofdstuk II worden de volgende artikelen ingevoegd: “Artikel 12 bis Certificering van stelsels voor elektronische identificatie
Artikel 12 ter Toegang tot hardware- en softwarekenmerken Indien aanbieders van Europese portemonnees voor digitale identiteit en uitgevende instellingen van aangemelde elektronische identificatiemiddelen die handelen in een commerciële of professionele hoedanigheid en gebruikmaken van kernplatformdiensten zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 2), van Verordening (EU) 2022/1925 van het Europees Parlement en de Raad (*6), of bij het aanbieden van diensten voor de Europese portemonnee voor digitale identiteit en elektronische identificatiemiddelen aan eindgebruikers, zakelijke gebruikers zijn zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 21), van die verordening, zorgen poortwachters met name ervoor dat zij effectief interoperabel zijn met en ten behoeve van de interoperabiliteit toegang hebben tot dezelfde besturingssystemen, hardware of softwarekenmerken. Dergelijke effectieve interoperabiliteit en toegang worden kosteloos toegestaan en ongeacht of de hardware- of softwarekenmerken deel uitmaken van het besturingssysteem, zoals beschikbaar voor of gebruikt door die poortwachter bij het verlenen van dergelijke diensten, in de zin van artikel 6, lid 7, van Verordening (EU) 2022/1925. Dit artikel laat artikel 5 bis, lid 14, van deze verordening onverlet. (*6) Verordening (EU) 2022/1925 van het Europees Parlement en de Raad van 14 september 2022over betwistbare en eerlijke markten in de digitale sector, en tot wijziging van Richtlijnen (EU) 2019/1937 en (EU) 2020/1828 (digitalemarktenverordening) (PB L 265 van 12.10.2022, blz. 1).”." |
14) |
In artikel 13 wordt lid 1 vervangen door: “1. Niettegenstaande lid 2 van dit artikel en onverminderd Verordening (EU) 2016/679 zijn verleners van vertrouwensdiensten aansprakelijk voor schade die opzettelijk of uit onachtzaamheid wordt veroorzaakt aan natuurlijke of rechtspersonen vanwege een niet-naleving van de verplichtingen krachtens deze verordening. Natuurlijke of rechtspersonen die materiële of immateriële schade hebben geleden als gevolg van een inbreuk op deze verordening door een verlener van vertrouwensdiensten, hebben het recht schadevergoeding te vorderen overeenkomstig het Unierecht en het nationaal recht. De bewijslast voor het aantonen van opzet of nalatigheid van een niet-gekwalificeerde verlener van vertrouwensdiensten ligt bij de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die zich op de in de eerste alinea bedoelde schade beroept. Opzet of nalatigheid van een gekwalificeerde verlener van vertrouwensdiensten wordt vermoed tenzij die gekwalificeerde verlener van vertrouwensdiensten bewijst dat de in de eerste alinea bedoelde schade is ontstaan zonder dat er sprake was van opzet of nalatigheid van die gekwalificeerde verlener van vertrouwensdiensten.”. |
15) |
De artikelen 14, 15 en 16 worden vervangen door: “Artikel 14 Internationale aspecten
De in de eerste alinea bedoelde uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 48, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
Artikel 15 Toegankelijkheid voor personen met een handicap en bijzondere behoeften Elektronische identificatiemiddelen, vertrouwensdiensten en eindgebruikersproducten die bij de verlening van die diensten worden gebruikt, worden beschikbaar gesteld in duidelijke en begrijpelijke taal, in overeenstemming met het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap en de toegankelijkheidseisen van Richtlijn (EU) 2019/882, zodat zij ook personen met functionele beperkingen, zoals ouderen, en personen met beperkte toegang tot digitale technologieën ten goede komen. Artikel 16 Sancties
