Richtlijn 2025/50 - Snellere en veiligere vermindering van te veel ingehouden bronbelasting - Hoofdinhoud
Publicatieblad van de Europese Unie |
NL L-serie |
2025/50 |
10.1.2025 |
RICHTLIJN (EU) 2025/50 VAN DE RAAD
van 10 december 2024
betreffende een snellere en veiligere vermindering van te veel ingehouden bronbelasting
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 115,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien de adviezen van het Europees Parlement (1),
Gezien de adviezen van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),
Handelend volgens een bijzondere wetgevingsprocedure,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Het garanderen van billijke belastingheffing in de interne markt en de goede werking van de kapitaalmarktenunie (KMU) behoren tot de voornaamste politieke prioriteiten voor de Unie. In die context is het van cruciaal belang om belemmeringen voor grensoverschrijdende beleggingen weg te nemen en belastingfraude en fiscaal misbruik te bestrijden. Dergelijke belemmeringen bestaan bijvoorbeeld wanneer er inefficiënte en onevenredig belastende procedures gelden voor vermindering van te veel ingehouden bronbelasting op inkomsten uit dividenden of rente uitgekeerd op openbaar verhandelde aandelen of obligaties aan niet-ingezeten beleggers. Daarnaast is in sommige gevallen gebleken dat de huidige situatie niet geschikt is om terugkerende risico’s van belastingfraude, belastingontduiking en belastingontwijking te voorkomen, zoals duidelijk is geworden uit tal van gevallen van meerdere regelingen voor de terugvordering van belastingen en fraude op basis van dividendarbitrage of dividendstripping (cum-ex en cum-cum). Daarom wordt met deze richtlijn beoogd de bronbelastingprocedures efficiënter te maken en tegelijkertijd beter bestand tegen het risico op belastingfraude en fiscaal misbruik. |
(2) |
Om de lidstaten beter in staat te stellen belastingfraude of fiscaal misbruik te voorkomen en te bestrijden, wat momenteel wordt belemmerd door een algemeen gebrek aan betrouwbare en tijdige informatie over beleggers, moet worden voorzien in de mogelijkheid van een gemeenschappelijk kader voor vermindering van te veel ingehouden bronbelasting op grensoverschrijdende beleggingen in effecten dat bestand is tegen een risico op belastingfraude of fiscaal misbruik. Dat kader zou leiden tot convergentie tussen de verschillende procedures voor belastingvermindering die in de lidstaten worden toegepast, en tegelijkertijd transparantie en zekerheid met betrekking tot de identiteit van de beleggers garanderen voor instellingen die effecten uitgeven, inhoudingsplichtige instanties, financieel intermediairs en lidstaten, naargelang het geval. Daartoe moet het kader steunen op geautomatiseerde procedures, zoals de digitalisering van de verklaring van fiscale woonplaats, zowel qua procedure als qua vorm. Het kader moet ook flexibel genoeg zijn om terdege rekening te houden met de verschillende systemen die in de verschillende lidstaten van toepassing zijn, en tegelijk passende misbruikbestrijdingsinstrumenten aan te reiken om de risico’s op belastingfraude, -ontduiking en -ontwijking te beperken. In dat opzicht moet rekening worden gehouden met de verschillende benaderingen van de belastingautoriteiten, afhankelijk van de bestaande systemen voor belastingvermindering. Bij het systeem voor vermindering aan de bron kunnen de belastingautoriteiten pas na toepassing van vermindering relevante informatie over de beleggers en de betalingsketen verkrijgen. Indien daarentegen een teruggavesysteem wordt toegepast, is het van cruciaal belang dat de belastingautoriteiten vóór de toepassing van vermindering adequate informatie verkrijgen om te kunnen beoordelen of vermindering moet worden toegekend. In beide systemen voor belastingvermindering worden er regels vastgesteld voor de aansprakelijkheid van de financieel intermediair in geval van onterechte vermindering. Deze richtlijn beperkt de mogelijkheden van een lidstaat niet om de middelen te reguleren waarmee gecertificeerde financieel intermediairs uitgaven als gevolg van het zich aanpassen aan of het voldoen aan de in deze richtlijn vastgelegde verplichtingen, kunnen terugvorderen. |
(3) |
Gelet op die verschillen en ook op het evenredigheidsbeginsel mogen de bepalingen van deze richtlijn met betrekking tot nationale registers van gecertificeerde financieel intermediairs en verplichtingen tot informatieverstrekking niet bindend zijn voor lidstaten die een alomvattend systeem voor vermindering aan de bron hebben en een marktkapitalisatieratio onder een bepaalde drempel, zoals gedefinieerd in deze richtlijn. De doelstelling om efficiënte en robuuste systemen voor vermindering van te veel ingehouden bronbelasting op de interne markt te bevorderen, moet worden geacht te zijn bereikt wanneer de lidstaten die hun nationale systeem voor vermindering aan de bron blijven toepassen, voldoen aan die twee in deze richtlijn vastgelegde criteria. Ten eerste bestaat er een correlatie tussen marktkapitalisatie en de omvang van de economie en de mogelijke hoogte van de dividenduitkeringen. Lage marktkapitalisatie impliceert een gering volume aan dividenduitkeringen en dus een lager risico op fiscaal misbruik. Wanneer een lidstaat de marktkapitalisatieratiodrempel gedurende een bepaalde periode bereikt of overschrijdt, moeten de gemeenschappelijke regels van deze richtlijn worden toegepast en van toepassing blijven, ongeacht of zijn marktkapitalisatieratio nadien onder die drempel daalt. Ten tweede moeten alomvattende systemen voor vermindering aan de bron die het mogelijk maken het passende belastingtarief op het moment van betaling op eenvoudige en efficiënte wijze toe te passen, worden beschouwd als gelijkwaardig aan het in deze richtlijn vastgelegde systeem voor vermindering aan de bron. Die twee criteria kunnen er samen voor zorgen dat beleggers in de gehele interne markt daadwerkelijk toegang hebben tot efficiënte procedures voor bronbelastingvermindering in alle lidstaten. Voor lidstaten met een relatief kleine aandelenmarkt en waarvan het nationaal systeem voor vermindering aan de bron voldoende efficiënt is, zou een vereiste om deze systemen te veranderen niet als evenredig worden beschouwd. Bovendien zou, aangezien de gemeenschappelijke regels van deze richtlijn bijna de gehele interne markt bestrijken, een passend convergentieniveau worden bereikt. |
(4) |
Bij deze richtlijn wordt de toegang tot de systemen voor belastingvermindering voor beleggers in alle lidstaten geharmoniseerd door te voorzien in een gemeenschappelijk systeem voor vermindering aan de bron en een gemeenschappelijk systeem van snelle teruggave, waarbij de lidstaten nog steeds de mogelijkheid hebben om hun nationale systeem voor vermindering aan de bron te handhaven, onder bepaalde voorwaarden en rekening houdend met de verschillen in de ontwikkeling van de economieën van de lidstaten, en tegelijkertijd in de lidstaten de toegang tot systemen voor belastingvermindering te waarborgen. De betrokken lidstaten die het passend achten om bijvoorbeeld hun instrumenten ter bestrijding van belastingfraude en fiscaal misbruik te versterken, zouden in elk geval, afhankelijk van de risicobeoordelingscriteria, de door deze richtlijn geboden instrumenten kunnen toepassen. |
(5) |
Om als alomvattend te worden beschouwd, moet een nationaal systeem voor vermindering aan de bron een aantal specifieke essentiële kenmerken bezitten, zoals uiteengezet in deze richtlijn. Het moet natuurlijke personen of entiteiten met recht op vermindering ruime toegang bieden en het moet vermindering bieden indien de belastingplichtige daar recht op heeft, tenzij deze de door de lidstaat vereiste informatie niet verstrekt. In beginsel mag de vereiste informatie niet meer behelzen dan de in artikel 12, 13 of 15 bedoelde gegevens. Het nationale systeem voor vermindering aan de bron moet toegang bieden voor zowel directe als indirecte beleggingen en mag geen aanvullendetoegangsbelemmeringen hebben dan die waarin artikel 11, lid 2, voorziet. Niet alleen moet derhalve het nationale systeem voor vermindering aan de bron in de wettelijke mogelijkheid tot belastingvermindering voorzien, maar ook moet de facto belastingvermindering worden toegekend in gevallen waarin de belastingplichtige daar recht op heeft. Het nationale systeem voor vermindering aan de bron mag geen aanvullende verplichting, zoals een parallel rapportagesysteem, opleggen. De lidstaat moet regels vaststellen inzake aansprakelijkheid voor gederfde inkomsten uit bronbelasting, alsmede sancties wegens inbreuken op nationale bepalingen betreffende dat systeem voor vermindering aan de bron. Wat de voorwaarde van de marktkapitalisatieratio betreft, moet de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA) de overeenkomstig de technische reguleringsnormen vereiste gegevens verstrekken. Wanneer een lidstaat niet of niet langer voldoet aan ten minste een van de twee voorwaarden met betrekking tot het alomvattend systeem voor vermindering aan de bron en de drempel voor de marktkapitalisatieratio, moet hij alle bepalingen van deze richtlijn in nationale wetgeving omzetten. |
(6) |
Om een evenredige aanpak te garanderen, moet deze richtlijn betrekking hebben op procedures voor vermindering van te veel ingehouden bronbelasting in de lidstaten die bronbelasting op dividenden in contanten of in aandelen heffen tegen verschillende tarieven naargelang van de fiscale woonplaats van de betrokken belegger. In dergelijke gevallen moeten de lidstaten een belastingvermindering toekennen indien er een hoger belastingtarief is toegepast in een situatie waarvoor een lager tarief geldt. Daarnaast moeten de lidstaten de mogelijkheid hebben om soortgelijke procedures toe te passen met betrekking tot rentebetalingen aan niet-ingezetenen op openbaar verhandelde obligaties, teneinde de betrokken procedure voor belastingvermindering efficiënter te maken en beter te doen naleven door de belastingplichtigen. Lidstaten die geen procedures voor belastingvermindering nodig hebben met betrekking tot te veel ingehouden bronbelasting op dividenden en, in voorkomend geval, rente, vallen niet onder de in deze richtlijn bedoelde procedures. Indien vermindering van te veel ingehouden bronbelasting moet worden toegepast, moet deze richtlijn, om tevens een gemeenschappelijke toegang tot vermindering van te veel ingehouden bronbelasting te waarborgen, voorzien in een gemeenschappelijk systeem voor vermindering aan de bron en een door de lidstaten toe te passen systeem van snelle teruggave. |
(7) |
Aangezien beleggers zich in elke lidstaat kunnen bevinden, moeten de regels voor een gemeenschappelijke en digitale verklaring van fiscale woonplaats (“digital tax residence certificate” — eTRC) in alle lidstaten van toepassing zijn. Om ervoor te zorgen dat alle belastingplichtigen in de Unie toegang hebben tot een gemeenschappelijk, passend en effectief bewijs van fiscale woonplaats, moeten de lidstaten geautomatiseerde procedures volgen voor de afgifte van fiscale verklaringen van woonplaats voor de toepassing van een systeem voor vermindering aan de bron, een alomvattend systeem voor vermindering aan de bron, een systeem van snelle teruggave of een standaardteruggavesysteem teneinde vermindering te verkrijgen van te veel ingehouden bronbelasting op dividenden die zijn uitgekeerd voor openbaar verhandelde aandelen, of op rente die is betaald voor openbaar verhandelde obligaties, indien van toepassing. Bovendien moeten eTRC’s in dezelfde herkenbare en aanvaardbare digitale vorm en met dezelfde inhoud worden afgegeven. |
(8) |
Ten behoeve van de efficiëntie moet de eTRC betrekking hebben op een maximumperiode van het kalenderjaar of van het boekjaar, zoals een overlappend boekjaar of een boekjaar van langere duur dan één kalenderjaar, waarvoor zij is afgegeven, en moet zij geldig blijven voor de verklaring van woonplaats voor de periode waarop zij betrekking heeft. De lidstaten van afgifte moeten een eTRC geheel of gedeeltelijk ongeldig kunnen verklaren indien de belastingautoriteiten over bewijs beschikken dat de belastingplichtige gedurende de gehele bestreken periode of een deel daarvan geen ingezetene van de lidstaat van afgifte is. Om de efficiënte identificatie van entiteiten van de Unie mogelijk te maken, moet de eTRC het fiscaal identificatienummer bevatten of, bij gebreke daarvan, namelijk indien de betrokken lidstaat geen fiscaal identificatienummer afgeeft aan zijn belastingplichtigen, een functioneel equivalent voor belastingdoeleinden. Daarnaast moet, indien de afgevende autoriteit van de eTRC over die gegevens beschikt, de eTRC de Europese unieke identificatiecode (EUID) of de identificatiecode voor juridische entiteiten (LEI) of een registratienummer voor juridische entiteiten dat geldig is voor de gehele bestreken periode, omvatten. Daarnaast moet het, indien er voor een natuurlijke persoon geen fiscaal identificatienummer bestaat omdat de lidstaat van verblijf geen fiscaal identificatienummer afgeeft aan zijn belastingplichtigen, ook mogelijk zijn een functioneel equivalent voor belastingdoeleinden te gebruiken. De gebruikte identificatiecodes moeten geldig zijn voor de gehele bestreken periode. |
(9) |
De eTRC moet een verwijzing bevatten naar het dubbelbelastingverdrag met betrekking waartoe een belastingplichtige verzoekt om in voorkomend geval als fiscaal inwoner te worden beschouwd. Om ervoor te zorgen dat de eTRC door de bronlidstaat wordt erkend als geldig bewijs van fiscale woonplaats, is het, indien vermindering van te veel ingehouden bronbelasting wordt aangevraagd op grond van een dubbelbelastingverdrag, van essentieel belang dat de eTRC een verwijzing naar het toepasselijke dubbelbelastingverdrag bevat. De afgevende autoriteit moet op een bepaalde eTRC naar meer dan één toepasselijk dubbelbelastingverdrag kunnen verwijzen. Hoewel de eTRC in de eerste plaats bedoeld is voor de toepassing van de bronbelastingprocedures, kan zij ook een ruimer toepassingsgebied hebben en dienen als bewijs van fiscale woonplaats voor andere doeleinden dan bronbelastingprocedures. Voor de toepassing van procedures voor bronbelastingvermindering mag de eTRC geen verdere informatie bevatten. De eTRC is enkel bestemd voor eenmalige afgifte gedurende het kalenderjaar of het boekjaar, ook wanneer dezelfde belastingplichtige meermaals in dezelfde bronlidstaten belegt, zolang de fiscale woonplaats van de belastingplichtige maar dezelfde blijft. |
(10) |
