Te weinig voortgang huisvesting arbeidsmigranten

Met dank overgenomen van J.S. (Jacques) Monasch i, gepubliceerd op woensdag 24 oktober 2012.
Te weinig voortgang huisvesting arbeidsmigranten
Bron: Blog Jacques Monasch

Te weinig voortgang huisvesting arbeidsmigranten

Teveel partijen lopen weg voor hun verantwoordelijkheid

Inbreng PvdA debat huisvesting arbeidsmigranten 24 oktober 2012

Kern van de zaak

De huisvesting van (tijdelijke-) arbeidsmigranten is een voortslepend probleem. De minister heeft dit voorjaar een ‘nationale verklaring’ opgesteld om te komen tot regionale afspraken over de tijdelijke huisvesting van arbeidsmigranten. De verklaring is ondertekend door gemeenten, sociale partners en belangenorganisaties.

Wij hebben over deze nationale verklaring destijds een debat aangevraagd, omdat wij vreesden voor vrijblijvendheid. Inmiddels is er een eerste rapportage naar de Kamer gestuurd. Daaruit blijkt dat er veel goede intenties zijn, maar er weinig schot in de zaak zit. Ook de minister is daar ongelukkig mee.

Inzet PvdA

De PvdA wil een fatsoenlijke huisvesting van (tijdelijke-) arbeidsmigranten. Daarbij hebben werkgevers een meer dan bijzondere verantwoordelijkheid, zeker in de huisvesting van tijdelijke arbeidsmigranten. Fatsoenlijke huisvesting is ook en met name van belang om overlast in wijken en malafide praktijken van huisjesmelkers te voorkomen. De PvdA meent dat de ondertekenaars van de nationale verklaring op te veel fronten wel met de mond dit belang verdedigen, maar in de praktijk te weinig concrete resultaten boeken.

Vragen/Kernpunten in het debat

• Hoe kan het dat de gemeenten ‘achterblijven met het maken van prestatieafspraken in hun woonvisies’ volgens de rapportage van de minister? Wat denkt de minister hier aan te gaan doen?

• Hoe denkt de minister het Nimby gedrag van de regiogemeenten aan te pakken? Is de voorliggende Huisvestingswet voldoende voor opgetuigd of moeten daar aanvullende bepalingen in worden opgenomen?

• Hoe kan het dat woningcorporaties achterblijven : ‘de feitelijke deelname van woningcorporaties aan de (ver)bouw en exploitatie van panden voor (tijdelijke) huisvesting komt helaas maar mondjesmaat van de grond’, aldus de minister. Waarom lopen corporaties hiervoor weg?

• Sociale partners hebben toegezegd huisvestingsnormen vast te leggen in CAO’s en in certificering. Hoe staat het daarmee, zeker in de Land- en Tuinbouw? Wat voor concrete afspraken worden daar in gemaakt?

• Hoe hebben de leden van de ABU (koepel uitzendorganisaties) tot nu toe bijgedragen aan het vinden van een oplossing voor de huisvesting, zoals de minister stelt? (blz. 4 brief).

• Is de aanpak van huisjesmelkers in deze ‘nationale verklaring’ wel afdoende. Is de bestuurlijke boete daarvan het enige middel of ziet de minister een uitbreiding van het arsenaal? Temeer omdat uitzendbureaus te vaak arbeidsmigranten dwingen via het inhouden van huur op hun loonstrook om huisvesting onder slechte omstandigheden te aanvaarden?

• Moet in dit verband ook niet verboden worden om meer dan een aantal inschrijvingen per woning aan banden te leggen zoals nu in Rotterdam gebeurd?

• Tot slot: Is het ‘oproepen tot verbetering’ zoals de minister in haar brief doet niet wat mager? Ziet de minister andere interventies die effectiever kunnen zijn dan ‘het oproepen tot’?

• Er zijn bv. vijf pilotprojecten geselecteerd voor tijdelijke huisvesting (uit 36 inzendingen). Hadden dat er niet meer kunnen zijn gelet op de urgentie? Waarom niet pilotfase en implementatiefase integreren en dus op grotere schaal kunnen aan- en doorpakken?

Jacques Monasch