Voorstel van wet - Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2021) - Hoofdinhoud
Dit voorstel van wet i is onder nr. 2 toegevoegd aan wetsvoorstel 35372 - Ongeldig maken van getuigschriften ter uitvoering van richtlijn 2003/59/EG over de vakbekwaamheid, opleiding en nascholing van chaffeurs i en wetsvoorstel 35572 - Belastingplan 2021 i.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2021); Voorstel van wet; Voorstel van wet |
---|---|
Documentdatum | 15-09-2020 |
Publicatiedatum | 15-09-2020 |
Nummer | KST355722 |
Kenmerk | 35572, nr. 2 |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2020-
2021
Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2021)
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is fiscale maatregelen te treffen die voortvloeien uit de koopkrachtbesluitvorming voor het jaar 2021 en dat het ook in het kader van het fiscale beleid voor het jaar 2021 en volgende jaren wenselijk is in een aantal belastingwetten en enige andere wetten wijzigingen aan te brengen;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 3.20, tweede lid, wordt «indien de auto niet wordt aangedreven door een motor die kan worden gevoed met waterstof» vervangen door «tenzij de auto wordt aangedreven door een motor die kan worden gevoed met waterstof of de auto is voorzien van geïntegreerde zonnepanelen waarbij de voor de aandrijving benodigde energie wordt opgeslagen in een accupakket dat geen lood bevat en de zonnepanelen een vermogen hebben van ten minste 1 kilowattpiek».
B
In artikel 3.76, tweede lid, wordt «€ 7.030» vervangen door «€ 6.670».
kst-35572-2 ISSN 0921 - 7371 's-Gravenhage 2020
Het in artikel 8.14a, tweede lid, als laatste vermelde bedrag wordt verlaagd met € 113.
D
Het in artikel 8.17, tweede lid, als eerste vermelde bedrag wordt verhoogd met € 55.
De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2022 als volgt gewijzigd:
A
In artikel 2.10, eerste lid, komt de tarieftabel te luiden:
Bij een belastbaar maar niet meer dan bedraagt de belasting het in kolom III
inkomen uit werk en vermelde bedrag, vermeerderd met het woning van meer dan bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare inkomen uit werk en woning dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat
I |
II |
III |
IV |
_ |
€ 35.129 |
- |
9,42% |
€ 35.129 |
€ 68.507 |
€ 3.309 |
37,07% |
€ 68.507 |
- |
€ 15.682 |
49,50% |
In artikel 2.10a, eerste lid, komt de tarieftabel te luiden:
Bij een belastbaar maar niet meer dan bedraagt de belasting het in kolom III
inkomen uit werk en vermelde bedrag, vermeerderd met het woning van meer dan bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare inkomen uit werk en woning dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat
I |
II |
III |
IV |
- |
€ 35.941 |
- |
9,42% |
€ 35.941 |
€ 68.507 |
€ 3.385 |
37,07% |
€ 68.507 |
- |
€ 15.457 |
49,50% |
In artikel 3.76, tweede lid, wordt «€ 6.670» vervangen door «€ 6.310». D
Het in artikel 8.14a, tweede lid, als laatste vermelde bedrag wordt verhoogd met € 77.
De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2023 als volgt gewijzigd:
A
In artikel 2.10, eerste lid, komt de tarieftabel te luiden:
Bij een belastbaar maar niet meer dan bedraagt de belasting het in kolom III
inkomen uit werk en vermelde bedrag, vermeerderd met het woning van meer dan bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare inkomen uit werk en woning dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat
I |
II |
III |
IV |
_ |
€ 35.129 |
- |
9,40% |
€ 35.129 |
€ 68.507 |
€ 3.302 |
37,05% |
€ 68.507 |
- |
€ 15.668 |
49,50% |
In artikel 2.10a, eerste lid, komt de tarieftabel te luiden:
Bij een belastbaar maar niet meer dan bedraagt de belasting het in kolom III
inkomen uit werk en vermelde bedrag, vermeerderd met het woning van meer dan bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare inkomen uit werk en woning dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat
I |
II |
III |
IV |
- |
€ 35.941 |
- |
9,40% |
€ 35.941 |
€ 68.507 |
€ 3.378 |
37,05% |
€ 68.507 |
- |
€ 15.443 |
49,50% |
In artikel 3.76, tweede lid, wordt «€ 6.310» vervangen door «€ 5.950».
De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2024 als volgt gewijzigd:
Bij een belastbaar maar niet meer dan bedraagt de belasting het in kolom III
inkomen uit werk en vermelde bedrag, vermeerderd met het woning van meer dan bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare inkomen uit werk en woning dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat
I |
II |
III |
IV |
_ |
€ 35.129 |
- |
9,38% |
€ 35.129 |
€ 68.507 |
€ 3.295 |
37,03% |
€ 68.507 |
- |
€ 15.654 |
49,50% |
In artikel 2.10a, eerste lid, komt de tarieftabel te luiden:
Bij een belastbaar maar niet meer dan bedraagt de belasting het in kolom III
inkomen uit werk en vermelde bedrag, vermeerderd met het woning van meer dan bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare inkomen uit werk en woning dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat
I |
II |
III |
IV |
- |
€ 35.941 |
- |
9,38% |
€ 35.941 |
€ 68.507 |
€ 3.371 |
37,03% |
€ 68.507 |
- |
€ 15.430 |
49,50% |
In artikel 3.76, tweede lid, wordt «€ 5.950» vervangen door «€ 5.590».