Om de doelstelling van een efficiëntere vermindering van te veel ingehouden bronbelasting te verwezenlijken, moeten er in de Unie gemeenschappelijke procedures worden ingevoerd waarmee snel duidelijke en beveiligde informatie kan worden verkregen over de identiteit van de belegger, met name in het geval van grote beleggersbestanden, dat wil zeggen in verband met beleggingen in openbaar verhandelde effecten, waarbij het moeilijk is om de identiteit van de individuele beleggers vast te stellen. Dergelijke procedures moeten ook de toepassing van het juiste belastingtarief op het moment van betaling (vermindering aan de bron) of een snelle teruggave van te veel betaalde belasting mogelijk maken. Aangezien grensoverschrijdende beleggingen gewoonlijk verlopen via een betalingsketen van financieel intermediairs, moeten de relevante procedures het ook mogelijk maken de keten van financieel intermediairs te traceren en te identificeren, en bijgevolg de inkomstenstroom van de instelling die het effect heeft uitgegeven, naar de geregistreerde eigenaar evenals informatie over de onderliggende belegger. Bij de meest voorkomende soorten beleggingsregelingen is doorgaans een bewarende bank of een andere beleggingsentiteit, zoals een makelaar, betrokken die de effecten voor rekening van de onderliggende belegger in eigen naam in haar bezit houdt. Bij die regelingen zou de onderliggende belegger als de geregistreerde eigenaar van de effecten worden beschouwd. Lidstaten die bronbelasting heffen op inkomsten uit effecten en die vermindering van te veel ingehouden bronbelasting verlenen maar geen alomvattend systeem voor vermindering aan de bron hebben, of die een marktkapitalisatieratio hebben die gelijk is aan of hoger is dan de bij deze richtlijn bepaalde drempelwaarde, moeten daarom een nationaal register instellen en bijhouden van de financieel intermediairs die een belangrijke rol spelen in de betalingsketen. Als die financieel intermediairs eenmaal zijn geregistreerd, moeten zij ertoe worden verplicht de beschikbare informatie over de door hen verwerkte dividenduitkeringen of rentebetalingen, indien van toepassing, te verstrekken. De vereiste informatie moet beperkt blijven tot informatie die cruciaal zijn om de betalingsketen te reconstrueren en daarom nuttig is om het risico op belastingfraude of fiscaal misbruik te voorkomen, voor zover de rapporterende intermediair over dergelijke informatie beschikt. Lidstaten die bronbelasting heffen op rente tegen verschillende tarieven en die soortgelijke procedures voor belastingvermindering moeten toepassen, of die beschikken over een alomvattend systeem voor vermindering aan de bron voor dividenduitkeringen en een marktkapitalisatieratio hebben die onder de bij deze richtlijn bepaalde drempel ligt, kunnen ook overwegen om afhankelijk van het geval het ingevoerde nationale register te gebruiken. |
(11) |
Aangezien de financieel intermediairs die het vaakst betrokken zijn bij de betalingsketens voor effecten, grote instellingen zijn, zoals gedefinieerd in Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad (3), en centrale effectenbewaarinstellingen die diensten als inhoudingsplichtige instantie verlenen, moeten die entiteiten worden verplicht te verzoeken om registratie in het nationale register van de lidstaten. Indien dergelijke entiteiten hun activiteiten uitvoeren via een of meer bijkantoren of dochterondernemingen in een lidstaat, moeten zij de registratieverplichting in elke bronlidstaat mogen vervullen, hetzij als één gecertificeerde financieel intermediair op groepsniveau, hetzij op het niveau van een individueel bijkantoor of individuele dochteronderneming, of als een combinatie daarvan. Ook andere financieel intermediairs moeten de mogelijkheid krijgen om naar eigen goeddunken om registratie in het nationale register van de lidstaten te verzoeken. In beide situaties, zowel in het geval van verplichte als van vrijwillige registratie, moeten financieel intermediairs de flexibiliteit hebben om het verzoek zelf in te dienen of zich te laten vertegenwoordigen door een andere financieel intermediair die deel uitmaakt van dezelfde groep en die namens hen optreedt, teneinde de administratieve lasten en de gevolgen voor hun interne organisatie tot een minimum te beperken. Financieel intermediairs moeten om registratie verzoeken door een verzoek in te dienen via het Europees portaal voor gecertificeerde financieel intermediairs (het “portaal”), dat als centraal toegangspunt moet dienen. Dergelijke verzoeken moeten via het portaal naar de betrokken lidstaten worden doorgestuurd. Vervolgens moeten de lidstaten een besluit nemen over het verzoek om registratie. Daarom moet het portaal als instrument dienen dat de besluiten van de lidstaten met betrekking tot de registratie van financieel intermediairs weerspiegelt. |
(12) |
Deze richtlijn moet ook voorzien in regels inzake de eisen voor registratie in nationale registers en in regels inzake afwijzing daarvan. Indien een verzoek om registratie wordt afgewezen, moet het financieel intermediairs nog steeds zijn toegestaan in een later stadium een ander verzoek om registratie in te dienen, indien de redenen voor de afwijzing zijn weggewerkt. Als zij eenmaal zijn geregistreerd, moeten financieel intermediairs in de respectieve lidstaat worden beschouwd als “gecertificeerde financieel intermediairs” en moeten zij worden onderworpen aan de verplichtingen voor gecertificeerde financieel intermediairs uit hoofde van deze richtlijn. De lidstaten moeten het portaal bij elke registratie van een gecertificeerde financieel intermediair actualiseren. Deze richtlijn moet ook voorzien in regels inzake de schrapping van gecertificeerde financieel intermediairs uit het nationale register, of inzake het hen ontzeggen van de mogelijkheid om om vermindering te verzoeken. Indien een lidstaat besluit een gecertificeerd financieel intermediair uit het register te schrappen, een gecertificeerd financieel intermediair de mogelijkheid ontzegt om om vermindering te verzoeken, of een registratieverzoek afwijst, moet die lidstaat het portaal dienovereenkomstig actualiseren. De bedoeling van dergelijke actualiseringen is dat de lidstaten de genomen maatregelen, zoals de schrapping of de afwijzing, kunnen evalueren, en met die maatregelen rekening kunnen houden bij de behandeling van een eventueel verzoek om registratie in hun nationale register van dezelfde financieel intermediair. De nationale regels van de betrokken lidstaat zijn van toepassing op de rechten en verplichtingen van de betrokken partijen, met inbegrip van het recht op beroep, met betrekking tot een besluit van een lidstaat in verband met opname in en schrapping uit zijn nationale register. |
(13) |
Om te zorgen voor meer transparantie met betrekking tot de identiteit en de omstandigheden van de belegger die een dividenduitkering of rentebetaling ontvangt en met betrekking tot de betalingsstroom vanuit de uitgevende instelling, moeten gecertificeerde financieel intermediairs binnen specifieke termijnen relevante informatie verstrekken. Deze richtlijn moet in twee opties voor rapportage voorzien: directe of indirecte rapportage. Bij directe rapportage moet een gecertificeerde financieel intermediair rechtstreeks verslag uitbrengen aan de bevoegde autoriteit van de bronlidstaat. Bij indirecte rapportage moeten de financieel intermediairs de informatie in de hele betalingsketen voor effecten in volgorde verstrekken en met inachtneming van de positie van die gecertificeerde financieel intermediairs in de betalingsketen voor effecten waarvan zij deel uitmaken. Het resultaat moet zijn dat die informatie de inhoudingsplichtige instantie of een aangewezen gecertificeerde financieel intermediair bereikt, die ze aan de bevoegde autoriteit van de bronlidstaat doorgeeft. De doorgegeven gegevens moeten informatie bevatten omtrent het in aanmerking komen van de betrokken belegger, maar moeten beperkt blijven tot de informatie waarover de rapporterende gecertificeerde financieel intermediair beschikt. Voor financieel intermediairs die niet verplicht zijn zich als gecertificeerde financieel intermediair te laten registreren en er niet voor hebben gekozen zich als zodanig te laten registreren, mogen geen rapportageverplichtingen krachtens deze richtlijn gelden. Niettemin blijft informatie over de betalingen die worden afgehandeld door dergelijke intermediairs die geen gecertificeerde financieel intermediairs zijn, relevant voor een correcte reconstructie van de betalingsketen voordat de in deze richtlijn beschreven systemen voor belastingvermindering worden toegepast. |
(14) |
Om informatielacunes in de betalingsketen te voorkomen en beleggers toegang tot procedures voor belastingvermindering te bieden, moet een gecertificeerde financieel intermediair, ongeacht of deze al dan niet rechtstreeks betrokken is bij een specifieke betalingsketen, op grond van deze richtlijn binnen die keten kunnen optreden als financieel intermediair. Dit houdt in dat de gecertificeerde financieel intermediair de verantwoordelijkheden en verplichtingen in verband met informatieverstrekking en met het systeem voor belastingvermindering draagt die de financieel intermediair zou hebben gedragen als deze een gecertificeerde financieel intermediair was geweest. Met behulp van die regeling tussen financieel intermediairs zouden belastingautoriteiten alle relevante informatie kunnen inwinnen en informatie in de gehele betalingsketen op doeltreffende wijze met elkaar in verband kunnen brengen, en zouden beleggers toegang tot het systeem voor belastingvermindering kunnen krijgen, zelfs in gevallen waarbij een financieel intermediair betrokken is die noch in een lidstaat is geregistreerd, noch aan de verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn gebonden is. |
(15) |
Deze richtlijn mag gecertificeerde financieel intermediairs niet beletten taken in verband met de nakoming van hun verplichtingen krachtens deze richtlijn uit te besteden. Daarom moet een gecertificeerde financieel intermediair een beroep op een derde kunnen doen om aan de verplichtingen inzake bronbelastingprocedures te voldoen. Die verplichtingen moeten in ieder geval de verantwoordelijkheid blijven van de gecertificeerde financieel intermediair die zijn of haar taken heeft uitbesteed. |
(16) |
Om de KMU effectiever en concurrerender te maken, moeten de procedures voor vermindering van te veel ingehouden bronbelasting op inkomsten uit effecten worden vergemakkelijkt en versneld wanneer door de betrokken gecertificeerde financieel intermediairs adequate informatie is verstrekt, onder meer over de identiteit van de belegger. De relevante gecertificeerde financieel intermediairs zijn alle gecertificeerde financieel intermediairs in de betalingsketen voor effecten die zich tussen de belegger en de uitgevende instelling van de effecten bevinden en van wie kan worden vereist dat zij informatie verstrekken over betalingen die worden verricht door niet-gecertificeerde financieel intermediairs in de keten. Rekening houdend met de verschillende benaderingen in de lidstaten, moet in twee soorten procedures worden voorzien: ten eerste een systeem voor vermindering aan de bron waarbij het toepasselijke belastingtarief rechtstreeks wordt toegepast bij de inhouding, en ten tweede een systeem van snelle teruggave, waarbij een verzoek om teruggave wordt ingediend door de gecertificeerde financieel intermediair en binnen een in deze richtlijn bepaalde termijn wordt verwerkt door de belastingautoriteit van de bronlidstaat. Indien dergelijke teruggaven niet binnen die termijn worden verwerkt, moet er een rente bij uitstel van betaling worden toegepast indien de nationale regels daarin voorzien. De lidstaten die hoofdstuk III van deze richtlijn toepassen, moeten een systeem voor vermindering aan de bron, een systeem van snelle teruggave of een combinatie van beide kunnen invoeren, waarbij zij ervoor moeten zorgen dat voor alle beleggers ten minste één systeem beschikbaar is, in overeenstemming met de vereisten van deze richtlijn. Een lidstaat die voor een dergelijke combinatie heeft gekozen, moet het gebruik van één systeem kunnen beperken tot specifieke gevallen, zoals scenario’s met een laag risico, mits het andere systeem beschikbaar blijft voor alle andere gevallen die onder deze richtlijn vallen. Wie betalingen ontvangt die buiten het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen, zoals dividenden van beursgenoteerde ondernemingen die worden uitgekeerd aan geregistreerde eigenaars die hun fiscale woonplaats in de bronlidstaat hebben, dividenduitkeringen door niet-beursgenoteerde ondernemingen of rente indien een lidstaat er niet voor heeft gekozen deze richtlijn op rentebetalingen toe te passen, zou nog steeds gerechtigd kunnen zijn om te verzoeken om een vermindering van te veel ingehouden bronbelasting binnen een nationaal systeem voor vermindering aan de bron of voor teruggave dat op de met dergelijke betalingen overeenstemmende procedures van toepassing is. |
(17) |
Indien voor betalingen die onder het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen, niet aan de desbetreffende vereisten van deze richtlijn wordt voldaan, of indien de betrokken belegger dat wenst, moeten de lidstaten procedures voor bronbelastingvermindering toepassen op basis van een nationaal standaardteruggavesysteem als terugval voor de in deze richtlijn vastgelegde versnelde procedures. Beleggers die recht hebben op belastingvermindering, of hun gemachtigden, mogen de in een lidstaat te veel ingehouden bronbelasting slechts kunnen terugvorderen indien de gecertificeerde financieel intermediair niet heeft gebruikgemaakt van het systeem voor vermindering aan de bron of van het systeem van snelle teruggave. |
(18) |
Indien er een risico op belastingfraude of fiscaal misbruik bestaat, moeten de lidstaten fraudebestrijdingsmaatregelen kunnen handhaven en grondig onderzoek kunnen verrichten voordat er een verzoek om snelle teruggave wordt verwerkt. Daartoe moeten de lidstaten het recht hebben om verzoeken om teruggave onder bepaalde voorwaarden af te wijzen. Tot die voorwaarden moeten gevallen behoren waarin niet aan de vereisten voor een dergelijk verzoek is voldaan of waarin de betalingsketen niet kan worden gereconstrueerd. Het moet ook mogelijk zijn om een verzoek om teruggave af te wijzen indien een lidstaat besluit een op risicobeoordelingscriteria gebaseerde controleprocedure of belastingcontrole in te stellen. Het moet mogelijk zijn die controleprocedures of belastingcontroles uit te voeren in alle gevallen die een risico op belastingfraude of fiscaal misbruik inhouden. |
(19) |
Om de systemen voor vermindering van te veel ingehouden bronbelasting te beschermen, moeten de lidstaten die een nationaal register bijhouden ook van gecertificeerde financieel intermediairs vereisen dat zij controleren of beleggers die aanspraak willen maken op vermindering in aanmerking komen. Met name moeten gecertificeerde financieel intermediairs de verklaring van fiscale woonplaats van de betrokken belegger verkrijgen, en een verklaring dat die belegger recht heeft op vermindering van bronbelasting krachtens de nationale regels van de bronlidstaat of een dubbelbelastingverdrag en, indien de bronlidstaat dat voorschrijft, een verklaring dat de belegger de uiteindelijk gerechtigde is met betrekking tot het dividend of de rente overeenkomstig de nationale regels van de bronlidstaat of een dubbelbelastingverdrag, zoals beschreven in het commentaar op artikel 10 of artikel 11 van het OESO-modelverdrag ter voorkoming van dubbele belasting naar het inkomen en naar het vermogen. Bronlidstaten moeten derhalve een verklaring omtrent de uiteindelijk begunstigde kunnen vereisen. |
(20) |
