Voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD betreffende een gemeenschappelijke belastingregeling inzake uitkeringen van interest en royalty's tussen verbonden ondernemingen van verschillende lidstaten

1.

Tekst

EUROPESE COMMISSIE

Brussel, 11.11.2011

COM(2011) 714 definitief

2011/0314(CNS)

Voorstel voor een

RICHTLIJN VAN DE RAAD

betreffende een gemeenschappelijke belastingregeling inzake uitkeringen van interest en royalty's tussen verbonden ondernemingen van verschillende lidstaten

(herschikking)

{SEC(2011) 1332 definitief}

{SEC(2011) 1333 definitief}

TOELICHTING

  • 1. 
    ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Bij Richtlijn 2003/49/EG van de Raad 1 (hierna "de richtlijn" genoemd) is een gemeenschappelijke belastingregeling voor uitkeringen van interest en royalty's tussen verbonden ondernemingen van verschillende lidstaten vastgesteld. Aangezien deze richtlijn verschillende malen is gewijzigd, dient ter wille van de duidelijkheid tot herschikking te worden overgegaan. In de toelichting worden de redenen voor iedere voorgestelde inhoudelijke wijziging uiteengezet en wordt aangegeven welke bepalingen uit de vroegere wettekst ongewijzigd blijven.

De richtlijn ziet op problemen die voortvloeien uit specifieke obstakels op het gebied van de vennootschapsbelasting die de werking van de interne markt belemmeren: grensoverschrijdende rente- en royaltybetalingen worden zwaarder belast dan binnenlandse transacties. Bij louter binnenlandse transacties wordt de ontvanger in de vennootschapsbelasting betrokken als een binnenlandse belastingplichtige van de lidstaat waarvan hij fiscaal inwoner is. Bij internationale uitkeringen kan hij ook worden onderworpen aan een inhouding aan de bron in de bronlidstaat. Deze richtlijn strekt ertoe grensoverschrijdende en binnenlandse rente- en royaltybetalingen op gelijke voet te plaatsen door een eind te maken aan juridisch dubbele belasting, omslachtige administratieve formaliteiten en kasstroomproblemen voor de vennootschappen in kwestie.

De Commissie en de belanghebbende partijen zijn er altijd al van overtuigd geweest dat er op dit gebied behoefte is aan een EU-instrument, omdat noch de eenzijdige maatregelen van de lidstaten noch de bilaterale belastingverdragen tot een bevredigende oplossing hebben geleid die volledig voldoet aan de eisen van de interne markt. Bilaterale belastingverdragen bestrijken niet alle bilaterale betrekkingen tussen lidstaten, zij heffen dubbele belasting niet volledig op en zij resulteren met name nooit in een uniforme oplossing voor driehoekssituaties en multilaterale betrekkingen tussen lidstaten.

In haar mededeling van 5 november 1997 "Een pakket om schadelijke belastingconcurrentie in de Europese Unie te bestrijden" 2 benadrukt de Commissie de behoefte aan een op Europees niveau gecoördineerd optreden ter bestrijding van schadelijke belastingconcurrentie om bij te dragen tot de verwezenlijking van bepaalde doelstellingen, zoals het verminderen van nog bestaande verstoringen op de interne markt, het voorkomen dat aanzienlijke belastinginkomsten worden misgelopen en het omvormen van de belastingstructuren zodat deze gunstiger zijn voor de werkgelegenheid. Op basis van deze mededeling heeft de Ecofin-Raad op zijn bijeenkomst van 1 december 1997 een uitvoerig debat gehouden en onder meer besloten de Commissie te verzoeken om een voorstel in te dienen met het oog op de harmonisatie van de belasting van grensoverschrijdende rente- en royaltybetalingen 3 . Op 4 maart 1998 heeft de Commissie een voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende een gemeenschappelijke belastingregeling inzake betalingen van rente en royalty's tussen verbonden ondernemingen van verschillende lidstaten aangenomen (COM(1998) 67 definitief). Op 3 juni 2003 heeft de Ecofin-Raad de richtlijn aangenomen. Om de budgettaire gevolgen te verzachten voor de lidstaten die per saldo kapitaal en technologie importeerden en met de belastingen in kwestie een beduidende bron van inkomsten hadden, leek het aangewezen om voor het toepassingsgebied van deze richtlijn een geleidelijke aanpak te volgen.

De richtlijn werd voor het eerst gewijzigd in 2004 bij Richtlijnen 2004/66 4 en 2004/76 5 naar aanleiding van de toetreding van Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië en Slowakije. Met eerstgenoemde richtlijn werd de tekst aangevuld met de onder de richtlijn vallende belastingen en vennootschappen uit deze nieuwe lidstaten. Met laatstgenoemde richtlijn werd de tekst van artikel 6 aangepast om overgangsregelingen in te voeren voor Tsjechië, Letland, Litouwen, Polen en Slowakije.

Later zijn bij Richtlijn 2006/98/EG 6 van de Raad de onder de richtlijn vallende belastingen en vennootschappen uit Bulgarije en Roemenie in de tekst opgenomen. De bijlagen VI (punt 6) en VII (punt 7) bij de Toetredingsakte van Bulgarije en Roemenië voorzagen in tijdelijke afwijkingen 7 .

Krachtens artikel 8 van de richtlijn dient de Commissie aan de Raad verslag uit te brengen over de werking van de richtlijn, in het bijzonder met het oog op uitbreiding van de werkingssfeer tot andere vennootschappen en ondernemingen dan die welke onder het toepassingsgebied ervan vallen. Om de hiervoor benodigde informatie te verzamelen, heeft DG Taxud het IBFD (Internationaal Belastingdocumentatiebureau) verzocht om de tenuitvoerlegging van de richtlijn te evalueren. Het verslag van de Commissie over de werking van de richtlijn is op 23 april 2009 gepresenteerd 8 . Daarin concludeerde zij dat de richtlijn op hoofdlijnen goed ten uitvoer was gelegd en noemde zij mogelijke wijzigingen om het toepassingsgebied van de richtlijn uit te breiden.

Met deze herschikking wordt getracht een oplossing te bieden voor enkele van de problemen die voortvloeien uit het beperkte toepassingsgebied van de richtlijn. Er zijn grensoverschrijdende betalingen die buiten het toepassingsgebied van de richtlijn vallen maar wel aan de bron worden belast. Daarom wordt voorgesteld de lijst van vennootschappen waarop de richtlijn van toepassing is, uit te breiden en de deelnemingsdrempel van de verbondenheidstoets te verlagen. Voorts wordt een nieuwe voorwaarde toegevoegd voor de belastingvrijstelling: de ontvanger van de uitkering moet in zijn woonlidstaat onderworpen zijn aan de vennootschapsbelasting over de inkomsten die hij uit de rente- of royaltybetaling verkrijgt. Deze voorwaarde moet bewerkstelligen dat de belastingvermindering niet wordt verleend wanneer de desbetreffende inkomsten niet worden belast, en zo een maas dichten waarvan belastingfraudeurs anders kunnen profiteren. Tot slot wordt nog een technische wijziging voorgesteld om situaties te vermijden waarbij uitkeringen die worden verricht door een vaste inrichting en die voortvloeien uit de werkzaamheden van die inrichting, geen vrijstelling krijgen omdat zij geen fiscaal aftrekbare kosten vormen.

  • 2. 
    RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELING

Van 24 augustus tot en met 31 oktober 2010 is er op het webportaal "Uw stem in Europa" en de website van DG Taxud een openbare raadpleging over eventuele wijzigingen van de richtlijn opgezet. Daarop zijn 71 reacties binnengekomen van verschillende belanghebbenden, waaronder multinationals (25 antwoorden), grote ondernemingen (3 antwoorden), bedrijfs- en brancheorganisaties (18 antwoorden), fiscaal deskundigen (16 antwoorden), beroepsorganisaties (8 antwoorden) en één ambtenaar van een lidstaat. De eerste conclusie uit de ontvangen reacties bevestigt de belangstelling voor de initiatieven van de Commissie. De stelling dat er actie moet worden ondernomen en de richtlijn moet worden gewijzigd, kan op heel wat bijval rekenen. Slechts 7 % van de respondenten acht het niet nodig dat de lijst van onder de richtlijn vallende lichamen wordt bijgewerkt en 4 % is het niet eens met een wijziging van de deelnemingsdrempel van de verbondenheidstoets. De meerderheid is er ook voorstander van om het subjectieve toepassingsgebied van de richtlijn in overeenstemming te brengen met dat van de moeder-dochterrichtlijn (90 % van de respondenten); een wijziging van de richtlijn om middellijke deelnemingen mee te wegen bij het verrichten van de verbondenheidstoets, kon op instemming rekenen bij 91 % van de respondenten; 87 % sprak zich uit voor een verlaging van de deelnemingsdrempel van de verbondenheidstoets van 25 % naar 10 %.

In haar effectbeoordeling beschrijft de Commissie de problemen die worden veroorzaakt door bronbelasting op grensoverschrijdende rente- en royaltybetalingen: economische verstoringen in de zakelijke besluitvorming, nalevingskosten als gevolg van papierwerk en vertragingen bij de reële uitvoering van de belastingvermindering, en het risico van dubbele belasting. Verschillende alternatieven werden bekeken. Geen beleidsmaatregelen nemen was geen optie omdat de geconstateerde problemen het proces van de grensoverschrijdende middelenallocatie in dat geval zouden blijven verstoren. De richtlijnvoordelen uitbreiden tot alle betalingen tussen niet-verbonden ondernemingen zou de beschreven negatieve gevolgen met succes aanpakken, maar minder efficiënt en niet consistent zijn met andere verbeterdoelstellingen voor de richtlijn: dividenden, rente en royalty's zouden nog altijd verschillend worden belast waardoor de daarmee samenhangende economische verstoringen niet zouden verdwijnen; de belastingopbrengsten van de lidstaten zouden sterker dalen; en de tenuitvoerlegging zou moeilijker worden aangezien er nog geen ervaring is opgedaan met het harmoniseren van grensoverschrijdende betalingen tussen niet-verbonden ondernemingen. Een ander alternatief zou erin bestaan de richtlijnvereisten in overeenstemming te brengen met die van de moeder-dochterrichtlijn 9 betreffende dividendbelasting. Dat is ook de keuze die bij deze herschikking is gemaakt, omdat het tot een evenwichtiger resultaat leidt: de economische verstoringen worden beter beperkt en de belastingopbrengsten van de lidstaten dalen niet zo sterk als bij het vorige alternatief, wat belangrijk is in de huidige context van de overheidsfinanciën. Ten aanzien van rentebetalingen zou de derving niet meer dan 200 tot 300 miljoen euro bedragen en zij zou de 13 EUlidstaten treffen die nog altijd bronbelasting heffen op uitgaande rentebetalingen, namelijk België, Bulgarije, Tsjechië, Griekenland, Hongarije, Ierland, Italië, Letland, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië en het Verenigd Koninkrijk. Ten aanzien van royaltybetalingen zou de derving niet meer dan 100 tot 200 miljoen euro bedragen en zij zou de zeven landen treffen met de grootste negatieve royaltysaldo's als aandeel van het bbp, namelijk Bulgarije, Tsjechië, Griekenland, Polen, Portugal, Roemenië en Slowakije. Zoals reeds werd aangegeven, is dit het alternatief dat de voorkeur kreeg van de belanghebbenden die op de openbare raadpleging hebben gereageerd.

