Spreektekst Bij Wetgevingsoverleg over de overheveling van taken van kenniscentra naar de Stichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB) - Hoofdinhoud
Voorzitter,
Bij de behandeling van de begroting heb ik al aangegeven dat het voor de VVD van groot belang is dat in het MBO de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt optimaal is. Als we ervoor willen zorgen dat de komst van de robot voor meer banen zorgt in plaats van minder, dan moeten we onze leerlingen in het MBO zo opleiden dat zij de technologie niet alleen bij kunnen houden, maar het liefst zelf ontwikkelen! Flexibiliteit in het opleidingsaanbod, maatwerkoplossingen voor regio’s of zelfs leerlingen en een MBO wat naast jongeren ook de volwassen markt kunnen bedienen zijn daarvoor van groot belang.
Vandaag spreken we over het wetsvoorstel om de 17 kenniscentra, waar die afstemming tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt plaats vond, samen te voegen tot 1 organisatie die de wettelijke taken krijgt om te zorgen voor adequate opleidingsprogramma’s, de erkenning van leerbedrijven en het aanleveren van actuele arbeidsmarktinformatie.
De VVD vindt dit een belangrijke en grote stap in de goede richting. Voor de leerlingen in het MBO is het van belang dat zij breed opgeleid worden, en tegelijkertijd voldoende vakkennis hebben om direct aan de slag te kunnen. Dat is een ingewikkelde opdracht, die onderwijs en bedrijfsleven alleen door heel goed samen te werken kunnen vervullen. Maar die samenwerking moet niet alleen in de branches goed geregeld zijn, maar ook tussen branches en sectoren. De arbeidsmarkt verandert immers en in plaats van een baan voor het leven hebben mensen steeds vaker een leven vol banen. En ook nog eens meerdere carrières in meerdere vakgebieden. Opleidingen en modules van opleidingen moeten op elkaar afgestemd zijn, zodat mensen zich gemakkelijk bij kunnen scholen, zonder helemaal bij nul te hoeven beginnen. Een landelijke organisatie die de opleidingsprogramma’s verzorgt is daarbij behulpzaam.
Natuurlijk realiseren we ons dat deze samenvoeging van de kenniscentra ook met een forse bezuiniging gepaard gaat en daarmee met het verlies van banen bij de kenniscentra. Dat maakt het vormen van een nieuwe organisatie lastig en soms ook beladen. De VVD loopt niet weg voor die bezuiniging uit het regeerakkoord. Wij vinden dat geld wat bedoeld is voor onderwijs, niet in allerlei overlegstructuren moet gaan zitten. En hoewel de opgave waar SBB voorstaat een forse is, hebben wij er vertrouwen in dat er een flinke efficiencyslag gemaakt kan worden.
En voorzitter, wij vinden dat het overleg tussen onderwijs en bedrijfsleven tot synergie moet leiden. 1+ 1 moet 3 worden, om het zo maar te zeggen. En dat kan ook met deze nieuwe structuur: de mensen die de erkenning van leerbedrijven doen, kunnen hun kennis over de laatste technieken en wensen van werkgevers mee terug nemen in het overleg over de kwalificatiedossiers. Door de indeling in sectorkamers kunnen kwalificatiedossiers die qua inhoud dicht bij elkaar liggen goed op elkaar afgestemd worden, zodat een leerling of werknemer nog maar slechts een aantal aanvullende modules hoeft te volgen om ook aan een aanpalend kwalificatiedossier te voldoen. Dat is goed voor leerlingen, werkgevers en het onderwijs!
Maar voorzitter, de VVD wil wel waken voor een scenario dat het overleg tussen onderwijs en bedrijfsleven een eindeloos gepolder wordt waar halfslachtige compromissen uitkomen. Een situatie waar 1 + 1 anderhalf wordt. Daarom zijn wij blij met de laatste nota van wijziging van de minister, waarin duidelijker beschreven staat dat het overleg in het SBB een overleg moet zijn tussen experts. Experts vanuit het onderwijs, de docenten, en experts vanuit het bedrijfsleven: de werkgevers. Het SBB mag niet de plek worden waar we alvast de vooronderhandelingen over CAO’s gaan doen. Daar is de leerling die opgeleid moet worden voor de toekomst niet bij gebaat. Er moet niet eindeloos vergadert worden en kwalificatiedossiers moeten tijdig worden herzien als de arbeidsmarktkansen voor leerlingen daar om vragen. Het is dan ook goed dat de minister niet lijdzaam hoeft af te wachten tot er een voorstel vanuit de sectorkamers komt ten aanzien van kwalificatiedossiers, maar ook zelfs een herziening kan forceren als dat nodig is.