Gecertificeerde financieel intermediairs moeten worden verplicht om het toepasselijke bronbelastingtarief te controleren op basis van de specifieke omstandigheden van de belegger, en om aan te geven of zij op de hoogte zijn van een financiële regeling met betrekking tot de onderliggende effecten die vóór de ex-dividenddatum niet is afgewikkeld, verlopen of anderszins beëindigd. In dat verband moet de verplichting zo worden opgevat dat de gecertificeerde financieel intermediair die het dichtst bij de belegger, zijn of haar cliënt, staat redelijke maatregelen moet nemen om dergelijke controles te goeder trouw uit te voeren. Gecertificeerde financieel intermediairs moeten bijvoorbeeld controleren of de informatie in de eTRC of het equivalent daarvan, of de informatie in de verklaring van de belegger niet in tegenspraak is met de informatie die deze gecertificeerde financieel intermediairs over hun cliënten in het kader van hun normale bedrijfsvoering hebben verzameld. Dergelijke informatie omvat informatie over de rekening van de belegger en andere informatie die zij mogelijk hebben verzameld bij de uitvoering van de toepasselijke “ken-uw-klant”-regels. Gecertificeerde financieel intermediairs mogen derhalve niet worden verplicht nadere controles te verrichten of nadere informatie van hun cliënt te vragen en te verzamelen. Daarnaast moet de belegger ertoe worden verplicht de financieel intermediair in kennis te stellen van eventuele relevante veranderingen in zijn of haar omstandigheden. De lidstaten moeten kunnen toestaan dat er jaarlijks zorgvuldigheidseisen worden toegepast, tenzij de gecertificeerde financieel intermediair weet of behoort te weten dat er zich een verandering in de omstandigheden heeft voorgedaan of dat de informatie onjuist of onbetrouwbaar is. |
(21) |
De toepassing van de procedures voor bronbelastingvermindering uit hoofde van deze richtlijn is onderworpen aan de voorwaarde dat de geregistreerde eigenaar, die ofwel een natuurlijke persoon ofwel een entiteit is en die als houder van de effecten in aanmerking komt voor het dividend of de rente, ook de persoon is die recht heeft op vermindering van de bronbelasting overeenkomstig de nationale regels van de bronlidstaat of, naargelang het geval, een dubbelbelastingverdrag. Indien de geregistreerde eigenaar ook recht heeft op vermindering, moeten alleen de bepalingen voor directe beleggingen gelden. In situaties waarin de geregistreerde eigenaar en de persoon die recht heeft op vermindering niet dezelfde zijn, moeten echter de bepalingen voor indirecte beleggingen gelden. De bepalingen voor indirecte beleggingen kennen belastingvermindering toe in gevallen waarin bepaalde instellingen voor collectieve belegging (ICB’s) of de beleggers daarin wel recht kunnen hebben op belastingvermindering, maar niet de geregistreerde eigenaar zijn omdat de effecten worden aangehouden door een andere rechtspersoon of door een fiscaal transparante ICB. De bepalingen voor indirecte beleggingen waarborgen dat legitieme beleggers toegang hebben tot de procedures uit hoofde van deze richtlijn. Daarom moeten de lidstaten onder het begrip ICB zowel ICB’s verstaan die namens zichzelf recht hebben op vermindering van te veel ingehouden bronbelasting, als ICB’s waarvan de beleggers die aandelen bezitten in een ICB recht hebben op vermindering, op grond van de nationale regels van de bronlidstaat of van een dubbelbelastingverdrag. Wanneer de gecertificeerde financieel intermediair bij indirecte beleggingen betrokken is, moet hij of zij nog altijd verplicht zijn om aan de zorgvuldigheidseisen te voldoen. Bovendien moet de gecertificeerde financieel intermediair aansprakelijk kunnen worden gesteld in geval van belastingderving. |
(22) |
Het is bekend dat er kan worden gebruikgemaakt van financiële regelingen om de eigendom van een effect of relevante beleggingsrisico’s geheel of gedeeltelijk te verschuiven. Het is ook het geval dat dergelijke regelingen zijn gebruikt in constructies inzake dividendarbitrage en dividendstripping, waaronder de cum-ex- en cum-cum-regelingen, met als enige doel teruggave te verkrijgen in gevallen waarin daar geen recht op was of om het bedrag van de teruggave waarop een belegger recht had, te verhogen. Het moet mogelijk zijn regelingen zoals termijncontracten, retrocessietransacties, verstrekking of opneming van effectenleningen, kooptransacties met wederverkoop of verkooptransacties met wederinkoop, derivaten, margeleningstransacties of “contracts for difference” als financiële regelingen te beschouwen in gevallen waarin deze een tijdelijke of permanente scheiding inhouden tussen de natuurlijke persoon of de entiteit die de economische risico’s van de belegging draagt en de wettelijke eigenaar van het aandeel of de onderliggende rechten. Dit zijn slechts enkele voorbeelden. |
(23) |
Voorts wordt er in het geval van financiële regelingen van uitgegaan dat de eigendom van de effecten niet aan de koper of lener wordt overgedragen indien het economische risico bij de verkoper of verstrekker van de effecten blijft berusten bij juridische transacties zoals het verstrekken van een effectenlening, opties of termijncontracten. Het moet mogelijk zijn om elke regeling waarbij de dividenden tussen de betrokken partijen worden vergoed als financiële regeling te beschouwen. De betrokken partijen worden niet altijd vergoed in contanten, maar kunnen ook op meer indirecte manieren worden vergoed, zoals via verschillen in de prijzen van effecten of derivaten. Voor belastingautoriteiten is informatie over financiële regelingen noodzakelijk om belastingfraude en fiscaal misbruik te kunnen bestrijden. Bij directe rapportage mag deze informatie alleen worden vereist van gecertificeerde financieel intermediairs die door hun positie in de keten mogelijk rechtstreeks betrokken zijn geweest bij de financiële regeling in kwestie, wat het geval zal zijn voor de gecertificeerde financieel intermediairs die om vermindering verzoeken. Bij indirecte rapportage moet de informatie over financiële regelingen door de gecertificeerde financieel intermediair van de geregistreerde eigenaar worden verstrekt. In dergelijke gevallen moet de informatie worden verstrekt in de volgorde van de betalingsketen voor effecten, met als laatste schakel de inhoudingsplichtige instantie of een aangewezen gecertificeerde financieel intermediair. Dat betekent dat andere rapporterende gecertificeerde financieel intermediairs de informatie over die financiële regelingen moeten doorgeven aan de inhoudingsplichtige instantie of een aangewezen gecertificeerde financieel intermediair, ook al zijn die gecertificeerde financieel intermediairs niet rechtstreeks betrokken bij de financiële regeling in kwestie. Bij obligaties en rentebetalingen mag informatieverstrekking over financiële regelingen niet worden vereist. |
(24) |
De lidstaten moeten het gebruik van het systeem voor vermindering aan de bron of van het systeem van snelle teruggave kunnen beperken in gevallen waarin een hoog risico op belastingfraude of fiscaal misbruik aanwezig is. Daarom is het passend een lijst op te stellen van dergelijke gevallen, waarin de lidstaten verzoeken om belastingvermindering kunnen uitsluiten en verdere controles kunnen verrichten. Om rekening te houden met de verschillen tussen de nationale rechtsstelsels en vooral met de beoordeling van de belastingrisico’s, mag het opstellen van een dergelijke lijst niet verplicht zijn en moeten de lidstaten zelf kunnen bepalen welke van dergelijke gevallen onder het standaardteruggavesysteem moeten vallen. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat de nationale regels tot omzetting van deze richtlijn niet toestaan dat in gevallen die de lidstaten als een verhoogd risico beschouwen toch vermindering aan de bron of snelle teruggave wordt toegepast. Dankzij dergelijke maatregelen zouden belastingautoriteiten beter in staat zijn om onrechtmatige regelingen te bestrijden, aangezien zij zodoende verdere controles zouden kunnen verrichten om na te gaan of verzoeken om belastingvermindering gerechtvaardigd zijn en moeten worden ingewilligd. Een van die maatregelen bestaat uit een drempel die verband houdt met een brutodividendbedrag. Die drempel moet worden berekend per geregistreerde eigenaar of per belegger die recht heeft op vermindering van te veel ingehouden bronbelasting indien de geregistreerde eigenaar een instelling voor collectieve belegging of een aangewezen rechtspersoon van een dergelijke instelling is. Die drempel mag niet van toepassing zijn in gevallen waarin een instelling voor collectieve belegging die in de Unie is gevestigd en gereglementeerd, of waarvan een beheerder in de Unie is gevestigd en gereglementeerd, een wettelijke pensioenregeling van een lidstaat of een instelling voor bedrijfspensioenvoorziening die overeenkomstig artikel 9, lid 1, van Richtlijn (EU) 2016/2341 van het Europees Parlement en de Raad (4) in een lidstaat is ingeschreven of een vergunning heeft gekregen, recht heeft op vermindering. Die instellingen en regelingen zijn sterk gereglementeerd en zijn onderworpen aan toezicht door de nationale bevoegde autoriteiten en aan robuuste interne controles. Dergelijke regelgeving en toezicht dwingen naleving van de toepasselijke regelgeving af en minimaliseren het risico op belastingfraude en fiscaal misbruik. |
(25) |
In sommige gevallen kunnen belastingplichtigen echter aanspraak maken op het verlaagde bronbelastingtarief, op grond van rechtshandelingen van de Unie die bij nationale regels ten uitvoer worden gelegd. Dat is bijvoorbeeld het geval indien bij nationale regels gewaarborgd is dat de vrijheid van vestiging of het vrije verkeer van kapitaal gelijkelijk wordt toegekend in binnenlandse en niet-binnenlandse vergelijkbare situaties, of indien er een richtlijn is omgezet. In die gevallen kan het uitvoeren van controles nodig zijn, met name om de vergelijkbaarheid van situaties en de toepasselijkheid van het nationale recht op grensoverschrijdende gevallen te beoordelen. Indien dergelijke controles vereist zijn, moet het voor de lidstaten mogelijk zijn om die gevallen binnen hun bestaande nationale systemen voor vermindering aan de bron te behandelen, waardoor op de snelst en veiligst mogelijke wijze vermindering van te veel ingehouden bronbelasting wordt toegepast. |
(26) |
Gelet op de voorname rol van gecertificeerde financieel intermediairs bij het verstrekken van volledige en juiste informatie, die als basis dient voor bronbelastingvermindering of teruggave, is het passend dat de nationale regels van de lidstaten ten minste regels bevatten op grond waarvan gecertificeerde financieel intermediairs aansprakelijk kunnen worden gesteld voor de volledig of gedeeltelijk gederfde inkomsten uit bronbelasting als gevolg van hun volledige of gedeeltelijke verzuim om de belangrijkste verplichtingen van deze richtlijn na te leven. De lidstaten moeten in hun nationale wetgeving een strikte hoofdelijke aansprakelijkheid kunnen vaststellen voor gecertificeerde financieel intermediairs die om vermindering verzoeken. Andere aspecten van de aansprakelijkheid moeten daarnaast volledig geregeld blijven bij de nationale regels van de lidstaten. Bij die andere aspecten kan het gaan om inhoudingsplichtige instanties die gezamenlijk of afzonderlijk optreden, maar niet als gecertificeerde financieel intermediairs, en gevallen in verband met de rechtstreekse of onrechtstreekse aansprakelijkheid van geregistreerde eigenaars en beleggers die onvolledige of onjuiste informatie aan gecertificeerde financieel intermediairs verstrekken. Deze richtlijn bevat geen aansprakelijkheidsregels met betrekking tot het standaardteruggavesysteem. |
(27) |
Om de doeltreffendheid van de toepasselijke regels te garanderen, moeten de lidstaten regels vaststellen inzake sancties voor inbreuken op krachtens deze richtlijn vastgestelde nationale bepalingen. Die sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. |
(28) |
De juiste omzetting van deze richtlijn in elke betrokken lidstaat is van cruciaal belang voor de bevordering van de KMU als geheel en voor de bescherming van de belastinginkomsten van de lidstaten. De lidstaten moeten de Commissie daarom regelmatig statistische informatie verstrekken over de uitvoering en handhaving op hun grondgebied van de nationale maatregelen die uit hoofde van deze richtlijn zijn vastgesteld. De Commissie moet op basis van de door de lidstaten verstrekte informatie en andere beschikbare gegevens een evaluatie opstellen om de effectiviteit van de toepasselijke regels te beoordelen. In dat verband moet de Commissie nagaan of de krachtens deze richtlijn ingevoerde regels moeten worden bijgewerkt. |
(29) |
Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze richtlijn, met name voor de digitale verklaring van fiscale woonplaats, het portaal, de gegevensverstrekking door financieel intermediairs, de verklaring van de geregistreerde eigenaar en het verzoek om belastingvermindering op grond van deze richtlijn, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend om standaardformulieren vast te stellen met een beperkt aantal onderdelen, waaronder de talenregeling. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (5). |
(30) |
Elke verwerking van persoonsgegevens in het kader van deze richtlijn moet voldoen aan Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad (6). De gegevensverwerkingsoperaties waarin deze richtlijn voorziet hebben als doel om een algemeen openbaar belang te dienen, namelijk belastingheffing, en de aanvullende doelen van bestrijding van belastingfraude, -ontduiking en -ontwijking, het veiligstellen van belastinginkomsten en het bevorderen van billijke belastingheffing, wat de mogelijkheden voor sociale, politieke en economische inclusie in de lidstaten vergroot. Voor de correcte toepassing van deze richtlijn en ter waarborging van die doelstellingen van algemeen openbaar belang moeten de lidstaten de mogelijkheid hebben om de reikwijdte van bepaalde rechten van betrokkenen, zoals vermeld in Verordening (EU) 2016/679, te beperken. Die beperkingen mogen echter niet verder gaan dan hetgeen strikt noodzakelijk is om die doelstellingen te verwezenlijken. Met betrekking tot de extra informatie die op grond van deze richtlijn kan worden vereist om de fiscale woonplaats van de belastingplichtige aan te tonen, moet het vergaren van dergelijke informatie met betrekking tot een natuurlijke persoon zo worden opgevat dat dit zich beperkt tot het identificeren van die natuurlijke persoon. |
(31) |
Aangezien de doelstelling van deze richtlijn niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar wegens het grensoverschrijdende karakter van de betrokken transacties en de noodzaak om de nalevingskosten in de interne markt als geheel te verminderen, beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om die doelstelling te verwezenlijken. |
(32) |
De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming is geraadpleegd overeenkomstig artikel 42, lid 1, van Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad (7), en heeft op 8 augustus 2023 een advies uitgebracht, |
HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
HOOFDSTUK I
Algemene bepalingen
Artikel 1
Onderwerp
Bij deze richtlijn worden regels vastgesteld inzake:
a) |
de afgifte van een digitale verklaring van fiscale woonplaats door de lidstaten, en |
b) |
de procedure voor vermindering van te veel ingehouden bronbelasting die door een lidstaat kan worden geheven op dividenden van openbaar verhandelde aandelen en, indien van toepassing, op rente van openbaar verhandelde obligaties, die worden uitgekeerd aan geregistreerde eigenaars met fiscale woonplaats buiten die lidstaat. |
Artikel 2
Toepassingsgebied
-
1.De hoofdstukken I en IV zijn van toepassing op alle lidstaten. Hoofdstuk II is van toepassing op alle lidstaten met betrekking tot alle natuurlijke personen en entiteiten met fiscale woonplaats in hun rechtsgebied.