De uitsluiting van betalingen van de richtlijnvoordelen wanneer de inkomsten niet zijn onderworpen aan belasting door de lidstaat van de ontvanger en de technische wijziging die situaties moet vermijden waarbij betalingen die worden verricht door een vaste inrichting en die voortvloeien uit de werkzaamheden van die inrichting, geen vrijstelling krijgen omdat zij geen fiscaal aftrekbare kosten vormen, zijn maatregelen met een louter technisch karakter waarvan de impact niet kan worden gemeten.

  • 3. 
    JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL

Subsidiariteitsbeginsel

Het subsidiariteitsbeginsel is van toepassing voor zover het voorstel geen gebieden bestrijkt die onder de exclusieve bevoegdheid van de Europese Unie vallen. De doelstellingen van het voorstel kunnen niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt. De bronbelastingtarieven worden door de individuele lidstaten in hun nationale wetgeving vastgesteld overeenkomstig de fiscale beleidskeuzes die zij maken. Deze heffingen kunnen in het kader van bilaterale dubbelbelastingverdragen worden verrekend of vrijgesteld. Het tarief dat in de onderscheiden verdragen wordt vastgesteld, is evenwel gebaseerd op het resultaat van de onderhandelingen tussen de twee verdragsluitende staten. Daardoor varieert de bronbelasting naargelang de desbetreffende bilaterale betrekkingen tussen de lidstaten en is er geen sprake van een spontaan gecoördineerd optreden door de lidstaten.

Het tweede aspect dat moet worden bekeken, is of en hoe de doelstellingen beter door een optreden van de EU kunnen worden verwezenlijkt. De rechtvaardiging voor een Europees optreden ligt in het grensoverschrijdende karakter van het probleem. Het is duidelijk dat een optreden op EU-niveau een geharmoniseerd en gecoördineerd fiscaal beleid op dit specifieke belastinggebied zal garanderen. De verplichting tot vrijstelling van bronbelasting zou voor alle lidstaten gelijkelijk gelden.

Evenredigheidsbeginsel

De in deze herschikking voorgestelde wijzigingen moeten evenredig zijn. Op basis van de geconstateerde problemen moeten zij oplossingen bieden die de gestelde doelen kunnen realiseren. De economische verstoringen, de nalevingskosten en het risico van buitensporige of dubbele belasting worden in de eerste plaats veroorzaakt doordat er belastingen aan de bron worden geheven; ook de verschillen in de belasting van de onderscheiden soorten grensoverschrijdende kapitaalstromen verstoren de zakelijke besluitvorming. De in deze herschikking voorgestelde wijzigingen strekken ertoe het toepassingsgebied van de richtlijn te verruimen en de belastingvrijstelling uit te breiden tot een groter aantal gevallen. Deze oplossing zal ertoe bijdragen dat in een groter aantal gevallen belastingneutraliteit wordt bereikt, de nalevingskosten worden verminderd en het risico van dubbele belasting wordt weggenomen, waardoor marktdeelnemers hun middelen efficiënter kunnen alloceren. Het initiatief gaat niet verder dan wat nodig is om deze doelstellingen te bereiken en laat de lidstaten speelruimte voor nationale besluitvorming aangezien de werkingssfeer beperkt is tot grensoverschrijdende betalingen in de EU.

Het voorstel is derhalve in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel.

Vereenvoudiging

De belastingregeling voor grensoverschrijdende rente- en royaltybetalingen is neergelegd in de vier richtlijnen en de twee bijlagen bij de Toetredingsakte van Bulgarije en Roemenië die hierboven zijn genoemd; er bestaat geen geconsolideerde tekst. Dit leidt tot een juridisch kluwen voor wie de geldende wetgeving moet raadplegen. Door de bestaande wetgeving samen te brengen in één besluit, zal de toepassing van geharmoniseerde wetgeving eenvoudiger, duidelijker en gemakkelijker worden voor bedrijven en beroepsbeoefenaren die met deze aangelegenheden te maken krijgen.

De bronbelastingheffing en de teruggaafprocedures voor het verlenen van de belastingvermindering waarin nationale wetgeving of dubbelbelastingverdragen voorzien, resulteren in hoge nalevingskosten. Belastingplichtigen moeten het nodige papierwerk verrichten om aan te tonen dat ze aanspraak hebben op vermindering wegens dubbele belasting of verrekening van het bedrag van de betaalde buitenlandse belasting door middel van een overeenkomstige vermindering van de in hun woonstaat geheven vennootschapsbelasting. Bovendien moeten ondernemingen belastingen aan de bron inhouden en krijgen zij nadien teruggaaf als de belastingdienst van oordeel is dat zij in aanmerking komen voor de verdragsvrijstelling of vermindering. Ook is het zo dat wanneer bronbelastingen worden gecompenseerd door een verrekening in het woonland, de bronheffing wordt ingehouden op de betaling terwijl de vermindering in de woonstaat pas volgt wanneer de belastingaangifte wordt ingediend. Bedrijven worden hierdoor geconfronteerd met liquiditeitskosten. Volgens de effectbeoordeling zouden de in dit herschikkingsvoorstel opgenomen initiatieven om de bronbelastingen in een groter aantal gevallen af te schaffen, een besparing aan nalevingskosten van naar schatting 38,4 tot 58,8 miljoen euro opleveren.

Artikelgewijze toelichting

  • • 
    Belastingvrijstelling

Artikel 1, lid 1, wordt gewijzigd. Doel hiervan is rente- en royaltybetalingen van alle belastingheffing aan de bron vrij te stellen. Toen de richtlijn werd aangenomen, werd de volgende verklaring bij de notulen van de Raad opgenomen: "De Raad en de Commissie komen overeen dat de voordelen van de richtlijn inzake uitkeringen van interest en royalty's niet ten goede mogen komen aan ondernemingen die zijn vrijgesteld van de belastingen op inkomsten die onder die richtlijn vallen. De Raad verzoekt de Commissie de nodige wijzigingen in deze richtlijn tijdig voor te stellen." In de overwegingen bij de richtlijn staat dat "[…] moet worden gewaarborgd dat uitkeringen van interest en royalty's eenmaal in een lidstaat worden belast 10 ". De Commissie is het eens met de Raad dat er geen mazen in de richtlijn mogen zijn waardoor belasting van rente- en royaltybetalingen kan worden ontweken. Daarom heeft zij in 2003 een voorstel 11 aangenomen waarover bijna overeenstemming was bereikt in de Ecofin-Raad. De Commissie heeft dit voorstel ingetrokken omdat zij op het punt stond deze herschikking voor te leggen overeenkomstig bijlage II bij het werkprogramma van de Commissie voor 2010 12 . De herschikking voorziet bijgevolg in een wijziging van artikel 1, lid 1, om duidelijk te maken dat de lidstaten de richtlijnvoordelen alleen moeten toekennen wanneer de rente- of royaltybetaling in kwestie niet is vrijgesteld van vennootschapsbelasting bij de uiteindelijk gerechtigde in diens woonlidstaat. Dit regelt met name de situatie waarbij een onderneming of een vaste inrichting inkomstenbelasting betaalt maar in aanmerking komt voor een bijzondere belastingregeling waarbij uit het buitenland ontvangen rente- of royaltybetalingen zijn vrijgesteld. De richtlijn zou de bronstaat in dergelijke gevallen niet langer verplichten vrijstelling van bronbelasting te verlenen.

  • • 
    Definitie van bronstaat

Artikel 1, lid 2, waarin de bronstaat wordt omschreven als de lidstaat vanwaaruit de betalingen worden verricht, blijft ongewijzigd.

Voor de toepassing van deze definitie wordt in artikel 1, lid 3, verduidelijkt dat een vaste inrichting wordt geacht een betaling te verrichten voor zover deze een fiscaal aftrekbare uitgave vormt. Blijkens het verslag van de Commissie over de richtlijn is het duidelijk uit de context dat de vereiste inzake "aftrekbaarheid" moet garanderen dat de richtlijnvoordelen slechts worden verworven ten aanzien van betalingen die kosten vormen die aan de vaste inrichting kunnen worden toegerekend. Op grond van de huidige formulering zou deze bepaling evenwel ook gelden in gevallen waarbij de aftrek op andere gronden wordt geweigerd. In de herschikking wordt dit lid gewijzigd om duidelijk te maken dat de richtlijn van toepassing is wanneer de betaling verband houdt met de werkzaamheden van de vaste inrichting.

  • • 
    Definitie van uiteindelijk gerechtigde

De uiteindelijk gerechtigde wordt omschreven in artikel 1, leden 4 en 5, die ongewijzigd blijven.

  • • 
    Betalingen aan of door vaste inrichtingen

Artikel 1, lid 6, dat de gevallen regelt waarbij betalingen worden verricht of ontvangen via vaste inrichtingen, wordt niet gewijzigd.

  • • 
    Verbondenheidsvereiste

Leden 7 en 10 van artikel 1, die betrekking hebben op de verbondenheidsvereisten voor ondernemingen die betrokken zijn bij een transactie die aanleiding geeft tot een betaling, worden niet gewijzigd.

  • • 
    Territoriaal toepassingsgebied

Artikel 1, lid 8, waarin is bepaald dat de richtlijn alleen van toepassing is op betalingen binnen de EU, blijft ongewijzigd.

  • • 
    Belastingheffing in de lidstaat van de ontvanger

Artikel 1, lid 9, waarin wordt verwezen naar de heffingsbevoegdheid van de lidstaat van de ontvanger, wordt niet gewijzigd.

  • • 
    Overlegging van een attest

De leden 11 tot en met 14 van artikel 1 betreffende de procedure tot staving van de aanspraak op vrijstelling worden niet gewijzigd.

  • • 
    Teruggaafprocedure

De leden 15 en 16 van artikel 1 betreffende de teruggaafprocedure voor ingehouden belastingen wanneer de onderneming aanspraak op vrijstelling heeft, worden niet gewijzigd.

  • • 
    Definitie van interest en royalty's

De definities van interest en royalty's in artikel 2 blijven ongewijzigd. Dit artikel wordt samengevoegd met artikel 3, dat ook definities bevatte die van belang zijn voor de toepassing van de richtlijn.

