Oekraïne-referendum: ‘Heerlijk: nee zeggen tegen de regering’ - Hoofdinhoud
Nederland spreekt zich op 6 april uit over een EU-verdrag met Oekraïne. In 2005 was er ook een referendum, over de Europese Grondwet. Dat eindigde in een overtuigend ‘nee’. Een terugblik met de hoofdrolspelers van toen en de lessen voor nu. Op 6 april beleeft Nederland zijn tweede referendum. GeenPeil dwong met 427.939 handtekeningen een plebisciet af over het associatieverdrag met Oekraïne. Hoe kijken de betrokkenen uit 2005 terug? En wat denken ze van het komende referendum? Vijf verklaringen waarom het een ‘nee’ werd - en de kansen voor 2016.
Het hele artikel kunt u lezen in NRC Handelsblad (pagina 20-21), hieronder enkele citaten van Hans van Baalen
Pas vlak voor het referendum, met het nee-kamp op winst in de peilingen, werd zwaar geschut ingezet: flyers, spotjes, mediaoptredens, vergelijkingen met de Tweede Wereldoorlog. Maar toen was het al te laat. Bovendien wekken inderhaast flyerende bewindslieden alleen maar wrevel bij de bevolking, denkt Hans van Baalen, in 2005 buitenlandwoordvoerder van de VVD-fractie. „Dan gaan mensen juist tegenstemmen.”
_
Wat ook niet hielp, was dat sommige voorstanders het referendum als politiek instrument maar helemaal niets vonden. VVD’er Hans van Baalen noemt het referendum - toen en nu - „een staatsrechtelijke en politieke ramp”. Het beoordelen van zoiets ingewikkelds als een Europees verdrag is een taak voor de volksvertegenwoordiging, vindt hij.
_
Eén ijzeren wet bij referenda luidt: de campagne gaat niet alleen over de vraag die op het stembiljet staat. In 2005 ging dat exact zo, zeggen de voorstanders: de Grondwet was eigenlijk bijzaak. „Het ging erover dat Turkije lid zou worden, of dat er een Europees leger zou komen”, zegt Hans van Baalen. „Dat stond allemaal niet in dat verdrag, maar SP’er Van Bommel bleef het zeggen.”
_
Halve waarheden en bangmakerij horen bij een referendum, concludeert VVD’er Hans van Baalen tot zijn grote spijt. „De gematigde krachten staan per definitie op achterstand, omdat ze geen populistische campagne kunnen voeren.” Zo ontstond in 2005 een wonderlijke dynamiek: terwijl het nee-kamp succes had met overdrijving en suggestie, ontplofte iedere poging daartoe van het ja-kamp juist in zijn gezicht.
_
En nu? Met het Oekraïne-referendum zal het niet anders zijn, constateert Van Baalen. „De tegenstanders kunnen ongestraft leugens verkopen, terwijl de voorstanders netjes met feiten en argumenten moeten komen”. Dat komt, zegt hij, omdat het ja-kamp “democratisch” is en het nee-kamp niet. „Als er een komma verkeerd staat in een voorlichtingsfolder, wordt de minister naar de Kamer geroepen. Als Samsom iets onwaars zegt, steigert de ledenraad van de PvdA. Maar GeenPeil heeft geen leden die zeggen: hé Jan Roos, daar ben je echt over schreef gegaan.”
_
Van Baalen denkt dat het „een schier onmogelijke krachttoer zal vergen” voor het ja-kamp om te winnen. Ook Rouvoet - die deze keer „sterk neigt” naar voorstemmen - denkt dat het „heel ingewikkeld” wordt om 6 april een ‘ja’ te krijgen.