-
2.Hoofdstuk III wordt van toepassing op alle lidstaten die vermindering van te veel ingehouden bronbelasting toekennen op dividenden uitgekeerd voor openbaar verhandelde aandelen die zijn uitgegeven door een entiteit die haar fiscale woonplaats in hun rechtsgebied heeft, indien:
a) |
zij niet beschikken over een alomvattend systeem voor vermindering aan de bron dat van toepassing is op te veel ingehouden bronbelasting, of |
b) |
hun marktkapitalisatieratio, zoals uiteengezet in de vier meest recente publicaties van de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA) die beschikbaar zijn op 31 december 2028, gelijk is aan of groter is dan 1,5 % voor elk van de vier opeenvolgende jaren. |
-
3.Een lidstaat die beschikt over een alomvattend systeem voor vermindering aan de bron dat van toepassing is op de te veel ingehouden bronbelasting op dividenden die zijn uitgekeerd voor door een ingezetene van zijn rechtsgebied uitgegeven openbaar verhandelde aandelen, kan ervoor kiezen hoofdstuk III toe te passen indien zijn marktkapitalisatieratio, zoals vermeld in de vier meest recente publicaties van de ESMA die beschikbaar zijn op 31 december 2028, lager is dan 1,5 % voor minstens een van de vier opeenvolgende jaren.
-
4.Een lidstaat past hoofdstuk III toe binnen vijf jaar na de vierde opeenvolgende publicatie van gegevens door de ESMA waaruit blijkt dat de marktkapitalisatieratio van die lidstaat tijdens elk van de vier opeenvolgende jaren 1,5 % bereikt heeft of overschreden heeft.
-
5.Een lidstaat die vermindering van te veel ingehouden bronbelasting toekent op rente betaald voor door een ingezetene van zijn rechtsgebied uitgegeven openbaar verhandelde obligaties, kan hoofdstuk III toepassen.
-
6.Zodra hoofdstuk III op grond van lid 2 of lid 4 op een lidstaat van toepassing wordt, blijft het op die lidstaat van toepassing, ongeacht of nog steeds aan de voorwaarden voor de toepassing ervan wordt voldaan.
Wanneer een lidstaat ervoor kiest om hoofdstuk III toe te passen op grond van lid 3 van dit artikel, kan de uitoefening van die keuze niet herroepen worden.
Artikel 3
Definities
-
1.Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:
1) |
“te veel ingehouden bronbelasting”: het verschil tussen het bedrag van de bronbelasting die door een lidstaat wordt geheven op dividenduitkeringen of rentebetalingen op effecten aan niet-ingezeten eigenaars door toepassing van het algemene binnenlandse tarief en het lagere bedrag van de bronbelasting die door die lidstaat op dezelfde dividenden of rente wordt geheven overeenkomstig een dubbelbelastingverdrag of specifieke nationale regels, naargelang het geval; |
2) |
“openbaar verhandeld aandeel”: aandeel dat is toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt of wordt verhandeld op een multilaterale handelsfaciliteit; |
3) |
“openbaar verhandelde obligatie”: een obligatie die is toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt of wordt verhandeld op een multilaterale handelsfaciliteit of op een georganiseerde handelsfaciliteit; |
4) |
“financieel intermediair”: een van de volgende entiteiten die deel uitmaakt van de betalingsketen voor effecten tussen de entiteit die effecten uitgeeft en de geregistreerde eigenaar die betalingen op die effecten ontvangt:
|
5) |
“gecertificeerde financieel intermediair”: een financieel intermediair die is geregistreerd in een nationaal register als bedoeld in artikel 5; |
6) |
“entiteit”: een rechtspersoon of een juridische constructie, met inbegrip van, maar niet beperkt tot, een vennootschap, een samenwerkingsverband, een trust of een stichting; |
7) |
“instelling voor collectieve belegging”: een icbe, een EU-abi of een EU-abi-beheerder, of een alternatieve beleggingsinstelling die wordt beheerd door een beheerder van een alternatieve beleggingsinstelling die in de Europese Unie is gevestigd (EU-abi-beheerder), of elk ander vehikel voor collectieve belegging dat, op basis van de nationale regels van de bronlidstaat of van een dubbelbelastingverdrag, recht heeft op een vermindering van te veel ingehouden bronbelasting, of een vehikel voor collectieve belegging waarvan de onderliggende beleggers recht hebben op een dergelijke vermindering die namens hen kan worden aangevraagd, met uitzondering van dergelijke vehikels voor collectieve belegging die zijn gevestigd of waarvan de beheerder of bewaarder is gevestigd in een derde land dat is opgenomen in bijlage I van de conclusies van de Raad betreffende de herziene EU-lijst van jurisdicties die niet-coöperatief zijn op belastinggebied of in tabel I van de bijlage bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/1675 van de Commissie (9); |
8) |
“instelling voor bedrijfspensioenvoorziening”: een instelling voor bedrijfspensioenvoorziening als gedefinieerd in artikel 6, punt 1, van Richtlijn (EU) 2016/2341; |
9) |
“EUID”: de Europese unieke identificatiecode als bedoeld in artikel 16 van Richtlijn (EU) 2017/1132 van het Europees Parlement en de Raad (10); |
10) |
“fiscaal identificatienummer” of “FIN”: de unieke identificatiecode voor belastingdoeleinden van een geregistreerde eigenaar in een lidstaat; |
11) |
“procedure voor bronbelastingvermindering”: een procedure waarbij een geregistreerde eigenaar die dividenduitkeringen of rentebetalingen ontvangt uit effecten die onderworpen kunnen zijn aan te veel ingehouden bronbelasting, wordt ontheven van, of een terugbetaling ontvangt voor, een dergelijke te veel ingehouden bronbelasting; |
12) |
“bevoegde autoriteit”: de autoriteit die overeenkomstig artikel 5 door een lidstaat is aangewezen, met inbegrip van elke persoon die overeenkomstig de nationale regels door een dergelijke autoriteit is gemachtigd om namens haar voor de toepassing van deze richtlijn op te treden; |
13) |
“effect”: een openbaar verhandeld aandeel of een openbaar verhandelde obligatie; |
14) |
“representatieve certificaten”: op de kapitaalmarkt van een lidstaat of een derde land verhandelbare financiële instrumenten die eigendom vertegenwoordigen van de effecten van een uitgevende instelling in de Unie, en die op een handelsplatform in een lidstaat of een derde land, onafhankelijk van de effecten van de uitgevende instelling, worden verhandeld; |
15) |
“grote instelling”: een grote instelling als gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 146), van Verordening (EU) nr. 575/2013; |
16) |
“groep”: een groep als gedefinieerd in artikel 2, punt 12, van Richtlijn (EU) 2002/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (11); |
17) |
“inhoudingsplichtige instantie”: een entiteit die op grond van de nationale regels van de bronlidstaat verantwoordelijk of gemachtigd is om bronbelasting op dividenduitkeringen of rentebetalingen op effecten in te houden en deze bronbelasting aan de belastingautoriteit van de bronlidstaat af te dragen; |
18) |
“registratiedatum”: door de uitgevende instelling van een effect vastgestelde datum waarop de identiteit van de houder van dat effect en de daaruit voortvloeiende rechten worden vastgesteld op basis van de afgewikkelde posities zoals die zijn vastgelegd in de administratie van de financieel intermediair, door giralisering aan het eind van de werkdag; |
19) |
“afwikkeling”: de voltooiing van een effectentransactie waar deze is gesloten met het doel verplichtingen van de partijen bij die transactie te vervullen middels de overboeking van geld of effecten dan wel van beide, zoals gedefinieerd in artikel 2, lid 1, punt 7, van Verordening (EU) nr. 909/2014; |
20) |
“geregistreerde eigenaar”: een natuurlijke persoon of een entiteit die gerechtigd is dividenduitkeringen of rente op effecten te ontvangen waarop in een lidstaat bronbelasting wordt ingehouden, als de houder van de effecten op de registratiedatum, onverminderd de aanpassingen aan transacties in afwachting van afwikkeling die overeenkomstig de nationale regels van de bronlidstaat gedaan zouden kunnen worden, en die geen financieel intermediair is die voor rekening van anderen handelt met betrekking tot die dividenden rente; |
21) |
“beleggingsrekening”: de door financieel intermediairs aan geregistreerde eigenaars verstrekte rekening(en) via welke hun effecten worden aangehouden of geregistreerd; |
22) |
“kasrekening”: de rekening(en) waarop de betalingen in verband met de op de beleggingsrekening aangehouden of geregistreerde effecten worden verricht; |
23) |
“ex-dividenddatum”: de datum vanaf wanneer de aandelen worden verhandeld zonder de uit de aandelen voortvloeiende rechten, waaronder het recht om deel te nemen aan en te stemmen op een algemene vergadering, indien van toepassing; |
24) |
“betalingsdatum”: de datum waarop de betaling van het dividend op een openbaar verhandeld aandeel of de rente op een openbaar verhandelde obligatie aan de geregistreerde eigenaar verschuldigd is; |
25) |
“financiële regeling”: elke regeling, of elk geheel van regelingen, of elke contractuele verplichting, waarbij:
|
26) |
“betalingsketen voor effecten”: de opeenvolging van financieel intermediairs die de dividenduitkeringen of rentebetalingen op effecten afhandelen tussen de instelling die de effecten heeft uitgegeven en een geregistreerde eigenaar aan wie dividenden of rente op deze effecten worden betaald, met inbegrip van makelaars die vergunninghoudende beleggingsondernemingen zijn krachtens Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad (12) of die vergunninghoudende kredietinstellingen zijn krachtens Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad (13), wanneer zij een of meer beleggingsdiensten verlenen of beleggingsactiviteiten verrichten, alsook rechtspersonen uit derde landen waaraan krachtens vergelijkbare regels van een derde woonland vergunning is verleend wanneer zij beleggingsdiensten verlenen of beleggingsactiviteiten verrichten; |
27) |
“dubbelbelastingverdrag”: een overeenkomst die of verdrag dat voorziet in de opheffing van dubbele belasting van inkomsten en, indien van toepassing, van kapitaal, en van toepassing is tussen twee of meer rechtsgebieden; |
28) |
“bronlidstaat”: de lidstaat waar de uitgevende instelling van het effect waarop dividenden worden uitgekeerd of rente wordt betaald, gevestigd is; |
29) |
“systeem van snelle teruggave”: een systeem waarbij een dividenduitkering of rentebetaling wordt verricht met inachtneming van het algemene binnenlandse bronbelastingtarief, gevolgd door een verzoek om teruggave van de te veel ingehouden bronbelasting binnen de in artikel 14 bepaalde termijn; |
30) |
“systeem voor vermindering aan de bron”: een systeem waarbij het toepasselijke bronbelastingtarief, in overeenstemming met de toepasselijke nationale regels of internationale overeenkomsten, zoals het toepasselijke dubbelbelastingverdrag, wordt toegepast op het moment van dividenduitkering of rentebetaling; |
31) |
“alomvattend systeem voor vermindering aan de bron”: een systeem voor vermindering aan de bron dat door een lidstaat wordt toegepast en aan alle volgende voorwaarden voldoet:
|
32) |
“marktkapitalisatie”: de totale waarde van de openbaar verhandelde aandelen van ondernemingen waarvan de aandelen zijn toegelaten tot de handel op een gereguleerde markt of op een multilaterale handelsfaciliteit, die in een lidstaat zijn vertegenwoordigd zoals jaarlijks gepubliceerd door de ESMA; |
33) |
“marktkapitalisatieratio”: de verhouding, uitgedrukt als percentage van de marktkapitalisatie van een lidstaat op 31 december van een bepaald jaar, ten opzichte van de totale marktkapitalisatie van de Unie op 31 december van datzelfde jaar; |
34) |
“standaardteruggavesysteem”: een systeem waarbij een dividenduitkering of rentebetaling wordt verricht met inachtneming van het algemene binnenlandse bronbelastingtarief, gevolgd door een verzoek om teruggave van de te veel ingehouden bronbelasting dat niet onder de procedure van artikel 14 valt; |
35) |
“beleggingsonderneming”: een beleggingsonderneming als gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 1, van Richtlijn 2014/65/EU; |
36) |
“icbe”: een icbe als gedefinieerd in artikel 1, lid 2, van Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad (14); |
37) |
“EU-abi”: een EU-abi als gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt k), van Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad (15); |
38) |
“EU-abi-beheerder”: een EU-abi-beheerder als bedoeld in artikel 4, lid 1, punt l), van Richtlijn 2011/61/EU. |
-
2.Voor de toepassing van lid 1, punten 2) en 3), van dit artikel, betekenen “gereglementeerde markt”, “multilaterale handelsfaciliteit” en “georganiseerde handelsfaciliteit” respectievelijk een gereglementeerde markt, een multilaterale handelsfaciliteit en een georganiseerde handelsfaciliteit als gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punten 21, 22 en 23, van Richtlijn 2014/65/EU.
-
3.Voor de toepassing van lid 1, punt 20), kunnen bronlidstaten overeenkomstig hun nationale regels, in plaats van de houder van de onderliggende effecten, de houder van representatieve certificaten als de geregistreerde eigenaar beschouwen alsof de houder van representatieve certificaten rechtstreeks in die effecten heeft belegd.
HOOFDSTUK II
Digitale verklaring van fiscale woonplaats
Artikel 4
Digitale verklaring van fiscale woonplaats (eTRC)
-
1.De lidstaten voorzien in een geautomatiseerde procedure voor de afgifte van een digitale verklaring van fiscale woonplaats (eTRC) aan natuurlijke personen of entiteiten die worden geacht hun fiscale woonplaats in hun rechtsgebied te hebben.
-
2.Onder voorbehoud van lid 4 geven de lidstaten de eTRC af op basis van de informatie waarvan de afgevende autoriteit op de hoogte is op de datum van afgifte, binnen 14 kalenderdagen na de indiening van een verzoek. De eTRC voldoet aan de technische vereisten van bijlage I en bevat de volgende informatie:
a) |
indien de belastingplichtige een natuurlijke persoon is, de voor- en achternaam, de geboortedatum en het fiscaal identificatienummer of, bij afwezigheid daarvan, een functioneel equivalent dat voor belastingdoeleinden wordt gebruikt; |
b) |
indien de belastingplichtige een entiteit is, de naam, het fiscaal identificatienummer of, bij afwezigheid daarvan, een functioneel equivalent dat voor belastingdoeleinden wordt gebruikt, en, indien beschikbaar, de Europese unieke identificatiecode (EUID) of de identificatiecode voor juridische entiteiten (LEI) of een registratienummer voor rechtspersonen dat geldig is voor de gehele door de eTRC bestreken periode; |
c) |
het adres van de belastingplichtige; |
d) |
de datum van afgifte van de eTRC; |
e) |
de bestreken periode; |
f) |
de belastingautoriteit die de eTRC afgeeft; |
g) |
een of meer dubbelbelastingverdragen op grond waarvan de belastingplichtige verzoekt te worden beschouwd als fiscaal inwoner in de lidstaat van afgifte, indien van toepassing; |
h) |
alle aanvullende informatie die nodig is om de fiscale woonplaats van de belastingplichtige aan te tonen, voor zover de eTRC niet zal worden gebruikt voor vermindering van te veel ingehouden bronbelasting binnen de Unie. |
-
3.De eTRC:
a) |
bestrijkt een periode die niet langer is dan het kalenderjaar of het boekjaar waarvoor zij is afgegeven, naargelang het geval in de lidstaat van afgifte, en |
b) |
is geldig voor het aantonen van de woonplaats tijdens de bestreken periode, tenzij de lidstaat die de eTRC afgeeft over het bewijs beschikt dat de persoon op wie de eTRC betrekking heeft gedurende die periode of een deel daarvan geen fiscale woonplaats in zijn rechtsgebied heeft en die lidstaat de eTRC geheel of gedeeltelijk ongeldig maakt. |
-
4.Indien er meer dan 14 kalenderdagen nodig zijn om de fiscale woonplaats van een specifieke belastingplichtige te verifiëren, stelt de lidstaat de natuurlijke persoon of entiteit die de eTRC aanvraagt in kennis van de extra tijd die nodig is en van de redenen voor de vertraging.