In de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2025 in artikel 3.76, tweede lid, «€ 5.590» vervangen door «€ 5.230».
In de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2026 in artikel 3.76, tweede lid, «€ 5.230» vervangen door «€ 4.870».
In de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2027 in artikel 3.76, tweede lid, «€ 4.870» vervangen door «€ 4.510».
In de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2028 in artikel 3.76, tweede lid, «€ 4.510» vervangen door «€ 4.120».
In de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2029 in artikel 3.76, tweede lid, «€ 4.120» vervangen door «€ 4.010».
In de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2030 in artikel 3.76, tweede lid, «€ 4.010» vervangen door «€ 3.900».
In de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2031 in artikel 3.76, tweede lid, «€ 3.900» vervangen door «€ 3.790».
In de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2032 in artikel 3.76, tweede lid, «€ 3.790» vervangen door «€ 3.680».
In de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2033 in artikel 3.76, tweede lid, «€ 3.680» vervangen door «€ 3.570».
In de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2034 in artikel 3.76, tweede lid, «€ 3.570» vervangen door «€ 3.460».
In de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2035 in artikel 3.76, tweede lid, «€ 3.460» vervangen door «€ 3.350».
In de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2036 in artikel 3.76, tweede lid, «€ 3.350» vervangen door «€ 3.240».
-
1.Tot de winst, bedoeld in artikel 3.8 van de Wet inkomstenbelasting 2001, behoort niet:
-
a.een tegemoetkoming voor ondernemers van getroffen sectoren die op aanvraag wordt verstrekt door Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat in verband met een in de periode van 16 maart 2020 tot en met 15 juni 2020 verwacht omzetverlies als gevolg van de maatregelen ter bestrijding van de verdere verspreiding van COVID-19;
-
b.een subsidie aan een door de maatregelen ter bestrijding van de verdere verspreiding van COVID-19 getroffen onderneming die op aanvraag wordt verstrekt door Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat, met als doel deze onderneming in staat te stellen in de periode van 1 juni 2020 tot en met 30 september 2020 de vaste lasten te betalen.
-
2.De winst, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, wordt mede opgevat en bepaald op de voet van het eerste lid.
De Wet op de loonbelasting 1964 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 13bis, tweede lid, wordt «indien de auto niet wordt aangedreven door een motor die kan worden gevoed met waterstof» vervangen door «tenzij de auto wordt aangedreven door een motor die kan worden gevoed met waterstof of de auto is voorzien van geïntegreerde zonnepanelen waarbij de voor de aandrijving benodigde energie wordt opgeslagen in een accupakket dat geen lood bevat en de zonnepanelen een vermogen hebben van ten minste 1 kilowattpiek».
B
Het in artikel 22b, tweede lid, als eerste vermelde bedrag wordt verhoogd met € 55.
C
Artikel 31, eerste lid, onderdeel g, wordt als volgt gewijzigd:
-
1.Onder vernummering van subonderdeel 2° tot 3° wordt een subon-derdeel ingevoegd, luidende:
2°. door de inhoudingsplichtige aangewezen vergoedingen en verstrekkingen, daaronder begrepen gedeelten van vergoedingen en verstrekkingen, ter zake of in de vorm van het volgen van een opleiding of studie voor zover wordt voldaan aan het gestelde in artikel 31a, tweede lid, onderdeel d, en voor zover de omvang van de aangewezen vergoedingen en verstrekkingen niet in belangrijke mate groter is dan de omvang van de vergoedingen en verstrekkingen die in voor het overige overeenkomstige omstandigheden in de regel worden aangewezen;.
-
2.Subonderdeel 3° (nieuw) komt te luiden:
3°. overige verstrekkingen;.
-
3.In de slotzinsnede wordt «voor zover deze vergoedingen en verstrekkingen» vervangen door «met dien verstande dat vergoedingen en verstrekkingen als bedoeld onder 1° en 3° uitsluitend eindheffingsbestand-delen zijn voor zover deze vergoedingen en verstrekkingen».
In artikel 31a, derde lid, onderdeel b, wordt «1,2%» vervangen door «1,18%».