(*7) Richtlijn (EU) 2022/2555 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2022 betreffende maatregelen voor een hoog gemeenschappelijk niveau van cyberbeveiliging in de Unie, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 910/2014 en Richtlijn (EU) 2018/1972, en tot intrekking van Richtlijn (EU) 2016/1148 (NIS 2-richtlijn) (PB L 333 van 27.12.2022, blz. 80).”." |
16) |
In hoofdstuk III, afdeling 2, wordt de titel vervangen door: “Niet-gekwalificeerde vertrouwensdiensten”. |
17) |
De artikelen 17 en 18 worden geschrapt. |
18) |
In hoofdstuk III, afdeling 2, wordt het volgende artikel ingevoegd: “Artikel 19 bis Eisen aan niet-gekwalificeerde verleners van vertrouwensdiensten
|
19) |
Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:
|
20) |
Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:
|
21) |
Artikel 24 wordt als volgt gewijzigd:
|
22) |
Het volgende artikel wordt ingevoegd in hoofdstuk III, afdeling 3: “Artikel 24 bis Erkenning van gekwalificeerde vertrouwensdiensten
|
23) |
In artikel 25 wordt lid 3 geschrapt. |
24) |
Artikel 26 wordt als volgt gewijzigd:
|
25) |
In artikel 27 wordt lid 4 geschrapt. |
26) |
In artikel 28 wordt lid 6 vervangen door: “6. Uiterlijk op 21 mei 2025 stelt de Commissie door middel van uitvoeringshandelingen een lijst met referentienormen en, waar nodig, specificaties en procedures vast voor gekwalificeerde certificaten voor elektronische handtekeningen. Indien een gekwalificeerd certificaat voor elektronische handtekeningen aan de toepasselijke normen, specificaties en procedures voldoet, wordt aangenomen dat er overeenstemming is met de in bijlage I vastgelegde eisen. De uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 48, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.”. |
27) |
In artikel 29 wordt het volgende lid ingevoegd: “1 bis. Het genereren of beheren van de gegevens voor het aanmaken van elektronische handtekeningen of het dupliceren van dergelijke gegevens voor back-updoeleinden mag alleen worden uitgevoerd namens de ondertekenaar, op verzoek van de ondertekenaar, en door een gekwalificeerde verlener van vertrouwensdiensten die een gekwalificeerde vertrouwensdienst voor het beheer van een gekwalificeerd middel voor het op afstand aanmaken van elektronische handtekeningen verleent.”. |
28) |
Het volgende artikel wordt ingevoegd: “Artikel 29 bis Eisen voor een gekwalificeerde dienst voor het beheer van gekwalificeerde middelen voor het op afstand aanmaken van elektronische handtekeningen
|
29) |
In artikel 30 wordt het volgende lid ingevoegd: “3 bis. De in lid 1 bedoelde certificering is niet langer dan vijf jaar geldig, op voorwaarde dat er elke twee jaar een kwetsbaarheidsbeoordelingen worden uitgevoerd. Indien kwetsbaarheden worden vastgesteld die niet worden verholpen, wordt de certificering geannuleerd.”. |
30) |
In artikel 31 wordt lid 3 vervangen door: “3. Uiterlijk op 21 mei 2025 stelt de Commissie voor de toepassing van lid 1 van dit artikel door middel van uitvoeringshandelingen de nodige formaten en procedures vast. De uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 48, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.”. |
31) |
Artikel 32 wordt als volgt gewijzigd:
|
32) |