-
5.De lidstaten erkennen een door een andere lidstaat afgegeven eTRC als bewijs van fiscale woonplaats van een belastingplichtige in die andere lidstaat overeenkomstig lid 3, onverminderd de mogelijkheid voor de lidstaten om aan te tonen dat die belastingplichtige zijn fiscale woonplaats in hun rechtsgebied heeft.
-
6.Een lidstaat neemt passende maatregelen om te eisen dat een natuurlijke persoon of entiteit die geacht wordt zijn of haar fiscale woonplaats in zijn rechtsgebied te hebben, de belastingautoriteit die de eTRC afgeeft in kennis stelt van elke wijziging die van invloed kan zijn op de geldigheid of inhoud van de eTRC.
-
7.De lidstaten nemen de nodige maatregelen om te eisen dat een eTRC wordt verstrekt, wanneer het aantonen van fiscale woonplaats vereist is voor een natuurlijke persoon of entiteit die geacht wordt fiscaal inwoner van een lidstaat te zijn om een verzoek in te dienen tot toepassing van vermindering aan de bron of van snelle teruggave, teneinde vermindering te verkrijgen van te veel ingehouden bronbelasting op dividenden die zijn uitgekeerd voor openbaar verhandelde aandelen, of op rente betaald voor openbaar verhandelde obligaties die zijn uitgegeven door een ingezetene van hun rechtsgebied, indien van toepassing.
-
8.De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast tot vaststelling van geautomatiseerde standaardformulieren voor de afgifte van een eTRC, waaronder de talenregeling en technische protocollen, waaronder van beveiligingsstandaarden. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 21 bedoelde onderzoeksprocedure.
HOOFDSTUK III
Procedure voor bronbelastingvermindering
Afdeling 1
Gecertificeerde financieel intermediairs
Artikel 5
Nationaal register van gecertificeerde financieel intermediairs
-
1.De in artikel 2, leden 2 en 4, bedoelde lidstaten stellen een nationaal register van gecertificeerde financieel intermediairs in.
-
2.De in artikel 2, leden 3 en 5, bedoelde lidstaten die ervoor kiezen hoofdstuk III toe te passen, stellen een nationaal register van gecertificeerde financieel intermediairs in.
-
3.De lidstaten die op grond van lid 1 of lid 2, een nationaal register instellen, wijzen een bevoegde autoriteit aan die verantwoordelijk is voor het bijhouden en bijwerken van dat nationale register.
-
4.Het nationale register bevat de volgende informatie over gecertificeerde financieel intermediairs:
a) |
de naam van de gecertificeerde financieel intermediair; |
b) |
de datum van registratie van de gecertificeerde financieel intermediair; |
c) |
de contactgegevens en, in voorkomend geval, de website(s) van de gecertificeerde financieel intermediair; |
d) |
de EUID of, wanneer de gecertificeerde financieel intermediair niet over een EUID beschikt, de identificatiecode voor juridische entiteiten (LEI) of een registratienummer voor rechtspersonen afgegeven door het woonland. |
-
5.Voor de toepassing van dit artikel en van de artikelen 10 tot en met 15 staan de lidstaten toe dat een gecertificeerde financieel intermediair de in de artikelen 10 tot en met 15 vastgelegde verplichtingen en verantwoordelijkheden op zich neemt met betrekking tot de positie van een financieel intermediair die deel uitmaakt van de betalingsketen voor effecten en geen gecertificeerde financieel intermediair is, indien de financieel intermediair en de gecertificeerde financieel intermediair daarmee hebben ingestemd.
-
6.De nationale registers worden voor het publiek toegankelijk gemaakt op het in artikel 6 bedoelde Europese portaal voor gecertificeerde financieel intermediairs (het “portaal”), via een website van de Commissie, en worden ten minste eenmaal per maand geactualiseerd.
-
7.De lidstaten blijven verantwoordelijk voor besluiten inzake de registratie of afwijzing van een financieel intermediair of inzake de schrapping van een financieel intermediair uit hun nationale registers, evenals voor de maatregelen die aan financieel intermediairs worden opgelegd.
-
8.Rechten en verplichtingen die voortvloeien uit besluiten als bedoeld in lid 7 zijn van toepassing vanaf de kennisgeving door de overeenkomstige lidstaat aan de betrokken financieel intermediair.
-
9.De Commissie wordt in geen geval aansprakelijk gesteld voor de inhoud op het portaal of voor het niet uitwisselen van informatie tussen de lidstaten inzake de registratie of afwijzing van een financieel intermediair of de schrapping van een financieel intermediair uit hunb nationaal register, of voor door lidstaten aan financieel intermediairs opgelegde maatregelen.
Artikel 6
Ontwikkeling en beheer van het Europees portaal voor gecertificeerde financieel intermediairs
-
1.De Commissie ontwikkelt en beheert het Europees portaal voor gecertificeerde financieel intermediairs (het “portaal”), hetzij met eigen middelen, hetzij via een derde partij.
-
2.Indien de Commissie besluit het portaal door derden te laten ontwikkelen of beheren, kiest de Commissie die derde en legt zij de met die derde gesloten overeenkomst ten uitvoer overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (16).
-
3.Het portaal fungeert als elektronisch toegangspunt voor financieel intermediairs die verzoeken om zich te registreren in de nationale registers van de lidstaten. Het portaal maakt informatie-uitwisseling tussen de lidstaten mogelijk inzake de registratie of de afwijzing van een financieel intermediair en inzake de schrapping van een financieel intermediair uit een nationaal register, evenals inzake de maatregelen die aan financieel intermediairs worden opgelegd.
-
4.De lidstaten zorgen ervoor dat de in de artikelen 7, 8 en 9 van deze richtlijn bedoelde informatie wordt verstrekt aan het portaal en dat hun nationale registers op dit portaal interoperabel zijn.
-
5.De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast tot vaststelling van de technische specificaties voor het beheer van het portaal. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 21 bedoelde onderzoeksprocedure.
Artikel 7
Vereiste om te registreren als gecertificeerde financieel intermediair
-
1.De lidstaten die overeenkomstig artikel 5 een nationaal register bijhouden, vereisen dat alle grote instellingen die dividenduitkeringen en, voor zover van toepassing, rentebetalingen op door een ingezetene van hun rechtsgebied uitgegeven effecten verwerken, en centrale effectenbewaarinstellingen als bedoeld in artikel 3, lid 1, punt 4), die voor dezelfde betalingen de inhoudingsplichtige instantie zijn, zich in hun nationale register laten registreren.
-
2.De lidstaten die overeenkomstig artikel 5 een nationaal register bijhouden, maken het mogelijk dat elke financieel intermediair die aan de vereisten van artikel 8 voldoet, op verzoek in dat nationale register wordt geregistreerd.
Artikel 8
Registratieprocedure
-
1.De lidstaten zorgen ervoor dat wanneer een financieel intermediair een verzoek om registratie in hun nationale register indient, dit verzoek binnen drie maanden na de datum van indiening wordt goedgekeurd, mits de financieel intermediair aantoont dat hij aan alle volgende vereisten voldoet:
a) |
hij is fiscaal inwoner van een lidstaat of een rechtsgebied van een derde land dat niet is opgenomen in bijlage I bij de conclusies van de Raad betreffende de herziene EU-lijst van jurisdicties die niet-coöperatief zijn op belastinggebied noch in tabel I van de bijlage bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/1675; |
b) |
indien de verzoekende financieel intermediair een kredietinstelling, een beleggingsonderneming of een centrale effectenbewaarinstelling is, vergunning door de bevoegde autoriteit in het rechtsgebied van de fiscale woonplaats om bewaarnemingsactiviteiten te verrichten, of, indien de verzoekende financieel intermediair een centrale effectenbewaarinstelling is, vergunning door de bevoegde autoriteit in het rechtsgebied van de fiscale woonplaats om die activiteiten uit te voeren; indien de verzoekende financieel intermediair zijn of haar fiscale woonplaats in een rechtsgebied van een derde land heeft en een dergelijke vergunning heeft verkregen op grond van nationale regels die door een lidstaat niet vergelijkbaar worden geacht met Richtlijn 2013/36/EU of Richtlijn 2014/65/EU, naargelang het geval, kan die lidstaat van oordeel zijn dat aan dit vereiste niet is voldaan; |
c) |
verklaring van naleving van de bepalingen van Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad (17), naargelang het geval, of van vergelijkbare regels van een rechtsgebied van een derde land dat niet is opgenomen in bijlage I bij de conclusies van de Raad betreffende de herziene EU-lijst van jurisdicties die niet-coöperatief zijn op belastinggebied of in tabel I van de bijlage bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/1675. |
-
2.Een lidstaat staat een gecertificeerde financieel intermediair toe om namens een andere financieel intermediair die deel uitmaakt van dezelfde groep op te treden en de in artikel 7 vastgelegde verplichting en de in de artikelen 10 tot en met 15 vastgelegde verplichtingen en verantwoordelijkheden op zich te nemen.
-
3.Indien de verzoekende financieel intermediair zijn of haar fiscale woonplaats in een rechtsgebied van een derde land heeft waar noch Richtlijn 2010/24/EU noch een overeenkomst die voorziet in bijstand bij de inning van belastingen van toepassing is op de gehele of gedeeltelijke inning van gederfde inkomsten uit bronbelasting op grond van artikel 18, kan de lidstaat waaraan het verzoek is gericht voldoende en evenredige waarborgen vereisen om de inning van die gederfde inkomsten in verband met de verzoeken om belastingvermindering te waarborgen.
-
4.De lidstaten kunnen het registratieverzoek afwijzen indien:
a) |
de betrokken financieel intermediair een of meer strafbare feiten of inbreuken heeft gepleegd krachtens de nationale regels van een lidstaat of van een ander rechtsgebied en die strafbare feiten of inbreuken tot gederfde inkomsten uit bronbelasting hebben geleid, of |
b) |
een lidstaat of een ander rechtsgebied een onderzoek heeft geopend naar mogelijke belastingfraude of fiscaal misbruik met betrekking tot de betrokken financieel intermediair, dat kan leiden tot gederfde inkomsten uit bronbelasting. |
Voor de toepassing van punt a) neemt de bronlidstaat die strafbare feiten of inbreuken slechts in aanmerking voor zover die lidstaat daar niet meer dan tien jaar vóór de indiening van het registratieverzoek kennis van heeft genomen.
-
5.Financieel intermediairs stellen de bevoegde autoriteit van de lidstaat onverwijld in kennis van elke wijziging in de overeenkomstig lid 1, punten a), b) en c), verstrekte informatie.
-
6.Indien het registratieverzoek wordt afgewezen op grond van lid 4, zorgt de lidstaat ervoor dat het de financieel intermediair is toegestaan een ander registratieverzoek in te dienen, indien de lidstaat heeft vastgesteld dat de omstandigheden die tot afwijzing hebben geleid, zijn verholpen.
Artikel 9
Schrapping uit het nationale register
-
1.Een lidstaat schrapt uit zijn nationale register elke op grond van artikel 7, lid 2, geregistreerde gecertificeerde financieel intermediair, indien de gecertificeerde financieel intermediair:
a) |
om een dergelijke schrapping verzoekt, of |
b) |
niet langer aan de vereisten van artikel 8 voldoet. |
-
2.Een lidstaat kan uit zijn nationaal register elke op grond van artikel 7, lid 2, geregistreerde gecertificeerde financieel intermediair schrappen indien:
a) |
er is vastgesteld dat de geregistreerde gecertificeerde financieel intermediair zijn of haar verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn of Richtlijn (EU) 2015/849 of uit hoofde van vergelijkbare regels van een derde woonland voor belastingdoeleinden niet is nagekomen, of |
b) |
er is vastgesteld dat de geregistreerde gecertificeerde financieel intermediair een of meer strafbare feiten of inbreuken heeft gepleegd krachtens de nationale regels van een lidstaat of van een ander rechtsgebied en die strafbare feiten of inbreuken tot gederfde inkomsten uit bronbelasting hebben geleid, of |
c) |
een lidstaat of een ander rechtsgebied met betrekking tot de gecertificeerde financieel intermediair een onderzoek heeft geopend naar mogelijke belastingfraude die of mogelijk fiscaal misbruik dat tot gederfde inkomsten uit bronbelasting kan leiden. |
Voor de toepassing van punt b) neemt de bronlidstaat die strafbare feiten of inbreuken slechts in aanmerking voor zover die lidstaat daar niet meer dan tien jaar vóór de schrapping van de financieel intermediair kennis van heeft genomen.
-
3.Een lidstaat kan elke op grond van artikel 7, lid 1, geregistreerde gecertificeerde financieel intermediair verbieden om te verzoeken om vermindering uit hoofde van deze richtlijn indien:
a) |
er is vastgesteld dat deze zijn of haar verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn of Richtlijn (EU) 2015/849 of uit hoofde van vergelijkbare regels van een derde woonland voor belastingdoeleinden niet is nagekomen, of |
b) |
er is vastgesteld dat deze een of meer strafbare feiten of inbreuken heeft gepleegd krachtens de nationale regels van een lidstaat of van een ander rechtsgebied en die strafbare feiten of inbreuken tot gederfde inkomsten uit bronbelasting hebben geleid, of |
c) |
een lidstaat of een ander rechtsgebied met betrekking tot de gecertificeerde financieel intermediair een onderzoek heeft geopend naar mogelijke belastingfraude die of mogelijk fiscaal misbruik dat tot gederfde inkomsten uit bronbelasting kan leiden. |
Voor de toepassing van punt b) neemt de bronlidstaat die strafbare feiten of inbreuken slechts in aanmerking voor zover die lidstaat daar niet meer dan tien jaar vóór het verbod om te verzoeken om vermindering kennis van heeft genomen.
Indien een lidstaat een gecertificeerde financieel intermediair op grond van dit lid verbiedt, werkt hij de informatie in het nationale register onverwijld dienovereenkomstig bij.
-
4.Indien een lidstaat een financieel intermediair op grond van lid 1 of lid 2 uit het nationale register schrapt, of een gecertificeerde financieel intermediair op grond van lid 3 verbiedt om te verzoeken om vermindering, zorgt de lidstaat ervoor dat de financieel intermediair opnieuw wordt geregistreerd of opnieuw een verzoek om vermindering mag indienen, indien de lidstaat vaststelt dat de omstandigheden die tot de schrapping of het verbod hebben geleid, zijn verholpen.
