Verslag van een schriftelijk overleg met de staatssecretaris van J&V over mogelijke juridische belemmeringen bij intrekken van een verblijfsvergunning - Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2019 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota)

Dit verslag van een schriftelijk overleg is onder nr. K toegevoegd aan wetsvoorstel 35210 VI - Wijziging begroting Justitie en Veiligheid 2019 (Voorjaarsnota) i.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2019 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota); Verslag van een schriftelijk overleg met de staatssecretaris van J&V over mogelijke juridische belemmeringen bij intrekken van een verblijfsvergunning
Document­datum 29-10-2020
Publicatie­datum 29-10-2020
Nummer KST35210VIK
Kenmerk 35210 VI, nr. K
Externe link origineel bericht
Originele document in PDF

2.

Tekst

Eerste Kamer der Staten-Generaal

2021

Vergaderjaar 2020-

35 210 VI

Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2019 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota)

VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 29 oktober 2020

De leden van de vaste commissie voor Immigratie en Asiel/JBZ-Raad1 hebben kennisgenomen van de brief2 van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over mogelijke juridische belemmeringen bij intrekken verblijfsvergunning. De commissie heeft naar aanleiding hiervan de Staatssecretaris op 15 september 2020 een brief gestuurd met enkele vragen van de leden van de fractie van PVV.

De Staatssecretaris heeft op 26 oktober 2020 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Immigratie en Asiel/JBZ-raad, Van Dooren

1    Samenstelling: Kox (SP), Faber-van de Klashorst (PVV), (voorzitter), De Boer (GL), Van Dijk (SGP), Van Hattem (PVV), Jorritsma-Lebbink (VVD), Nooren (PvdA), Oomen-Ruijten (CDA), Rombouts (CDA), Stienen (D66), Teunissen (PvdD), Van Rooijen (50PLUS), Adriaansens (VVD), De Blécourt-Wouterse (VVD), Cliteur (FVD), Doornhof (CDA), Gerbrandy (OSF), Huizinga-Heringa (CU), Karimi (GL), Van Pareren (FVD), (ondervoorzitter), Veldhoen (GL), Vos (PvdA), De Vries (Fractie-Otten), Berkhout (FVD) en Keunen (VVD).

2    Kamerstukken I, 2019-2020, 35 210 VI, J.

kst-35210-VI-K ISSN 0921 - 7371 's-Gravenhage 2020

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR IMMIGRATIE EN ASIEL/JBZ-RAAD

Aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid Den Haag, 15 september 2020

De leden van de vaste commissie voor Immigratie en Asiel/JBZ-Raad hebben met belangstelling kennisgenomen van uw brief1 over mogelijke juridische belemmeringen bij intrekken verblijfsvergunning. De leden van de fractie van PVV hebben naar aanleiding hiervan enkele vragen en opmerkingen.

Op pagina 3 geeft u aan dat voor het intrekken van een internationale beschermingsstatus van Verdragsvluchtelingen als strengere eis geldt: «dat er goede redenen moeten bestaan om hem te beschouwen als een gevaar voor de veiligheid van de lidstaat waar hij zich bevindt, of dat hij een gevaar voor de samenleving van die lidstaat vormt omdat hij bij onherroepelijk geworden rechterlijk vonnis veroordeeld is voor een «bijzonder ernstig misdrijf».» ... «Als het gaat om iemand die subsidiaire bescherming nodig heeft, moet er sprake van zijn dat de vreemdeling een «ernstig misdrijf» heelt gepleegd of een gevaar vormt voor de gemeenschap of voor de veiligheid van de lidstaat waar hij zich bevindt.»