  • • 
    Definitie van vennootschappen

In overeenstemming met artikel 3, onder a), thans artikel 2, onder c), heeft de richtlijn betrekking op vennootschappen van een lidstaat die een van de in bijlage I genoemde vormen hebben, inwoner van een lidstaat zijn en onderworpen zijn aan een van de in de richtlijn genoemde soorten inkomstenbelasting. De lijst van lichamen waarop de richtlijn van toepassing is, is opgesteld op basis van het nationale vennootschapsrecht en opgenomen in bijlage I.

Deze herschikking wijzigt de subjectieve werkingssfeer van de richtlijn opdat zij van toepassing zou zijn op een zo groot mogelijk aantal lichamen. Te dien einde zijn twee criteria gevolgd.

Om te beginnen is de lijst van lichamen waarop de richtlijn van toepassing is, momenteel beperkter dan de lijst bij de moeder-dochterrichtlijn. De moeder-dochterrichtlijn is van toepassing op winstuitkeringen en heeft hetzelfde doel als de richtlijn, namelijk een einde maken aan bronbelastingen en aan het risico van dubbele heffing in het geval van grensoverschrijdende kapitaalstromen: waar de richtlijn op rente- en royaltybetalingen ziet, heeft de moeder-dochterrichtlijn betrekking op dividenduitkeringen. Met de wijziging wordt de lijst in de richtlijn uitgebreid om deze in overeenstemming te brengen met de lijst in de moeder-dochterrichtlijn. Met deze ingreep zal de belasting neutraler worden.

Deze wijziging zal onder meer inhouden dat de Europese vennootschap (SE) en de Europese coöperatieve vennootschap (SCE) worden opgenomen in de lijst van onder de richtlijn vallende vennootschappen. Dit zal bijdragen aan de doelstellingen 13 die met deze twee Europese rechtsvormen worden nagestreefd, namelijk de oprichting en het beheer van ondernemingen met een Europese dimensie, zonder belemmeringen als gevolg van de uiteenlopende bepalingen en de beperkte territoriale toepassing van het nationale recht. Dankzij de SE zullen ondernemingen die in meer dan één lidstaat actief zijn, kunnen worden opgericht als één enkele vennootschap naar het EU-recht en zo in de gehele EU kunnen gebruikmaken van één reeks vennootschapsrechtelijke voorschriften en gezamenlijke beheers- en rapportagesystemen. Ofschoon het statuut van de SE geen voorschriften omvat die specifiek betrekking hebben op belastingheffing, is wel bepaald dat "de wettelijke voorschriften van de lidstaten welke zouden gelden voor een naamloze vennootschap die is opgericht overeenkomstig het recht van de lidstaat waar de SE haar statutaire zetel heeft" 14 , van toepassing moeten zijn op de SE. Dergelijke naamloze vennootschappen, die zijn opgesomd in de bijlage bij het statuut van de SE, zijn ook opgenomen in de aan de richtlijn gehechte lijst van vennootschappen. In de praktijk kan de SE dus al een beroep doen op de voordelen van de richtlijn omdat de lidstaat waar zij haar statutaire zetel heeft, haar dezelfde voordelen moet toekennen als die welke gelden voor de desbetreffende nationale vorm van naamloze vennootschap. Zowel ter verduidelijking als ter benadrukking van het belang dat zij hieraan hecht, stelt de Commissie evenwel voor om de SE specifiek op te nemen in de lijst van vennootschappen bij de richtlijn 15 .

Het statuut van de SCE bevat evenmin specifieke bepalingen betreffende belastingheffing 16 , waardoor het belastingrecht van de lidstaten en van de EU van toepassing is. De Commissie acht het van wezenlijk belang om deze nieuwe vennootschapsvorm te steunen en het kader te scheppen waarin ondernemingen deze rechtsvorm het beste kunnen benutten. De SCE zal op dezelfde manier worden behandeld als coöperaties in de lidstaat waar zij hun statutaire zetel hebben en daarmee, onrechtstreeks, in aanmerking komen voor de voordelen van de richtlijn die zijn vastgesteld voor de nationale coöperatievormen die al onder de richtlijn vallen. Ofschoon een aantal nationale coöperatievormen al is opgenomen in de lijst bij de richtlijn, wordt voorgesteld meer van dergelijke coöperaties in de nieuwe bijlage op te nemen. Onder deze omstandigheden stelt de Commissie voor om ook de SCE in de lijst van vennootschappen op te nemen. Ofschoon deze toevoeging –zoals bij de SE - meer een signaalfunctie vervult ter benadrukking van het belang dat de Commissie aan de SCE hecht, en onzekerheid of onduidelijkheid moet voorkomen, leidt deze maatregel ertoe dat de SCE van alle voordelen van de richtlijn zal kunnen profiteren.

Ten tweede is het aantal rechtsvormen dat is opgenomen in de lijst bij de richtlijn, voor sommige landen groter dan bij de moeder-dochterrichtlijn. Dit is zo voor Tsjechië, Cyprus, Slovenië en Slowakije. In deze gevallen wordt de lijst niet gewijzigd omdat het in de rede ligt om de rechtsvormen die nu gebruik kunnen maken van de voordelen van de richtlijnen, niet uit te sluiten van deze geharmoniseerde belastingregeling. Als zij wel zouden worden uitgesloten, zouden hun legitieme verwachtingen worden geschonden en zouden zij worden geconfronteerd met de fiscale obstakels op de interne markt die het VWEU en de richtlijn willen opheffen.

Voor andere landen wordt er niets gewijzigd, omdat de rechtsvormen identiek zijn aan die in de moeder-dochterrichtlijn. Dit is het geval voor de Letse, Litouwse, Maltese, Poolse, Portugese, Roemeense, Finse en Britse lichamen.

Anderzijds moet de lijst worden geactualiseerd en er zijn twee lichamen die moeten worden geschrapt omdat zij niet meer bestaan. Het betreft hier met name de Duitse "bergrechtliche Gewerkschaft" en de Hongaarse "közhasznú társaság".

Met deze herschikking zal ook de lijst van belastingen waaraan de vennootschappen onderworpen moeten zijn en die momenteel is opgenomen in artikel 3, onder a), iii), worden vervangen en worden opgenomen als deel B van bijlage I.

  • • 
    Definitie van verbonden onderneming

Overeenkomstig artikel 3, onder b), is er momenteel sprake van verbondenheid wanneer een van de ondernemingen rechtstreeks een deelneming van ten minste 25 % in het kapitaal van de andere onderneming heeft, dan wel wanneer een derde onderneming rechtstreeks een deelneming van ten minste 25 % in het kapitaal van zowel de uitbetalende als de ontvangende onderneming heeft. De lidstaten kunnen desgewenst een lager deelnemingsniveau dan 25 % vastleggen voor de beoordeling of een onderneming voldoende zeggenschap uitoefent over een andere onderneming. Ook kunnen zij het criterium van een minimumdeelneming in het kapitaal vervangen door dat van een minimumdeelneming in de stemrechten.

Deze deelnemingsdrempel ligt hoger dan die in de moeder-dochterrichtlijn, waar slechts een rechtstreekse of middellijke deelneming van 10 % wordt vereist. Met de herschikking wordt deze bepaling gewijzigd om de verbondenheidsvereisten van de richtlijn in overeenstemming te brengen met die in de moeder-dochterrichtlijn. De drempel van 25 % rechtstreekse deelneming wordt verlaagd tot een drempel van 10 % rechtstreekse of middellijke deelneming. Deze nieuwe drempel moet een aantal economische verstoringen die het gevolg zijn van het verschillende toepassingsgebied van beide richtlijnen, voorkomen. Deze bepaling wordt hernummerd tot artikel 2, onder d).

  • • 
    Definitie van vaste inrichting

Artikel 2, onder c), waarin de definitie van een vaste inrichting is opgenomen, wordt hernummerd tot artikel 2, onder e), maar de inhoud blijft ongewijzigd.

  • • 
    Uitsluiting van niet als interest en royalty's aan te merken uitkeringen

Artikel 4, dat is hernummerd tot artikel 3 en waarin betalingen die voortvloeien uit hybride transacties worden uitgesloten van de definitie van rente en royalty's, wordt niet gewijzigd.

  • • 
    Fraude en misbruiken

Artikel 5, dat is hernummerd tot artikel 4 en dat antimisbruikbepalingen bevat, wordt in deze herschikking niet gewijzigd.

  • • 
    Overgangsregelingen

Artikel 6, dat is hernummerd tot artikel 5, blijft inhoudelijk ongewijzigd, maar de formulering wordt aangepast om rekening te houden met de overgangsregeling voor Bulgarije in de overeenkomstige Toetredingsakte en om de verwijzing naar Slowakije, dat vanaf 1 mei 2006 niet meer in aanmerking kwam voor de tijdelijke derogatie, te schrappen.

  • • 
    Herziening

Krachtens artikel 8 moest de Commissie verslag uitbrengen aan de Raad over de werking van de richtlijn, wat zij in april 2009 heeft gedaan. Deze bepaling is hernummerd tot artikel 7, is geactualiseerd en legt nu een nieuwe termijn op om het effect van de richtlijn te evalueren en na te gaan in hoeverre de doelstellingen zijn bereikt. Vier jaar na de tenuitvoerlegging moet de Commissie aan de Ecofin-Raad en het Europees Parlement verslag uitbrengen over het effect van deze herschikking.

  • • 
    Vrijwaringsclausule

Artikel 8 is een klassieke fiscale harmonisatiebepaling. In de richtlijn worden de minimale verplichtingen met betrekking tot de belastingheffing van grensoverschrijdende rente- en royaltybetalingen vastgesteld, maar wordt ook het gebruik toegestaan van andere gunstiger regelingen waarin nationale wetgeving of dubbelbelastingverdragen voorzien.

  • • 
    Tenuitvoerlegging, intrekking, inwerkingtreding en adressaten

De artikelen 6, 9, 10 en 11 zijn standaardbepalingen die met name bij herschikkingen worden gebruikt. Artikel 12 is een standaardartikel waarin is bepaald dat de richtlijn tot de lidstaten is gericht.

  • 4. 
    GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Deze herschikking heeft geen gevolgen voor de begroting van de EU.

 2003/49/EG (aangepast)

2011/0314 (CNS)

Voorstel voor een

RICHTLIJN VAN DE RAAD

betreffende een gemeenschappelijke belastingregeling inzake uitkeringen van interest en royalty's tussen verbonden ondernemingen van verschillende lidstaten

(herschikking)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op Gezien het Verdrag tot oprichting van   betreffende de werking van de Europese Gemeenschap   Unie  , en met name op artikel 94   115  ,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Parlement 17 ,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité 18 ,

Handelend volgens een bijzondere wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

 nieuw

  • (1) 
    Richtlijn 2003/49/EG van de Raad van 3 juni 2003 betreffende een gemeenschappelijke belastingregeling inzake uitkeringen van interest en royalty's tussen verbonden ondernemingen van verschillende lidstaten 19 is herhaaldelijk gewijzigd. Aangezien nieuwe wijzigingen nodig zijn, dient ter wille van de duidelijkheid tot herschikking van deze richtlijn te worden overgegaan.