Voorzitter, de minister heeft ervoor gekozen alle taken die de kenniscentra nu doen bij SBB neer te leggen en op dit moment geen taken over te hevelen naar de onderwijsinstellingen zelf. De VVD heeft daar begrip voor, gezien de opdracht die er ligt bij het onderwijs om de nieuwe kwalificatiedossiers in te voeren en Focus op Vakmanschap vorm te geven. Dat neemt echter niet weg dat wij in de toekomst wel willen kijken of met name de erkenning van de leerbedrijven niet ook een taak van de scholen moeten worden. De beroepspraktijkvorming maakt onderdeel uit van de opleiding en ook de kwaliteit van de BPV is daarmee in de ogen van de VVD ook een nadrukkelijke verantwoordelijkheid van de scholen. Zij besteden immers een deel van hun opleiding uit aan het bedrijfsleven. Bovendien is het goed als ook docenten regelmatig bij het bedrijfsleven over de vloer komen om de nieuwste innovaties en technieken in de praktijk te zien. Op die manier kan ook hun onderwijsprogramma up to date blijven. Het mag niet zo zijn dat de onderwijsinstellingen deze taak volledig bij het SBB neerleggen. Juist regionaal moeten scholen zelf bij het afnemend bedrijfsleven over de vloer blijven komen.
Wij horen dan ook graag van de minister hoe zij wil waarborgen dat de kwaliteit van de BPV ook een verantwoordelijkheid van de onderwijsinstellingen blijft. En het lijkt ons verstandig over een aantal jaren een evaluatie uit te voeren naar het functioneren van de SBB, waarbij ook nadrukkelijk gekeken wordt of de erkenning van de leerbedrijven bij de SBB moet blijven liggen of dat de scholen hier een grotere rol in moeten gaan spelen, bijvoorbeeld in combinatie met een accreditatiesysteem, zoals de VVD al eerder voorstelde. Voor deze evaluatiebepaling hebben wij een amendement ingediend. En voor de inhoudelijke vragen die wij in de evaluatie onderzocht willen zien een motie in voorbereiding.
Bovendien voorzitter, moet de SBB ook signalen die zij krijgen vanuit het bedrijfsleven over gebrek aan begeleiding door het onderwijs bij stages en BBL aan de kaak kunnen stellen bij bijvoorbeeld de onderwijsinstellingen of de inspectie. Het moet dus wel tweerichtingsverkeer zijn, als we tenminste willen dat de samenwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven gelijkwaardig is en gericht op wat het beste is voor de leerling. Want laten we niet vergeten dat het uiteindelijk gaat om die leerling en zijn kansen op de arbeidsmarkt!
En in dat kader is het ook goed dat de uiteindelijke beslissingsbevoegdheid over de kwalificatiedossiers en exameneisen bij de minister blijft liggen. Het kan soms in het belang van de bedrijven en instellingen zijn om de lat ten aanzien van bijvoorbeeld de reken- en taaltoetsen wat lager te leggen. Leerlingen kunnen dan makkelijker hun diploma behalen en werkgevers hechten soms minder aan deze basisvaardigheden. Voor de duurzame inzetbaarheid van werknemers en hun verdere kansen op de arbeidsmarkt weten we echter dat juist deze basisvaardigheden essentieel zijn. Naast een goede samenwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven, blijft er dus ook een taak bij het ministerie van OCW en de onderwijsinspectie om toe te zien op de kwaliteit van de opleidingen en de exameneisen. Graag een reactie van de minister op haar rol in dit proces.
Voorzitter, tot slot. De VVD vindt dat met dit wetsvoorstel een grote stap voorwaarts wordt gezet in een efficiënte en effectieve vormgeving van het overleg tussen onderwijs en bedrijfsleven. Nu moeten we er samen voor zorgen dat deze nieuwe organisatie aan de slag kan en tegelijkertijd genoeg flexibiliteit heeft om zich aan te passen aan veranderingen in de toekomst. De minister heeft al aangekondigd, naar aanleiding van een motie van mijn hand, om voor de zomer met een toekomstverkenning voor het MBO-bestel te komen. De VVD juicht dat toe. Niet omdat we maar aan het veranderen willen blijven in het MBO, maar wel omdat de leerlingen onderwijs verdienen dat bij de tijd is, ze een basis biedt voor het leven en een goede kans op een baan. Dat is uiteindelijk waar het allemaal om draait.