Voorstel van Rijkswet - Aanpassing van Rijkswetten in verband met de invoering van de Wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Algemene wet bestuursrecht in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht en van de Wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht in hoger beroep en cassatie alsmede in verband met de uitbreiding van prejudiciële vragen aan de Hoge Raad (Invoeringsrijkswet vereenvoudiging en digitalisering procesrecht en uitbreiding prejudiciële vragen) - Hoofdinhoud
Dit voorstel van wet i is onder nr. 2 toegevoegd aan wetsvoorstel 34237 (R2054) - Invoeringsrijkswet vereenvoudiging en digitalisering procesrecht en uitbreiding prejudiciële vragen i.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Voorstel van Rijkswet - Aanpassing van Rijkswetten in verband met de invoering van de Wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Algemene wet bestuursrecht in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht en van de Wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht in hoger beroep en cassatie alsmede in verband met de uitbreiding van prejudiciële vragen aan de Hoge Raad (Invoeringsrijkswet vereenvoudiging en digitalisering procesrecht en uitbreiding prejudiciële vragen) |
---|---|
Documentdatum | 24-06-2015 |
Publicatiedatum | 02-05-2018 |
Kenmerk | 34237 R2054, nr. 2 |
Externe link | origineel bericht |
34 237 (R2054) |
Aanpassing van Rijkswetten in verband met de invoering van de Wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Algemene wet bestuursrecht in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht en van de Wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht in hoger beroep en cassatie alsmede in verband met de uitbreiding van prejudiciële vragen aan de Hoge Raad (Invoeringsrijkswet vereenvoudiging en digitalisering procesrecht en uitbreiding prejudiciële vragen) |
Nr. 2 |
VOORSTEL VAN WET |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het met het oog op de vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht wenselijk is de invoering te regelen van de Wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Algemene wet bestuursrecht in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht en van de Wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht in hoger beroep en cassatie en in verband daarmee een aantal rijkswetten aan te passen, alsmede voor de gerechten in het Caribisch deel van het Koninkrijk de mogelijkheid tot het stellen van prejudiciële vragen aan de Hoge Raad te regelen en andere technische aanpassingen aan te brengen;
Zo is het dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, de bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Consulaire Wet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 7, derde lid, wordt “de arrondissementsrechtbank te ’s-Gravenhage” vervangen door: de rechtbank Den Haag.
B
In artikel 9 wordt “de twaalfde titel” vervangen door: de derde titel.
C
In artikel 11, eerste lid, wordt “artikel 30” vervangen door: artikel 36.
D
In de artikelen 11a, tweede lid, 14, derde lid, 15 en 16a, eerste lid, wordt “de arrondissements-rechtbank te ’s-Gravenhage” telkens vervangen door: de rechtbank Den Haag.
E
In artikel 16 wordt “der arrondissements-rechtbank te ’s-Gravenhage” vervangen door: de rechtbank Den Haag.
ARTIKEL II
Artikel 38, eerste lid, van de Paspoortwet komt te luiden:
-
1.Op de procedure ingevolge de artikelen 34, 36 en 37 zijn in het Europese deel van Nederland de regels inzake de verzoekprocedure, bedoeld in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, van toepassing, met uitzondering van artikel 30a, vierde lid, van die wet.
ARTIKEL III
De Rijksoctrooiwet 1995 wordt als volgt gewijzigd:
A
In de artikelen 23a, zesde lid, 23w, eerste lid, 23x, derde lid, en 23y, vijfde lid, wordt “het Gerechtshof te ’s-Gravenhage” telkens vervangen door: het gerechtshof Den Haag.
B
In artikel 23s, derde lid, vervalt: of procureur.
C
Artikel 58 wordt als volgt gewijzigd:
-
1.In het eerste en vijfde lid wordt “dagvaarding” telkens vervangen door: procesinleiding.
-
2.In het tweede lid wordt “bij dagvaarding” vervangen door: bij de procesinleiding.
-
3.In het derde lid wordt “de dagvaarding” vervangen door: het oproepingsbericht.
D
Artikel 70 wordt als volgt gewijzigd:
-
1.In het tweede lid wordt “bij dagvaarding dan wel bij conclusie van eis in reconventie” vervangen door “bij de procesinleiding dan wel bij de tegenvordering in zijn verweerschrift” en wordt “terechtzitting” vervangen door: zitting.
-
2.In het vijfde, zesde, zevende, achtste en twaalfde lid wordt “gedaagde” telkens vervangen door: verweerder.
E
In artikel 75, vierde en achtste lid, wordt “dagvaarding” telkens vervangen door: procesinleiding.
F
In artikel 76, eerste lid, wordt “bij dagvaarding dan wel bij conclusie van eis in reconventie” vervangen door: bij de procesinleiding dan wel bij de tegenvordering in zijn verweerschrift.
G
In artikel 78, tweede, derde, vijfde en zesde lid, wordt “dagvaarding” telkens vervangen door: procesinleiding.
H
In de artikelen 79, vijfde lid, 80, eerste en tweede lid, en 81 wordt “rechtbank te ’s-Gravenhage” telkens vervangen door: rechtbank Den Haag.
I
In artikel 82 wordt “ter terechtzitting” vervangen door “ter zitting” en wordt “procureur” vervangen door: advocaat.
ARTIKEL IV
De Rijkswet cassatierechtspraak voor Aruba, Curaçao, Sint Maarten en voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1, tweede lid, komt te luiden:
-
2.De rechtsstelsels van Aruba, Curaçao en Sint Maarten en van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba gelden niet als rechtsstelsels van vreemde staten in de zin van artikel 79, eerste lid, onderdeel b, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
B
Na artikel 1a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 1b
De Hoge Raad neemt ten aanzien van burgerlijke zaken in Aruba, Curaçao en Sint Maarten en in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, voor zover in deze rijkswet niet anders is bepaald, in overeenkomstige gevallen, op overeenkomstige wijze en met overeenkomstige rechtsgevolgen als ten aanzien van burgerlijke zaken in het Europese deel van het Koninkrijk, kennis van een gestelde prejudiciële vraag.