 2003/49/EG overweging 1 (aangepast)

  • (2) 
    In een interne   eengemaakte  markt die de kenmerken van een binnenlandse markt heeft, zouden transacties tussen ondernemingen van verschillende lidstaten niet aan minder gunstige belastingvoorschriften onderworpen moeten zijn dan die welke voor soortgelijke transacties tussen ondernemingen van eenzelfde lidstaat gelden.

 2003/49/EG overweging 2

  • (3) 
    Met betrekking tot uitkeringen van interest en royalty's wordt thans niet aan deze eis voldaan; de nationale belastingwetten, in voorkomend geval in samenhang met bilaterale of multilaterale overeenkomsten, kunnen niet altijd waarborgen dat dubbele belasting wordt geëlimineerd en de toepassing ervan plaatst de betrokken ondernemingen vaak voor belastende administratieve formaliteiten en kasmiddelenproblemen.

 2003/49/EG overweging 4

  • (4) 
    De afschaffing van de belasting op uitkeringen van interest en royalty's in de lidstaat waar zij ontstaan, ongeacht of deze door inhouding aan de bron of door aanslag wordt geïnd, is het geschiktste middel om deze formaliteiten en problemen uit te bannen en een gelijke fiscale behandeling van nationale en transnationale transacties te waarborgen. Deze belasting moet met name worden afgeschaft voor uitkeringen tussen verbonden ondernemingen van verschillende lidstaten en tussen vaste inrichtingen van deze ondernemingen.

 2003/49/EG overweging 3

 nieuw

  • (5) 
    Er moet worden gewaarborgd dat uitkeringen van interest en royalty's eenmaal in een lidstaat worden belast  en dat de richtlijnvoordelen alleen gelden wanneer de uit de uitkering verkregen inkomsten daadwerkelijk onderworpen zijn aan belasting in de lidstaat van de ontvangende onderneming of in de lidstaat waar de ontvangende vaste inrichting is gelegen  .

 nieuw

  • (6) 
    Deze richtlijn is alleen van toepassing op ondernemingen die een van de in bijlage I, deel A, genoemde rechtsvormen hebben en deze lijst zou zoveel mogelijk ondernemingen moeten omvatten.
  • (7) 
    Om de lijst van lichamen waarop deze richtlijn van toepassing is, uit te breiden, kunnen twee criteria worden toegepast. Ten eerste kan worden vastgesteld dat deze lijst in vele gevallen minder rechtsvormen bevat dan de lijst van Richtlijn 90/435/EEG van de Raad van 23 juli 1990 betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor moedermaatschappijen en dochterondernemingen uit verschillende lidstaten 20 ; het is zaak beide lijsten met elkaar in overeenstemming te brengen en de aan deze richtlijn gehechte lijst uit te breiden.
  • (8) 
    Ten tweede is de aan deze richtlijn gehechte lijst op enkele plaatsen gelijk aan of uitgebreider dan de lijst bij Richtlijn 90/435/EEG en dient hij ongewijzigd te blijven zodat de betrokken lichamen de richtlijnvoordelen blijven genieten.
  • (9) 
    De definitie van deze richtlijn vereist dat er tussen verbonden ondernemingen een rechtstreekse deelnemingsverhouding van ten minste 25 % bestaat, terwijl Richtlijn 90/435/EEG voorziet in vrijstelling van winstuitkeringen bij rechtstreekse of middellijke deelnemingen van 10 %. De geharmoniseerde belastingregeling inzake uitkeringen van interest en royalty's dient te worden afgestemd op die van Richtlijn 90/435/EEG en de deelnemingsvereisten van deze richtlijn dienen te worden afgezwakt tot rechtstreekse of middellijke deelnemingen van 10 %.
  • (10) 
    De belastingvrijstelling waarin deze richtlijn voorziet in het geval van uitkeringen die worden verricht door vaste inrichtingen, is afhankelijk van de voorwaarde dat deze uitkeringen een fiscaal aftrekbare uitgave vormen voor de vaste inrichting in de lidstaat waar zij is gelegen, op zodanige wijze dat de richtlijnvoordelen zouden kunnen worden geweigerd indien geen aftrek wordt toegestaan, ook wanneer de uitkeringen verband houden met de werkzamheden van die vaste inrichting. Het is zaak te verduidelijken dat de vrijstelling van toepassing is wanneer de uitkering een uitgave vormt die is verricht ten behoeve van de werkzaamheden van de vaste inrichting.

 2003/49/EG overweging 5

  • (11) 
    De regelingen dienen uitsluitend van toepassing te zijn op het eventuele bedrag aan interest of royalty's dat zonder een bijzondere verhouding tussen de betaler en de uiteindelijk gerechtigde zou zijn overeengekomen.

 2003/49/EG overweging 6

  • (12) 
    Het mag de lidstaten bovendien niet worden belet passende maatregelen ter bestrijding van fraude of misbruik te nemen.

 2003/49/EG overweging 7 (aangepast)

  • (13) 
    Aan  Bulgarije  , Griekenland en Portugal moet om begrotingsredenen een overgangsperiode worden toegestaan gedurende welke zij de belasting op uitkeringen van interest en royalty's, ongeacht of deze door inhouding aan de bron of door aanslag wordt geïnd, geleidelijk kunnen verlagen, totdat zij het bepaalde in artikel 1 kunnen toepassen.

2003/49/EG overweging 8

  • (14) 
    Spanje heeft een plan ter bevordering van het Spaanse technologische potentieel gelanceerd en moet om begrotingsredenen de mogelijkheid krijgen tijdens een overgangsperiode het bepaalde in artikel 1 inzake uitkeringen van royalty's niet toe te passen.

 2004/76/EG overwegingen 2 en 3 (aangepast)

  • (15) 
    De toepassing van  deze   Rrichtlijn 2003/49/EG kan tot begrotingsproblemen leiden in Tsjechië, Letland, Litouwen,   en  Polen en Slowakije, gezien de tarieven van de bronbelasting die worden toegepast overeenkomstig het nationale recht alsmede op basis van de overeenkomsten inzake belasting naar het inkomen en naar het vermogen, en de aldus vergaarde inkomsten.
  • (16) 
    Het zou deze lidstaten derhalve moeten worden toegestaan om op tijdelijke basis, tot aan de datum van toepassing als bedoeld in Aartikel 17, leden 2 en 3, van Richtlijn 2003/48/EG van de Raad van 3 juni 2003 betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling 21 , sommige bepalingen van  artikel 1 van deze   Rrichtlijn 2003/49/EG niet toe te passen wat betreft uitkeringen van interest en royalty's, in het geval van Letland en Litouwen, dan wel alleen uitkeringen van royalty's, in het geval van Tsjechië,   en  Polen en Slowakije.

 2003/49/EG overweging 9 (aangepast)

 nieuw

  • (17) 
    De Commissie moet drie jaar na de datum waarop de richtlijn moet zijn omgezet, verslag aan de Raad  en het Europees Parlement  uitbrengen over de werking   het effect  van deze richtlijn  om na te gaan in hoeverre de nagestreefde doelstellingen zijn verwezenlijkt  , in het bijzonder met het oog op uitbreiding van de werkingssfeer tot andere vennootschappen en ondernemingen en om de strekking van de definitie van interest en royalty's te herzien in het belang van de noodzakelijke convergentie van de bepalingen betreffende interest en royalty's in de nationale wetgeving en in bilaterale of multilaterale overeenkomsten ter voorkoming van dubbele belasting.

 2003/49/EG overweging 10 (aangepast)

  • (18) 
    Aangezien de doelstelling van het overwogen optreden, namelijk het opstellen van een gemeenschappelijke belastingregeling inzake uitkeringen van interest en royalty's tussen verbonden ondernemingen van verschillende lidstaten, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve beter op het niveau van de Gemeenschap   Unie  kan geschieden, kan de Gemeenschap   Unie  maatregelen vaststellen, overeenkomstig het beginsel van subsidiariteit zoals bedoeld in artikel 5 van het Verdrag  betreffende de Europese Unie  . Overeenkomstig het beginsel van evenredigheid zoals bedoeld in genoemd artikel, gaat deze richtlijn niet verder dan hetgeen noodzakelijk is om die doelstelling te bereiken,.

 nieuw

  • (19) 
    De verplichting tot omzetting van deze richtlijn in nationaal recht dient te worden beperkt tot de bepalingen die ten opzichte van de vorige richtlijnen zijn gewijzigd. De verplichting tot omzetting van de ongewijzigde bepalingen vloeit voort uit de vorige richtlijnen.
  • (20) 
    Deze richtlijn dient de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage II, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht van de aldaar genoemde richtlijnen en de toepassing ervan onverlet te laten,

 2003/49/EG

 nieuw

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Werkingssfeer en procedure

  • 1. 
    Uitkeringen van interest of royalty's die ontstaan in een lidstaat, worden vrijgesteld van alle belastingen in die bronstaat (door inhouding dan wel door aanslag), op voorwaarde dat een onderneming van een andere lidstaat, of een in een andere lidstaat gelegen vaste inrichting van een onderneming van een lidstaat, de uiteindelijk gerechtigde tot de interest of de royalty's is  en in die andere lidstaat daadwerkelijk is onderworpen aan belasting over de uit die uitkeringen verkregen inkomsten .
  • 2. 
    Uitkeringen die worden uitbetaald door een onderneming van een lidstaat of een in die lidstaat gelegen vaste inrichting van een onderneming van een andere lidstaat, worden geacht in die lidstaat te ontstaan (hierna: „bronstaat”).

 2003/49/EG (aangepast)

 nieuw

  • 3. 
    Een vaste inrichting wordt alleen als uitbetaler van interest of royalty's behandeld voor zover de betrokken uitkeringen  een uitgave vormen   voor   die is verricht ten behoeve van de werkzaamheden van  die vaste inrichting in de lidstaat waar zij gelegen is, een aftrekbare bedrijfsuitgave vormen.

 2003/49/EG

  • 4. 
    Een onderneming van een lidstaat wordt alleen als uiteindelijk gerechtigde tot interest of royalty's behandeld indien zij de betrokken uitkeringen te eigen gunste ontvangt, en niet als bemiddelende instantie, bijvoorbeeld als tussenpersoon, trustee of gemachtigde van een derde.