Voorts geeft u aan dat voor de kwalificatie van «bijzonder ernstig misdrijf» of «ernstig misdrijf» Nederlands nationaal beleid de leidraad vormt: «Van een «bijzonder ernstig misdrijf» is volgens het Nederlandse beleid sprake als de rechter een onvoorwaardelijke en onherroepelijke gevangenisstraf van in totaal minimaal tien maanden heeft opgelegd.» En: «Voor de kwalificatie «ernstig misdrijf» is in ons beleid een grens gesteld van zes maanden gevangenisstraf.»

De leden van de PVV-fractie vragen u of u kunt aangeven in hoeverre het mogelijk is deze kwalificaties aan te passen, door niet louter de duur van een opgelegde gevangenisstraf te kwalificeren, maar de aard van ernst van het misdrijf (bijvoorbeeld gekwalificeerd volgens de wettelijke maximumstraf), zodat er meer mogelijkheden kunnen ontstaan om de verblijfsvergunning in te trekken.

Voorts stelt u op dezelfde pagina: «Ik zal op korte termijn beoordelen of de huidige Oriëntatiepunten voor straftoemeting aanleiding vormen om binnen het internationale kader een verdere aanscherping door te voeren. Daartoe wil ik kijken of er misdrijven zijn die wat mij betreft zouden moeten gelden als (bijzonder) ernstige misdrijven, maar die in de huidige praktijk van strafoplegging in de regel lager worden bestraft met een gevangenisstraf lager dan de in het asielrecht gehanteerde tien of zes maanden gevangenisstraf.» Het uitgangspunt is nu een opgelegde gevangenisstraf, kunt u aangeven in hoeverre er ook mogelijkheden (zullen) worden geboden voor het intrekken van een verblijfsvergunning indien er sprake is van TBS-oplegging, vanwege on- of verminderde toerekeningsvatbaarheid?

De leden van de PVV-fractie constateren dat uw brief zich richt op de juridische belemmering bij het intrekken van reeds verleende verblijfsvergunningen op grond van de openbare orde en veiligheid. De brief gaat niet in op de mogelijkheden van het weigeren van een verblijfsvergunning voor een in Nederland verblijvende asielzoeker, die zich schuldig maakt aan dergelijke vergrijpen. Bijvoorbeeld de Sudanese asielzoeker Abdallah

A., die zich in een Nederlands AZC schuldig maakte aan onder andere mishandeling2 en desondanks tóch een verblijfsvergunning kreeg en in januari 2020 gehuisvest werd in het Brabantse Heesch. Dit ondanks het feit dat bekend was dat hij een mogelijk risico was voor de samenleving en de openbare orde en veiligheid.3 Dit risico manifesteerde zich helaas spoedig, toen hij afgelopen april in Oss de 18-jarige Rik van de Rakt op straat doodstak. Kunt u, mede gelet op dit voorbeeld, aangeven in hoeverre de in de brief geschetste mogelijkheden om een verblijfsvergunning in te trekken ook van toepassing kunnen zijn bij het op voorhand weigeren van een verblijfsvergunning omwille van openbare orde en veiligheid?

De leden van de vaste commissie voor Immigratie en Asiel/JBZ-Raad zien uw beantwoording met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag binnen vier weken na dagtekening van deze brief.

De voorzitter van de vaste commissie voor Immigratie en Asiel/JBZ-Raad, Faber-van de Klashorst

BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 26 oktober 2020

Bij brief van 15 september 2020 heeft de Voorzitter van de vaste commissie voor Immigratie en Asiel/JBZ-Raad mij op de hoogte gesteld van de vragen die de leden van de PVV-fractie hebben naar aanleiding van mijn brief van 1 juli 2020 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer over mogelijke juridische belemmeringen bij het intrekken van een verblijfsvergunning asiel. Deze vragen worden hieronder beantwoord.

Over de voorwaarden voor het intrekken van internationale bescherming op grond van openbare orde vragen de leden van de PVV-fractie in hoeverre het mogelijk is deze kwalificaties aan te passen, door niet louter de duur van een opgelegde gevangenisstraf te kwalificeren, maar de aard van ernst van het misdrijf (bijvoorbeeld gekwalificeerd volgens de wettelijke maximumstraf), zodat er meer mogelijkheden kunnen ontstaan om de verblijfsvergunning in te trekken.

