Wat betaalt Nederland aan de EU en wat levert het op? - Hoofdinhoud
De begroting van de Europese Unie i wordt grotendeels (ongeveer 95%) gefinancierd door de lidstaten. Dat geld wordt uitgegeven aan allerlei beleidsprogramma's en subsidies. Veel Europees geld vloeit daardoor weer terug naar de lidstaten. Het budget van de EU voor 2022 bedraagt circa 169,5 miljard euro. Dat is ongeveer gelijk aan 2% van de begrotingen van de 27 lidstaten.
Nederland draagt de afgelopen jaren steeds meer geld af dan het ontvangt. Zo betaalde Nederland volgens het Rijksjaarverslag van het ministerie van Buitenlandse Zaken netto rond de 9,7 miljard over 2021, inclusief een korting van 0,9 miljard. Nederland is per saldo dus een nettobetaler. Omdat Nederland relatief meer betaalt dan landen met een vergelijkbaar welvaartsniveau, heeft Nederland met succes een korting bedongen. Met ingang van het meerjarig financieel kader 2021-2027 i stijgt deze korting tot 1,92 miljard.
In de afgelopen jaren heeft Nederland een aantal keer een flinke naheffing moeten betalen van enkele honderden miljoenen. Daar staat tegenover dat Nederland ook een paar keer geld terug kreeg van de EU. Zo kreeg Nederland 101 miljoen euro terug van de EU-begroting van 2020. Dit soort meevallers waren wel een heel stuk lager dan de naheffingen. In 2018 moest Nederland 318 miljoen extra betalen. Overigens heeft het EU-lidmaatschap voor Nederland veel economische voordelen; die zijn veel groter dan de jaarlijks te betalen afdrachten aan de EU.
Inhoudsopgave
Het geld dat de Europese Unie i tot haar beschikking heeft, bestaat uit middelen die de EU ieder jaar van de 27 lidstaten i ontvangt. De lidstaten ontvangen op hun beurt weer geld van de EU in de vorm van bijvoorbeeld landbouwsubsidies of bijdragen uit de structuurfondsen i.
In 2021 droeg Nederland 9,7 miljard euro af aan de EU. Dit was 0,8 miljard hoger dan was begroot in de Miljoenennota over 2021. Ook was dit bedrag hoger dan in 2020; toen droeg Nederland ruim 8,9 miljard euro af aan de EU. Deze positie als nettobetaler bestaat voor Nederland sinds 1991. Nederland was in de periode 1981-1990 een netto-ontvanger. In de jaren daarvoor wisselde de positie regelmatig.
Omdat Nederland vergeleken met andere landen veel aan de EU moet betalen, krijgt Nederland sinds 2007 een jaarlijkse korting van bijna 1 miljard euro per jaar op zijn afdrachten. In de onderhandelingen over de meerjarenbegroting 2021-2027 i werd zelfs bedongen dat de korting van Nederland stijgt naar 1,92 miljard euro.
Hoeveel een land moet afdragen aan de Europese Unie hangt in de eerste plaats af van de totale uitgaven die de Europese Unie in een jaar begroot heeft. Deze uitgaven mogen maximaal ongeveer 1% bedragen van het totale inkomen van de lidstaten van de Europese Unie samen. Het exacte percentage wordt voor elke nieuwe meerjarenbegroting (voor 7 jaar) vastgesteld. De gezamenlijk afdrachten van de lidstaten zullen dus nooit hoger zijn dan het maximum van 1%.
De inkomsten van de Europese Unie bestaan voor ongeveer 95% uit bijdragen van de lidstaten. Die bijdragen zijn voor een groot deel gebaseerd op hun bruto binnenlands product i (bbp). Rijkere lidstaten, zoals Nederland, betalen daarom meer aan de EU dan armere lidstaten.
In mei van elk jaar overleggen vertegenwoordigers van de lidstaten en de Europese Commissie i over de raming van het bbp van het komende jaar.
De afdrachten van de lidstaten aan de EU kennen drie categorieën:
-
-douanerechten/invoerrechten
-
-btw-afdracht
-
-afdracht op basis van het bruto nationaal inkomen
Afdracht van Nederland aan de EU in 2021 (afgerond en in miljarden euro's)
traditionele eigen middelen |
3,0 |
---|---|
btw-middelen |
1,0 |
afdracht van Bruto Nationaal Inkomen |
5,5 |
Plastic-grondslag |
0,2 |
correcties/kortingen op bni-afdracht |
-1,5 |
Deze cijfers zijn op basis van de afdrachten zoals gespecificeerd door het Ministerie van Buitenlandse Zaken in hun jaarverslag 2021.