Afdeling 2
Rapportage
Artikel 10
Rapportageverplichting
-
1.De lidstaten nemen de nodige maatregelen om van gecertificeerde financieel intermediairs die in hun nationale register zijn ingeschreven te vereisen dat zij de in de rubrieken A tot en met E van bijlage II bedoelde informatie aan hun bevoegde autoriteit rapporteren binnen de tweede maand na de maand van de betalingsdatum. Indien een afwikkelingsopdracht met betrekking tot een deel van een transactie hangende is, vermelden gecertificeerde financieel intermediairs het deel waarvoor de afwikkeling nog in behandeling is.
-
2.Naast de in lid 1 van dit artikel bedoelde informatie kunnen de lidstaten van gecertificeerde financieel intermediairs in hun nationale register vereisen dat zij de in rubriek F, en indien van toepassing, rubriek G van bijlage II bedoelde informatie aan hun bevoegde autoriteit rapporteren binnen de tweede maand na de maand van de betalingsdatum.
-
3.De lidstaten nemen de nodige maatregelen om van de in artikel 5, lid 5, bedoelde gecertificeerde financieel intermediairs te vereisen aan hun bevoegde autoriteit de in lid 1 van dit artikel, en indien van toepassing, lid 2 van dit artikel bedoelde informatie te verstrekken met betrekking tot enig deel van de betalingsketen voor effecten waarvoor de financieel intermediair die de betaling afhandelt geen gecertificeerde financieel intermediair is.
-
4.Niettegenstaande de leden 1, 2, en 3 kunnen de lidstaten de nodige maatregelen nemen om te vereisen dat alleen de inhoudingsplichtige instantie of een gecertificeerde financieel intermediair in de betrokken betalingsketen voor effecten, die door hun bevoegde autoriteit of krachtens de nationale regels is aangewezen, de in die leden bedoelde informatie aan de bevoegde autoriteit verstrekt. De gecertificeerde financieel intermediairs verstrekken die informatie in de hele betalingsketen voor effecten in volgorde en met inachtneming van de positie van die gecertificeerde financieel intermediairs in de betalingsketen voor effecten waarvan zij deel uitmaken, met als laatste schakel de inhoudingsplichtige instantie of de betrokken gecertificeerde financieel intermediair.
-
5.De in artikel 2, lid 5, bedoelde lidstaten die ervoor kiezen hoofdstuk III toe te passen en die een overeenkomstig artikel 5 ingesteld nationaal register bijhouden, vereisen geen rapportage van informatie op grond van rubriek E van bijlage II.
-
6.De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast tot vaststelling van geautomatiseerde standaardformulieren, waaronder de talenregeling, en voorschriften voor de communicatiekanalen, voor de rapportage van de in bijlage II bedoelde gegevens. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 21 bedoelde onderzoeksprocedure.
-
7.De lidstaten vereisen van de in hun nationale register opgenomen gecertificeerde financieel intermediairs dat zij de documentatie ter staving van de verstrekte informatie gedurende tien jaar bewaren en toegang verlenen tot alle overige informatie die nodig is voor de correcte toepassing van de regels inzake bronbelasting, en vereisen van de gecertificeerde financieel intermediairs dat zij de in de documentatie opgenomen persoonsgegevens onmiddellijk na afronding van de controle en uiterlijk tien jaar na de rapportage verwijderen of anonimiseren.
Afdeling 3
Systemen van belastingvermindering
Artikel 11
Verzoek om vermindering aan de bron of snelle teruggave
-
1.De bronlidstaten vereisen van een gecertificeerde financieel intermediair die de beleggingsrekening bijhoudt van een geregistreerde eigenaar die door een ingezetene in de bronlidstaat uitgekeerde dividenden of betaalde rente ontvangt, namens die geregistreerde eigenaar een verzoek om vermindering uit hoofde van artikel 13 of artikel 14, naargelang het geval, in te dienen indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a) |
de geregistreerde eigenaar heeft de gecertificeerde financieel intermediair gemachtigd om namens hem of haar belastingvermindering aan te vragen, en |
b) |
de gecertificeerde financieel intermediair heeft geverifieerd of en vastgesteld dat de geregistreerde eigenaar in aanmerking komt voor vermindering overeenkomstig artikel 12 of artikel 15, naargelang het geval. |
-
2.Onverminderd lid 1 van dit artikel kunnen de lidstaten verzoeken om vermindering uit hoofde van de in de artikelen 13 en 14 bedoelde systemen geheel of gedeeltelijk uitsluiten, indien zich een of meer van de volgende omstandigheden voordoen:
a) |
het dividend is uitgekeerd op een openbaar verhandeld aandeel dat de geregistreerde eigenaar heeft verworven in het kader van een transactie die is uitgevoerd binnen een periode van vijf dagen vóór de ex-dividenddatum; |
b) |
de dividenduitkering op het onderliggende effect waarvoor belastingvermindering wordt gevraagd, is gekoppeld aan een financiële regeling die niet vóór de ex-dividenddatum is afgewikkeld, vervallen of anderszins beëindigd; |
c) |
ten minste één van de financieel intermediairs in de betalingsketen voor effecten is geen gecertificeerde financieel intermediair, en geen gecertificeerde financieel intermediair heeft de positie van die financieel intermediair voor de toepassing van artikel 10 op zich genomen overeenkomstig artikel 5, lid 5; |
d) |
er wordt aanspraak gemaakt op vrijstelling van de bronbelasting; |
e) |
er wordt aanspraak gemaakt op een verlaagd bronbelastingtarief dat niet voortvloeit uit dubbelbelastingverdragen; |
f) |
de dividenduitkering bedraagt meer dan een brutobedrag van ten minste 100 000 EUR per geregistreerde eigenaar en per betalingsdatum. |
Voor de toepassing van punt f) van de eerste alinea van dit lid wordt het bedrag van de dividenduitkering bepaald op basis van het brutodividendbedrag per belegger die aandelen bezit in een instelling voor collectieve belegging wanneer die onderliggende belegger recht heeft op de belastingvermindering op grond van artikel 15, lid 2, punt a) of punt b), naargelang het geval.
-
3.Lid 2, punt f), is niet van toepassing indien er een recht op vermindering van te veel ingehouden bronbelasting bestaat voor:
a) |
een wettelijke pensioenregeling van een lidstaat of een instelling voor bedrijfspensioenvoorziening die overeenkomstig artikel 9, lid 1, van Richtlijn (EU) 2016/2341 in een lidstaat is ingeschreven of een vergunning heeft gekregen, of |
b) |
een instelling voor collectieve belegging die een icbe is die is opgericht overeenkomstig artikel 1, lid 1, van Richtlijn 2009/65/EG, een EU-abi of een EU-abi-beheerder. |
-
4.Lid 2 is van toepassing op elke regeling waarbij de dividenduitkering wordt gesplitst of in het geval van een andere instelling voor collectieve belegging dan bedoeld in lid 3, punt b), die is opgericht met als enige doel de dividenduitkering onder het in lid 2, punt f), bedoelde bedrag te houden.
-
5.Niettegenstaande lid 1 staan de lidstaten, indien de financieel intermediair die de beleggingsrekening van een geregistreerde eigenaar aanhoudt, geen gecertificeerde financieel intermediair is, toe dat een gecertificeerde financieel intermediair om belastingvermindering verzoekt op grond van artikel 13 of artikel 14, naargelang het geval, met inachtneming van artikel 5, lid 5, en artikel 10.
-
6.De systemen van belastingvermindering uit hoofde van artikelen 13 en 14, naargelang het geval, mogen geen afbreuk doen aan de controlebevoegdheden van de lidstaten op grond van hun nationale regels met betrekking tot de belastbare inkomsten waarop deze vermindering is toegepast en doen geen afbreuk aan de heffingsbevoegdheid van de lidstaten.
-
7.Indien een lidstaat vóór de inwerkingtreding van deze richtlijn over een systeem voor vermindering aan de bron of systeem voor snelle teruggave, of een combinatie daarvan, beschikt en die lidstaat hoofdstuk III toepast op grond van artikel 2, zorgt die lidstaat ervoor dat dat systeem in overeenstemming is met hoofdstuk III voor elk onder deze richtlijn vallend verzoek om vermindering, dat wil zeggen vermindering die betrekking heeft op dividenden van openbaar verhandelde aandelen en, indien de lidstaat besluit rente van openbaar verhandelde obligaties die worden uitgekeerd aan niet-ingezetenen op te nemen, ook op dergelijke rente. De lidstaten kunnen ook een bestaand nationaal systeem voor vermindering aan de bron handhaven en toepassen op de in lid 2, punt e), van dit artikel bedoelde gevallen waarin verificaties worden uitgevoerd om:
a) |
gelijke behandeling van binnenlandse en grensoverschrijdende situaties te waarborgen om te voldoen aan titel IV, hoofdstukken 2 en 4, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, of |
b) |
verlaagde bronbelastingtarieven toe te passen overeenkomstig Richtlijn 2003/49/EG (18) of 2011/96/EU (19) van de Raad. |
Artikel 12
Zorgvuldigheidsonderzoek om na te gaan of de geregistreerde eigenaar in aanmerking komt
-
1.De lidstaten nemen de nodige maatregelen om van een gecertificeerde financieel intermediair die namens een geregistreerde eigenaar om vermindering uit hoofde van artikel 13 of artikel 14, naargelang het geval, verzoekt, te vereisen van die geregistreerde eigenaar een verklaring te verkrijgen dat de geregistreerde eigenaar:
a) |
recht heeft op vermindering van bronbelasting met betrekking tot het dividend of de rente overeenkomstig de nationale regels van de bronlidstaat of een dubbelbelastingverdrag, indien van toepassing, met inbegrip van de rechtsgrondslag en het toepasselijke bronbelastingtarief, en |
b) |
indien vereist door de bronlidstaat, de uiteindelijke begunstigde is van het dividend of de rente overeenkomstig de nationale regels van de bronlidstaat of een dubbelbelastingverdrag, indien van toepassing, en |
c) |
al dan niet betrokken is bij een financiële regeling die gekoppeld is aan het onderliggende openbaar verhandelde aandeel en die vóór de ex-dividenddatum niet is afgewikkeld, verlopen of anderszins beëindigd, en |
d) |
zich ertoe verbindt de gecertificeerde financieel intermediair onverwijld in kennis te stellen van elke wijziging in zijn of haar omstandigheden. |
-
2.De lidstaten nemen de nodige maatregelen om van gecertificeerde financieel intermediairs die namens een geregistreerde eigenaar om vermindering uit hoofde van artikelen 13 en 14, naargelang het geval, verzoeken te vereisen op basis van de informatie waarover zij beschikken het volgende te verifiëren:
a) |
de eTRC van de geregistreerde eigenaar of een door de bronlidstaat passend geacht bewijs van fiscale woonplaats in een derde land; |
b) |
niettegenstaande punt a), de door de bronlidstaat passend geachte documentatie, in gevallen waarin een geregistreerde eigenaar een entiteit is waarvoor geen eTRC kan worden afgegeven of die geen bewijs van fiscale woonplaats in een derde land kan verkrijgen omdat de entiteit fiscaal buiten beschouwing wordt gelaten en haar inkomsten, of een deel daarvan, worden belast op het niveau van de personen die een belang in die entiteit hebben, maar recht heeft op vermindering van bronbelasting met betrekking tot het dividend of de rente overeenkomstig de nationale regels van de bronlidstaat of een dubbelbelastingverdrag, indien van toepassing; |
c) |
de verklaring van de geregistreerde eigenaar uit hoofde van lid 1 van dit artikel en de fiscale woonplaats van de geregistreerde eigenaar, aan de hand van de informatie die de gecertificeerde financieel intermediair heeft verkregen of verplicht is te verkrijgen, met inbegrip van de inlichtingen die zijn verzameld voor andere belastingdoeleinden of op basis van vereisten inzake de bestrijding van witwassen die op grond van Richtlijn (EU) 2015/849 op de gecertificeerde financieel intermediair van toepassing zijn, of vergelijkbare informatie die in derde landen vereist is; |
d) |
het recht van de geregistreerde eigenaar op een specifiek verlaagd bronbelastingtarief in overeenstemming met de nationale regels van de bronlidstaat of met een dubbelbelastingverdrag tussen de bronlidstaat en het rechtsgebied waar de geregistreerde eigenaar zijn fiscale woonplaats heeft; |
e) |
in het geval van een dividenduitkering, het mogelijke bestaan van een financiële regeling die op de ex-dividenddatum niet is afgewikkeld, verlopen of anderszins beëindigd; |
f) |
in het geval van een dividenduitkering, of het onderliggende aandeel door de geregistreerde eigenaar is verworven in het kader van een transactie die binnen een periode van vijf dagen vóór de ex-dividenddatum is uitgevoerd. |
Voor de toepassing van punt a) van de eerste alinea van dit lid kan de bronlidstaat een verklaring van fiscale woonplaats beschouwen als een passend bewijs van fiscale woonplaats in een derde land indien de inhoud van de verklaring gelijkwaardig is aan die van artikel 4, lid 2, en de verklaring voldoet aan de technische vereisten van bijlage I, punt 1.
-
3.De lidstaten kunnen een gecertificeerde financieel intermediair toestaan de in lid 1 bedoelde verklaring te verkrijgen en de in lid 2, punten a) tot en met d), bedoelde verificaties jaarlijks uit te voeren, tenzij de gecertificeerde financieel intermediair weet of zou moeten weten dat de omstandigheden zijn veranderd of dat de verklaring of de te verifiëren informatie onjuist of onbetrouwbaar is.
-
4.In het in artikel 5, lid 5, bedoelde geval staan de lidstaten toe dat de gecertificeerde financieel intermediair zich baseert op documentatie die is verzameld en informatie die is geverifieerd door de financieel intermediair die de beleggingsrekening van een geregistreerde eigenaar bijhoudt overeenkomstig dit artikel, onverminderd het feit dat die verplichtingen de verantwoordelijkheid blijven van de gecertificeerde financieel intermediair.
-
5.De lidstaten vereisen van gecertificeerde financieel intermediairs die om vermindering verzoeken op grond van artikel 13 of artikel 14, naargelang het geval, alle ondersteunende documentatie te bewaren en toegang daartoe te verlenen overeenkomstig artikel 10, lid 7.
-
6.De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast tot vaststelling van modellen voor geautomatiseerde standaardformulieren voor de in dit artikel bedoelde verklaring, waaronder de talenregeling. Die modellen omvatten de in lid 1, punten a), c) en d), van dit artikel bedoelde informatie en stellen de lidstaten in staat specifieke aanvullende informatie te vragen. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 21 bedoelde onderzoeksprocedure.