De Wet op de loonbelasting 1964 wordt met ingang van 1 januari 2022 als volgt gewijzigd:
A
In artikel 20a, eerste lid, komt de tarieftabel te luiden:
Bij een belastbaar loon van meer dan
maar niet meer dan bedraagt de belasting het in kolom III
vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare loon dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat
I |
II |
III |
IV |
_ |
€ 35.129 |
- |
9,42% |
€ 35.129 |
€ 68.507 |
€ 3.309 |
37,07% |
€ 68.507 |
- |
€ 15.682 |
49,50% |
B In artikel 20b, eerste lid, komt de tarieftabel te luiden: |
||
Bij een belastbaar loon van meer dan |
maar niet meer dan |
bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare loon dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat |
I |
II |
III IV |
- |
€ 35.941 |
|
€ 35.941 |
€ 68.507 |
€ 3.385 37,07% |
€ 68.507 |
- |
€ 15.457 49,50% |
De Wet op de loonbelasting 1964 wordt met ingang van 1 januari 2023 als volgt gewijzigd:
maar niet meer dan bedraagt de belasting het in kolom III
Bij een belastbaar loon van meer dan
vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare loon dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat
I |
II |
III |
IV |
_ |
€ 35.129 |
- |
9,40% |
€ 35.129 |
€ 68.507 |
€ 3.302 |
37,05% |
€ 68.507 |
- |
€ 15.668 |
49,50% |
B In artikel 20b, eerste lid, komt de tarieftabel te luiden: |
||
Bij een belastbaar loon van meer dan |
maar niet meer dan |
bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare loon dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat |
I |
II |
III IV |
- |
€ 35.941 |
|
€ 35.941 |
€ 68.507 |
€ 3.378 37,05% |
€ 68.507 |
- |
€ 15.443 49,50% |
De Wet op de loonbelasting 1964 wordt met ingang van 1 januari 2024 als volgt gewijzigd:
A
In artikel 20a, eerste lid, komt de tarieftabel te luiden:
Bij een belastbaar loon maar niet meer dan bedraagt de belasting het in kolom III
van meer dan vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare loon dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat
I |
II |
III |
IV |
- |
€ 35.129 |
- |
9,38% |
€ 35.129 |
€ 68.507 |
€ 3.295 |
37,03% |
€ 68.507 |
- |
€ 15.654 |
49,50% |
Bij een belastbaar loon maar niet meer dan bedraagt de belasting het in kolom III
van meer dan vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare loon dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat
I |
II |
III |
IV |
_ |
€ 35.941 |
- |
9,38% |
€ 35.941 |
€ 68.507 |
€ 3.371 |
37,03% |
€ 68.507 |
- |
€ 15.430 |
49,50% |
De vrije ruimte, bedoeld in artikel 31a, derde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964, bedraagt voor het kalenderjaar 2020, in afwijking van de in dat kalenderjaar geldende tekst van die wet:
-
a.3% van het loon waarover met toepassing van de artikelen 20a, 20b, 26 en 26b van die wet belasting wordt geheven met een maximum van € 12.000, vermeerderd met:
-
b.1,2% van het loon waarover met toepassing van de artikelen 20a, 20b, 26 en 26b van die wet belasting wordt geheven voor zover dat loon meer bedraagt dan € 400.000.
-
1.Artikel 32ab, eerste en tweede lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 is van overeenkomstige toepassing op de bonus, bedoeld in de op artikel 3 van de Kaderwet VWSsubsidies gebaseerde regeling voor bonussen aan zorgprofessionals in het kader van de coronacrisis, voor zover deze wordt verstrekt aan anderen dan eigen werknemers, waarvoor geen inhoudingsplicht bestaat bij of krachtens een artikel van de Wet op de loonbelasting 1964, en mits de verstrekker voldoet aan de aan het slot van artikel 32ab, eerste lid, van die wet opgenomen voorwaarden.
-
2.Met betrekking tot een eindheffingsbestanddeel als bedoeld in het eerste lid wordt het bedrag van de verschuldigde belasting, bedoeld in artikel 31, tweede lid, van de Wet op de loonbelasting 1964, bepaald naar een tarief van 75%.
-
3.Voor de toepassing van de artikelen 3.13, eerste lid, onderdeel h, 3.84, eerste lid, en 3.95, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 en artikel 8, eerste lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt de bonus, bedoeld in het eerste lid, geacht in aanmerking te zijn genomen op de voet van artikel 32ab van de Wet op de loonbelasting 1964.
-
1.Een tegemoetkoming ingevolge de op de artikelen 3, eerste lid, en 9 van de Kaderwet SZW-subsidies en artikel 32d, tweede lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen gebaseerde regeling voor flexibele arbeidskrachten in het kader van de coronacrisis wordt aangemerkt als loon uit vroegere dienstbetrekking in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964.
-
2.Met betrekking tot de tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid, is het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, genoemd in artikel 1, eerste lid, onderdeel c, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, inhoudingsplichtige als bedoeld in artikel 6 van de Wet op de loonbelasting 1964.
-
3.In afwijking van artikel 23, eerste en tweede lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 en artikel 58, tweede lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen kan de standaardloonheffingskorting, bedoeld in artikel 21c van de Wet op de loonbelasting 1964, met betrekking tot de tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid, ook worden toegepast ingeval daartoe geen verzoek is gedaan of ingeval de standaardloonheffingskorting reeds tegenover een andere inhoudingsplichtige is toegepast.
De Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt als volgt gewijzigd:
Aan artikel 10a wordt een lid toegevoegd, luidende:
-
8.Voor zover de toepassing van het eerste lid met betrekking tot een schuld zou leiden een lagere winst, vindt het eerste lid geen toepassing met betrekking tot die schuld.
B
Aan afdeling 2.2 wordt een artikel toegevoegd, luidende:
-
1.Indien de belastingplichtige daarvoor bij de aangifte kiest, wordt bij het bepalen van de in het jaar 2019 genoten winst een fiscale coronare-serve gevormd, aan welke reserve geen hoger bedrag wordt toegevoegd dan:
-
a.het zonder de toepassing van het derde lid voor het jaar 2020 verwachte verlies in de zin van artikel 20, eerste lid, voor zover dat verlies verband houdt met de coronacrisis;
-
b.de zonder de vorming van een fiscale coronareserve voor het jaar 2019 bepaalde winst.