Afdracht van Nederland aan de EU in 2022 (afgerond en in miljarden euro's)
traditionele eigen middelen |
3,4 |
---|---|
btw-middelen |
1,1 |
afdracht van Bruto Nationaal Inkomen |
5,4 |
Plastic-grondslag |
0,2 |
correcties/kortingen op bni-afdracht |
-1,5 |
correctie eindrekening |
1,1 |
Afdracht van Nederland aan de EU in 2023
De niet-uitgesplitste afdracht is voor 2023 geraamd op 11,4 miljard euro.
Deze cijfers zijn op basis van de begrotingscijfers zoals gespecificeerd door het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
In de herfst van elk jaar wordt bekeken of het bruto binnenlands product i (bbp) zich anders heeft ontwikkeld dan was geraamd, en of er andere aanpassingen nodig zijn. De statistiekbureaus van de lidstaten (in Nederland het CBS i) geven de meest recente uitkomsten dan door aan het Europese statistiekbureau Eurostat i. De nationale EU-bijdrage wordt vervolgens bijgesteld op basis van die laatste cijfers.
Wanneer het bbp van een EU-lidstaat i uiteindelijk anders uitvalt dan oorspronkelijk was ingeschat, volgt er een Europese naheffing of teruggave. Deze zogenoemde 'nacalculatie' wordt berekend door de BNI Expert Group die bestaat uit de Europese Commissie, Eurostat en de nationale statistiekbureaus van de lidstaten. Wanneer het bbp verandert, verandert de bijdrage van de lidstaten ook. In het geval van een naheffing moet de betreffende lidstaat deze uiterlijk op 1 december van dat jaar betalen.
In 2014 werden nieuwe criteria vastgesteld waarmee de grootte van het bbp wordt bepaald. Deze regels werden vastgelegd in het Europees Stelsel van Nationale en Regionale Rekeningen 2010 (ESA2010). De belangrijkste wijzigingen waren:
-
-ook criminele activiteiten (bijvoorbeeld XTC-productie) worden meegenomen in de berekeningen
-
-investeringen in onderzoek en defensie worden meegerekend
-
-naast de eerder gebruikte bronnen worden ook gegevens van de Belastingdienst en de Kamer van Koophandel i gebruikt
Meevallers 2016, 2017 en 2019
In de jaren 2016 en 2017 kreeg Nederland geld terug van de Europese Commissie. De meevallers bedroegen respectievelijk 124 en 64 miljoen euro. In 2019 was er ook een meevaller van 17 miljoen euro.
Overzicht Nederlandse meevallers en naheffingen per jaar
Europees Begrotingsjaar |
Meevaller (+) of naheffing (-) in miljoenen euro's |
---|---|
2005 |
-600 |
2006 |
-100 |
2007 |
+200 |
2008 |
+100 |
2009 |
+300 |
2010 |
+1000 |
2011 |
+300 |
2012 |
+100 |
2013 |
-500 |
2014 |
-643 |
2015 |
-446 |
2016 |
+124 |
2017 |
+64 |
2018 |
-318 |
2019 |
+17 |
2020 |
-45 |
2021 |
-87 |
Het bedrag dat lidstaten afdragen is niet volledig evenredig aan hun welvaart. Dit komt doordat de afdracht niet alleen is gebaseerd op nationaal inkomen, maar bijvoorbeeld ook op btw-heffingen. Minder welvarende lidstaten zullen echter altijd minder afdragen dan de rijkere lidstaten. In 2005 droeg elke EU-burger gemiddeld 232 euro per jaar af aan de Europese Unie, in 2011 was dit ongeveer 250 euro; zo'n 65 cent per dag per burger. Nederland is overigens niet het land met de hoogste afdracht per inwoner. In 2018 betaalden Zweden, Duitsland, Frankrijk, Oostenrijk, België, Luxemburg en Denemarken per inwoner relatief meer aan de EU dan Nederland.
Als de afdrachten worden verrekend met de middelen die Nederland ieder jaar ontvangt van de EU, dan blijkt Nederland netto een paar miljard euro per jaar aan de EU af te dragen. Door een harde opstelling van Nederland in de onderhandelingen van achtereenvolgens de EU-begroting 2007-2013 en 2014-2020 is de totale jaarlijkse afdracht vanaf 2007 verlaagd met 1 miljard euro. Dit betekent een afname van ruim 62 euro per hoofd van de bevolking.
De opstelling van Nederland heeft echter ook gezorgd voor het verslechteren van de Nederlandse reputatie ten aanzien van Europese samenwerking. Dit leidde dan ook tot stevige discussies bij de onderhandelingen voor de begroting van 2021-2027. Nederland eiste voorafgaand aan deze onderhandelingen de korting te behouden. Pas dan zou er kunnen worden gesproken over het herstelfonds i om de coronacrisis te bestrijden. Nederland verkreeg uiteindelijk een hogere korting van 1,92 miljard euro tijdens deze onderhandelingen.