 2003/49/EG (aangepast)

  • 5. 
    Een vaste inrichting wordt behandeld als uiteindelijk gerechtigde tot interest of royalty's:
    • a) 
      voor zover de schuldvordering, het recht, het gebruik of de informatie ten aanzien waarvan uitkeringen van interest of royalty's ontstaan, daadwerkelijk verband houdt met die vaste inrichting, en
    • b) 
      voor zover de uitkeringen van interest of royalty's inkomsten zijn ten aanzien waarvan zij in de lidstaat waarin zij gelegen is, onderworpen is aan één van de in artikel 3, onder a), punt iii),   bijlage I, deel B,  genoemde belastingen of, in het geval van België, aan de belasting der niet-verblijfhouders/impôt des non-résidents, en in het geval van Spanje aan de Impuesto sobre la Renta de no Residentes, dan wel aan ongeacht welke gelijke of in wezen gelijksoortige belasting die na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn in aanvulling op of in de plaats van die bestaande belastingen wordt geheven.

 2003/49/EG (aangepast)

  • 6. 
    Indien een vaste inrichting van een onderneming van een lidstaat als betaler van of als uiteindelijk gerechtigde tot interest of royalty's wordt behandeld, wordt geen ander deel van de onderneming voor de toepassing van dit artikel als betaler van of als uiteindelijk gerechtigde tot de betrokken interest of royalty's behandeld.
  • 7. 
    Dit artikel vindt alleen toepassing indien de onderneming die de betaler van interest of royalty's is, of de onderneming waarvan de vaste inrichting als zodanig wordt behandeld, een verbonden onderneming is van de onderneming die de uiteindelijk gerechtigde is of waarvan de vaste inrichting wordt behandeld als de uiteindelijk gerechtigde tot de betrokken interest of royalty's.
  • 8. 
    Dit artikel vindt geen toepassing wanneer interest of royalty's wordt respectievelijk worden uitbetaald door of aan een in een derde land gelegen vaste bedrijfsvestiging   inrichting  van een onderneming van een lidstaat en de onderneming haar bedrijf ⌦ werkzaamheden ⌫ geheel of gedeeltelijk uitoefent door middel van die vaste bedrijfsvestiging  inrichting  .
  • 9. 
    Dit artikel belet niet dat een lidstaat bij de toepassing van zijn belastingrecht interest of royalty's in aanmerking neemt die zijn ontvangen door zijn ondernemingen, vaste inrichtingen van zijn ondernemingen of door in die staat gelegen vaste inrichtingen.

 2003/49/EG (aangepast)

  • 10. 
    Een lidstaat heeft de mogelijkheid om deze richtlijn niet toe te passen op een onderneming van een andere lidstaat of op een vaste inrichting van een onderneming van een andere lidstaat indien de in artikel 3, onder b)  2, onder d)  , genoemde voorwaarden niet vervuld waren gedurende een ononderbroken periode van ten minste twee jaar.
  • 11. 
    De bronstaat kan eisen dat op het tijdstip van uitbetaling van de interest of royalty's door middel van een attest wordt aangetoond dat de voorwaarden van dit artikel en van artikel 3   2  vervuld zijn. Indien op het tijdstip van uitbetaling niet is aangetoond dat de voorwaarden van dit artikel vervuld zijn, staat het de lidstaat vrij inhouding van bronbelasting op te leggen.
  • 12. 
    De bronstaat mag aan vrijstelling uit hoofde van deze richtlijn de voorwaarde verbinden dat hij ingevolge een attest dat de voorwaarden van dit artikel en van artikel 3   2  zijn vervuld, een besluit heeft genomen op grond waarvan op dat ogenblik vrijstelling kan worden verleend. Het vrijstellingsbesluit moet uiterlijk drie maanden na de afgifte van het attest en de verstrekking van de bewijsstukken waarom de bronstaat redelijkerwijze kan verzoeken, worden genomen en heeft vervolgens een geldigheidsduur van ten minste een jaar.
  • 13. 
    Voor de toepassing van de leden 11 en 12 heeft het attest voor elke overeenkomst die aan de uitkering ten grondslag ligt, een geldigheidsduur van ten minste een jaar tot ten hoogste drie jaar vanaf de datum van afgifte; het behelst de volgende gegevens:
    • a) 
      een bewijs van de fiscale woonplaats van de ontvangende onderneming en, in voorkomend geval, van het bestaan van een vaste inrichting, afgegeven door de belastingautoriteit van de lidstaat waar de ontvangende onderneming haar fiscale woonplaats heeft of waar de vaste inrichting gelegen is;
    • b) 
      een verklaring dat de ontvangende onderneming de uiteindelijk gerechtigde is zoals bedoeld in lid 4, dan wel dat de voorwaarden van lid 5 vervuld zijn indien de ontvanger van de uitkering een vaste inrichting is;
    • c) 
      een verklaring dat de voorwaarden van artikel 3, onder a), punt iii)   2, onder c), iii)  , voor de ontvangende onderneming vervuld zijn;
    • d) 
      een verklaring dat de ontvangende onderneming houdster is van een minimumdeelneming dan wel van een minimumpercentage van de stemrechten overeenkomstig artikel 3, onder b)   2, onder d)  ;
    • e) 
      de vermelding hoelang die deelneming of stemrechten bestaan.

Daarnaast kunnen de lidstaten verzoeken om de rechtsgrond voor de uitkering uit hoofde van de overeenkomst (bijvoorbeeld de lenings- of licentieovereenkomst).

 2003/49/EG

  • 14. 
    Indien de voorwaarden voor vrijstelling niet langer vervuld zijn, meldt de ontvangende onderneming of vaste inrichting dit onverwijld aan de uitbetalende onderneming of vaste inrichting en, indien de bronstaat dit eist, aan de bevoegde autoriteit van die staat.
  • 15. 
    Indien de uitbetalende onderneming of vaste inrichting bronbelasting waarvoor op grond van dit artikel vrijstelling moet worden verleend, heeft ingehouden, kan een vordering tot teruggave van die bronbelasting worden ingesteld. De lidstaat kan de in lid 13 genoemde gegevens opeisen. Het verzoek om teruggave moet binnen de gestelde termijn worden ingediend. Die termijn bedraagt ten minste twee jaar en gaat in op de datum waarop de interest of royalty's uitgekeerd zijn.
  • 16. 
    De bronstaat gaat binnen een jaar na ontvangst van het verzoek en van de bewijsstukken waarom hij redelijkerwijze kan verzoeken, over tot teruggave van de ten onrechte ingehouden bronbelasting. Indien de bronbelasting niet binnen die termijn is teruggegeven, heeft de ontvangende onderneming of vaste inrichting bij het verstrijken van dat jaar recht op rente over de terug te geven belasting tegen de nationale rentevoet die in vergelijkbare gevallen krachtens het nationaal recht van de bronstaat wordt toegepast.

 2003/49/EG (aangepast)

Artikel 2

Definitie s   

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

  • a) 
    "interest": inkomsten uit schuldvorderingen van welke aard dan ook, al dan niet verzekerd door hypotheek en al dan niet aanspraak gevend op een aandeel in de winst van de schuldenaar, en in het bijzonder inkomsten uit leningen en inkomsten uit obligaties of schuldbewijzen, daaronder begrepen de aan zodanige leningen, obligaties of schuldbewijzen verbonden premies en prijzen. In rekening gebrachte boete voor te late betaling wordt niet als interest aangemerkt;
  • b) 
    "royalty's": vergoedingen van welke aard dan ook voor het gebruik van, of voor het recht van gebruik van, een auteursrecht op een werk op het gebied van letterkunde, kunst of wetenschap — daaronder begrepen bioscoopfilms en software — van een octrooi, een fabrieks- of handelsmerk, een tekening of model, een plan, een geheim recept of een geheime werkwijze, of voor inlichtingen omtrent ervaringen op het gebied van nijverheid, handel of wetenschap; vergoedingen voor het gebruik van of voor het recht van gebruik van industriële, commerciële of wetenschappelijke uitrusting worden als royalty's aangemerkt.

 2003/49/EG (aangepast)

  • c) 
    "onderneming van een lidstaat",: elke onderneming:
  • i) 
    die een van de op de lijst in de bijlage I, deel A, genoemde rechtsvormen heeft en
  • ii) 
    die volgens de belastingwetgeving van een lidstaat wordt geacht in die lidstaat haar fiscale woonplaats te hebben en die niet volgens een met een derde land gesloten overeenkomst ter vermijding van dubbele inkomstenbelasting wordt geacht haar fiscale woonplaats buiten de Gemeenschap   Unie  te hebben, en
  • iii) 
    die onderworpen is aan een van de volgende   in bijlage I, deel B, genoemde  belastingen  zonder daarvan te zijn vrijgesteld  of aan ongeacht welke gelijke of in wezen gelijksoortige belasting die na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn in aanvulling op of in de plaats van die bestaande belastingen wordt geheven:;

🡻 2003/49/EG

  • – 
    vennootschapsbelasting/impôt des sociétés in België;
  • – 
    selskabsskat in Denemarken;
  • – 
    Körperschaftsteuer in Duitsland;
  • – 
    Φόρος εισοδήματος νομικών προσώπων in Griekenland;
  • – 
    impuesto sobre sociedades in Spanje;
  • – 
    impôt sur les sociétés in Frankrijk;
  • – 
    corporation tax in Ierland;
  • – 
    imposta sul reddito delle persone giuridiche in Italië;
  • – 
    impôt sur le revenu des collectivités in Luxemburg;
  • – 
    vennootschapsbelasting in Nederland;
  • – 
    Körperschaftsteuer in Oostenrijk;
  • – 
    imposto sobre o rendimento das pessoas colectivas in Portugal;
  • – 
    yhteisöjen tulovero/inkomstskatten för samfund in Finland;
  • – 
    statlig inkomstskatt in Zweden;
  • – 
    corporation tax in het Verenigd Koninkrijk;

 2004/66/EG art. 1 en bijlage

  • – 
    Daň z příjmů právnických osob in Tsjechië;
  • – 
    Tulumaks in Estland;
  • – 
    φόρος εισοδήματος in Cyprus;
  • – 
    Uzņēmumu ienākuma nodoklis in Letland;
  • – 
    Pelno mokestis in Litouwen;
  • – 
    Társasági adó in Hongarije;
  • – 
    Taxxa fuq l-income in Malta;
  • – 
    Podatek dochodowy od osób prawnych in Polen;
  • – 
    Davek od dobička pravnih oseb in Slovenië;
  • – 
    Daň z príjmov právnických osôb in Slowakije;

 2006/98/EG art. 1 en bijlage, punt 9, onder a)

  • – 
    корпоративен данък in Bulgarije;
  • – 
    impozit pe profit, impozitul pe veniturile obținute din România de nerezidenți in Roemenië;

 2003/49/EG (aangepast)

 nieuw

  • d) 
    iedere onderneming die ten minste daardoor met een tweede onderneming verbonden is doordat:
  • i) 
    de eerste onderneming rechtstreeks een deelneming van ten minste 25   10  % in het kapitaal van de tweede onderneming heeft, dan wel
  • ii) 
    de tweede onderneming rechtstreeks een deelneming van ten minste 25   10  % in het kapitaal van de eerste onderneming heeft, dan wel
  • iii) 
    een derde onderneming rechtstreeks een deelneming van ten minste 25   10  % in het kapitaal van zowel de eerste onderneming als de tweede onderneming heeft.

