Wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen

Met dank overgenomen van Partij voor de Vrijheid (PVV) i, gepubliceerd op dinsdag 16 januari 2024, 9:56.

Spreektekst PVV Eerste Kamer AWJA van Hattem, 15 januari 2024

Voorzitter,

Laten we om te beginnen gewoon het beest bij de juiste naam noemen. Voortdurend wordt heel eufemistisch gesproken over de “Spreidingswet”. Daarmee de suggestie wekkend alsof deze wet de situatie van de ongecontroleerde toestroom van asielmigranten met ‘spreiding’ zou verbeteren of oplossen, oftewel een gelikte verkoopterm die dient voor beleidspropaganda.

Het wetsvoorstel wat we vandaag behandelen heet officieel ‘Wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen’. Maar ook die naam staat als een vlag op een modderschuit, want met dat “mogelijk maken” wordt gewoon bedoeld ‘bij gemeenten afdwingen’ middels een medebewindstaak, waarbij interbestuurlijk toezicht vanuit het Rijk op gemeenten als dwingende stok achter de deur wordt gebruikt. We kunnen dan ook met recht spreken van een Asieldwangwet, en dat zal ik in dit debat dan ook doen.

Het “dwingen” is bovendien ook de term die door de overheid binnenskamers wordt gehanteerd. Ik citeer uit het verslag van de Landelijke Regietafel Migratie en Integratie (LRT) van 3 november jl.: de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid geeft aan dat: “Op het moment meer dwingend optreden nodig is, beginnen bij gemeenten die achterblijven.” In diezelfde vergadering zien we nog meer vormen van dwang, zo wordt ook gesproken over “snellere overgang tot indeplaatsstelling” en de minister van Binnenlandse Zaken vraagt om een “hoger toewijzingspercentage aan statushouders” van sociale huurwoningen.

In een eerder LRT, op 23 mei jl. werd al geopperd dat de Provinciale Regietafels (PRT): “al in het begin een zwaarder mandaat hebben. Ook in de spreidingswet moet macht van de PRT in het begin liggen en niet aan het einde.” En zou het deze PRT’s aan “machtsmiddelen” ontbreken. Daarnaast wordt geopperd om statushouders weer verplicht wettelijk voorrang te verlenen bij volkshuisvesting. In het LRT van 28 oktober werd door JenV letterlijk gemeld:

“Wordt gekeken naar het onderbrengen van vergunninghouders naar hotels, desnoods zonder instemming van een gemeente.” Kortom, volop dwang om asielopvang er doorheen te duwen, geen boodschap aan de lokale autonomie, maar vooral ‘dwingend optreden’ en met deze asieldwangwet zal deze asieldwingelandij alleen nog maar erger worden.

De afgelopen dagen hebben we aan de lopende band bestuurders in de media gezien met hele verhalen waarom deze - in hun woorden - spreidingswet er wél zou moeten komen. Zo gaf de burgemeester van Cranendonck gisteren bij Buitenhof aan dat deze wet “morgen” nodig is, “zodat er een betere spreiding komt, zodat het beheersbaar wordt en daarmee de overlast afneemt en daarmee het veiligheidsgevoel van mijn inwoners in ieder geval weer terugkomt.” De problemen in Budel en Maarheeze zijn inderdaad enorm, maar door te doen alsof de asieldwangwet dit zou oplossen, is een valse voorstelling van zaken en draait die inwoners daarmee juist een rad voor ogen.

De asieldwangwet doet namelijk helemaal niets aan de oorzaak van het probleem, de ongeremde asielinstroom. De grenzen blijven gewoon wagenwijd openstaan om jaarlijks vele tienduizenden asielmigranten binnen te laten. De asieldwangwet is louter een expansievat om die massa-immigratie onverkort in stand te houden en van Nederland één groot AZC te maken. De spreiding over alle Nederlandse gemeenten zorgt voor het verder faciliteren en vergroten van de massa-immigratie.

Plaatsen als Budel en Ter Apel schieten daar niets mee op. De AZC’s in hun gemeenten blijven evengoed bestaan als “gerealiseerde capaciteit”. De overlast die daar van asielzoekers ervaren wordt zal dan ook niet minder worden door de asieldwangwet, maar juist nog veel meer gemeenten krijgen te maken met die overlast. Óók blijven gemeenten die nu al een AZC hebben er door de asieldwangwet een houden: iedere 2 jaar krijgen ook zij een nieuwe opgave op hun bord, met mogelijk nog méér asielopvangplekken.