Artikel 13
Systeem voor vermindering aan de bron
De lidstaten kunnen een systeem opzetten om gecertificeerde financieel intermediairs die de beleggingsrekening van een geregistreerde eigenaar bijhouden, toe te staan om namens een geregistreerde eigenaar om vermindering aan de bron te verzoeken overeenkomstig artikel 11, door de inhoudingsplichtige instantie de volgende informatie te verstrekken:
a) |
de fiscale woonplaats van de geregistreerde eigenaar of de informatie in de in artikel 12, lid 2, punt b), bedoelde documentatie, indien van toepassing, en |
b) |
het toepasselijke bronbelastingtarief op de betaling in overeenstemming met de nationale regels of een dubbelbelastingverdrag, naargelang het geval. |
Artikel 14
Systeem van snelle teruggave
-
1.De lidstaten kunnen een systeem opzetten om gecertificeerde financieel intermediairs die de beleggingsrekening van een geregistreerde eigenaar bijhouden, toe te staan om namens de geregistreerde eigenaar om een snelle teruggave van de te veel ingehouden bronbelasting te verzoeken overeenkomstig artikel 11, indien de in lid 3 van dit artikel bedoelde informatie binnen de tweede maand na de maand van de betalingsdatum van het dividend of de rente wordt verstrekt.
-
2.Onverminderd lid 4 van dit artikel behandelen de lidstaten een overeenkomstig lid 1 van dit artikel ingediend verzoek om teruggave binnen zestig kalenderdagen na het verstrijken van de termijn voor het aanvragen van de snelle teruggave. De lidstaten passen op het bedrag van de teruggave rente toe overeenkomstig artikel 16 voor elke dag vertraging na de zestigste dag.
-
3.Een gecertificeerde financieel intermediair die om snelle teruggave verzoekt, verstrekt aan de betrokken lidstaat de volgende gegevens:
a) |
de identificatiegegevens van de geregistreerde eigenaar als bedoeld in rubriek B van bijlage II; |
b) |
de identificatiegegevens van de dividenduitkering of de rentebetaling als bedoeld in de rubrieken D en G van bijlage II, indien van toepassing; |
c) |
de grondslag van het toepasselijke bronbelastingtarief en het totale bedrag van de terug te betalen te veel ingehouden bronbelasting; |
d) |
de fiscale woonplaats van de geregistreerde eigenaar, met inbegrip van de eTRC-verificatiecode, indien van toepassing, of de informatie in de in artikel 12, lid 2, punt b), bedoelde documentatie, indien van toepassing; |
e) |
de verklaring van de geregistreerde eigenaar overeenkomstig artikel 12. |
-
4.De lidstaten kunnen een verzoek om teruggave op grond van dit artikel afwijzen in elk van de volgende gevallen:
a) |
er is niet voldaan aan de vereisten van lid 1 of lid 3 van dit artikel of van artikel 11 of artikel 12; |
b) |
de in bijlage II bedoelde informatie die nodig is om de betrokken betalingsketen voor effecten te reconstrueren, is niet volledig en correct verstrekt aan het einde van de in lid 1 van dit artikel bedoelde periode; |
c) |
de lidstaat start op basis van risicobeoordelingscriteria een controleprocedure of belastingcontrole overeenkomstig zijn nationale regels met betrekking tot het verzoek om teruggave. |
-
5.Afwijzing van een verzoek om teruggave op grond van lid 4 vormt geen beletsel voor de toepassing van rente bij uitstel van betaling overeenkomstig lid 2 indien de terugbetaling uiteindelijk wordt toegekend en de in lid 4, punt a) of punt b), bedoelde omstandigheden zich niet voordoen.
-
6.Afwijzing als bedoeld in lid 4, punten a) en b), wordt meegedeeld aan de verzoekende gecertificeerde financieel intermediair en vormt geen beletsel voor een verzoek om teruggave in het kader van het volgens de nationale regels ingestelde standaardteruggavesysteem.
-
7.De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast tot vaststelling van geautomatiseerde standaardformulieren, waaronder de talenregeling, en vereisten voor de communicatiekanalen voor de indiening van verzoeken uit hoofde van dit artikel. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 21 bedoelde onderzoeksprocedure.
Artikel 15
Bijzondere bepalingen voor indirecte beleggingen
-
1.De lidstaten staan toe dat een gecertificeerde financieel intermediair die de beleggingsrekening bijhoudt van een geregistreerde eigenaar die dividenden of rente ontvangt, namens die geregistreerde eigenaar om vermindering uit hoofde van artikel 13 of artikel 14, naargelang het geval, verzoekt, mits aan de vereisten van de leden 2 tot en met 5 van dit artikel wordt voldaan.
-
2.Voor de toepassing van lid 1 is de geregistreerde eigenaar:
a) |
een instelling voor collectieve belegging die effecten aanhoudt voor rekening van beleggers die recht hebben op vermindering van bronbelasting met betrekking tot de dividenden of rente overeenkomstig de nationale regels van de bronlidstaat of een dubbelbelastingverdrag, indien van toepassing, of |
b) |
een volgens het fondsreglement, de oprichtingsakte of het prospectus van een instelling voor collectieve belegging aangewezen rechtspersoon die de effecten aanhoudt op de beleggingsrekening die aanleiding geeft tot het dividend of de rente, en die interne vastleggingen aanhoudt die de individuele toewijzing van die effecten aan die instelling voor collectieve belegging of aan de beleggers in die instelling voor collectieve belegging mogelijk maken, naargelang het geval, indien de instelling voor collectieve belegging of de beleggers in de instelling voor collectieve belegging recht hebben op vermindering van bronbelasting met betrekking tot dat dividend of die rente overeenkomstig de nationale regels van de bronlidstaat of een dubbelbelastingverdrag, indien van toepassing. |
-
3.Voor de toepassing van lid 1 verkrijgt de gecertificeerde financieel intermediair die om vermindering verzoekt, een verklaring van:
a) |
elke instelling voor collectieve belegging die recht heeft op vermindering van bronbelasting of elke belegger in de instelling voor collectieve belegging die recht heeft op dergelijke vermindering, naargelang het geval, waarvan de effecten worden aangehouden door de geregistreerde eigenaar, met vermelding dat zij:
|
b) |
de in lid 2, punt a), bedoelde geregistreerde eigenaar, met vermelding van de toepasselijke bronbelastingtarieven met betrekking tot het uitgekeerde dividend of de betaalde rente; |
c) |
de in lid 2, punt b), bedoelde geregistreerde eigenaar, met vermelding van de instelling voor collectieve belegging waarvoor de effecten die aanleiding geven tot het dividend of de rente worden aangehouden, in overeenstemming met zijn of haar interne vastleggingen, en met vermelding van de toepasselijke bronbelastingtarieven met betrekking tot het uitgekeerde dividend of de betaalde rente; |
d) |
de geregistreerde eigenaar met de in artikel 12, lid 1, punten c) en d), bedoelde informatie. |
-
4.Voor de toepassing van lid 1 van dit artikel verstrekt de gecertificeerde financieel intermediair die op grond van artikel 13 om vermindering aan de bron verzoekt, de inhoudingsplichtige instantie:
a) |
de in lid 3, punt b) of punt c), van dit artikel naargelang het geval, bedoelde informatie; en, met betrekking tot de instelling voor collectieve belegging of de beleggers in een instelling voor collectieve belegging, informatie over de fiscale woonplaats of de informatie in de in artikel 12, lid 2, punt b), bedoelde documentatie, naargelang het geval, in plaats van de in artikel 13 bedoelde informatie, en |
b) |
indien de beleggers in een instelling voor collectieve belegging recht hebben op vermindering, het bedrag aan dividenden of rente dat aan elke belegger die recht heeft op vermindering kan worden toegekend op grond van artikel 15, lid 2, naargelang het geval. |
-
5.Voor de toepassing van lid 1 van dit artikel verstrekt de gecertificeerde financieel intermediair, wanneer deze op grond van artikel 14 om vermindering verzoekt, de bronlidstaat, in plaats van de in artikel 14, lid 3, punten d) en e), bedoelde informatie, de in lid 3 van dit artikel bedoelde informatie en de fiscale woonplaats van de instelling voor collectieve belegging of van de beleggers in een instelling voor collectieve belegging, met inbegrip van de eTRC-verificatiecode of de informatie in de in artikel 12, lid 2, punt b), bedoelde documentatie, naargelang het geval.. Indien de beleggers in een instelling voor collectieve belegging recht hebben op vermindering, verstrekt de gecertificeerde financieel intermediair de bronlidstaat ook het bedrag van dividenden of rente dat aan elke belegger die recht heeft op vermindering kan worden toegekend op grond van artikel 15, lid 2, naargelang het geval.
-
6.De lidstaten nemen de nodige maatregelen om van gecertificeerde financieel intermediairs die om vermindering uit hoofde van dit artikel verzoeken te vereisen dat zij, op basis van de informatie waarover zij beschikken, het volgende verifiëren:
a) |
de in artikel 12, lid 2, punt a) of punt b), bedoelde documentatie met betrekking tot elke instelling voor collectieve belegging of elke belegger in een instelling voor collectieve belegging, naargelang het geval, die recht heeft op vermindering; |
b) |
het recht van de instelling voor collectieve belegging of dat van de beleggers in een instelling voor collectieve belegging, naargelang het geval, op een specifieke vrijstelling of een verlaagd bronbelastingtarief in overeenstemming met de nationale regels van de bronlidstaat of een dubbelbelastingverdrag tussen de bronlidstaat en het rechtsgebied van de fiscale woonplaats, naargelang het gevalt; |
c) |
in geval van een dividenduitkering, het mogelijke bestaan van een financiële regeling die vóór de ex-dividenddatum niet is afgewikkeld, verlopen of anderszins beëindigd. |
-
7.Artikel 12, leden 1, 2 en 3, is niet van toepassing indien op grond van dit artikel om vermindering wordt verzocht.
-
8.De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast tot vaststelling van geautomatiseerde standaardformulieren, waaronder de talenregeling, en vereisten voor de communicatiekanalen voor de indiening van verzoeken uit hoofde van lid 5 van dit artikel. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 21 bedoelde onderzoeksprocedure.
Artikel 16
Rente bij uitstel van betaling
Overeenkomstig artikel 14, lid 2, passen de lidstaten, indien de nationale regels daarin voorzien, rente toe tegen een tarief dat gelijk is aan de rente of een gelijkwaardige heffing die door de lidstaat wordt toegepast voor te late betaling van teruggave van bronbelasting in verband met de belasting van dividenden of rente, naargelang het geval.
Artikel 17
Standaardteruggavesysteem
-
1.De lidstaten zorgen ervoor dat er een standaardteruggavesysteem bestaat dat van toepassing is indien verzoeken om vermindering die binnen de werkingssfeer van deze richtlijn vallen, zijn uitgesloten van het systeem voor vermindering aan de bron van artikel 13 en van het systeem van snelle teruggave van artikel 14, naargelang het geval.
-
2.De lidstaten nemen de nodige maatregelen om te vereisen dat, indien artikel 13 of artikel 14, naargelang het geval, niet van toepassing is op dividenden omdat niet aan de in deze richtlijn gestelde voorwaarden wordt voldaan, degenen die recht hebben op teruggave of hun gemachtigde vertegenwoordiger die om teruggave van de te veel ingehouden bronbelasting op dergelijke dividenden verzoekt, ten minste de in bijlage II, rubriek E, voorgeschreven informatie verstrekken, tenzij deze informatie al is verstrekt overeenkomstig artikel 10.
Artikel 18
Aansprakelijkheid
De lidstaten nemen in het kader van hun nationale regels passende maatregelen om ervoor te zorgen dat een gecertificeerde financieel intermediair die geheel of gedeeltelijk niet voldoet aan zijn of haar verplichtingen uit hoofde van artikel 10, 11, 12, 13, 14 of 15, aansprakelijk kan worden gesteld voor de volledige of gedeeltelijke gederfde inkomsten uit bronbelasting.
HOOFDSTUK IV
Sancties en slotbepalingen
Artikel 19
Sancties
De lidstaten stellen de regels vast ten aanzien van de sancties die van toepassing zijn op overtredingen van nationale bepalingen die zijn vastgesteld op grond van deze richtlijn en nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat deze sancties worden uitgevoerd. Die sancties zijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend.
Artikel 20
Publicaties van de ESMA
-
1.Ten laatste met ingang van 2026 publiceert de ESMA jaarlijks en binnen 120 werkdagen na het begin van elk jaar, de marktkapitalisatie en de marktkapitalisatieratio van elke lidstaat voor minstens het voorgaande jaar. De ESMA stelt ontwerpen van technische reguleringsnormen op betreffende de methode voor de berekening van de marktkapitalisatie en de marktkapitalisatieratio zoals gedefinieerd in artikel 3, lid 1, respectievelijk punt 32 en punt 33. De ESMA legt die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 31 oktober 2025 voor aan de Commissie.
-
2.Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in lid 1 van dit artikel bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen volgens de in de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 neergelegde procedure.
Artikel 21
Comitéprocedure
-
1.De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.
-
2.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.
Artikel 22
Evaluatie
-
1.De Commissie evalueert uiterlijk op 31 december 2032 het effect van het volgende op de verwezenlijking van de doelstellingen van deze richtlijn:
a) |
de rapportagemechanismen van artikel 10, en |
b) |
de mogelijkheid om hoofdstuk III niet toe te passen door lidstaten die voldoen aan de voorwaarden van artikel 2, lid 3. |
De Commissie dient binnen dezelfde termijn een verslag in bij het Europees Parlement en de Raad.
-
2.Uiterlijk op 31 december 2034 en vervolgens om de vijf jaar onderzoekt en evalueert de Commissie de werking van deze richtlijn, met inbegrip van de eventuele noodzaak om specifieke bepalingen te wijzigen, en dient zij een verslag in bij het Europees Parlement en de Raad.
-
3.De lidstaten verstrekken de Commissie relevante jaarlijkse statistische gegevens als bedoeld in lid 4 voor de evaluatie van deze richtlijn, met het oog op verbetering van de procedures voor bronbelastingvermindering teneinde dubbele belastingheffing te voorkomen en fiscaal misbruik te bestrijden.
-
4.De Commissie stelt volgens de in artikel 21, lid 2, bedoelde procedure een lijst op van de jaarlijkse statistische gegevens die de lidstaten moeten verstrekken met het oog op de evaluatie van deze richtlijn, en bepaalt de wijze waarop en de voorwaarden waaronder die gegevens moeten worden verstrekt.
-
5.De Commissie houdt de krachtens deze richtlijn aan haar verstrekte gegevens vertrouwelijk overeenkomstig de op de instellingen van de Unie toepasselijke bepalingen.
-
6.De krachtens lid 3 door een lidstaat aan de Commissie verstrekte gegevens, alsmede alle door de Commissie opgestelde rapporten of bescheiden waarin van die gegevens wordt gebruikgemaakt, kunnen aan andere lidstaten worden doorgegeven. Al die verstrekte gegevens vallen onder de geheimhoudingsplicht en genieten de bescherming waarin de nationale regels van de ontvangende lidstaat met betrekking tot soortgelijke inlichtingen voorziet.
Artikel 23
Bescherming van persoonsgegevens
-
1.Voor de correcte toepassing van deze richtlijn beperken de lidstaten de reikwijdte van de verplichtingen en rechten waarin de artikelen 13 tot en met 19 van Verordening (EU) 2016/679 voorzien, voor zover dit nodig is om de in artikel 23, lid 1, punt e), van die verordening bedoelde belangen te vrijwaren, voor zover die verplichtingen of de uitoefening van die rechten die belangen in gevaar kunnen brengen.