De deelnemingen mogen enkel ondernemingen betreffen die binnen de Gemeenschap   Unie  gevestigd zijn.

De lidstaten hebben echter de mogelijkheid om het criterium van een minimumdeelneming in het kapitaal te vervangen door dat van een minimumpercentage van de stemrechten;

  • e) 
    "vaste inrichting": een in een lidstaat gelegen vaste bedrijfsvestiging   bedrijfsinrichting  door middel waarvan  de werkzaamheden van  een onderneming van een andere lidstaat haar bedrijf geheel of gedeeltelijk uitoefent  worden uitgeoefend  .

 2003/49/EG

Artikel 3

Uitsluiting van niet als interest of royalty's aan te merken uitkeringen

  • 1. 
    In de volgende gevallen behoeft de bronstaat de voordelen van deze richtlijn niet toe te kennen:
    • a) 
      uitkeringen die volgens het recht van de bronstaat als winstuitkering of terugbetaling van kapitaal worden behandeld;
    • b) 
      uitkeringen uit schuldvorderingen die het recht geven deel te nemen in de winst van de schuldenaar;
    • c) 
      uitkeringen uit schuldvorderingen die de schuldeiser het recht verlenen zijn recht op interest in te ruilen tegen het recht deel te nemen in de winst van de schuldenaar;
    • d) 
      uitkeringen uit schuldvorderingen die geen bepalingen betreffende terugbetaling van de hoofdsom bevatten of waarvan de terugbetaling meer dan 50 jaar na de uitgiftedatum verschuldigd is.
  • 2. 
    Wanneer, ten gevolge van een bijzondere verhouding tussen de uitbetaler en de uiteindelijk gerechtigde van de interest of royalty's of tussen hen beiden en een derde, het bedrag van de interest of royalty's hoger is dan het bedrag dat zonder een dergelijke verhouding door de uitbetaler en de uiteindelijk gerechtigde zou zijn overeengekomen, vindt deze richtlijn slechts toepassing op dit eventuele laatstgenoemde bedrag.

Artikel 4

Fraude en misbruiken

  • 1. 
    Deze richtlijn vormt geen beletsel voor de toepassing van nationale of verdragsrechtelijke voorschriften ter bestrijding van fraude en misbruiken.
  • 2. 
    Een lidstaat kan het genot van deze richtlijn ontzeggen of weigeren de richtlijn toe te passen in het geval van transacties met als voornaamste beweegreden of een van de voornaamste beweegredenen belastingfraude, belastingontwijking of misbruik.

 2003/49/EG (aangepast)

1 2004/76/EG art. 1, punt 1

Artikel 5

Overgangsregels voor  Bulgarije   ,  1 Tsjechië   , Griekenland, Spanje, 1 Letland, Litouwen, Polen   , en Portugal en Slowakije

 2003/49/EG (aangepast)

1 2004/76/EG art. 1, punt 2

  • 1. 
    Griekenland, 1 Letland, Polen  en Portugal hebben de mogelijkheid om artikel 1  van deze richtlijn  niet toe te passen tot de toepassingsdatum bedoeld in artikel 17, leden 2 en 3, van Richtlijn 2003/48/EG van de Raad van 3 juni 2003 betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling. Gedurende een overgangsperiode van acht jaar die op de genoemde datum begint, mag de belasting op uitkeringen van interest of royalty’s aan een verbonden onderneming van een andere lidstaat of een in een andere lidstaat gelegen vaste inrichting van een verbonden onderneming van een lidstaat gedurende de eerste vier jaar ten hoogste 10 % en gedurende de laatste vier jaar ten hoogste 5 % bedragen.

 2004/76/EG art. 1, punt 2 (aangepast)

Litouwen heeft de mogelijkheid om artikel 1  van deze richtlijn  niet toe te passen tot de toepassingsdatum bedoeld in artikel 17, leden 2 en 3, van Richtlijn 2003/48/EG. Gedurende een overgangsperiode van zes jaar die op de genoemde datum begint, mag de belasting op uitkeringen van royalty’s aan een verbonden onderneming van een andere lidstaat of een in een andere lidstaat gelegen vaste inrichting van een verbonden onderneming van een lidstaat ten hoogste 10 % bedragen. Gedurende de eerste vier jaar van de overgangsperiode van zes jaar mag de belasting op uitkeringen van interest aan een verbonden onderneming van een andere lidstaat of een in een andere lidstaat gelegen vaste inrichting ten hoogste 10 % bedragen; de daaropvolgende twee jaar mag de belasting op dergelijke uitkeringen van interest ten hoogste 5 % bedragen.

 2003/49/EG (aangepast)

1 2004/76/EG art. 1, punt 2 (aangepast)

1 Tsjechië en Spanje   en Polen hebben, alleen voor de uitkeringen van royalty’s, de mogelijkheid om artikel 1  van deze richtlijn  niet toe te passen tot de toepassingsdatum bedoeld in artikel 17, leden 2 en 3, van Richtlijn 2003/48/EG. Gedurende een overgangsperiode van zes jaar die op de genoemde datum begint, mag de belasting op uitkeringen van royalty’s aan een verbonden onderneming van een andere lidstaat of een in een andere lidstaat gelegen vaste inrichting van een verbonden onderneming van een lidstaat ten hoogste 10 % bedragen. Slowakije heeft, alleen voor de uitkeringen van royalty’s, de mogelijkheid om artikel 1 niet toe te passen gedurende een overgangsperiode van twee jaar die op 1 mei 2004 ingaat.

 2003/49/EG (aangepast)

1 2004/76/EG art. 1, punt 2 (aangepast)

Bulgarije wordt gemachtigd het bepaalde in artikel 1 van deze richtlijn niet toe te passen tot en met 31 december 2014. Gedurende die overgangsperiode mag de belasting op uitkeringen van interest en royalty's aan een verbonden onderneming van een andere lidstaat of een in een andere lidstaat gelegen vaste inrichting van een verbonden onderneming van een lidstaat tot en met 31 december 2010 ten hoogste 10 % bedragen en de daaropvolgende jaren tot en met 31 december 2014 ten hoogste 5 %.

Aan deze overgangsregels is echter de voorwaarde verbonden dat belastingtarieven die eventueel lager zijn dan die genoemd in de eerste, tweede en derde alinea, en waarin wordt voorzien door bilaterale overeenkomsten tussen  Bulgarije,    1 Tsjechië  , Griekenland, Spanje, 1 Letland, Litouwen, Polen  ,   of  Portugal of Slowakije en andere lidstaten, van toepassing blijven. Vóór het einde van elk van de in dit lid genoemde overgangsperioden kan de Raad, op voorstel van de Commissie, met eenparigheid van stemmen besluiten deze te verlengen.

 2003/49/EG (aangepast)

1 2004/76/EG art. 1, punt 2

  • 2. 
    Indien een onderneming van een lidstaat of een in die lidstaat gelegen vaste inrichting van een onderneming van een lidstaat:
    • – 
      interest of royalty’s ontvangt van een verbonden onderneming van  Bulgarije,  Griekenland, 1 Letland, Litouwen, Polen  of Portugal,

 2003/49/EG (aangepast)

1 2004/76/EG art. 1, punt 2 (aangepast)

  • – 
    royalty’s ontvangt van een verbonden onderneming van 1 Tsjechië of  Spanje, Polen of Slowakije,

 2003/49/EG (aangepast)

1 2004/76/EG art. 1, punt 2

  • – 
    interest of royalty’s ontvangt van een in  Bulgarije,  Griekenland, 1 Letland, Litouwen, Polen  of Portugal gelegen vaste inrichting van een verbonden onderneming van een lidstaat,

of

 2003/49/EG (aangepast)

1 2004/76/EG art. 1, punt 2 (aangepast)

  • – 
    royalty’s ontvangt van een in 1 Tsjechië   ,   of   Spanje, Polen of Slowakije gelegen vaste inrichting van een verbonden onderneming van een lidstaat,

staat de eerstgenoemde lidstaat toe dat een bedrag, gelijk aan de belasting die overeenkomstig lid 1 in  Bulgarije,    1 Tsjechië  , Griekenland, Spanje, 1 Letland, Litouwen, Polen of  , Portugal of Slowakije over die inkomsten is betaald, in mindering wordt gebracht op de belasting over de inkomsten van de onderneming of de vaste inrichting die deze inkomsten heeft ontvangen.

 2003/49/EG (aangepast)

1 2004/76/EG art. 1, punt 2 (aangepast)

  • 3. 
    De in lid 2 bedoelde vermindering behoeft niet hoger te zijn dan het laagste van de volgende twee bedragen:
    • a) 
      de belasting die in  Bulgarije,    1 Tsjechië  , Griekenland, Spanje, 1 Letland, Litouwen, Polen of  , Portugal of Slowakije verschuldigd is op grond van lid 1,

 2003/49/EG

of

  • b) 
    het gedeelte van de belasting over de inkomsten van de onderneming of vaste inrichting die de interest of de royalty’s heeft ontvangen, berekend voordat de vermindering is toegestaan, dat volgens de nationale wetgeving van de lidstaat van de onderneming of waar de vaste inrichting gelegen is, aan deze uitkeringen kan worden toegerekend.

 2003/49/EG (aangepast)

Artikel 6

Uitvoering   Omzetting 

  • 1. 
    De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 1 januari 2004   2012  aan deze richtlijn   artikel 1, leden 1 en 3, artikel 2, onder c) en d), en bijlage I, deel A,  te voldoen. Zij stellen   delen  de Commissie daarvan   de tekst van die bepalingen  onverwijld in kennis   mede, alsmede een tabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn  .

Wanneer de lidstaten deze   die  bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen  zelf of bij de officiële bekendmaking ervan  naar de   deze   onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.   In de bepalingen wordt tevens vermeld dat verwijzingen in bestaande wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen naar de bij deze richtlijn ingetrokken richtlijnen, gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn. De regels voor die verwijzing en de formulering van die vermelding worden vastgesteld door de lidstaten. 

 2003/49/EG

  • 2. 
    De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen. In deze mededeling verstrekken de lidstaten een concordantietabel, waaruit blijkt welke vastgestelde nationale bepalingen overeenkomen met de bepalingen van deze richtlijn.

 2003/49/EG (aangepast)

 nieuw

Artikel 7

Herziening

Uiterlijk op 31 december 2006   Uiterlijk op 31 december 2016  brengt de Commissie aan de Raad verslag uit over de werking   het economische effect  van de richtlijn, in het bijzonder met het oog op uitbreiding van de werkingssfeer tot andere vennootschappen en ondernemingen dan die bedoeld in artikel 3 en in de bijlage.