-
2.Indien de winst wordt bepaald over een niet met het kalenderjaar samenvallend jaar, kan de fiscale coronareserve overeenkomstig het eerste lid gevormd worden in het laatste jaar dat eindigt in de periode van 1 januari 2019 tot en met 31 maart 2020.
-
3.De fiscale coronareserve wordt in het jaar na het jaar waarin de reserve is gevormd, in de winst opgenomen.
-
4.De in het eerste lid bedoelde vorming van een fiscale coronareserve is slechts mogelijk indien in het jaar waarin de reserve wordt gevormd voor het bepalen van de winst dezelfde bepalingen van toepassing zijn als in het jaar waarin de reserve wordt opgenomen in de winst.
C
In artikel 12b wordt «7/H gedeelte» vervangen door «9/H gedeelte».
Artikel 15be wordt als volgt gewijzigd:
-
1.In het eerste lid wordt «8» telkens vervangen door «9» en wordt «de leverage ratio zoals die wordt openbaar gemaakt» telkens vervangen door «de aangepaste leverage ratio». Voorts wordt «de leverage ratio bedraagt» vervangen door «de aangepaste leverage ratio bedraagt».
-
2.Het tweede en derde lid komen te luiden:
-
2.Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder aangepaste leverage ratio verstaan het op een decimaal afgeronde percentage dat volgt uit de berekening van de leverage ratio met betrekking tot de belastingplichtige ingevolge deel 7 van de verordening kapitaalvereisten, met dien verstande dat in die berekening bij het bepalen van de kapitaal-maatstaf met betrekking tot de belastingplichtige de kapitaalinstrumenten, genoemd in artikel 51 van de verordening kapitaalvereisten, buiten beschouwing blijven.
-
3.Voor de toepassing van het tweede lid wordt uitgegaan van de leverage ratio die met betrekking tot de belastingplichtige wordt berekend op basis van de geconsolideerde situatie, bedoeld in deel 1, titel II, hoofdstuk 2 van de verordening kapitaalvereisten, dan wel, indien met betrekking tot de belastingplichtige niet op basis van de geconsolideerde situatie een leverage ratio wordt berekend, van de leverage ratio die met betrekking tot de belastingplichtige wordt berekend op individuele basis, bedoeld in deel 1, titel II, hoofdstuk 1, van de verordening kapitaalvereisten.
E
Artikel 15bf wordt als volgt gewijzigd:
-
1.In het eerste lid wordt «8» telkens vervangen door «9» en wordt «zoals die wordt openbaar gemaakt met betrekking tot» vervangen door «op».
-
2.In het tweede lid, onderdeel a, onder 1°, wordt «artikel 69 van de verordening» vervangen door «artikel 69, onderdeel a, van de verordening».
F
Artikel 34d wordt als volgt gewijzigd:
-
1.In het eerste lid wordt «7/H gedeelte» vervangen door «9/H gedeelte».
-
2.In het vijfde lid, derde zin, wordt «7/H gedeelte» vervangen door «9/H gedeelte».
De Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt met ingang van 1 januari 2022 als volgt gewijzigd:
A
Artikel 12abis vervalt.
maar niet meer dan bedraagt de belasting het in kolom III
Bij een belastbaar bedrag of een belastbaar Nederlands bedrag van meer dan
vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare bedrag, of het gedeelte van het belastbare Nederlandse bedrag, dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat
I |
II |
III |
IV |
_ |
€ 395 000 |
- |
15% |
€ 395 000 |
- |
€ 59 250 |
25% |
In de Wet bankenbelasting wordt artikel 10 als volgt gewijzigd:
-
1.In het eerste lid, onderdeel a, wordt «0,044%» vervangen door «0,066%».
-
2.In het eerste lid, onderdeel b, wordt «0,022%» vervangen door «0,033%».
In de Wet bankenbelasting wordt artikel 10 met ingang van 1 januari 2022 als volgt gewijzigd:
-
1.In het eerste lid, onderdeel a, wordt «0,066%» vervangen door «0,044%».
-
2.In het eerste lid, onderdeel b, wordt «0,033%» vervangen door «0,022%».
De Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
-
1.In het tweede lid wordt «registratie» vervangen door «inschrijving». Voorts vervalt «in het kentekenregister».
-
2.In het derde lid wordt «geregistreerd» vervangen door «ingeschreven» en wordt «de registratie als personenauto, als motorrijwiel of als bestelauto dan wel, indien geen nieuw kenteken wordt opgegeven» door «de wijziging van de inschrijving in personenauto, motorrijwiel of bestelauto dan wel, indien de inschrijving niet wordt gewijzigd in personenauto, motorrijwiel of bestelauto».
-
3.In het zesde lid wordt «niet geregistreerde personenauto, een niet geregistreerd motorrijwiel of een niet geregistreerde bestelauto» vervangen door «niet-ingeschreven personenauto, motorrijwiel of bestelauto».