Het volgende artikel wordt ingevoegd: “Artikel 32 bis Eisen voor de validering van geavanceerde elektronische handtekeningen op basis van gekwalificeerde certificaten
|
33) |
In artikel 33 wordt lid 2 vervangen door: “2. Uiterlijk op 21 mei 2025 stelt de Commissie door middel van uitvoeringshandelingen een lijst met referentienormen en, waar nodig, specificaties en procedures vast voor de in lid 1 van dit artikel bedoelde gekwalificeerde valideringsdienst. Indien de gekwalificeerde valideringsdienst voor gekwalificeerde elektronische handtekeningen aan de toepasselijke normen, specificaties en procedures voldoet, wordt aangenomen dat er overeenstemming is met de in lid 1 van dit artikel vastgelegde eisen. De uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 48, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.”. |
34) |
Artikel 34 wordt als volgt gewijzigd:
|
35) |
In artikel 35 wordt lid 3 geschrapt. |
36) |
Artikel 36 wordt als volgt gewijzigd:
|
37) |
In artikel 37 wordt lid 4 geschrapt. |
38) |
In artikel 38 wordt lid 6 vervangen door: “6. Uiterlijk op 21 mei 2025 stelt de Commissie door middel van uitvoeringshandelingen een lijst met referentienormen en, waar nodig, specificaties en procedures vast voor gekwalificeerde certificaten voor elektronische zegels. Indien een gekwalificeerd certificaat voor elektronische zegels aan die normen, specificaties en procedures voldoet, wordt aangenomen dat er overeenstemming is met de in bijlage III vastgelegde eisen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 48, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.”. |
39) |
Het volgende artikel wordt ingevoegd: “Artikel 39 bis Eisen voor een gekwalificeerde dienst voor het beheer van gekwalificeerde middelen voor het op afstand aanmaken van elektronische zegels Artikel 29 bis is van overeenkomstige toepassing op een gekwalificeerde dienst voor het beheer van gekwalificeerde middelen voor het op afstand aanmaken van elektronische zegels.”. |
40) |
Het volgende artikel wordt ingevoegd in hoofdstuk III, afdeling 5: “Artikel 40 bis Eisen voor de validering van geavanceerde elektronische zegels op basis van gekwalificeerde certificaten Artikel 32 bis is van overeenkomstige toepassing op de validering van geavanceerde elektronische zegels op basis van gekwalificeerde certificaten.”. |
41) |
In artikel 41 wordt lid 3 geschrapt. |
42) |
Artikel 42 wordt als volgt gewijzigd:
|
43) |
Artikel 44 wordt als volgt gewijzigd:
|
44) |
Artikel 45 wordt vervangen door: “Artikel 45 Eisen voor gekwalificeerde certificaten voor websiteauthenticatie
1 bis. De overeenkomstig lid 1 van dit artikel afgegeven gekwalificeerde certificaten voor websiteauthenticatie worden erkend door aanbieders van webbrowsers. Aanbieders van webbrowsers moeten ervoor zorgen dat de in het certificaat geattesteerde identiteitsgegevens en aanvullende geattesteerde attributen op gebruiksvriendelijke wijze worden weergegeven. Aanbieders van webbrowsers moeten zorgen voor ondersteuning van en interoperabiliteit met de in lid 1 van dit artikel bedoelde gekwalificeerde certificaten voor websiteauthenticatie, met uitzondering van micro- of kleine ondernemingen zoals gedefinieerd in artikel 2 van de bijlage bij Aanbeveling 2003/361/EG tijdens de eerste vijf jaar waarin zij actief zijn als aanbieders van webbrowserdiensten. 1 ter. Voor gekwalificeerde certificaten voor websiteauthenticatie gelden geen andere dwingende eisen dan de in lid 1 vastgelegde eisen.