 2003/49/EG

Artikel 8

Vrijwaringsclausule

Deze richtlijn laat de toepassing onverlet van nationale of verdragsbepalingen die verder reiken dan de bepalingen van deze richtlijn en gericht zijn op de afschaffing of matiging van dubbele belasting van interest en royalty's.

 nieuw

Artikel 9

Intrekking

Richtlijn 2003/49/EG, zoals gewijzigd bij de in bijlage II, deel A, genoemde richtlijnen, wordt met ingang van 1 januari 2013 ingetrokken, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage II, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht en toepassing van de aldaar genoemde richtlijnen.

Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage III.

 2003/49/EG (aangepast)

Artikel 10

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de  twintigste  dag van haar   na die van de  bekendmaking  ervan  in het Publicatieblad van de Europese Unie.

 nieuw

Artikel 1, leden 1 en 3, artikel 2, onder c) en d), en bijlage I, deel A, zijn van toepassing vanaf 1 januari 2013.

 2003/49/EG

Artikel 11

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel,

   Voor de Raad

   De voorzitter

 2003/49/EG (aangepast)

BIJLAGE I

DEEL A

LIJST VAN ONDERNEMINGEN VENNOOTSCHAPPEN DIE ONDER ARTIKEL 2, ONDER C), VAN DE RICHTLIJN VALLEN

 nieuw

  • 1) 
     De Europese vennootschap of Societas Europaea (SE), opgericht overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2157/2001 van de Raad van 8 oktober 2001 betreffende het statuut van de Europese vennootschap (SE) 22 en Richtlijn 2001/86/EG van de Raad van 8 oktober 2001 tot aanvulling van het statuut van de Europese vennootschap met betrekking tot de rol van de werknemers 23

 nieuw

  • 2) 
     De Europese coöperatieve vennootschap (SCE), opgericht overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1435/2003 van de Raad van 22 juli 2003 betreffende het statuut voor een Europese Coöperatieve Vennootschap (SCE) 24 en Richtlijn 2003/72/EG van de Raad van 22 juli 2003 tot aanvulling van het statuut van een Europese coöperatieve vennootschap met betrekking tot de rol van de werknemers 25

 2003/49/EG

 nieuw

3a)Ondernemingen De vennootschappen naar Belgisch recht, geheten "naamloze vennootschap"/"société anonyme", "commanditaire vennootschap op aandelen"/"société en commandite par actions", "besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid"/"société privée à responsabilité limitée"   , "coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid"/"société coopérative à responsabilité limitée", "coöperatieve vennootschap met onbeperkte aansprakelijkheid"/"société coopérative à responsabilité illimitée", "vennootschap onder firma"/"société en nom collectif", "gewone commanditaire vennootschap"/"société en commandite simple", de overheidsbedrijven die een van vorengenoemde rechtsvormen hebben aangenomen, alsmede andere vennootschappen die zijn opgericht naar Belgisch recht en die onder de Belgische vennootschapsbelasting vallen   alsmede de publiekrechtelijke lichamen die privaatrechtelijk werkzaam zijn;

 2006/98/EG art. 1 en bijlage, punt 9, onder b)

 nieuw

4aa)Ondernemingen De vennootschappen naar Bulgaars recht, geheten: "събирателното дружество", "командитното дружество", "дружеството с ограничена отговорност", "акционерното дружество", "командитното дружество с акции",  "неперсонифицирано дружество",  "кооперации", "кооперативни съюзи", "държавни предприятия", die zijn opgericht naar Bulgaars recht en commerciële activiteiten uitoefenen;

 2004/66/EG art. 1 en bijlage

5p)Ondernemingen De vennootschappen naar Tsjechisch recht, geheten "akciová společnost", "společnost s ručením omezeným", "veřejná obchodní společnost", "komanditní společnost", "družstvo";

 2003/49/EG

 nieuw

6b)Ondernemingen De vennootschappen naar Deens recht, geheten "aktieselskab" en "anpartsselskab" , alsmede de overige overeenkomstig de wet op de vennootschapsbelasting belastingplichtige ondernemingen, voor zover hun belastbare inkomsten worden berekend en belast volgens de algemene fiscaalrechtelijke regels van toepassing op "aktieselskaber"  ;

7c)Ondernemingen De vennootschappen naar Duits recht, geheten "Aktiengesellschaft", "Kommanditgesellschaft auf Aktien", "Gesellschaft mit beschränkter Haftung", "bergrechtliche Gewerkschaft"   "Versicherungsverein auf Gegenseitigkeit", "Erwerbs- und Wirtschaftsgenossenschaft", "Betriebe gewerblicher Art von juristischen Personen des öffentlichen Rechts", alsmede andere vennootschappen die zijn opgericht naar Duits recht en die onder de Duitse vennootschapsbelasting vallen  ;

 2004/66/EG art. 1 en bijlage

8q)Ondernemingen De vennootschappen naar Estlands Ests recht, geheten "täisühing", "usaldusühing", "osaühing", "aktsiaselts", "tulundusühistu";

 2003/49/EG (aangepast)

 nieuw

9gh)Ondernemingen De vennootschappen   die zijn opgericht naar of handelen onder   naar Iers recht, geheten public companies limited by shares or by guarantee, private companies limited by shares or by guarantee, institutions registered under the de lichamen die zijn geregistreerd krachtens de Industrial and Provident Societies Acts, of   de  "building societies" registered under the die zijn opgericht onder de Building Societies Acts  , en de "trustee savings banks" in de zin van de Trustee Savings Banks Act van 1989  ;

 2003/49/EG

 nieuw

10d)Ondernemingen De vennootschappen naar Grieks recht, geheten "ανώνυμη εταιρíα",  "εταιρεία περιορισμένης ευθύνης (Ε.Π.Ε.)"·alsmede andere vennootschappen die zijn opgericht naar Grieks recht en die onder de Griekse vennootschapsbelasting vallen  ;

11e)Ondernemingen De vennootschappen naar Spaans recht, geheten "sociedad anónima", "sociedad comanditaria por acciones", "sociedad de responsabilidad limitada", alsmede de publiekrechtelijke lichamen die privaatrechtelijk werkzaam zijn en andere naar Spaans recht opgerichte entiteiten die onderworpen zijn aan de Spaanse vennootschapsbelasting ("impuesto sobre sociedades")  ;

f12)Ondernemingen De vennootschappen naar Frans recht, geheten "société anonyme", "société en commandite par actions", "société à responsabilité limitée" "sociétés par actions simplifiées", "sociétés d’assurances mutuelles", "caisses d’épargne et de prévoyance", "sociétés civiles" die automatisch aan de vennootschapsbelasting onderworpen zijn, "coopératives", "unions de coopératives",   alsmede de openbare instellingen en ondernemingen de overheidsinstellingen en bedrijven met een industrieel of commercieel karakter  alsmede andere vennootschapen die zijn opgericht naar Frans recht en die onder de Franse vennootschapsbelasting vallen  ;

13h)Ondernemingen De vennootschappen naar Italiaans recht, geheten "società per azioni", "società in accomandita per azioni", "società a responsabilità limitata" , "società cooperative", "società di mutua assicurazione"  alsmede openbare en particuliere lichamen die industriële en commerciële activiteiten uitoefenen;

 2004/66/EG art. 1 en bijlage

14r)Ondernemingen De vennootschappen naar Cypriotisch Cyprisch recht, dat wil zeggen ondernemingen volgens de vennootschapswetgeving, publiekrechtelijke rechtspersonen en andere organen die volgens de wetgeving inzake de inkomstenbelasting ondernemingen zijn;

s15)Ondernemingen De vennootschappen naar Lets recht, geheten "akciju sabiedrība", "sabiedrība ar ierobežotu atbildību";

t16)Ondernemingen De vennootschappen naar Litouws recht;

 2003/49/EG

 nieuw

i17)Ondernemingen De vennootschappen naar Luxemburgs recht, geheten "société anonyme", "société en commandite par actions", "société à responsabilité limitée",  "société coopérative", "société coopérative organisée comme une société anonyme", "association d’assurances mutuelles", "association d’épargne-pension", "entreprise de nature commerciale, industrielle ou minière de l’Etat, des communes, des syndicats de communes, des établissements publics et des autres personnes morales de droit public", alsmede andere vennootschappen die zijn opgericht naar Luxemburgs recht en die onder de Luxemburgse vennootschapsbelasting vallen  ;

 2004/66/EG art. 1 en bijlage

u18)Ondernemingen De vennootschappen naar Hongaars recht, geheten "közkereseti társaság", "betéti társaság", "közös vállalat", "korlátolt felelősségű társaság", "részvénytársaság", "egyesülés", "közhasznú társaság", "szövetkezet;

v19)Ondernemingen De vennootschappen naar Maltees recht, geheten "Kumpaniji ta’ Responsabilita’ Limitata", "Soċjetajiet in akkomandita li l-kapital tagħhom maqsum f’azzjonijiet";

 2003/49/EG

 nieuw

j20)Ondernemingen De vennootschappen naar Nederlands recht, geheten "naamloze vennootschap", "besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid" , "open commanditaire vennootschap", "coöperatie", "onderlinge waarborgmaatschappij", "fonds voor gemene rekening", "vereniging op coöperatieve grondslag" en "vereniging welke op onderlinge grondslag als verzekeraar of kredietinstelling optreedt", alsmede andere vennootschappen die zijn opgericht naar Nederlands recht en die onder de Nederlandse vennootschapsbelasting vallen  ;

k21)Ondernemingen De vennootschappen naar Oostenrijks recht, geheten "Aktiengesellschaft", "Gesellschaft mit beschränkter Haftung" , "‘Versicherungsvereine auf Gegenseitigkeit", "Erwerbs- und Wirtschaftsgenossenschaften", "Betriebe gewerblicher Art von Körperschaften des öffentlichen Rechts", "Sparkassen", alsmede andere vennootschappen die zijn opgericht naar Oostenrijks recht en die onder de Oostenrijkse vennootschapsbelasting vallen; 

 2004/66/EG art. 1 en bijlage

 nieuw

w22)Ondernemingen De vennootschappen naar Pools recht, geheten "spółka akcyjna", "spółka z ograniczoną odpowiedzialnością"   , "spółdzielnia", "przedsiębiorstwo państwowe"  ;

 2003/49/EG

l23)Handelsvennootschappen, burgerlijke vennootschappen met handelsvorm, coöperaties en openbare bedrijven opgericht naar Portugees recht.