In de schriftelijke nota van antwoord bij deze wet geeft de staatssecretaris zelfs aan dat Budel er op zeer korte termijn nog een schepje bovenop krijgt met de mogelijke vestiging van een pre-procesbeschikbaarheidslocatie (pbl) voor asielzoekers met een kansarme asielaanvraag en overlastgevende asielzoekers, die gefaseerd wordt opgeschaald naar circa 50 plekken. Eerder werd in Ter Apel al zo’n pbl geopend, waar “dagbesteding” wordt aangeboden en waar asielzoekers ‘beschikbaar’ moeten zijn, maar schijnbaar toch nog het terrein mogen verlaten:

volgens omwonenden van Ter Apel was van afgenomen overslast geen sprake.[1] Kan de staatssecretaris aangeven of bij zo’n pbl de overlastgevende en kansarme asielzoekers inderdaad nog steeds het terrein mogen verlaten?

Ook zijn er veel burgemeesters die nu de trom roeren dat hun gemeente wél de verantwoordelijkheid heeft genomen om een AZC te vestigen. Over de ruggen van de lokale bevolking zijn zulke besluiten er vaak doorgedrukt, de burgers wordt niets gevraagd. Zo sprak de burgemeester van Vijfheerenlanden afgelopen vrijdag bij Op1 over: “Wij als gemeente die onze verantwoordelijkheid nemen voor de humane opvang van vluchtelingen.” En hun wethouder gaf aan: “we ergeren ons aan gemeenten die weigeren”. En zulke gemeenten willen via de asieldwangwet andere gemeenten dus gaan dwingen om ook een AZC te vestigen. Andere gemeenten moreel de maat nemen, terwijl ze zelf éérst zouden moeten kijken naar de veiligheid en leefbaarheid van de eigen inwoners, in plaats van te deugpronken met “humane opvang”.

Deze morele deugchantage proberen ongekozen burgemeesters nu dus uit te venten richting deze Eerste Kamer om de asieldwangwet er doorheen te drammen. Doorspekt bovendien met drogredenen, want áls de asieldwangwet van kracht zou zijn dan verandert er op korte termijn immers niet direct iets aan de beschikbare opvanglocaties: eerst zouden er nog nadere afspraken moeten worden gemaakt, ruimtelijke procedures worden doorlopen, dwangmaatregelen via interbestuurlijk toezicht worden toegepast, etcetera. Maar bovenal wordt hiermee heel Nederland één groot Ter Apel, terwijl Ter Apel zelf met dezelfde ellende blijft zitten. Het blijft dweilen met de kraan open. De enige échte oplossing is en blijft de asielinstroom een halt toeroepen.

Ook doet deze asieldwangwet helemaal niets af aan andere oorzaken van de problematiek in de asielketen. De capaciteitstekorten bij de IND worden er niet mee opgelost, de tot nu toe genomen maatregelen bij de IND zijn volgens de staatssecretaris zelf “niet voldoende om de achterstanden bij de IND op korte termijn in te lopen”. Waarom dan hier niet met grootste prioriteit werk van maken in plaats van alles op alles zetten om de asieldwangwet met stoom en kokend water er doorheen te jagen? Door de achterstanden bij de IND blijven asielprocedures - en daarmee de opvang - nog steeds onnodig lang duren en wordt ook een asielstatus vaak te makkelijk toegekend.

De staatssecretaris beklemtoont steeds dat volgens een onderzoek van het WODC van de opvangvoorzieningen nauwelijks een aanzuigende werking uitgaat voor de voorkeur voor een bepaald bestemmingsland. Maar wél van invloed is volgens dit onderzoek het inwilligingspercentage en de mogelijkheden voor gezinshereniging. Desalniettemin zal van de opvang op cruiseschepen, in luxe hotels, in kastelen, copieuze buffetten, nieuwe Miele-wasmachines en het vooruitzicht op uitkeringen, woningen met voorrang en inrichtingskosten ook geen afschrikwekkende werking uitgaan, integendeel. Maar dat van het zeer hoge inwilligingspercentage van zo’n 85 procent en de ruime mogelijkheden voor gezinshereniging een nog grotere aantrekkingskracht uitgaat om massaal naar Nederland te komen maakt het des te problematischer.

Terwijl Nederland als ‘middelste prognose’ voor de jaarlijkse asielinstroom het aantal van 60.000 hanteert, is dit bij onze Zuiderburen een stuk lager. Afgelopen week maakte België bekend dat er 29.589 personen in 2023 asiel hadden aangevraagd, minder nog dan in 2022.

Nog belangrijker is dat het erkenningspercentage in België 52,3 procent bedraagt, terwijl dat in Nederland dus rond de 85 procent zit. Kan de staatssecretaris aangeven hoe het kan dat de verschillen tussen deze vergelijkbare buurlanden zo ontzettend groot zijn? Is Nederland met dit hoge inwilligingspercentage niet gewoon de asielmagneet van Europa? En is het niet veel zinvoller dáár iets aan te doen in plaats van Nederland op te zadelen met een asieldwangwet die deze asielinstroom juist accomodeert en in stand houdt?