-
4.Het zevende lid komt te luiden:
-
7.Ingeval voor een motorrijtuig waarvoor eerder een verzoek om teruggaaf van belasting kon worden gedaan op de voet van artikel 14a, eerste lid, een herinschrijving plaatsvindt, is de belasting verschuldigd ter zake van die herinschrijving.
-
5.In het achtste lid wordt «het motorrijtuig opnieuw te naam is gesteld in het kentekenregister» vervangen door «een herinschrijving van dat motorrijtuig heeft plaatsgevonden».
B
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
-
1.Onderdeel b komt te luiden:
-
b.inschrijving: inschrijving van een motorrijtuig in het kentekenregister als bedoeld in artikel 47 van de Wegenverkeerswet 1994;
-
2.Onder verlettering van onderdeel c tot d wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
-
c.herinschrijving: beëindiging van de status in het kentekenregister dat een motorrijtuig voorgoed buiten Nederland is gebracht, dan wel dat in plaats daarvan voor dat motorrijtuig een hernieuwde inschrijving in het kentekenregister plaatsvindt;.
C
Artikel 5 komt te luiden:
-
1.Ter zake van de inschrijving, wijziging van de inschrijving of herinschrijving wordt de belasting geheven van degene die de inschrijving, wijziging van de inschrijving of herinschrijving aanvraagt. Indien de aanvraag geschiedt door een ander dan degene op wiens naam het motorrijtuig wordt of is gesteld in het kentekenregister, wordt de belasting geheven van diegene op wiens naam het motorrijtuig wordt of is gesteld in het kentekenregister.
-
2.Ter zake van de aanvang van het gebruik met het motorrijtuig in Nederland van de weg in de zin van de Wegenverkeerswet 1994 wordt de belasting geheven van degene op wiens naam het motorrijtuig is gesteld in het kentekenregister. Indien het motorrijtuig niet op naam is gesteld in het kentekenregister, wordt de belasting geheven van degene die het motorrijtuig feitelijk ter beschikking heeft.
D
Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
-
1.Het tweede lid, onderdeel a, wordt als volgt gewijzigd:
-
a.In onder 1° wordt «registratie» vervangen door «inschrijving» en wordt «op naam is gesteld in het kentekenregister» vervangen door «is ingeschreven».
-
b.In onder 2° wordt «registratie» vervangen door «inschrijving».
-
2.In het vierde lid wordt «een niet geregistreerde personenauto, een niet geregistreerd motorrijwiel of een niet geregistreerde bestelauto» vervangen door «een niet-ingeschreven personenauto, motorrijwiel of bestelauto».
-
3.Het vijfde lid komt te luiden:
-
5.Voor de toepassing van dit artikel wordt onder inschrijving mede verstaan de herinschrijving van het motorrijtuig.
E
Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:
-
1.In het eerste lid wordt «inschrijving in het kentekenregister» vervangen door «inschrijving, wijziging van de inschrijving of herinschrijving» en wordt «motorrijtuig» telkens vervangen door «het motorrijtuig».
-
2.In het tweede lid wordt «inschrijving in het kentekenregister» vervangen door «inschrijving, wijziging van de inschrijving of herinschrijving».
F
In artikel 8 wordt «inschrijving in het kentekenregister» vervangen door «inschrijving, wijziging van de inschrijving of herinschrijving».
G
Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:
-
1.In het eerste lid komt de tabel te luiden:
Bij een CO2-uitstoot vanaf |
tot |
bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde bedrag te vermenigvuldigen met het aantal gram/km CO2-uitstoot dat de in kolom I vermelde CO2-uitstoot te boven gaat |
|
I |
II |
III |
IV |
0 gram/km |
86 |
€ 366 |
€ 1 |
86 gram/km |
111 |
€ 458 |
€ 60 |
111 gram/km |
155 |
€ 1.958 |
€ 132 |
155 gram/km |
172 |
€ 7.766 |
€ 216 |
172 gram/km |
- |
€ 11.438 |
€ 432 |
-
2.In het eerste lid, laatste zin, en tweede lid, laatste zin, wordt «€ 78,82» vervangen door € 83,59» en wordt «80» vervangen door «77».
H
Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:
-
1.Aan het tweede lid wordt toegevoegd «Ter zake van de inschrijving of herinschrijving is voor de hoogte van de vermindering en het tarief het tijdstip bepalend waarop het onderzoek door de Dienst Wegverkeer dat tot de inschrijving of herinschrijving leidt als geregeld bij en krachtens artikel 47 Wegenverkeerswet 1994 is afgerond».
-
2.Aan het tiende lid wordt toegevoegd «Voorts kunnen nadere voorwaarden worden gesteld over waar en op welk moment een aangifte met een verzoek als bedoeld het zesde, zevende of achtste lid wordt gedaan.»
I
In artikel 10a, eerste lid, wordt «het motorrijtuig opnieuw wordt te naam gesteld in het kentekenregister dan wel» vervangen door «voor het motorrijtuig een herinschrijving plaatsvindt dan wel het motorrijtuig».
J
In artikel 10c, tweede lid, wordt «niet geregistreerd» vervangen door «niet-ingeschreven».
K
Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:
-
1.In het eerste lid wordt «in artikel 37, derde lid, of» vervangen door «in artikel 37, derde lid, is of wordt opgegeven en die niet zijn ingeschreven, dan wel een kenteken als bedoeld in».