|
45) |
Het volgende artikel wordt ingevoegd: “Artikel 45 bis Voorzorgsmaatregelen op het gebied van cyberbeveiliging
|
46) |
In hoofdstuk III worden de volgende afdelingen ingevoegd: “AFDELING 9 ELEKTRONISCHE ATTESTERING VAN ATTRIBUTEN Artikel 45 ter Rechtsgevolgen van elektronische attestering van attributen
Artikel 45 quater. Elektronische attestering van attributen in publieke diensten Wanneer een elektronische identificatie met gebruikmaking van een elektronisch identificatiemiddel en authenticatie vereist is op grond van nationaal recht om toegang te krijgen tot een door een openbare instantie aangeboden onlinedienst, vervangen de persoonsidentificatiegegevens in de elektronische attestering van attributen niet de elektronische identificatie met gebruikmaking van een elektronisch identificatiemiddel en authenticatie voor elektronische identificatie, tenzij de lidstaat daarvoor uitdrukkelijk toestemming heeft verleend. In een dergelijk geval wordt een gekwalificeerde elektronische attestering van attributen van andere lidstaten ook aanvaard. Artikel 45 quinquies Eisen voor gekwalificeerde elektronische attestering van attributen
Artikel 45 sexies Verificatie van attributen aan de hand van authentieke bronnen
Artikel 45 septies Eisen voor elektronische attestering van attributen uitgegeven door of namens een openbare instantie die verantwoordelijk is voor een authentieke bron
Artikel 45 octies Uitgifte van elektronische attesteringen van attributen aan Europese portemonnees voor digitale identiteit
Artikel 45 nonies Aanvullende voorschriften voor de verlening van diensten voor elektronische attestering van attributen
AFDELING 10 ELEKTRONISCHE ARCHIVERINGSDIENSTEN Artikel 45 decies Rechtsgevolg van elektronische archiveringsdiensten
Artikel 45 undecies Eisen voor gekwalificeerde elektronische archiveringsdiensten
AFDELING 11 ELEKTRONISCHE REGISTERS Artikel 45 duodecies Rechtsgevolgen van elektronische registers
Artikel 45 terdecies Eisen voor gekwalificeerde elektronische registers
|
47) |
Het volgende hoofdstuk wordt ingevoegd: “HOOFDSTUK IV BIS GOVERNANCEKADER Artikel 46 bis Toezicht op het Rechtskader voor Europese portemonnees voor digitale identiteit
De uit hoofde van de eerste alinea aangewezen toezichthoudende organen krijgen de noodzakelijke bevoegdheden en toereikende middelen om hun taken doeltreffend, efficiënt en onafhankelijk te kunnen uitvoeren.
Artikel 46 ter Toezicht op vertrouwensdiensten
De uit hoofde van de eerste alinea aangewezen toezichthoudende organen krijgen de noodzakelijke bevoegdheden en toereikende middelen voor de uitvoering van hun opdrachten.
Artikel 46 quater Centrale contactpunten
Artikel 46 quinquies Wederzijdse bijstand
De regelingen en procedures voor gezamenlijke acties uit hoofde van de eerste alinea worden door de betrokken lidstaten overeenkomstig hun wetgeving overeengekomen en vastgelegd.
Artikel 46 sexies Europese samenwerkingsgroep voor digitale identiteit
|
48) |
Artikel 47 wordt als volgt gewijzigd:
|
49) |
Het volgende artikel wordt ingevoegd in hoofdstuk VI: “Artikel 48 bis Verslagleggingsvereisten
|
50) |
Artikel 49 wordt vervangen door: “Artikel 49 Evaluatie
|
51) |
Artikel 51 wordt vervangen door: “Artikel 51 Overgangsmaatregelen
|
52) |
De bijlagen I tot en met IV worden respectievelijk gewijzigd overeenkomstig de bijlagen I tot en met IV bij deze verordening. |
53) |
De nieuwe bijlagen V, VI en VII worden toegevoegd zoals bepaald in de bijlagen V, VI en VII bij deze verordening. |
Artikel 2
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 11 april 2024.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
-
R.METSOLA
Voor de Raad
De voorzitter
-
H.LAHBIB
-
Standpunt van het Europees Parlement van 29 februari 2024 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 26 maart 2024.
-
Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG (PB L 257 van 28.8.2014, blz. 73).
-
Besluit (EU) 2022/2481 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2022 tot vaststelling van het beleidsprogramma voor het digitale decennium tot 2030 (PB L 323 van 19.12.2022, blz. 4).
-
Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).
-
Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie) (PB L 201 van 31.7.2002, blz. 37).
-
Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).
-
Verordening (EU) 2019/881 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 inzake Enisa (het Agentschap van de Europese Unie voor cyberbeveiliging), en inzake de certificering van de cyberbeveiliging van informatie- en communicatietechnologie en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 526/2013 (de cyberbeveiligingsverordening) (PB L 151 van 7.6.2019, blz. 15).
-
Verordening (EU) 2019/1157 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende de versterking van de beveiliging van identiteitskaarten van burgers van de Unie en van verblijfsdocumenten afgegeven aan burgers van de Unie en hun familieleden die hun recht van vrij verkeer uitoefenen (PB L 188 van 12.7.2019, blz. 67).