 2006/98/EG art. 1 en bijlage, punt 9, onder b)

ab24)De vennootschappen naar Roemeens recht, geheten: "societăți pe acțiuni", "societăți în comandită pe acțiuni", "societăți cu răspundere limitată";

 2004/66/EG art. 1 en bijlage

  • 25) 
    Ondernemingen De vennootschappen naar Sloveens recht, geheten "delniška družba", "komanditna delniška družba", "komanditna družba", "družba z omejeno odgovornostjo", "družba z neomejeno odgovornostjo";
  • 26) 
    Ondernemingen De vennootschappen naar Slowaaks recht, geheten "akciová spoločnost", "spoločnosť s ručením obmedzeným", "komanditná spoločnost", "verejná obchodná spoločnost", "družstvo";

 2003/49/EG

m27)Ondernemingen De vennootschappen naar Fins recht, geheten "osakeyhtiö/aktiebolag", "osuuskunta/andelslag", "säästöpankki/sparbank" en "vakuutusyhtiö/försäkringsbolag";

 2003/49/EG

 nieuw

n28)Ondernemingen De vennootschappen naar Zweeds recht, geheten "aktiebolag", "försäkringsaktiebolag" , "ekonomiska föreningar", "sparbanker", "ömsesidiga försäkringsbolag"  ;

 2003/49/EG

o29)Ondernemingen De vennootschappen naar het Brits recht van het Verenigd Koninkrijk.

 2003/49/EG (aangepast)

DEEL B

LIJST VAN DE IN ARTIKEL 2, ONDER C), BEDOELDE BELASTINGEN 

 2003/49/EG

  • – 
    vennootschapsbelasting/impôt des sociétés in België;

 2006/98/EG art. 1 en bijlage, punt 9, onder a)

  • – 
    корпоративен данък in Bulgarije;

 2004/66/EG art. 1 en bijlage

  • – 
    Daň z příjmů právnických osob in Tsjechië;

 2003/49/EG

  • – 
    selskabsskat in Denemarken;
  • – 
    Körperschaftsteuer in Duitsland;

 2004/66/EG art. 1 en bijlage

  • – 
    Tulumaks in Estland;

 2003/49/EG

  • – 
    corporation tax in Ierland;
  • – 
    Φόρος εισοδήματος νομικών προσώπων in Griekenland;
  • – 
    impuesto sobre sociedades in Spanje;
  • – 
    impôt sur les sociétés in Frankrijk;
  • – 
    imposta sul reddito delle persone giuridiche in Italië;

 2004/66/EG art. 1 en bijlage

  • – 
    φόρος εισοδήματος in Cyprus;
  • – 
    Uzņēmumu ienākuma nodoklis in Letland;
  • – 
    Pelno mokestis in Lithuania;

 2003/49/EG

  • – 
    impôt sur le revenu des collectivités in Luxemburg;

 2004/66/EG art. 1 en bijlage

  • – 
    Társasági adó in Hongarije;
  • – 
    Taxxa fuq l-income in Malta;

 2003/49/EG

  • – 
    vennootschapsbelasting in Nederland;
  • – 
    Körperschaftsteuer in Oostenrijk;

 2004/66/EG art. 1 en bijlage

  • – 
    Podatek dochodowy od osób prawnych in Polen;

 2003/49/EG

  • – 
    imposto sobre o rendimento das pessoas colectivas in Portugal;

 2006/98/EG art. 1 en bijlage, punt 9, onder a)

  • – 
    impozit pe profit, impozitul pe veniturile obținute din România de nerezidenți in Roemenië;

 2004/66/EG art. 1 en bijlage

  • – 
    Davek od dobička pravnih oseb in Slovenië;
  • – 
    Daň z príjmov právnických osôb in Slowakije;

 2003/49/EG

  • – 
    yhteisöjen tulovero/inkomstskatten för samfund in Finland;
  • – 
    statlig inkomstskatt in Zweden;
  • – 
    corporation tax in het Verenigd Koninkrijk;

BIJLAGE II

DEEL A

Ingetrokken richtlijn met overzicht van de opeenvolgende wijzigingen

(als bedoeld in artikel 9)

Richtlijn 2003/49/EG van de Raad

(PB L 157 van 26.6.2003, blz. 49)

Richtlijn 2004/66/EG van de Raad    uitsluitend punt V.3 van de bijlage

(PB L 168 van 1.5.2004, blz. 35)

Richtlijn 2004/76/EG van de Raad

(PB L 157 van 30.4.2004, blz. 106)

Richtlijn 2006/98/EG van de Raad    uitsluitend punt 9 van de bijlage

(PB L 363 van 20.12.2006, blz. 129)

DEEL B

Overzicht van de termijnen voor omzetting in nationaal recht

(als bedoeld in artikel 10)

 

Richtlijn

Termijn voor omzetting

Datum van toepassing

2003/49/EG

2004/66/EG

2004/76/EG

2006/98/EG

1 januari 2004

1 mei 2004

1 mei 2004

1 januari 2007

1 juli 2011 (1) (2)

1 juli 2013 (3)

1 januari 2015 (4)

  • (1) 
    Van toepassing op Litouwen, wat de bepalingen van artikel 1 betreft.
  • (2) 
    Van toepassing op Tsjechië en Spanje, wat de bepalingen van artikel 1 betreft in het geval van royaltybetalingen.
  • (3) 
    Van toepassing op Griekenland, Litouwen, Polen en Portugal, wat de bepalingen van artikel 1 betreft.
  • (4) 
    Van toepassing op Bulgarije, wat de bepalingen van artikel 1 betreft

BIJLAGE III

Concordantietabel

 

Richtlijn 2003/49/EG

Deze richtlijn

Artikel 1

Artikel 2

Artikel 3, onder a)

Artikel 3, onder b) en c)

Artikel 4

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 9

Artikel 10

Artikel 11

Bijlage

Artikel 1

Artikel 2, onder a) en b)

Artikel 2, onder c), en bijlage I, deel B

Artikel 2, onder d) en e)

Artikel 3

Artikel 4

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 9

Artikel 10

Artikel 11

Bijlage I, deel A

Bijlage II

Bijlage III

  • (1) 
    Richtlijn 2003/49/EG van de Raad van 3 juni 2003 betreffende een gemeenschappelijke belastingregeling inzake uitkeringen van interest en royalty's tussen verbonden ondernemingen van verschillende lidstaten (PB L 157 van 26.6.2003, blz. 49).
  • (2) 
    COM(1997) 564 definitief van 5.11.1997.
  • (3) 
    PB C 2 van 6.1.1998.
  • (4) 
    Richtlijn 2004/66/EG van de Raad van 26 april 2004 tot aanpassing van de Richtlijnen 1999/45/EG, 2002/83/EG, 2003/37/EG en 2003/59/EG van het Europees Parlement en de Raad en de Richtlijnen 77/388/EEG, 91/414/EEG, 96/26/EG, 2003/48/EG en 2003/49/EG, op het gebied van vrij verkeer van goederen, vrijheid van dienstverlening, landbouw, vervoer en belastingen, in verband met de toetreding van Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië en Slowakije (PB L 168 van 1.5.2004, blz. 35).
  • (5) 
    Richtlijn 2004/76/EG van de Raad van 29 april 2004 tot wijziging van Richtlijn 2003/49/EG waarbij bepaalde lidstaten overgangsperioden mogen instellen voor de toepassing van een gemeenschappelijke belastingregeling inzake uitkeringen van interest en royalty's tussen verbonden ondernemingen van verschillende lidstaten (PB L 157 van 30.4.2004, blz. 106).
  • (6) 
    Richtlijn 2006/98/EG van de Raad van 20 november 2006 tot aanpassing van een aantal richtlijnen op het gebied van belastingen in verband met de toetreding van Bulgarije en Roemenië (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 129). 
  • (7) 
    Verdrag tussen het Koninkrijk België, de Tsjechische Republiek, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, de Republiek Estland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, Ierland, de Italiaanse Republiek, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, het Groothertogdom Luxemburg, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Polen, de Portugese Republiek, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek, de Republiek Finland, het Koninkrijk Zweden, het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (lidstaten van de Europese Unie), en de Republiek Bulgarije en Roemenië betreffende de toetreding van de Republiek Bulgarije en Roemenië tot de Europese Unie (PB L 157 van 21.6.2005, blz. 278 en blz. 311).
  • (8) 
    COM(2009) 179 definitief.
  • (9) 
    Richtlijn 90/435/EEG van de Raad van 23 juli 1990 betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor moedermaatschappijen en dochterondernemingen uit verschillende lidstaten (PB L 225 van 20.8.1990, blz. 6), gewijzigd bij Richtlijn 2003/123/EG van de Raad van 22 december 2003 tot wijziging van Richtlijn 90/435/EEG betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor moedermaatschappijen en dochterondernemingen uit verschillende lidstaten (PB L 7 van 13.1.2004, blz. 41).
  • Overweging 3 van de richtlijn.
  • Voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende een gemeenschappelijke belastingregeling inzake betalingen van rente en royalty's tussen verbonden ondernemingen van verschillende lidstaten (COM(2003) 841).
  • Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's - Werkprogramma van de Commissie voor 2010 - Een tijd voor daden (COM(2010) 135 definitief.
  • Verordening (EG) nr. 2157/2001 van de Raad van 8 oktober 2001 betreffende het statuut van de Europese vennootschap (SE) – zie paragraaf 7 van de toelichting – (PB L 294 van 10.11.2001, blz. 1) en Verordening van de Raad (EG) nr. 1435/2003 van 22 juli 2003 betreffende het statuut voor een Europese Coöperatieve Vennootschap (SCE) – zie paragraaf 6 van de toelichting – (PB L 207 van 18.8.2003, blz. 1).
  • Artikel 9, lid 1, onder c), van Verordening (EG) nr. 2157/2001 van de Raad van 8 oktober 2001.
  • Dezelfde werkwijze werd gevolgd bij de voorstellen tot wijziging van de moeder-dochterrichtlijn (90/434/EEG) en de fusierichtlijn (90/435/EEG), waarbij de Europese vennootschap uitdrukkelijk werd toegevoegd aan de lijst van vennootschappen die onder deze richtlijnen vallen.
  • Overweging 16 van het statuut van de SCE.
  • PB C […] van […], blz. […].
  • PB C […] van […], blz. […].
  • PB L 157 van 26.6.2003, blz. 49.
  • PB L 225 van 20.8.1990, blz. 6.
  • PB L 157 van 26.6.2003, blz. 38.
  • PB L 294 van 10.11.2001, blz. 1.
  • PB L 294 van 10.11.2001, blz. 22.
  • PB L 207 van 18.8.2003, blz. 1.
  • PB L 207 van 18.8.2003, blz. 25.
 
 

2.

Uitgebreide versie

Van deze pagina bestaat een uitgebreide versie met de juridische context.

De uitgebreide versie is beschikbaar voor betalende gebruikers van de EU Monitor van PDC Informatie Architectuur.

3.

EU Monitor

Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.

De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.