-
2.In het tweede lid wordt «op grond van artikel II van de Wet van
2 december 1982, houdende voorlopige voorzieningen in verband met de voorgenomen intrekking van het koninklijk besluit van 10 april 1939 (Stb. 181) (Stb. 1982, 733) niet behoeven te worden geregistreerd in het kentekenregister» vervangen door «bij of krachtens artikel 4, eerste lid, onderdeel a, van de Wegenverkeerswet 1994 niet behoeven te worden ingeschreven in het kentekenregister».
L
In artikel 13a, derde lid, wordt «registratie» vervangen door «inschrijving».
M
Artikel 14a wordt als volgt gewijzigd:
-
1.In het tweede lid wordt «geregistreerde» vervangen door «ingeschreven».
-
2.In het derde lid wordt na «ter zake van» ingevoegd «de inschrijving of herinschrijving van het motorrijtuig, of indien de inschrijving heeft plaatsgevonden voor 1 januari 2021, ter zake van».
N
In artikel 14b, eerste lid, wordt «geregistreerd» vervangen door «ingeschreven».
O
In artikel 15a, achtste en tiende lid, wordt «registratie» vervangen door «de eerste tenaamstelling».
Artikel 16a vervalt.
Artikel 16b van de Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 vindt bij het begin van het kalenderjaar 2021 geen toepassing op de in artikel XXIX, onderdeel G, genoemde bedragen in de tabellen van artikel 9, eerste lid, van die wet.
De Wet belastingen op milieugrondslag wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 47, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
-
1.In onderdeel x vervalt «, waarvan de aansluiting zich bevindt in een postcodegebied».
-
2.De onderdelen v, w, y en z vervallen, onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel x door een punt en onder verlettering van onderdeel x tot v.
B
Aan artikel 47, eerste lid, wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel v door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:
-
w.walstroominstallatie: een installatie aan land met een zelfstandige aansluiting die het mogelijk maakt om schepen die zijn afgemeerd te voorzien van elektriciteit die afkomstig is van een distributienet.
C
Artikel 59a vervalt.
Artikel 59b vervalt.
In artikel 59c wordt «blijven de artikelen 59a en 59b» vervangen door «blijven de bepalingen gesteld bij of krachtens artikel 47, eerste lid, onderdelen v tot en met z, artikel 59a en artikel 59b».
F
Na artikel 60a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
-
1.In afwijking van artikel 59, eerste lid, onderdeel c, bedraagt het tarief voor elektriciteit die wordt geleverd aan een walstroominstallatie die geheel of nagenoeg geheel bestemd is voor schepen niet zijnde particu- liere pleziervaartuigen als bedoeld in artikel 70a, derde lid, per kWh € 0,0005.
-
2.Het tarief, genoemd in het eerste lid, is niet van toepassing als de verbruiker een onderneming in moeilijkheden is.
-
3.Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen voorwaarden en beperkingen worden gesteld waaronder het tarief, genoemd in het eerste lid, wordt toegepast en worden nadere regels gesteld ter vaststelling wanneer de verbruiker moet worden aangemerkt als een onderneming in moeilijkheden.
-
4.Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld ten behoeve van de uitvoering van dit artikel.
De bepalingen gesteld bij of krachtens artikel 47, eerste lid, onderdelen v tot en met z, artikel 59a en artikel 59b van de Wet belastingen op milieugrondslag, zoals die artikelen luidden op 31 december 2020, blijven van toepassing op een vóór 1 januari 2021 gedaan verzoek tot aanwijzing en op de aanwijzing, bedoeld in artikel 59a, eerste lid, van die wet, zoals dat artikel luidde op 31 december 2020. Indien een beslissing op een verzoek als bedoeld in de vorige zin op of na 1 januari 2021 wordt genomen, is voor de toepassing van artikel 59c van die wet het tijdstip van aanwijzing 31 december 2020.
Tot de opbrengst van onderneming en arbeid, bedoeld in artikel 6 van de Wet inkomstenbelasting BES, behoort niet:
-
a.een tegemoetkoming voor ondernemers van getroffen sectoren die op aanvraag wordt verstrekt door Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat in verband met een in de periode van 13 maart 2020 tot en met 12 juni 2020 verwacht omzetverlies als gevolg van de maatregelen ter bestrijding van de verdere verspreiding van COVID-19;
-
b.een subsidie die aan een door de maatregelen ter bestrijding van de verdere verspreiding van COVID-19 getroffen onderneming op aanvraag wordt verstrekt door Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat, met als doel deze onderneming in staat te stellen in de periode van 1 juni 2020 tot en met 30 september 2020 de vaste lasten te betalen.
In de Wet opslag duurzame energie- en klimaattransitie wordt artikel 3 als volgt gewijzigd:
-
1.In het eerste lid, aanhef, wordt «tweede lid» vervangen door «tweede en derde lid».
-
2.Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
-
3.Voor elektriciteit die wordt geleverd aan een walstroominstallatie als bedoeld in artikel 60b van de Wet belastingen op milieugrondslag wordt geen tarief vastgesteld.
De Wet tijdelijk verlaagd tarief laadpalen wordt als volgt gewijzigd:
In artikel II wordt «1 januari 2021» vervangen door «1 januari 2023».