-
Richtlijn (EU) 2019/882 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 betreffende de toegankelijkheidsvoorschriften voor producten en diensten (PB L 151 van 7.6.2019, blz. 70).
-
Richtlijn (EU) 2022/2555 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2022 betreffende maatregelen voor een hoog gemeenschappelijk niveau van cyberbeveiliging in de Unie, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 910/2014 en Richtlijn (EU) 2018/1972, en tot intrekking van Richtlijn (EU) 2016/1148 (NIS 2-richtlijn) (PB L 333 van 27.12.2022, blz. 80).
-
Verordening (EU) 2022/1925 van het Europees Parlement en de Raad van 14 september 2022 over betwistbare en eerlijke markten in de digitale sector, en tot wijziging van Richtlijnen (EU) 2019/1937 en (EU) 2020/1828 (digitalemarktenverordening) (PB L 265 van 12.10.2022, blz. 1).
-
Verordening (EU) 2022/2065 van het Europees Parlement en de Raad van 19 oktober 2022 betreffende een eengemaakte markt voor digitale diensten en tot wijziging van Richtlijn 2000/31/EG (digitaledienstenverordening) (PB L 277 van 27.10.2022, blz. 1).
-
Aanbeveling (EU) 2021/946 van de Commissie van 3 juni 2021 betreffende een gemeenschappelijke EU-toolbox voor een gecoördineerde aanpak ten behoeve van een Europees kader voor een digitale identiteit (PB L 210 van 14.6.2021, blz. 51).
BIJLAGE I
In bijlage I bij Verordening (EU) nr. 910/2014 wordt punt i) vervangen door:
“i) |
de informatie of de locatie van de diensten waar informatie kan worden opgevraagd over de geldigheidsstatus van het gekwalificeerde certificaat;”. |
BIJLAGE II
In bijlage II bij Verordening (EU) nr. 910/2014 worden de punten 3 en 4 geschrapt.
BIJLAGE III
In bijlage III bij Verordening (EU) nr. 910/2014 wordt punt i) vervangen door:
“i) |
de informatie of de locatie van de diensten waar informatie kan worden opgevraagd over de geldigheidsstatus van het gekwalificeerde certificaat;”. |
BIJLAGE IV
Bijlage IV bij Verordening (EU) nr. 910/2014 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
punt c) wordt vervangen door:
|
2) |
punt j) wordt vervangen door:
|
BIJLAGE V
“BIJLAGE V
EISEN VOOR GEKWALIFICEERDE ELEKTRONISCHE ATTESTERING VAN ATTRIBUTEN
Gekwalificeerde elektronische attesteringen van attributen bevatten:
a) |
een vermelding, ten minste in een vorm die geschikt is voor automatische verwerking, dat de attestering afgegeven is als een gekwalificeerde elektronische attestering van attributen; |
b) |
een reeks gegevens die ondubbelzinnig verwijzen naar de gekwalificeerde verlener van vertrouwensdiensten die de gekwalificeerde elektronische attesteringen van attributen afgeeft, met inbegrip van ten minste de lidstaat waar die dienstverlener is gevestigd en
|
c) |
een reeks gegevens die ondubbelzinnig de entiteit weergeven waarnaar de geattesteerde attributen verwijzen; indien een pseudoniem wordt gebruikt, een duidelijke aanwijzing in die zin; |
d) |
het geattesteerde attribuut of de geattesteerde attributen inclusief, indien van toepassing, de benodigde informatie om de reikwijdte van die attributen te bepalen; |
e) |
informatie over begin en einde van de geldigheidsduur van de attestering; |
f) |
de identiteitscode van de attestering, die uniek moet zijn voor de gekwalificeerde verlener van vertrouwensdiensten en, indien van toepassing, de vermelding van de attesteringsregeling waar de attestering van attributen deel van uitmaakt; |
g) |
de gekwalificeerde elektronische handtekening of het gekwalificeerde elektronische zegel van de afgevende gekwalificeerde verlener van vertrouwensdiensten; |
h) |
