Onderzoek het zwijgen over mishandeling en misbruik - Hoofdinhoud
Al in de jaren tachtig van de twintigste eeuw had uitgebreid onderzoek gedaan kunnen worden naar de misstanden binnen de instituten van de Rooms Katholieke Kerk. In het verzuilde Nederland was de RKK ook een protegé van een deel van de machthebbers, waaronder die in de politiek. Deze relatie moet alsnog onderzocht worden.
Het zou nog twintig jaar duren voordat de geest uit de fles kwam maar begin jaren tachtig maakte kunstenaar Hans Koekoek al de documentaire ‘Het Groenestein Syndroom’. Groenestein was een gesticht voor kinderen van de Rooms Katholieke kerk in Den Haag. De videokunstenaar maakte duidelijk onder wat voor regime kinderen die de kerk waren toevertrouwd regelmatig te lijden hadden gehad. Ernstige mishandeling, sadisme en opzettelijk liefdeloos bestaan; het had velen van hen gebroken.
Hoewel de op tv uitgezonden documentaire voor grote ophef zorgde, zetten de verhalen die de veelal geëmotioneerde slachtoffers vertelden geen raderen in beweging: niet bij de rechterlijke macht noch de politiek. Althans niet voor de schermen; wat daarachter kan zijn gebeurd is tot heden onbekend. Opmerkelijk, want de avonden na de uitzending stonden de speciaal voor kijkers geopende telefoonlijnen bij Stichting Correlatie roodgloeiend. Slachtoffers belden en vertelden. Een enkeling meldde als kind gedwongen te zijn tot seksuele handelingen. En er belden verdedigers van de kerk. Sommigen woest. De katholieke huisvrouwen waren ziedend.
Koekoek werd bedreigd, kreeg politiebewaking in zijn straat. Kranten publiceerden over Groenestein en Koekoek stelde een boek op met nog veel meer materiaal van slachtoffers. Een tranendal. “Ik deed het elke dag in bed en elke dag kreeg ik een koud bad. Dan moest je je natte goed weer aantrekken en daar de hele dag in rondlopen.” “Zelfs als je een nachtmerrie had kreeg je slaag.” “We kregen onder iedere nagel een speldenprik. Ze zeiden dat het tegen het nagelbijten was.” Stokslagen, dagenlange opsluiting in het ‘strafhok’, enkele meldingen van seksueel misbruik. De verhalen gaan over marteling.
Groenestein had haar deuren begin jaren zeventig gesloten. De mishandeling was in ieder geval aan het eind van de jaren vijftig nog in volle gang. Begin jaren tachtig leefden veel daders nog; mogelijk was een aantal zaken nog niet verjaard. Hoe kan het dat de autoriteiten niet reageerden? Waarom stelde het Openbaar Ministerie geen onderzoek in? Wat deden de toenmalige kabinetten Van Agt en Lubbers? Bespraken zij de zaak?
Politiek en maatschappelijk waren het andere tijden. Maar nieuws van deze omvang, zo grof dat het volgens sommigen niet mocht bestaan: hoe kon dit passeren zonder dat er stappen werden ondernomen?
Met een gedegen onderzoek naar Groenestein had destijds de waarheid omtrent het seksueel misbruik aan het licht kunnen komen. Die feiten waren zeker nog niet verjaard. Het is onbegrijpelijk dat dit zo heeft kunnen lopen. Niemand die de moeite neemt om in de Koninklijke Bibliotheek het boekje van Koekoek te lezen of diens documentaire te bekijken zal dat durven ontkennen.
De vraag naar deze geschiedenis van ontkenning en bescherming van daders door overheid en kerk dringt zich op nu we weten dat slachtoffergroepen geïntimideerd zijn om zich uit te spreken tegen een parlementaire enquête over het misbruik. En dat het kerkelijk gezag ook nu nog in parochies en congregaties het zwijgen oplegt aan slachtoffers en omstanders. Daarmee is de aangegane verplichting tot openheid in de klachtenprocedure niet nagekomen. Aanwijzingen dat er sprake is van een cultuur van toedekken en machtsmisbruik die sinds 2010 wel gedeeltelijk maar nog niet geheel doorbroken is.
Ook in onze huidige samenleving kunnen instituten hun macht misbruiken. Ook in onze tijd zijn mensen die in een afhankelijke positie verkeren ten opzichte van een ander kwetsbaar. En ook voor hen geldt dat ze verstoten kunnen worden als zij degenen zijn die het zwijgen doorbreken. Doofpotten en de cultuur waarin die kunnen bestaan horen immers niet opeens tot het verleden. Juist daarom moet parlementair onderzoek alsnog plaatshebben.
Sharon Gesthuizen, SP-Kamerlid, Annemie Knibbe en Maud Kips, Vrouwelijk Platform Kerkelijk Kindermisbruik
Dit artikel verscheen eerder in Trouw.