Memorie van toelichting - Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek omdat het wenselijk is de langstudeerdersmaatregel voor gehandicapten, chronisch zieken en deeltijdstudenten aan te passen - Hoofdinhoud
Deze memorie van toelichting i is onder nr. 3 toegevoegd aan wetsvoorstel 33259 - Aanpassing van de langstudeerdersmaatregel voor gehandicapten, chronisch zieken en deeltijdstudenten i.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek omdat het wenselijk is de langstudeerdersmaatregel voor gehandicapten, chronisch zieken en deeltijdstudenten aan te passen; Memorie van toelichting; Memorie van toelichting |
---|---|
Documentdatum | 16-05-2012 |
Publicatiedatum | 16-05-2012 |
Nummer | KST332593 |
Kenmerk | 33259, nr. 3 |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2011–2012
33 259
Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek omdat het wenselijk is de langstudeerdersmaatregel voor gehandicapten, chronisch zieken en deeltijdstudenten aan te passen
Nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING1
Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt / uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat (artikel 26, vijfde lid, van de Wet op de Raad van State).
1 De oorspronkelijke tekst van het voorstel van wet en van de memorie van toelichting zoals voorgelegd aan de Afdeling advisering van de Raad van State is ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.
Algemeen
Inleiding en beleidsachtergrond
Dit wetsvoorstel strekt tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. De voorgestelde wijziging behelst een drietal aanpassingen met betrekking tot de langstudeerdersmaatregel (Stb. 2011, 368). De eerste aanpassing betreft studenten die een niet bekostigde maar wel geaccrediteerde opleiding hebben gevolgd; de tweede wijziging betreft gehandicapte en chronisch zieke studenten; de derde aanpassing heeft betrekking op deeltijdstudenten. Alle voorgestelde wijzigingen zijn begunstigend voor de genoemde categorieën en zijn tot stand gekomen op verzoek van de Tweede Kamer (Aanhangsel Handelingen II 2011/12, nrs. 493 en 494;) en de Eerste Kamer (Handelingen I 2010/11, nr. 33, item 8, blz. 45–62 en toegezegd in de brief EK 2011/12, 32 618, L). Deze wijzigingsvoorstellen maken op dit moment deel uit van het wetsvoorstel Studeren is investeren (TK 2011/12, 33 145, nr. 2). Beoogd was de parlementaire behandeling van dat wetsvoorstel voor het zomerreces 2012 af te ronden, zodat de desbetreffende begunstigende aanpassingen van de langstudeerdersmaatregel direct met ingang van 1 september 2012 in werking zouden kunnen treden. Op dat moment wordt het verhoogde wettelijk collegegeld materieel ook ingevoerd. Als gevolg van de huidige politieke situatie is onzeker geworden of dat wetsvoorstel nog tijdig afgerond kan worden. Omdat het van belang is dat de begunstigende aanpassingen zo snel mogelijk van kracht worden, is er voor gekozen om de desbetreffende wijzigingen in een apart wetsvoorstel onder te brengen. Het betreft de wijzigingsvoorstellen opgenomen in artikel II van het eerder genoemde wetsvoorstel. Door deze maatregelen in een apart wetsvoorstel onder te brengen, wordt tevens tegemoet gekomen aan een wens van de Eerste Kamer geuit in het mondeling overleg van 17 april 2012. Indien dit wetsvoorstel door alle betrokken instanties met de hoogst mogelijke voorrang wordt behandeld, zullen de hiervoor genoemde categorieën studenten met ingang van het volgend studiejaar van de aanpassingen kunnen profiteren.
Financiële consequenties, uitvoerbaarheid, administratieve lasten en gevoerd overleg
De wijzigingen in dit wetsvoorstel hebben per saldo geen gevolgen voor de rijksbegroting. De voorgestelde aanpassingen hebben geen aanvullende informatieverplichtingen tot gevolg. De aanpassingen liggen in het verlengde van de aanvullende handelingen die instellingen toch al moeten verrichten vanwege de langstudeerdersmaatregel, waaronder:
-
a.tijdige algemene voorlichting geven over de wijzigingen in dit wetsvoorstel;
-
b.de vaststelling of een student verhoogd wettelijk collegegeld is verschuldigd;
-
c.het beoordelen en doorgeleiden aan DUO van de verzoeken van studenten in verband met extra rechten in geval van een handicap of chronische ziekte;
-
d.de aanpassing van de instellingsregels inzake financiële ondersteuning en aanvullende ondersteuning op basis van het profileringsfonds.
DUO heeft aangegeven de wetswijziging uit te kunnen voeren.
De ondertekening van deze memorie van toelichting geschiedt mede namens de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.
