Heldring, Karlsruhe en sluiptechnieken - Hoofdinhoud
In zijn NRC column van 9 juli j.l. verbaast J.L. Heldring zich over mijn reactie op de uitspraak van het Duitse Constitutionele Hof in Karlsruhe vorige week. Heldring concludeert eruit dat D66 voorstander is van een “sluiptechniek”. Dat is ironisch, want D66 is juist enige partij die openlijk zegt dat de EU op een aantal terreinen meer bevoegdheden moet krijgen, vanzelfsprekend met besluitvorming in het openbaar en democratische controle van het Europees Parlement. Heldring is duidelijk een voorstander van een intergouvernementeel Europa, waarbij besluiten worden genomen in diplomatiek overleg, achter gesloten deuren, waarbij de nationale parlementen het nakijken hebben. D66 wil de democratische methode, niet de diplomatieke methode. Want dat is pas een sluiptechniek.
De uitspraak van het Hof in Karlsruhe is schokkend om een aantal redenen. Ten eerste is het merkwaardig dat rechters bepalen wat de aard van de Europese Unie is. Het lijkt mij dat de burgers dat zelf wel bepalen, via hun volksvertegenwoordigers. De aard en vorm van de Europese Unie is een politieke kwestie, die bepaald wordt in een publiek debat en besluitvorming in de daartoe aangewezen democratische instellingen, niet in de rechtbank.
Ten tweede gaat het Hof volstrekt voorbij aan het concept van het Europese burgerschap, geïntroduceerd in het Verdrag van Amsterdam. Europees burgerschap is aanvullend aan het nationaal burgerschap. De Europese Unie is niet alleen een samenwerkingsverband van staten, maar ook een gemeenschap van burgers. Zij kiezen rechtstreeks hun vertegenwoordigers in het Europees Parlement, niet via een getrapte procedure. Veel EU wetten en regels zijn rechtstreeks van toepassing, zonder tussenkomst van de nationale overheid.
Ten derde stelt het Karlsruher Hof dat het Europees Parlement de Europese bevolking niet kan vertegenwoordigen. Het mag zo zijn dat de leden van het Hof dat vinden, maar feit is dat het rechtstreeks gekozen parlement 30 jaar geleden is ingesteld door diezelfde souvereine volken waar Heldring het over heeft, en sindsdien steeds versterkt, en dat het Hof zijn boekje te buiten gaat door zich uit te spreken over de taken van een EU instelling met een eigen democratische legitimatie. Volgens Heldring zijn de nationale regeringen de facto de ware beslissers over Europa. Daarbij gaat hij volkomen voorbij aan het feit dat het Europees Parlement op een groeiend aantal terreinen volledige mede-beslissingsbevoegdheid heeft.
Tenslotte valt me op dat Heldring veelvuldig verwijst naar de historische context. Maar daarbij is hij wel selectief, en beperkt zich tot de geschiedenis van - pakweg - de 20e eeuw. Hij lijkt voor het gemak te vergeten dat de huidige natiestaat een relatief recente uitvinding is (in veel gevallen nog maar zo’n twee eeuwen oud), en dat Europa voor die tijd bestond uit een lappendeken van stadstaatjes en vorstendommetjes. De natiestaat is weliswaar een zeer succesvol concept gebleken, maar hij werd in veel gevallen met kracht en geweld opgelegd, waarbij de culturele diversiteit vakkundig werd gesmoord. De Europese integratie is een vrijwillig proces, zonder een afgedwongen Europese identiteit. Europeanen moeten zelf kiezen of ze inderdaad een gemeenschap willen vormen, of er inderdaad een lotsverbondenheid is. Misschien willen we dat, misschien ook niet. Maar wij maken het als Europeanen altijd nog zelf uit. Dat hoeft het Duitse Constitutionele Hof niet voor ons te beslissen.