B
In artikel IV wordt «1 januari 2021» vervangen door «1 januari 2023».
C
In artikel IVB wordt «1 januari 2021» vervangen door «1 januari 2023».
In de Wet tijdelijk verlaagd tarief laadpalen komt artikel IV te luiden:
In de Wet opslag duurzame energie- en klimaattransitie wordt artikel 3 met ingang van 1 januari 2023 als volgt gewijzigd:
-
1.In het eerste lid, aanhef, wordt «tweede en derde lid» vervangen door «tweede lid».
-
2.Het tweede lid vervalt, onder vernummering van het derde lid tot tweede lid.
In de Wet bedrijfsleven 2019 wordt artikel 7.5, onderdeel B, vervangen door:
B
In artikel 22 wordt de tarieftabel vervangen door:
Bij een belastbaar bedrag of een belastbaar Nederlands bedrag van meer dan
maar niet meer dan bedraagt de belasting het in kolom III
vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare bedrag, of het gedeelte van het belastbare Nederlandse bedrag, dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat
I |
II |
III |
IV |
_ |
€ 245 000 |
- |
15% |
€ 245 000 |
- |
€ 36 750 |
25% |
De Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 zoals die luidde op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel XXIX, met uitzondering van onderdeel G van dat artikel, blijft van toepassing op een motorrijtuig dat op die dag reeds is ingeschreven in het kentekenregister, maar niet te naam is gesteld. Echter, het voor dat motorrijtuig van toepassing zijnde tarief en de grondslagen voor de heffing van de belasting van personenauto's en motorrijwielen worden vastgesteld op de dag dat artikel XXIX in werking treedt.
Het Belastingplan 2019 wordt als volgt gewijzigd:
ARTIKEL III wordt als volgt gewijzigd:
-
1.In onderdeel A wordt de tarieftabel vervangen door:
Bij een belastbaar maar niet meer dan bedraagt de belasting het in kolom III
inkomen uit werk en vermelde bedrag, vermeerderd met het woning van meer dan bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare inkomen uit werk en woning dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat
II
III
IV
-
-€ 35.129 - 9,45%
€ 35.129 € 68.507 € 3.319 37,10%
€ 68.507 - € 15.702 49,50%
-
2.In onderdeel B wordt de tarieftabel vervangen door:
Bij een belastbaar maar niet meer dan bedraagt de belasting het in kolom III
inkomen uit werk en vermelde bedrag, vermeerderd met het woning van meer dan bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare inkomen uit werk en woning dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat
I |
II |
III |
IV |
- |
€ 35.941 |
- |
9,45% |
€ 35.941 |
€ 68.507 |
€ 3.396 |
37,10% |
€ 68.507 |
- |
€ 15.477 |
49,50% |
-
3.Onderdeel G komt te luiden:
G
Het in artikel 8.10, tweede lid, als eerste vermelde bedrag wordt verhoogd met € 82.
-
4.Onderdeel H komt te luiden:
H
Artikel 8.11, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
-
1.Het in de eerste zin, onderdeel a, vermelde bedrag wordt verhoogd met € 179.
-
2.Het in de eerste zin, onderdeel b, als tweede vermelde bedrag wordt verhoogd met € 184.
-
3.Het in de eerste zin, onderdeel c, als tweede vermelde bedrag wordt verhoogd met € 324.
B
Artikel IV, onderdeel A, vervalt.
Artikel XVI wordt als volgt gewijzigd:
-
1.In onderdeel A wordt de tarieftabel vervangen door:
Bij een belastbaar loon maar niet meer dan bedraagt de belasting het in kolom III
van meer dan vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare loon dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat
I |
II |
III |
IV |
_ |
€ 35.129 |
- |
9,45% |
€ 35.129 |
€ 68.507 |
€ 3.319 |
37,10% |
€ 68.507 |
- |
€ 15.702 |
49,50% |
|
|||
Bij een belastbaar loon |
maar niet meer dan |
bedraagt de belasting het in kolom III |
|
van meer dan |
vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare loon dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat |
||
I |
II |
III |
IV |
_ |
€ 35.941 |
- |
9,45% |
€ 35.941 |
€ 68.507 |
€ 3.396 |
37,10% |
€ 68.507 |
- |
€ 15.477 |
49,50% |
-
3.Onderdeel C komt te luiden:
C
Het in artikel 22, tweede lid, als eerste vermelde bedrag wordt verhoogd met € 82.
-
4.Onderdeel D komt te luiden:
D
Artikel 22a, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
-
1.Het in onderdeel a vermelde bedrag wordt verhoogd met € 179.
-
2.Het in onderdeel b als tweede vermelde bedrag wordt verhoogd met € 184.
-
3.Het in onderdeel c als tweede vermelde bedrag wordt verhoogd met € 324.
D
De artikelen XVIA en XLIA vervallen.
E
Artikel XLIV, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
-
1.In onderdeel c wordt «artikel III, onderdeel G» vervangen door «artikel III, onderdelen A, B en G».
-
2.Onderdeel j komt te luiden:
-
j.indien de artikelen 20a, tweede lid, 20b, tweede lid, en 22d van de Wet op de loonbelasting 1964 bij het begin van het kalenderjaar 2021 worden toegepast: artikel XVI, onderdelen A, B en C, eerst toepassing vindt nadat genoemde artikelen 20a, tweede lid, 20b, tweede lid, en 22d bij het begin van genoemd kalenderjaar zijn toegepast;.
