Artikel 11: Vrijstelling rechtsvervolging en immigratiebeperkingen, monetaire regelingen, vrijstelling invoerrechten, personenauto - Hoofdinhoud
De ambtenaren en overige personeelsleden van de Unie zijn, ongeacht hun nationaliteit, op het grondgebied van iedere lidstaat:
-
a)vrijgesteld van rechtsvervolging voor hetgeen zij in hun officiƫle hoedanigheid hebben gedaan, gezegd of geschreven, behoudens de toepassing van de bepalingen van de Grondwet, die betrekking hebben op de verantwoordelijkheid van de ambtenaren en overige personeelsleden tegenover de Unie, en voorts op de bevoegdheid van het Hof van Justitie van de Europese Unie om uitspraak te doen in geschillen tussen de Unie en haar ambtenaren en overige personeelsleden. Zij blijven deze immuniteit genieten nadat zij hun ambt hebben neergelegd;
-
b)tezamen met hun echtgenoten en de te hunnen laste zijnde verwanten vrijgesteld van immigratiebeperkingen en vreemdelingenregistratie;
-
c)inzake monetaire of deviezenregelingen in het genot van de gebruikelijke faciliteiten welke aan ambtenaren van internationale organisaties worden toegekend;
-
d)gerechtigd om de eerste maal, dat zij hun post bezetten, in de betrokken lidstaat hun huisraad en goederen voor persoonlijk gebruik vrij van rechten in te voeren, en bij het neerleggen van hun ambt hun huisraad en goederen voor persoonlijk gebruik uit bedoelde lidstaat vrij van rechten weder uit te voeren, in beide gevallen met inachtneming van de voorwaarden welke de regering van de lidstaat waar dit recht wordt uitgeoefend, als noodzakelijk beschouwt;
-
e)gerechtigd uit een staat hun voor persoonlijk gebruik bestemde personenauto die in de staat waar zij het laatst hun verblijfplaats hebben gehad of in de staat waarvan zij onderdaan zijn, verkregen is op de voorwaarden die op de binnenlandse markt van die staat gelden, vrij van rechten in te voeren, en deze vrij van rechten weder uit te voeren, in beide gevallen met inachtneming van de voorwaarden welke de regering van de betrokken staat als noodzakelijk beschouwt.