Artikelsgewijs
Onderdeel A, artikel 7.45a
Het eerste en achtste lid van dit artikel worden aangepast om te bewerkstelligen dat een student die geen bekostigde bachelor heeft gevolgd, maar wel een bekostigde masteropleiding, alsnog een bekostigde bachelor tegen wettelijk collegegeld kan volgen. De Kamerleden Jadnanansing en Lucas hebben hier eerder al vragen over gesteld (Aanhangsel Handelingen II 2011/12, nrs. 493 en 494). Studenten die een bekostigde mastergraad behaald hebben, maar geen door de Nederlandse overheid bekostigde bachelorgraad behaald hebben, kunnen door de voorgestelde wetswijziging ook een bacheloropleiding tegen wettelijk collegegeld volgen. De situatie van studenten die een ongedeelde opleiding hebben gevolgd, blijft gelijk. Zij worden voor de uitvoering van de wet geacht een bachelor- en mastergraad behaald te hebben en komen dus niet in aanmerking voor een bachelor- of masteropleiding tegen wettelijk collegegeld.
Onderdeel B, artikel 7.45b
Studenten die op grond van artikel 5.6, tiende lid, van de Wet studiefinanciering 2000 (WSF 2000) een extra jaar prestatiebeurs toegekend krijgen, krijgen ook een extra studiejaar toegekend om tegen wettelijk collegegeld volgens basistarief te studeren. Deze mogelijkheid was al in de WHW geïncorporeerd. Om ook een extra studiejaar te kunnen toekennen aan studenten die geen aanspraak maken op studiefinanciering wordt en de voorwaarden die hieraan gesteld worden in artikel 7.45b tot uitdrukking gebracht en wordt niet langer volstaan met een verwijzing naar de WSF 2000. Het betreft een extra jaar in de bachelorfase of in de masterfase. De eisen waarvoor een extra jaar kan worden toegekend, worden niet verscherpt. De doelgroep is slechts vergroot. Deze toezegging is gedaan in het plenaire debat in de Eerste Kamer over de Wet verhoging collegegeld langstudeerders (Handelingen I 2010/11, nr. 33, item 8, pagina 60). Voorgesteld wordt voorts een nieuw lid 5a dat er voor zorgt dat de inschrijvingsjaren van studenten in het verleden niet meetellen indien zij vanwege een tijdens de studie ontstane handicap of chronische ziekte niet in staat zijn die opleiding met goed gevolg af te sluiten. Dit geldt zowel voor alle studenten die wettelijk collegegeld verschuldigd zijn en die vanwege een tijdens de opleiding ontstane of verergerde handicap of chronische ziekte genoodzaakt zijn een passendere opleiding te kiezen.
Hun inschrijvingsjaren in het CRIHO vóór de opleidingswissel worden niet meegeteld.
Onderdeel C, artikel 7.51
Door de voorgestelde wijziging wordt het profileringsfonds ook opengesteld voor deeltijdstudenten die langer studeren dan wenselijk is vanwege bijzondere omstandigheden. Door de voorgestelde wijziging kunnen alle deeltijdstudenten die langstudeerder zijn in geval van bijzondere omstandigheden aanspraak maken op ondersteuning uit het profileringsfonds. Een deeltijdstudent heeft net als een voltijdstudent in geval van bijzondere omstandigheden recht op een compensatie voor de opslag. Door de toevoeging aan het vierde lid van artikel 7.51 wordt de vergoeding gemaximeerd ter hoogte van de opslag (het verschil tussen het verhoogd wettelijk collegegeld en het wettelijk collegegeld tegen basistarief).
In onderdeel f van het tweede lid van artikel 7.51 wordt de term «onvoldoende studeerbare opleiding» opnieuw geïntroduceerd. Deze term was eerder opgenomen in de WHW. Omdat het toentertijd geen gangbare formulering werd geacht, is deze bij de Wet versterking besturing vervangen door een andere formulering (studievertraging die het gevolg is van de wijze waarop de instelling de opleiding feitelijk verzorgt). Die formulering blijkt echter onbedoeld breder uitgelegd te (kunnen) worden. Voor de instellingen bleek de term «onvoldoende studeerbare opleiding» goed werkbaar, ook in de toepassing van hun regels omtrent het profileringsfonds. Met de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met aanpassing van het accreditatiestelsel (Stb. 2010, 293) – die nadien in werking is getreden – is de term «studeerbaarheid» ook weer gebruikt in de wet (artikel 5a.10a). Onvoldoende studeerbaarheid is een van de bijzondere omstandigheden op grond waarvan de student financiële ondersteuning kan krijgen van een instelling. De student, ook de deeltijdstudent, dient in de gelegenheid te worden gesteld om zijn opleiding binnen een zodanige periode af te ronden zonder langstudeerder te worden.
De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, H. Zijlstra