C
De artikelen 2 en 12 vervallen.
D
Artikel 5 komt te luiden:
Artikel 5
-
1.De termijnen van verschijning worden bij algemene maatregel van rijksbestuur vastgesteld.
-
2.De griffier van de Hoge Raad bericht de verweerder over de indiening van het cassatieberoep.
E
Artikel 6 komt te luiden:
Artikel 6
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba kan, indien dit wordt gevorderd, niettegenstaande daartegen aan te wenden rechtsmiddelen, verklaren dat zijn vonnis uitvoerbaar bij voorraad zal zijn, tenzij uit de wet of uit de aard van de zaak anders voortvloeit.
F
In artikel 9, derde lid, wordt “eindbeslissing” vervangen door: uitspraak.
G
Artikel 15 komt te luiden:
Artikel 15
-
1.Een door de griffier van de Hoge Raad gewaarmerkt afschrift van het arrest van de Hoge Raad wordt zo spoedig mogelijk door de procureur-generaal bij de Hoge Raad gezonden aan de procureur-generaal bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
2 De procureur-generaal bij de Hoge Raad geeft tevens van de beslissing kennis aan de verdachte en aan de benadeelde partij indien deze zich in het geding heeft gevoegd.
-
3.De procureur-generaal bij de Hoge Raad verstrekt desgevraagd een afschrift van het arrest van de Hoge Raad aan de verdachte en de benadeelde partij, bedoeld in het tweede lid.
-
4.Indien bij het arrest ten principale recht is gedaan, wordt deze beslissing, voor zover geen termen zijn gevonden tot het verlenen van gratie, ten uitvoer gelegd als een uitspraak in Aruba, Curaçao en Sint Maarten en in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba in hoger beroep gegeven.
H
In artikel 16 wordt “uittreksel” vervangen door: afschrift.
I
In artikel 19 wordt “cassatierechtspraak” vervangen door: rechtsmacht Hoge Raad.
ARTIKEL V
De Rijkswet Noodvoorzieningen Scheepvaart wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 24, vierde lid, wordt als volgt gewijzigd:
-
1.In onderdeel 1º wordt “door de arrondissementsrechtbank, binnen wier rechtsgebied de belanghebbende woont” vervangen door: door de rechtbank in het arrondissement waar de belanghebbende woont.
-
2.In onderdeel 3º wordt “arrondissementsrechtbank” vervangen door: rechtbank.
B
Na artikel 25 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 25a
-
1.Indien de vaststelling van het bedrag van de vergoeding geschiedt door de in artikel 24, vierde lid, onder 1º of onder 3º bevoegde rechter, wordt het geding in afwijking van artikel 25 door de verzoeker aanhangig gemaakt door het indienen van een procesinleiding, waarin de naam en het adres van de belanghebbende is vermeld alsmede het bedrag van de vergoeding waarvan de vaststelling wordt verzocht.
-
2.De in artikel 24, vierde lid, onder 1º of onder 3º bevoegde rechter bepaalt de dag van de volgende proceshandeling. Deze dag zal niet later mogen worden gesteld dan zes weken na die waarop de procesinleiding ter griffie is ingediend. De griffier geeft schriftelijk van deze dagbepaling kennis aan de verzoeker en de andere partij. Tussen de dag waarop deze kennisgeving is verzonden en de door de rechter bepaalde dag moeten tenminste vier weken verlopen. De kennisgeving aan de andere partij gaat vergezeld van een afschrift van de procesinleiding.
-
3.De in het tweede lid bedoelde kennisgeving heeft ten opzichte van partijen de kracht van een procesinleiding.
ARTIKEL VI
In artikel 22, derde lid, van de Uitvoeringswet Internationaal Strafhof wordt "het bureau rechtsbijstandvoorziening" vervangen door: het bestuur van de raad voor rechtsbijstand.
ARTIKEL VII
-
1.Ten aanzien van een procedure bij de civiele rechter waarbij het exploot voor de datum van inwerkingtreding van deze wet rechtsgeldig is betekend, blijft het recht van toepassing zoals dat voor die datum gold.
-
2.Ten aanzien van een procedure bij de civiele rechter waarbij voor de datum van inwerkingtreding van deze wet een verzoekschrift bij de rechter is ingediend, een beroepschrift bij het gerechtshof is ingediend of een verzoekschrift bij de Hoge Raad is ingediend, blijft het recht van toepassing zoals dat gold voor de inwerkingtreding van deze wet.
-
3.Zolang de verplichting om langs elektronische weg te procederen nog niet bij alle gerechten als bedoeld in artikel 2 van de Wet op de rechterlijke organisatie voor alle zaken in werking is getreden, bepaalt de rechter naar wie een zaak wordt doorgestuurd, verwezen of teruggewezen, zo nodig op welke wijze die zaak wordt behandeld of voortgezet.
ARTIKEL VIII
De artikelen van deze rijkswet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan, voor verschillende vorderingen en verzoeken en voor de verschillende gerechten als bedoeld in artikel 2 van de Wet op de rechterlijke organisatie verschillend kan worden vastgesteld.
ARTIKEL IX
Deze rijkswet wordt aangehaald als: Invoeringsrijkswet vereenvoudiging en digitalisering procesrecht en uitbreiding prejudiciële vragen.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad, in het Afkondigingsblad van Aruba, in het Publicatieblad van Curaçao en in het Afkondigingsblad van Sint Maarten zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Veiligheid en Justitie,
7