-
2.Bij de verwerking van persoonsgegevens worden gecertificeerde financieel intermediairs en de bevoegde autoriteiten van de lidstaten beschouwd als verwerkingsverantwoordelijken als bedoeld in artikel 4, punt 7), van Verordening (EU) 2016/679, binnen het toepassingsgebied van hun respectieve activiteiten uit hoofde van deze richtlijn.
-
3.Gegevens, met inbegrip van persoonsgegevens, die overeenkomstig deze richtlijn zijn verwerkt, worden niet langer bewaard dan nodig is om de doelstellingen van deze richtlijn te verwezenlijken, in overeenstemming met de nationale regels inzake verjaring van elke verwerkingsverantwoordelijke.
Artikel 24
Aanmelding
Een lidstaat die overeenkomstig artikel 5 een nationaal register invoert en bijhoudt, stelt de Commissie in kennis van eventuele latere wijzigingen in de regels betreffende dat nationale register. De Commissie maakt die informatie bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie en werkt deze zo nodig bij.
Artikel 25
Omzetting
-
1.Uiterlijk op 31 december 2028 stellen de lidstaten de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast om aan deze richtlijn te voldoen en maken zij deze bekend. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onmiddellijk mee.
Zij passen die bepalingen toe vanaf 1 januari 2030.
Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor de verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
-
2.De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.
-
3.De lidstaten die bij de omzetting van deze richtlijn aan de voorwaarden van artikel 2, lid 3, voldoen en er niet voor kiezen hoofdstuk III toe te passen, stellen de Commissie daarvan uiterlijk op 31 december 2028 in kennis. Zij delen de Commissie onverwijld alle latere wijzigingen van hun nationale systeem voor vermindering aan de bron met betrekking tot de in artikel 3, lid 1, punt 31), vermelde voorwaarden mee.
De in de eerste alinea van dit lid bedoelde lidstaten stellen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast om aan hoofdstuk III te voldoen en maken deze bekend, zoals bepaald in artikel 2, lid 3, of binnen vijf jaar na de vierde opeenvolgende bekendmaking van de gegevens door de ESMA, als bedoeld in artikel 2, lid 4, waaruit blijkt dat de marktkapitalisatieratio van die lidstaat de in artikel 2 bedoelde drempel bereikt heeft of overschreden heeft.
Artikel 26
Inwerkingtreding
Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 27
Adressaten
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 10 december 2024.
Voor de Raad
De voorzitter
VARGA M.
-
Advies van 28 februari 2024 (bekendgemaakt in PB C, C/2024/6762, 26.11.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2024/6762/oj) en advies van 14 november 2024 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
-
Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1).
-
Richtlijn (EU) 2016/2341 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2016 betreffende de werkzaamheden van en het toezicht op instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (IBPV’s) (PB L 354 van 23.12.2016, blz. 37).
-
Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
-
Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).
-
Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).
-
Verordening (EU) nr. 909/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de verbetering van de effectenafwikkeling in de Europese Unie, betreffende centrale effectenbewaarinstellingen en tot wijziging van Richtlijnen 98/26/EG en 2014/65/EU en Verordening (EU) nr. 236/2012 (PB L 257 van 28.8.2014, blz. 1).
-
Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/1675 van de Commissie van 14 juli 2016 tot aanvulling van Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad door de identificatie van derde landen met een hoog risico die strategische tekortkomingen vertonen (PB L 254 van 20.9.2016, blz. 1).
-
Richtlijn (EU) 2017/1132 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 aangaande bepaalde aspecten van het vennootschapsrecht (PB L 169 van 30.6.2017, blz. 46).
-
Richtlijn 2002/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2002 betreffende het aanvullende toezicht op kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen en beleggingsondernemingen in een financieel conglomeraat en tot wijziging van de Richtlijnen 73/239/EEG, 79/267/EEG, 92/49/EEG, 92/96/EEG, 93/6/EEG en 93/22/EEG van de Raad en van de Richtlijnen 98/78/EG en 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 35 van 11.2.2003, blz. 1).
-
Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 349).
-
Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338).
-
Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe’s) (PB L 302 van 17.11.2009, blz. 32).
-
Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2011 inzake beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen en tot wijziging van de Richtlijnen 2003/41/EG en 2009/65/EG en van de Verordeningen (EG) nr. 1060/2009 en (EU) nr. 1095/2010 (PB L 174 van 1.7.2011, blz. 1).
-
Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).
-
Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie (PB L 141 van 5.6.2015, blz. 73).
-
Richtlijn 2003/49/EG van de Raad van 3 juni 2003 betreffende een gemeenschappelijke belastingregeling inzake uitkeringen van interest en royalty’s tussen verbonden ondernemingen van verschillende lidstaten (PB L 157 van 26.6.2003, blz. 49).
-
Richtlijn 2011/96/EU van de Raad van 30 november 2011 betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor moedermaatschappijen en dochterondernemingen uit verschillende lidstaten (PB L 345 van 29.12.2011, blz. 8).
BIJLAGE I
DIGITALE VERKLARING VAN FISCALE WOONPLAATS ALS BEDOELD IN ARTIKEL 4
Technische vereisten
1. |
De digitale verklaring van fiscale woonplaats (eTRC):
|
2. |
Indien aan de wettelijke en technische vereisten in de Unie wordt voldaan, kunnen de lidstaten een verificatieproces invoeren op basis van de Europese portemonnee voor digitale identiteit, als bedoeld in afdeling 1 van Verordening (EU) nr. 910/2014, als gewijzigd bij Verordening (EU) 2024/1183 van het Europees Parlement en de Raad (2). |
Een comité ondersteunt de Commissie bij de invoering van de eTRC door de lidstaten. Daarnaast kan het comité technische ondersteuning bieden met betrekking tot mogelijke wijzigingen in de technische basis van de eTRC of nieuwe technische ontwikkelingen.
-
Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG (PB L 257 van 28.8.2014, blz. 73).
-
Verordening (EU) 2024/1183 van het Europees Parlement en de Raad van 11 april 2024 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 910/2014, wat betreft de vaststelling van het Europees kader voor digitale identiteit (PB L, 2024/1183, 30.4.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/1183/oj).
BIJLAGE II
RAPPORTAGE ALS BEDOELD IN DE ARTIKELEN 10 EN 17
Gecertificeerde financieel intermediairs verstrekken de volgende informatie in het overeenkomstige XML-formaat:
Soorten gegevens |
Specificaties |
||||||||||||||
|
|||||||||||||||
Naam van de gecertificeerde financieel intermediair of, in voorkomend geval, de inhoudingsplichtige instantie |
|||||||||||||||
Europese unieke identificatiecode (EUID), identificatiecode voor juridische entiteiten (LEI) of alternatief |
|||||||||||||||
Officieel adres |
|||||||||||||||
Andere relevante gegevens |
Fiscaal identificatienummer (FIN) toegekend door de bronlidstaat, indien beschikbaar, en het (de) FIN(‘s) dat door het (de) rechtsgebied(en) van de fiscale woonplaats is toegekend, FIN(‘s) van het (de) afgevende rechtsgebied(en) E-mailadres en telefoonnummer |
||||||||||||||
Vermelding of de informatie wordt verstrekt overeenkomstig artikel 10, lid 3 |
Identificatie van de financieel intermediair die geen gecertificeerde financieel intermediair is (naam en EUID, LEI of alternatief) |
||||||||||||||
|
|||||||||||||||
Identificatie van de financieel intermediair of uiteindelijke belegger die de dividenduitkering of rentebetaling ontvangt Wanneer de rapportageoptie van artikel 10, lid 4, van toepassing is: de inhoudingsplichtige instantie of de aangewezen gecertificeerde financieel intermediair moet rapporteren over de informatie betreffende de uiteindelijke belegger die de dividenduitkering of rentebetaling ontvangt |
|||||||||||||||
Natuurlijke persoon |
Naam, FIN toegekend door de bronlidstaat, indien beschikbaar, en het (de) FIN(‘s) dat door het (de) rechtsgebied(en) van de fiscale woonplaats is toegekend, FIN(‘s) van het (de) afgevende rechtsgebied(en), geboortedatum, adres |
||||||||||||||
Entiteit |
Naam, FIN toegekend door de bronlidstaat, indien beschikbaar, en het (de) FIN(‘s) dat door het (de) rechtsgebied(en) van de fiscale woonplaats is toegekend, FIN(‘s) van het (de) afgevende rechtsgebied(en), adres, LEI, indien van toepassing, EUID, indien van toepassing Bij gebreke van een identificatienummer, rechtsvorm en datum van oprichting |
||||||||||||||
Informatie over de fiscale woonplaats (in te vullen wanneer de persoon in deel A de gecertificeerde financieel intermediair van de geregistreerde eigenaar is) |
eTRC-verificatiecode of de informatie in artikel 12, lid 2, punt b), indien van toepassing |
||||||||||||||
Naam van het land van fiscale woonplaats |
|||||||||||||||
Beleggingsrekeningnummer |
Nummer van de rekening waar de effecten worden aangehouden door de financieel intermediair of belegger die de betaling ontvangt |
||||||||||||||
Type rekening |
Type rekening overeenkomstig artikel 38 van Verordening (EU) nr. 909/2014 en andere rekeningen: A — Eigen rekening (aangehouden door een deelnemer aan de centrale effectenbewaarinstelling (CSD) van het oorspronkelijke effectenregister) B — Algemene rekening van een derde (aangehouden door een deelnemer aan de CSD van het oorspronkelijke effectenregister voor rekening van cliënten) C — Individuele rekening van een derde (aangehouden door een deelnemer aan de CSD van het oorspronkelijke effectenregister namens een cliënt) D — Gedetailleerde registerrekening van een algemene rekening van een derde (effecten van een cliënt die zijn opgenomen in een algemene rekening van een derde die wordt aangehouden door een deelnemer aan de CSD van het oorspronkelijke effectenregister) E — Andere algemene rekening van een derde dan B F — Andere individuele rekening van een effectenhouder dan D of C G — Ander type rekening |
||||||||||||||
|
|||||||||||||||
Identificatie van de financieel intermediair van wie de melder de dividenduitkering of rentebetaling ontvangt Wanneer de rapportageoptie van artikel 10, lid 4, van toepassing is: deel C bevat informatie over elke gecertificeerde financieel intermediair die deel uitmaakt van de betalingsketen voor effecten. Deze informatie heeft betrekking op de opeenvolgende schakels van de betalingsketen van financieel intermediairs. |
|||||||||||||||
Rechtspersoon |
Naam, LEI, FIN toegekend door de bronlidstaat, indien beschikbaar, en het (de) FIN(‘s) dat door het (de) rechtsgebied(en) van de fiscale woonplaats is toegekend, FIN(‘s) van het (de) afgevende rechtsgebied(en), adres, EUID, indien van toepassing |
||||||||||||||
Beleggingsrekeningnummer |
Nummer van de rekening waar de effecten werden aangehouden door de financieel intermediair die de betaling doorstuurt |
||||||||||||||
Type rekening |
Type rekening overeenkomstig artikel 38 van Verordening (EU) nr. 909/2014 en andere rekeningen:
|
||||||||||||||
|
|||||||||||||||
Uitgevende instelling |
Naam, FIN of, bij gebreke daarvan, LEI of EUID, officieel adres |
||||||||||||||
CSD |
Identificatie van de centrale effectenbewaarinstelling van het oorspronkelijke register van de effecten |
||||||||||||||
ISIN (International Securities Identifier Number) |
Identificatie van het effect |
||||||||||||||
Effectentype |
Soort aandeel, onderliggende waarde van een representatief certificaat, obligatie |
||||||||||||||
Aantal effecten dat recht geeft op ontvangst van de betaling |
Aantal afgewikkelde effecten |
||||||||||||||
Aantal effecten in afwachting van afwikkeling |
|||||||||||||||
Soort betaling |
Contant geld Aandelen (geef aan of zij afkomstig zijn van dividend in aandelen en het ISIN-nummer) |
||||||||||||||
COAF (Official Corporate Action Event Identifier) of, indien niet beschikbaar, gedetailleerde informatie over de uitkering |
Identificatie event (dividenduitkering of rentebetaling) |
||||||||||||||
Relevante datums |
Ex-dividenddatum, registratiedatum, betalingsdatum |
||||||||||||||
Bedrag en valuta van de ontvangen of te ontvangen dividenduitkering of rentebetaling |
Brutobedrag, nettobedrag |
||||||||||||||
Informatie over de bronbelasting |
Toegepast of toe te passen bronbelastingtarief, ingehouden bedrag, bedrag en tarief van een toeslag, indien van toepassing |
||||||||||||||
De rechtsgrondslag van het toepasselijke bronbelastingtarief (in te vullen wanneer de persoon in deel A de gecertificeerde financieel intermediair van de geregistreerde eigenaar is) |
|||||||||||||||
IBAN-nummer kasrekening |
IBAN van de rekening waarnaar de betaling is overgemaakt |
||||||||||||||
|
|||||||||||||||
Informatie over de aanhoudingsperiode van onderliggende openbaar verhandelde aandelen |
Twee kaders:
|
||||||||||||||
Informatie over financiële regeling |
Voeg bewijs toe van een financiële regeling met betrekking tot onderliggende openbaar verhandelde aandelen die op de ex-dividenddatum niet is afgewikkeld, verlopen of anderszins beëindigd |
||||||||||||||
Voor onderliggende aandelen gekoppeld aan een financiële regeling — aantal aandelen |
|||||||||||||||
Voor onderliggende aandelen die niet gekoppeld zijn aan een financiële regeling — aantal aandelen |
|||||||||||||||
|
|||||||||||||||
Informatie over de transacties van de onderliggende effecten vanaf één jaar vóór de registratiedatum tot en met 45 dagen na de registratiedatum |
Transactiedata |
||||||||||||||
Contractuele of overeengekomen afwikkelingsdata |
|||||||||||||||
Feitelijke afwikkelingsdata |
|||||||||||||||
Het respectieve aantal effecten waarop de transactie betrekking heeft |
|||||||||||||||
Transactietype: aankoop, verkoop, lening, overdracht, overige |
|||||||||||||||
|
|||||||||||||||
Wanneer het gaat om een dividenduitkering die voortvloeit uit een representatief certificaat |
De naam, het internationale effectenidentificatienummer (bv. ISIN) van de representatieve certificaten en van de onderliggende aandelen |
||||||||||||||
De naam van de bank waar de onderliggende aandelen worden gedeponeerd |
|||||||||||||||
De verhouding tussen de representatieve certificaten en de onderliggende aandelen |
|||||||||||||||
Het aantal door de geregistreerde eigenaar aangehouden representatieve certificaten die recht geven op het ontvangen van de dividenduitkering |
|||||||||||||||
De betalingsdatum van het dividend dat voortvloeit uit een representatief certificaat |
|||||||||||||||
Het totale aantal uitgegeven representatieve certificaten op de registratiedatum |
|||||||||||||||
Het totale aantal onderliggende aandelen voor alle uitgegeven representatieve certificaten op de registratiedatum |
ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2025/50/oj
ISSN 1977-0758 (electronic edition)
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.