Een duiventil - Hoofdinhoud
Wie zou het vandaag de dag nog meer dan veertig jaar volhouden als lid van de Tweede Kamer, zoals dat ooit de generaal Duymaer van Twist i presteerde? Men kan het zich nauwelijks voorstellen en al helemaal niet van een man of vrouw die al een eind in de dertig is als hij de Kamer betreedt, zoals met Duymaer het geval was. Daarvoor is het Kamerlidmaatschap een tikje te heftig geworden.
Ooit, in de negentiende eeuw, werd er nog vergaderd van maandag tot en met zaterdag. In het weekend naar huis gaan was voor verreweg de meeste Kamerleden fysiek onmogelijk. Tegelijkertijd was het wel rustig: zo zonder gsm, zonder e-mail, zonder fax, zonder radio en televisie.
Wie contact wilde met een Kamerlid schreef een brief; kritiek op het politieke bedrijf bleef beperkt tot de drukpers. Daar kon het heftig toegaan maar er was altijd bedenktijd voor reageren of juist negeren. Op zondag was het tijd voor een rustige wandeling en een brief naar huis. In de twintigste eeuw zou dat weliswaar allemaal veranderen, maar een Kamerlid dat het een beetje rustig en overzichtelijk wilde houden was daar nog heel lang toe in staat.
Zo was een langdurige carrière in de Tweede Kamer goed vol te houden. Wonderlijk genoeg behoort die van Duymaer niettemin tot de uitzonderingen. Het Kamerlidmaatschap in Nederland heeft gemiddeld altijd korter geduurd dan in de meeste landen om ons heen. Ook echt bejaarde leden hebben wij vrij zelden kunnen waarnemen.
De vorige week overleden Britse oud-premier, Edward Heath, tot zijn 85e eenenvijftig jaar lid van het Lagerhuis, zou men bij ons niet tegenkomen. Ons meest ervaren Kamerlid is op dit ogenblik de staatkundig-gereformeerde Bas van der Vlies i, lid sedert 1981 en 63 jaar oud.
Intussen zijn wij echter bij het andere uiterste aangeland. Ten dele komt dat door de sterk wisselende verkiezingsuitslagen, zoals die van 1994, 2002 en 2003. Toen richtten de kiezers een ware ravage aan onder de Kamerleden, met een vervangingspercentage van twee keer 50%, resp. een keer 22%. Ook als de kiezers het een stuk kalmer aan doen, zoals in 1998, is de personele wisseling enorm; in dat jaar werden 65 Kamerleden vervangen.
Dan hebben wij het nog niet over parlementariërs die de Kamer tussentijds verlaten. Het is niet aardig om te zeggen, maar de Tweede Kamer is een duiventil geworden. Terecht maakt de Kamervoorzitter, Frans Weisglas i (zelf overigens lid sedert 1982), zich daarover grote zorg.
Een zo onervaren Kamer (met een onervaren kabinet erbij) neigt immers tot drie gebreken: zij stimuleert gestrest politiek activisme, omdat zij er het ontbrekende rendement niet van kent en zij herhaalt alle fouten van de vorige Kamers, omdat zij het geheugen mist om die te voorkomen. Ten slotte proclameert zij voortdurend parmantig het 'politieke primaat', omdat zij zich onvoldoende realiseert hoezeer zij maatschappelijke partners nodig heeft om succesvol te zijn.
SER-voorzitter Wijffels kon wel eens gelijk hebben. Volgens hem zou het conflictrijke najaar van 2004 met een ervarener kabinet en Kamer waarschijnlijk niet hebben plaats gehad.