Knoflooketers en kaaskoppen: identiteit vs karikatuur - Hoofdinhoud
Aan de borreltafel doe ik er ook graag aan mee: over anderen spreken in lekker vet aangezette karikaturen. Niets is menselijker dan onze eigen groepsidentiteit te bevestigen door anderen als lui, achterlijk, kwaadaardig, onbetrouwbaar, gevaarlijk, dom of in elk geval heel anders dan wijzelf, af te schilderen.
Maar de laatste tijd hebben de borreltafelkarikaturen hun weg gevonden naar de serieuze politiek. Tegen de achtergrond van de economische crisis heeft de notie van de zuinige, vlijtige noorderlingen en luie, spilzieke zuiderlingen zo algemeen post gevat, dat ze door vrijwel niemand meer in twijfel wordt getrokken. De huidige stand van de economie van de noordelijke landen wordt gezien als bewijs van ons morele gelijk.
Maar karikaturen en mythes over volksaard, hoe grappig soms ook, zijn volslagen onzin. Collectieve tradities en gewoontes bestaan, maar ze zijn niet eenvormig, niet statisch en zeggen helemaal niets over individuen in een groep. Er zijn vlijtige knoflooketers en luie kaaskoppen. Sommige vrouwen komen van Mars en mannen van Venus. Niet alle meisjes met rode haren kunnen goed zoenen en veel schoonmoeders zijn lieverds. Er zijn strenge katholieken en losbollige protestanten. Er zijn cultuurminnende, intellectuele plattelandsbewoners en grove, boerse stedelingen. SP’ers in pak en VVD’ers in zelfgebreide trui.
De meeste van de huidige natiestaten bestonden voor de 19e eeuw niet en de veronderstelde aangeboren nationale karaktertrekken dus ook niet. Veel van de huidige Europese natiestaten zijn een amalgaam van regionale culturen, waar de nationale identiteit er - meestal letterlijk - met kracht en geweld is ingestampt. De eurosceptici die zo overtuigd zijn van een homogene nationale identiteit, ontkennen dus de regionale eigenheid van bijvoorbeeld Friesland, Limburg of de Randstad.
Prinses Maxima ontketende een storm met haar opmerking dat ‘De’ Nederlander niet bestaat. Het is merkwaardig dat een volk dat zo hecht aan individuele eigenheid, en waar de laatste paar decennia zoveel is geïnvesteerd in het herleven van streektalen en -culturen, zich nu plotseling als eenheidsworst presenteert. Vergeten is de tijd van de eenwording van de vroegere provinciën tot onze huidige natiestaat, met felle onderlinge tegenstellingen. Het rijke Holland was zo’n beetje als Duitsland nu: wie betaalt, bepaalt. Zouden de spelmasters van het tv-programma Ik houd van Holland zich bewust zijn van het gegeven dat Nederland meestal wordt aangeduid met de naam van de machtigste en overheersende provincie: Holland?
Grappig genoeg lijkt de noord/zuid-tegenstelling niet alleen te lopen tússen landen in Europa, langs de protestant-katholieke breuklijn, maar ook binnen landen. Zo kijken de nijvere Catalanen neer op andere Spanjaarden, de Vlamingen op de Walen, vinden Pruisische noord-Duitsers de Beieren eigenlijk halve Italianen, terwijl de Lombarden zich meer verwant voelen met hun Teutoonse noorderburen dan met de zuid-Italianen. Alles is relatief.
Zoals de Limburger en de Fries zich heel best samen Nederlander kunnen voelen, kunnen Nederlanders en Grieken zich heel best samen Europeaan voelen. Verschillen hoeven niet per sé te leiden tot wantrouwen.
Landen hebben gezamenlijk beleid en gezamenlijke tradities. Op basis van hun collectieve handelen krijgen landen een reputatie. Nationale identiteit is de uitkomst van gezamenlijk handelen, het zegt helemaal niets over individuen, noch over de capaciteit van naties om te veranderen. Identiteit is niet statisch of eendimensionaal, zoals de karikaturen willen. Te vaak vergeten we dat niet alleen wij karikaturen maken van anderen, maar anderen ook van ons.
Karikaturen kunnen grappig zijn, maar als men er echt in gaat geloven, kunnen ze de cohesie en saamhorigheid ondermijnen. De ultieme fase is die van de ontmenselijking, waarin de ander niet meer wordt gezien als medemens.
Een sterk Europa is in ons aller belang. Goede Europese samenwerking is dus ook in ons belang. Het is dus ook in ons belang dat karikaturen niet leiden tot daadwerkelijk wantrouwen. Onderbuikgevoelens zijn geen erg degelijke basis voor belangrijke beleidsbeslissingen.
Laten we de grappen over elkaar dus bewaren voor de borreltafel, maar in het publieke leven nuchter, zakelijk en met respect met elkaar omgaan. Wie weet kunnen we dan ook nog samen lachen over de wederzijdse karikaturen.