de locatie waar het certificaat ter ondersteuning van de gekwalificeerde elektronische handtekening of het gekwalificeerde elektronische zegel zoals bedoeld in punt g), gratis beschikbaar is; |
i) |
de informatie of de locatie van de diensten waarbij informatie kan worden opgevraagd over de geldigheidsstatus van de gekwalificeerde attestering.”. |
BIJLAGE VI
“BIJLAGE VI
MINIMALE LIJST VAN ATTRIBUTEN
Uit hoofde van artikel 45 sexies waarborgen de lidstaten dat, indien attributen gebruikmaken van authentieke bronnen binnen de publieke sector, maatregelen worden genomen zodat gekwalificeerde verleners van elektronische attesteringen van attributen op verzoek van de gebruiker langs elektronische weg aan de hand van de relevante authentieke bron op nationaal niveau of via op nationaal niveau erkende aangewezen intermediairs, overeenkomstig Unie- of nationaal recht, de authenticiteit van de volgende attributen kunnen verifiëren:
1. |
adres; |
2. |
leeftijd; |
3. |
geslacht; |
4. |
burgerlijke staat; |
5. |
gezinssamenstelling; |
6. |
nationaliteit of staatsburgerschap; |
7. |
onderwijskwalificaties, -titels en -diploma’s; |
8. |
beroepskwalificaties, -titels en -licenties; |
9. |
bevoegdheden en mandaten om natuurlijke of rechtspersonen te vertegenwoordigen; |
10. |
openbare vergunningen en licenties; |
11. |
voor rechtspersonen: financiële en bedrijfsgegevens.”. |
BIJLAGE VII
“BIJLAGE VII
EISEN VOOR ELEKTRONISCHE ATTESTERING VAN ATTRIBUTEN UITGEGEVEN DOOR OF NAMENS EEN OPENBARE INSTANTIE DIE VERANTWOORDELIJK IS VOOR EEN AUTHENTIEKE BRON
Een elektronische attestering van attributen uitgegeven door of namens een openbare instantie die verantwoordelijk is voor een authentieke bron, bevat:
a) |
een vermelding, ten minste in een vorm die geschikt is voor automatische verwerking, dat de attestering is afgegeven als een elektronische attestering van attributen uitgegeven door of namens een openbare instantie die verantwoordelijk is voor een authentieke bron; |
b) |
een reeks gegevens die ondubbelzinnig verwijzen naar de openbare instantie die de gekwalificeerde elektronische attestering van attributen afgeeft, met inbegrip van ten minste de lidstaat waar die openbare instantie is gevestigd en de naam, en, indien van toepassing, het registratienummer zoals vermeld in de officiële registers; |
c) |
een reeks gegevens die ondubbelzinnig verwijzen naar de entiteit waarnaar de geattesteerde attributen verwijzen; als er een pseudoniem wordt gebruikt, wordt dat duidelijk aangegeven; |
d) |
het geattesteerde attribuut of de geattesteerde attributen inclusief, indien van toepassing, de benodigde informatie om de reikwijdte van die attributen te bepalen; |
e) |
informatie over begin en einde van de geldigheidsduur van de attestering; |
f) |
de identiteitscode van de attestering, die uniek moet zijn voor de afgevende openbare instantie en, indien van toepassing, een vermelding van de attesteringsregeling waar de attestering van attributen deel van uitmaakt; |
g) |
de gekwalificeerde elektronische handtekening of het gekwalificeerde elektronische zegel van de afgevende instantie; |
h) |
de locatie waar het certificaat ter ondersteuning van de gekwalificeerde elektronische handtekening of het gekwalificeerde elektronische zegel zoals bedoeld in punt g), gratis beschikbaar is; |
i) |
de informatie of de locatie van de diensten waarbij informatie kan worden opgevraagd over de geldigheidsstatus van de attestering.”. |
ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/1183/oj
ISSN 1977-0758 (electronic edition)
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.