Hierop antwoord ik dat, op grond van jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en van het Hof van Justitie van de EU (hierna: het Hof), bij het tegenwerpen van strafbare feiten een individuele motivering nodig is. In het arrest Ahmed tegen Hongarije oordeelde het Hof bovendien expliciet dat niet slechts op grond van het wettelijk strafmaximum mag worden geconcludeerd dat sprake is van een ernstig misdrijf. Die conclusie moet altijd zijn gebaseerd op een volledig onderzoek naar alle omstandigheden van het geval. Daarbij valt volgens het Hof te denken aan de aard van het gepleegde feit, de schade die is teweeggebracht, de gevolgde strafprocedure, de aard van de straf en met de vraag of de meeste rechterlijke instanties het gepleegde feit ook aanmerken als een ernstig misdrijf.

Aan het wettelijk strafmaximum mag dus geen doorslaggevende betekenis worden toegekend; de individuele omstandigheden van het geval zijn bepalend. Het opnemen van het wettelijk strafmaximum als criterium zal daarom niet leiden tot verruiming van de mogelijkheden tot intrekking. De aard en de ernst van het gepleegde misdrijf komen bovendien juist tot uitdrukking in de straf die door de rechter is opgelegd. Aan de hand daarvan kan de IND objectief motiveren dat in dat concrete geval een ernstig misdrijf is gepleegd. Als we het (algemene) wettelijk strafmaximum als norm nemen moet de IND zijn besluiten uitgebreider en complexer motiveren en zijn die besluiten moeilijker te objectiveren tegenover de rechtbanken.

Op de vraag van de leden van de PVV-fractie in hoeverre er ook mogelijkheden (zullen) worden geboden voor het intrekken van een verblijfsvergunning indien er sprake is van TBS-oplegging, vanwege on- of verminderde toerekeningsvatbaarheid, antwoord ik dat dit beleid ook van toepassing is bij een TBS-oplegging.

De leden van de PVV-fractie vragen ten slotte in hoeverre de in mijn brief van 1 juli 2020 geschetste mogelijkheden om een verblijfsvergunning in te trekken ook van toepassing kunnen zijn bij het op voorhand weigeren van een verblijfsvergunning omwille van openbare orde en veiligheid.

Hierop antwoord ik dat de criteria die in de voornoemde brief worden beschreven voor het intrekken van internationale bescherming ook van toepassing zijn op de weigering van zulke bescherming op dezelfde gronden. Mijn berichtgeving over een eventuele aanscherping van dit beleid, die ik in dezelfde brief heb toegezegd, zal daarom ook de aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning omvatten. Zoals aangekondigd in diezelfde brief, verwacht ik de Tweede Kamer hierover voor de begrotingsbehandeling te kunnen informeren. Ik zeg u hierbij toe dat ik u een afschrift van die brief zal sturen.

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

  • A. 
    Broekers-Knol

Eerste Kamer, vergaderjaar 2020-2021, 35 210 VI, K 5

1

Kamerstukken I, 2019-2020, 35 210 VI, J.

2

   René van der Lee en Maarten van den Hurk, «Vluchteling die fietsende Rik (18) doodstak eerder betrokken bij incidenten», AD, 23 april 2020, https://www.ad.nl/binnenland/vluchteling-die-fietsende-rik-18-doodstak-eerder-betrokken-bij-incidenten~a985e33c/.

3

   Gemeente Bernheze, «Onafhankelijk onderzoek naar proces statushouder afgerond», 2 juli 2020, https://www.bemheze.org/nieuws/2020/07/02/onafhankelijk-onderzoek-naar-proces-statushouder-afgerond.


 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

EU Monitor

Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.

De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.