Artikel XXXIX, onderdeel A, onder 1 en 2, onderdeel C, onder 1 en 2, en onderdeel E (artikelen III, onderdelen A en B, XVI, onderdelen A en B, en XLIV van het Belastingplan 2019)
Ingevolge artikel XXXIX, onderdeel A, onder 1 en 2, onderdeel C, onder 1 en 2, en onderdeel E, wordt de tarieftabel van artikel 2.10, eerste lid, Wet IB 2001, de tarieftabel van artikel 2.10a, eerste lid, van die wet, de tarieftabel van artikel 20a, eerste lid, Wet LB 1964 en de tarieftabel van artikel 20b, eerste lid, van die wet per 1 januari 2021 aangepast ten opzichte van de tarieftabellen die via het Belastingplan 2020 zijn opgenomen in het Belastingplan 2019. De wijzigingen ten opzichte van de thans nog voor de loon- en inkomstenbelasting geldende tarieftabellen en ten opzichte van de via het Belastingplan 2020 in het Belastingplan 2019 opgenomen tarieftabellen zijn beschreven in het algemeen deel van deze memorie. Bij de per 1 januari 2021 voorgestelde bedragen is reeds rekening gehouden met de inflatiecorrectie van artikel 10.1 Wet IB 2001 die per 1 januari 2021 wordt toegepast.
Artikel XXXIX, onderdeel A, onder 3, en onderdeel C, onder 3, en artikel XLII, eerste lid, onderdeel i (artikelen III, onderdeel G, en XVI, onderdeel C, van het Belastingplan 2019)
Ingevolge artikel XXXIX, onderdeel A, onder 3, en onderdeel C, onder 3, en artikel XLII, eerste lid, onderdeel i, wordt de algemene heffingskorting verder verhoogd met € 22 ten opzichte van de verhoging van € 60 die per 1 januari 2021 zou plaatsvinden als gevolg van de in het Belastingplan 2019 opgenomen wijzigingsopdracht, zoals deze ingevolge het Belastingplan 2020 is komen te luiden. Een en ander is nader toegelicht in het algemeen deel van deze memorie.
Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat van de gelegenheid gebruik wordt gemaakt om de genoemde wijzigingsopdracht in overeenstemming te brengen met de huidige tekst van artikel 8.10, tweede lid, Wet IB 2001 en artikel 22, tweede lid, Wet LB 1964.
In het Belastingplan 2020 vervallen de artikelen II tot en met IX.
Ingeval de samenloop van wetten die in 2020 in het Staatsblad zijn of worden gepubliceerd en wijzigingen aanbrengen in een of meer belastingwetten, niet of niet juist is geregeld, of indien als gevolg van die samenloop onjuistheden ontstaan in de aanduiding van artikelen, artikelonderdelen, verwijzingen en dergelijke in de desbetreffende wetten, kunnen die wetten op dit punt bij ministeriële regeling worden gewijzigd.
-
1.Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 2021, met dien verstande dat:
-
a.artikel I, onderdelen C en D, eerst toepassing vindt nadat artikel 10.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001 bij het begin van het kalenderjaar 2021 is toegepast;
-
b.indien artikel 10.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001 bij het begin van het kalenderjaar 2022 wordt toegepast: artikel II, onderdeel D, eerst toepassing vindt nadat genoemd artikel 10.1 bij het begin van genoemd kalenderjaar is toegepast;
-
c.artikel XXV, onderdeel B, terugwerkt tot en met het begin van het laatste boekjaar van de belastingplichtige dat eindigt in de periode van 1 januari 2019 tot en met 31 maart 2020;
-
d.artikel XXV, onderdelen A, C, D, E en F voor het eerst toepassing vindt met betrekking tot boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2021;
-
e.de artikelen XVII, XXII, XXIII, XXIV en XXXIII terugwerken tot en met 1 januari 2020;
-
f.artikel XVIII, onderdeel B, eerst toepassing vindt nadat artikel 22d van de Wet op de loonbelasting 1964 bij het begin van het kalenderjaar 2021 is toegepast;
-
g.artikel XXXV toepassing vindt voordat de artikelen II en IV van de Wet tijdelijk verlaagd tarief laadpalen worden toegepast;
-
h.artikel XXXVII toepassing vindt voordat artikel 7.5 van de Wet bedrijfsleven 2019 wordt toegepast;
-
i.artikel XXXIX, onderdelen A, C en E, toepassing vindt voordat de artikelen III en XVI van het Belastingplan 2019 worden toegepast;
-
j.artikel XL toepassing vindt voordat artikel II van het Belastingplan 2020 wordt toegepast.
-
2.In afwijking van het eerste lid treden artikel XXIX, met uitzondering van onderdeel G van dat artikel, artikel XXXI, onderdelen B en F, artikel XXXIV en artikel XXXVI in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Deze wet wordt aangehaald als: Belastingplan 2021.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Financiën,
De Staatssecretaris van Financiën,
De Staatssecretaris van Financiën,
Tweede Kamer, vergaderjaar 2020-2021, 35 572, nr. 2 23