Roel Kuiper: 'Referenda passen niet bij vertegenwoordigend stelsel' - Hoofdinhoud
Bijdrage aan het debat over de wetsvoorstellen betreffende een correctief referendum (30174) en een raadgevend referendum (30372).
Voorzitter,
Het is niet voor het eerst dat aan de beide Kamers voorstellen tot invoering en wettelijke verankering van het referendum-instrument wordt voorgelegd. We kunnen ons niet onttrekken aan een zeker gevoel van deja vu, temeer daar deze voorstellen voortborduren op eerdere, reeds afgewezen voorstellen. Mijn fractie heeft zich, al dan niet in combinatie met de SGP-fractie, in kritische zin uitgesproken over dit onderwerp, in 1999, 2001 en 2005. Onze bijdrage vandaag zal in lijn zijn met die eerder ingenomen positie.
Toch zou het niet fair zijn in de richting van de indieners het daarbij te laten. Zij verdienen waardering voor het feit dat zij een serieus thema in het functioneren van onze democratie naar voren willen brengen, namelijk het op peil houden en zo mogelijk versterken van de invloed van de burger op politieke besluitvorming. Zien we het referendum inderdaad als een instrument daarvoor dan is het fair op de onderliggende motivatie en op de keuze voor dit instrument in te gaan. Dat zal ik in deze bijdrage doen en vervolgens kom ik dan op de beide voorstellen.
Er worden door de indieners steeds twee belangrijke motieven genoemd om te streven naar een verbeterd functioneren van onze vertegenwoordigende democratie. De eerste betreft de kloof tussen kiezers en gekozenen en de tweede het feit dat de breedte van partijprogramma’s die de kiezer hinderen om een correctie aan te brengen op een enkel punt. Het referendum zou een instrument zijn vaste politieke verhoudingen te doorbreken. Beide motivaties zijn herkenbaar, maar vragen nuancering en nadere overweging en laten ook andere conclusies toe dan die van de indieners.
Wat het eerste punt betreft: ik geloof niet dat we zonder diepere analyse van die kloof tussen kiezer en gekozene uitkomen bij de oplossing van raadgevende of correctieve referenda bij nationale wetgeving. Die analyse hebben we niet gehoord. Er zijn ook analyses mogelijk die heel ergens anders uitkomen. Is het bijvoorbeeld niet zo dat door binding aan regeerakkoorden de Tweede Kamer meer en meer gebonden is geraakt en niet meer de stem van de kiezer vertolkt, nadat de partij tot een coalitie is toegetreden? Is dat probleem - vaak genoemd door Herman Tjeenk Willink - niet veel urgenter? Hoe denken de indieners daarover? En wat te denken van het machtsverlies van niet alleen de Tweede Kamer, maar van Den Haag als politiek centrum in het algemeen ten opzichte van andere machtscentra. Ik denk dan aan de relatie tot Brussel en de nieuwe rol van internationale markten, waardoor formele macht en feitelijke macht uiteen zijn gaan lopen. Dit is een bron van onbehagen bij burgers. Ingrepen in het wetgevingsproces bieden geen oplossing voor dit politieke probleem. het probleem is dat de macht zelf is verspreid geraakt en diffuus geworden. De raad van State sprak al eens over 'democratische vervreemding' bij de burger. Verloren vertrouwen los je niet op met het invoeren van referenda. Kunnen indieners aangeven wat zij van deze analyses vinden en hoe het referendum-instrument zich hiertoe verhoudt?
Dan het tweede punt: burgers moeten de ruimte krijgen een punt dat hen zeer ter harte gaat te maken, nadat het parlement heeft gesproken. Dit wordt gekoppeld aan de analyse dat politieke partijen vertolken niet meer precies vertolken wat burgers vinden en aan opvattingen van burgers hebben die door partijprogramma’s van diverse partijen heenlopen. Het zou daarom goed zijn de gewone orde van besluitvorming te doorbreken. En als daarvoor de vertegenwoordigende democratie een stap opzij moet doen, dan moet dat maar. Maar zo geformuleerd is dit de bijl aan de wortel van ons vertegenwoordigende stelsel. Als groepen burgers de ruimte krijgen om wetten in ons land terug te draaien of aan te passen en dit wordt een regulier onderdeel van onze democratie, dan ondermijnt dit het gezag van het parlement op ongekende wijze. Dit is de motie van wantrouwen die het parlement uitdeelt aan zichzelf. Wetgeving is een verantwoordelijkheid van overheid en parlement en hoort bij het politieke ambt dat aan hen is opgedragen. En wat de vertegenwoordigende betekenis van politieke partijen betreft, daarover gaan burgers uiteindelijk zelf. Is het werkelijk zo dat burgers niet de gelegenheid hebben binnen partijen hun standpunt op een beslissende manier naar voren te brengen? Biedt ons parlementaire stelsel juist niet heel veel ruimte en vrijheid aan groepen burgers hun visie en standpunten kenbaar te maken? Bij elke verkiezing staat iedereen weer verbaasd over de hoeveelheid partijen die een gooi doen naar een Kamerzetel. Als een bepaald thema zo belangrijk is voor minimaal 300.000 kiezers dan komt zo’n partij zeker in de Tweede Kamer. En dan nog iets: ons wetgevingsproces geldt niet als onzorgvuldig. Er is een behandeling in twee onderscheiden Kamers van de Staten-Generaal op grond van degelijk advies en inbreng van maatschappelijke partijen. Als het punt dan nog zou zijn dat directe kiezersinvloed moet worden versterkt waarom wordt de oplossing dan niet gezocht binnen het stelsel zelf? Wat te denken van een direct gekozen Eerste Kamer en de toekenning van het terugzendrecht aan de Eerste Kamer?
Voorzitter, dit waren opmerkingen die te maken hebben met de analyse van de problemen die de indieners signaleren en waarvoor het referendum-instrument een oplossing zou kunnen zijn. Ik heb laten zien dat die analyse ook anders gemaakt kan worden met andere uitkomsten. Wij zijn er niet van overtuigd dat ons vertegenwoordigend stelsel de invoering van een wettelijk verankerd referendum in de (ongeclausuleerde) noodzakelijk maakt, zeker niet in de algemene en ongeclausuleerde vorm van dit voorstel. Wij vinden het referendum - waar ook in mijn partij wel degelijk belangstelling voor bestaat - niet passen bij het karakter van de vertegenwoordigende democratie.
De samenloop van beide wetsvoorstellen is eigenlijk ook niet gelukkig. De indieners zenden nu twee boodschappen uit. Het liefst zien ze een bindend correctief referendum opgenomen in de Grondwet, maar zij dienen ook een wetsvoorstel in dat slechts raadgevend en niet-bindend is, om in elk geval iets te hebben mocht het eerste te vergaand blijken. Voor welk voorstel gaan zij nu? En dit tweede voorstel, dat in de ogen van de indieners minder vergaand is, is volgens anderen, waaronder de Raad van State, wel weer zo vergaand dat deze eigenlijk ook opgenomen moet worden in de Grondwet. De bedoelingen van de wetgever moeten duidelijk zijn, maar hier raakt mijn fractie het spoor bijster. Voorzitter, hoe dit ook zij, mijn fractie acht deze voorstellen niet het antwoord op vragen die over de relatie kiezer-gekozene in de publieke opinie kunnen rijzen en vinden ons vertegenwoordigende parlementaire stelsel te waardevol om het met instrumenten te verbinden die het kunnen uithollen. Wij zien niettemin met veel belangstelling uit naar de gedachtewisseling met de indieners.