Gevolgen Brexit voor onderhandelingen nieuwe begroting en Nederlandse afdrachten
De onderhandelingen over de nieuwe Europese begroting waren daarnaast ook lastiger geworden door de Brexit i. Het Verenigd Koninkrijk was namelijk de grootste nettobetaler van de EU. De weggevallen inkomsten moeten ergens worden opgevangen. De Europese Commissie stelde voor om het gat in de begroting ofwel op te vangen door bezuinigingen ofwel door het weggevallen bedrag te verdelen over de 27 lidstaten. Nederland was hierin van mening dat een kleinere EU ook een kleinere begroting moet hebben.
Douaneheffingen
Bij de betalingspositie van Nederland is nog een kanttekening te plaatsen. De 'traditionele eigen middelen' die worden afgedragen, bestaan voor Nederland vooral uit douaneheffingen die worden toegepast bij de import van goederen. In 'Nederland Distributieland' komen veel goederen de EU binnen die vervolgens naar andere EU-landen worden getransporteerd. Doordat in de haven van Rotterdam veel goederen de EU binnenkomen, int Nederland veel douanerechten voor de EU. Omdat de goederen in veel gevallen worden doorgevoerd naar andere landen, komen de heffingen echter veelal voor rekening van de consumenten in de landen van bestemming. Het lijkt dan alsof Nederland geld aan de EU heeft moeten betalen, terwijl de kosten eigenlijk voor rekening van consumenten in andere landen zijn. Nederland mag bovendien van de douanerechten vijfentwintig procent houden als bijdrage in de administratieve kosten. Doordat Nederland deze douanerechten echter als afdracht aan de Europese Unie ziet, terwijl de Europese Unie deze niet meetelt, verschillen de cijfers over de Nederlandse afdrachten van de Rijksbegroting enerzijds en van het DG Begroting i van de Europese Commissie i anderzijds.
Doordat Nederland de in de Rotterdamse haven geïnde douanerechten meetelt, komen de traditionele eigen middelen 600 miljoen euro hoger uit dan in de berekening van de Europese Commissie.
In 2022 publiceerde het CPB een studie over de opbrengsten van de interne markt voor de Nederlandse economie. Daaruit bleek dat de handelsbaten van de EU 3,1% van het Nederlands bbp bedragen. 80% van die handelsbaten komen voort uit de vrijhandel van de interne markt. Nederland is daarmee met zijn kleine en open economie een van de grootste profiteurs van de interne markt binnen Europa. Dit onderzoek toonde ook aan dat uit de euro stappen erg duur zal zijn, alhoewel het moeilijk is om hier een precies getal aan te koppelen.
Nederland ontvangt ook subsidies voor verschillende sectoren in de maatschappij. Zo geeft de EU ook veel geld uit aan landbouw om zo de lidstaten te stimuleren betaalbaar voedsel te produceren en de boeren te ondersteunen. Nederland is een grote landbouwexporteur. Rond de 900 miljoen euro van de landbouwsubsidies stromen naar Nederland. Dit is niet de grootste sector die Europese subsidies ontvangt. Onderzoeksinstituten en universiteiten ontvingen in 2019 941 miljoen euro. Ook profiteert Nederland van de Brexit en de komst van het Europees Geneesmiddelenagentschap i (EMA) naar Amsterdam.
Bij het vaststellen van het meerjarig financieel kader 2014-2020 i werd overeengekomen dat onder andere Nederland geld terugkrijgt, omdat ons land per inwoner veel bijdraagt aan de EU-begroting. Deze korting lag in het nieuwe meerjarig financieel kader voor 2021-2027 onder vuur. Zo stelde de voorzitter van de Europese Raad i Charles Michel i voor om deze korting, en ook die van de andere landen, helemaal af te bouwen.
Nederland weigerde echter hiermee akkoord te gaan en stelde het behoud van de korting als een harde eis voor deelname aan de onderhandelingen over het herstelfonds. Uiteindelijk werd, na moeizame onderhandelingen, de korting vastgesteld op 1,92 miljard per jaar.
De Europese Rekenkamer i onderzoekt ieder jaar de verantwoording die de lidstaten afleggen over de besteding van EU-geld. Tot nu toe heeft de Europese Rekenkamer nog nooit een betrouwbaarheidsverklaring gegeven als teken van een goede verantwoording.
Nederland is in 2007 gestart met het afgeven van een lidstaatverklaring, waarin de besteding voor Nederland wordt verantwoord. Daarmee waren we de eerste in de Europese Unie. Het aantal landen dat tot nu toe meedoet, is klein.