En ook wat de gezinshereniging betreft is het zoete inval in Nederland. In de schriftelijke beantwoording gaf de staatssecretaris aan dat gestapelde gezinshereniging, oftewel nareis op nareis binnen het huidige beleid is toegestaan. Keuzes hierover laat hij echter aan een nieuw kabinet. Waarom dit niet aanpakken, maar wél deze asieldwangwet doordrammen?

Ook van het afschaffen van het zogenaamde ‘jongvolwassenenbeleid’, waarbij mensen van 18 tot 25 jaar ook als “kind” kunnen nareizen, wordt nog niet actief werk gemaakt. Het blijft bij een toezegging om de kamer te informeren over de voortgang. Ook de Telegraaf meldde afgelopen week nog dat kinderen bewust vooruit gestuurd worden om de familie te laten overkomen. Waarom hier niet met prioriteit werk van maken? Graag een reactie van de staatssecretaris.

Voorzitter, dan over het element van dwang in deze asieldwangwet. Hiervoor wordt in de wet teruggegrepen op de mogelijkheden voor interbestuurlijk toezicht op het uitvoeren van asielopvang als medebewindstaak door gemeenten. Als een gemeente écht niet wil of kan meewerken dan kan het Rijk uiteindelijk overgaan tot daadwerkelijke uitvoering van indeplaatsstelling bij taakverwaarlozing. Hoewel de staatssecretaris stelt dat hij het ‘moeilijk voorstelbaar’ en ‘niet goed denkbaar’ acht dat het zover komt, is deze aanpak uiteindelijk wel het sluitstuk van deze asieldwangwet. En juist dat element is onduidelijk uitgewerkt in het wetsvoorstel.

Stel nu dat een gemeente écht geen medewerking verleent aan asielopvang. De staatssecretaris geeft aan dat in die gevallen de Rijksoverheid asielzoekers kan plaatsen in een hotel of op een recreatiepark op kosten van die gemeente. Blijkbaar gaat de staatssecretaris er al van uit dat hij altijd en overal kan “shoppen” bij toeristische ondernemers. Maar zitten die er wel op te wachten?

En dan is het nog steeds de vraag of dat wel voldoende capaciteit oplevert: een AZC-opgave gaat immers in het kader van deze asieldwangwet vaak langjarig om tientallen tot honderden plekken per gemeente, die zijn ook niet altijd voor het oprapen, ook niet voor het Rijk. Dit zijn dus aannames dat het dan opeens wél te realiseren is. Evengoed moet het Rijk bij indeplaatsstelling ook gewoon de juridische procedures doorlopen voor Ruimtelijk Ordening, de daaraan verbonden omgevingsvergunningen en eventueel bezwaar en beroep. Hoe kijkt de staatssecretaris daar tegenaan qua uitvoerbaarheid?

En kijken we naar het ‘Algemeen beleidskader indeplaatsstelling bij taakverwaarlozing’ dan zitten er ook nogal wat haken en ogen aan het kunnen en mogen toepassen van dergelijke maatregelen. In hoeverre verhoudt dit zich tot bijvoorbeeld de beperkingen van het IBT zoals bedoeld in het door de Tweede Kamer aangenomen amendement Schutte uit 1990/1991 wat beoogt te voorkomen dat ook wordt ingegrepen ingeval van lichte taakverwaarlozing van de gemeentelijke autonomie?

En als het gaat om het vaststellen van bestemmingsplannen, thans omgevingsplannen, ter realisatie van asielopvang, dan is er weliswaar sprake van medebewind, maar wel met een grote mate van beleidsvrijheid. Hoe verhoudt indeplaatsstelling zich tot het lokale beleid van een goede ruimtelijke ordening?

En kan de staatssecretaris aangeven in hoeverre er überhaupt sprake is van ‘hard’ medebewind, nu via de Provinciale Regietafels mogelijkheden worden geboden aan gemeenten om onderling afspraken te maken en voor een verdeelbesluit een norm is neergelegd van 75% realisatie. Is een dergelijke regeling met zoveel vormen van bestuurlijke afwegingsruimte wel te kwalificeren als hard medebewind waar vergaande maatregelen in het kader van indeplaatsstelling mogelijk zijn? Graag een reactie van de staatssecretaris?

Daarnaast is het de vraag in hoeverre een ingreep middels IBT op de ruimtelijke ordening van een gemeente om een asielopvanglocatie ruimtelijk mogelijk te maken zich verhoudt tot het reguliere ruimtelijke instrumentarium van het Rijk. De staatssecretaris geeft immers aan niet van het instrument Rijksinpassingsplan, ofwel het nationale projectbesluit, gebruik te zullen maken.

