Schriftelijke vragen over over het niet verspreiden van meldingen ten aanzien van ontucht met een minderjarige scholier

Met dank overgenomen van B. (Bente) Becker i, gepubliceerd op woensdag 1 november 2017, 3:15.

Schriftelijke vragen van het lid Becker (VVD) aan de minister voor basis- en voortgezet onderwijs en media over het niet verspreiden van meldingen ten aanzien van ontucht met een minderjarige scholier.

  • 1. 
    Bent u bekend met het artikel 'Leraar betaalde meisjes voor vervullen seksfantasieën' van het AD van 30 oktober 2017?
  • 2. 
    Begrijpt u het onbegrip in de samenleving bij berichtgeving als deze, inhoudende dat er wel mededeling van vermoede ontucht door een docent bekend zou zijn bij de Inspectie maar verder geen actie zou zijn ondernomen door het bevoegd gezag of de vertrouwensinspecteur waardoor een potentiële zedendelinquent op een andere school voor de klas zou hebben kunnen blijven staan? Zo ja, wat kunt u doen om een dergelijke onwenselijke situatie te voorkomen?
  • 3. 
    Is het juist dat artikel 3 van de Wet op het Voortgezet Onderwijs de procedure omtrent behandelingen van mogelijke zedenmisdrijven op scholen van toepassing is? Hoe moet de mededeling uit dit artikel worden toegepast en wat is hiervan het doel? Wie bepaalt uiteindelijk of sprake is van een redelijk vermoeden en neemt een beslissing om al dan niet over te gaan tot aangifte? Welke rol speelt de vertrouwensinspecteur bij deze beslissing?
  • 4. 
    Is het correct dat in de betreffende casus conform dit artikel mededeling is gedaan van mogelijke ontucht bij de Onderwijsinspectie toen de verdachte actief was op het Comenius College in Capelle aan den IJssel? Zo ja, wat was in de betreffende casus de conclusie van het overleg met de vertrouwensinspecteur dat volgt uit lid 2 van artikel 3 WVO? Is er aangifte gedaan door het bevoegd gezag? Is de procedure in de casus op het Comenius College goed gevolgd? Kunt u hierbij afzonderlijk in gaan op de rol van de Inspectie en het bevoegd gezag?
  • 5. 
    Bent u het met de leden van de VVD eens dat wanneer mededeling van vermoede ontucht bij de Inspectie bekend is, dit door de vertrouwensinspecteur meegenomen moet worden in het gesprek met het bevoegd gezag tijdens het overleg zoals beschreven in lid 2 van artikel 3 WVO, waar al dan niet besloten wordt tot aangifte?

Klik hier om het artikel van het Algemeen Dagblad te lezen.