Debat met minister Asscher over Dienstverlening aan Huis - Hoofdinhoud
19 november 2014
Voorzitter,
In Nederland zijn de werkgeverslasten hoog en verschillen de inkomens tussen mensen niet veel van elkaar. Daarom is het logisch dat particulieren van hun nettoloon niet iemand in dienst kunnen nemen en hiervoor werkgeverslasten afdragen. Dat zou mensen twee tot drie keer hun eigen uurloon kosten. Daarom is in 2007 de regeling dienstverlening aan huis gestart, Hierdoor kunnen dienstverleners zich verzekeren, terwijl particulieren geen administratieve rompslomp ervaren.
Dienstverlening aan huis is waar één miljoen huishoudens gebruik van maken. Ze maken gebruik van hulp die ze zelf niet in staat zijn te leveren. Deze hulp zorgt ervoor dat het huis wordt schoon gemaakt en er op de kinderen wordt gepast als mensen zelf aan het werk zijn. De hulp zorgt voor geliefden als mensen dat zelf niet langer, alleen, kunnen. De VVD is er blij mee dat deze regeling onverkort in stand blijft. Dat komt de broodnodige dynamiek op de arbeidsmarkt ten goede. In drukke huishoudens kunnen beide partners een grotere baan aannemen, en kunnen ouderen langer thuis wonen met een betaalbare hulp.
De oplossingen van de commissie Kalsbeek lijken niet te passen op de problemen die in het Panteia rapport worden geschetst. De geïnterviewde dienstverleners geven in meerderheid aan dat zij niet zitten te wachten op meer rechtsbescherming, maar gaan voor een hoger loon. De uurlonen binnen de dienstverlening aan huis liggen over het algemeen ook ver boven het minimumloon. Zodra dat loon netto wordt verlaagd, gaan de aanbieders van dienstverlening over tot zwartwerk, geven ze aan. Graag een reactie van het Kabinet op de uitkomsten van de enquête onder dienstverleners uit het Panteia rapport.
De VVD-fractie vindt het onderscheid dat Kalsbeek maakt tussen de private en de publieke markt voor dienstverlening aan huis kunstmatig. De dienstverlening verandert niet door de bron van financiering. Het werk is hetzelfde, de opdrachtgever is dezelfde particulier en de dienstverlener vaak ook. Er kan dus geen sprake zijn van twee deelmarkten, een markt voor publieke dan wel private dienstverlening. Dat vraagt om problemen met het level playing field. De vraag aan het Kabinet is of dit juridische argument ook heeft meegespeeld in de afweging voor de kabinetsreactie?
Dienstverleners en werkgevers kunnen alleen worden verleid tot het afdragen van premies door veel overheidssubsidie van wel 900 miljoen tot 1,2 miljard euro. Dienstencheques zijn een potentieel fraudegevoelige operatie. Want wie gaat er bij mensen thuis controleren hoeveel uur dienstverlening er wordt geleverd? Daar is de VVD geen voorstander van. De VVD is tevreden dat ons dit rondpompen van geld is bespaard.
De VVD is van mening dat de enige houdbare manier om arbeid aan de onderkant van de arbeidsmarkt betaalbaar te maken voor particulieren, het verlagen is van de lasten op arbeid. Het verkleinen van de wig, het verschil tussen bruto en nettoloon. Daarom is het goed dat het Kabinet dat het verlagen van de wig ziet als prioriteit heeft bij de herziening van de belastingen.