Daarnaast biedt de Omgevingswet de mogelijkheid van het stellen van instructieregels. De nota ‘Interbestuurlijk toezicht, instrumentarium ruimtelijke ordening en Wet veiligheidsregio’s’ uit 2021/2022 van het ministerie van Binnenlandse Zaken, mede gericht aan de staatssecretaris van JenV beschrijft in het kader van COA-opvanglocaties “de mogelijkheden in het interbestuurlijk toezicht om dit verzoek dwingender te maken dan wel het proces te bespoedigen. Ook kan het Rijk in het kader van ruimtelijke Ordening (RO) besluitvorming naar zich toetrekken of afdwingen”. In dit kader wordt als een van de instrumenten genoemd de Proactieve aanwijzing, onder de huidige omgevingswet het instructiebesluit.

Bij deze instrumenten worden in de nota nog wel kanttekeningen geplaatst, zoals maatschappelijke weerstand, de noodzaak van medewerking van de grondeigenaar, het uitvoeren van de nodige onderzoeken en daarmee lange doorlooptijden. Kan de staatssecretaris aangeven in hoeverre hij voornemens is om in voorkomende gevallen in het kader van die asieldwangwet van dit ruimtelijk instrumentarium gebruik te maken?

Pas als een gemeente geen opvolging geeft aan zulke instructieregels bij het vaststellen van haar omgevingsplan, dan zou een traject van indeplaatsstelling mogelijk kunnen zijn. Voorheen kon dit ook middels het instrument van de proactieve aanwijzingsbevoegdheid, maar in het Tijdschrift voor Omgevingsrecht gaf mr. Dr. Rogier Kegge, universitair docent bestuursrecht te Leiden, in het artikel ‘Sturing en toezicht door Rijk en provincie op gemeentelijke besluiten onder de Omgevingswet: van bestuurlijke afwegingsruimte naar meer regie?’ in 2022 aan dat van deze indeplaatsstellingsmogelijkheid pas één keer gebruik is gemaakt, in 2003, en dat zelfs nog voor de inwerkingtreding van de Wet revitalisering generiek toezicht, die het uitgangspunt vormt voor IBT.

Ook stelt Kegge: “Een instructie heeft vergaande gevolgen voor de bevoegdheid van de raad om een omgevingsplan vast te stellen en is dan ook aan het subsidiariteitsvereiste gebonden. Voor zover een instructie ziet op een omgevingsplan, mag deze bovendien alleen worden gegeven met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties als bedoeld in art. 4.2, eerste lid, van de Omgevingswet.”

Kan de staatssecretaris aangeven hoe de inzet van ruimtelijke bevoegdheden in het kader van de asieldwangwet middels indeplaatsstelling zich verhoudt tot het hier bedoelde subsidiariteitsvereiste en de beperkingen rond de evenwichtige toedeling van functies aan locaties?

Daarnaast was in het LRT van 23 mei jl. sprake van een “oproep aan de provincies om mee te werken aan onorthodoxe locaties, ook buiten stedelijk gebied”. Kan de staatssecretaris aangeven hoe dit zicht verhoudt tot de beginselen van een goede ruimtelijk ordening en ruimtelijke regelgeving, mag dat zomaar doorkruist worden als het nodig is voor de asielopvang?

Voorzitter, een ander punt, in de nota van antwoord gaf de staatssecretaris aan dat op dit moment gemeenten afspraken kunnen maken met het COA over doelgroepenbeperkingen. Kan de staatssecretaris aangeven of sommige gemeenten hierdoor in een gunstigere positie zitten dan andere gemeenten, terwijl iedere gemeente gelijkwaardig behandeld zou moeten worden?

Kan de staatssecretaris uitsluiten dat in die afspraken met gemeenten deals met het COA worden gesloten over voorwaarden om bijvoorbeeld hotels te mogen benutten en dit zijn weerslag heeft in contractafspraken met het COA? Zou dit niet een reden te meer moeten zijn om als Kamer tóch deze contracten van het COA te kunnen controleren, wat de staatssecretaris tot nu toe halsstarrig weigert?

Iedere volksvertegenwoordiger zou immers moeten kunnen controleren of bij het COA sprake is van misstanden of perverse prikkels in de contracten met onder andere hotelketens. Zeker als daar concrete signalen zijn van grootschalige fraude, zoals rond het Van der Valk-concern in een FD-artikel. In het LRT van 28 oktober jl. meldt de stas. JenV: “het COA krijgt op korte termijn versterking om alle relevante aanbiedingen na te jagen”.

Het kan toch niet zo zijn dat de zbo-status van het COA de grondwettelijke democratische controle in de weg kan staan? Dus wanneer komt de staatssecretaris met deze documenten, waaronder ook het vastgoedplan van het COA, over de brug, desnoods met bepaalde zeer strategische bedragen afgeschermd? Is hij daartoe bereid?

Verder geeft de staatssecretaris in de Nota aan het IPO en de VNG regelmatig achterbanraadplegingen houden, ook op dit onderwerp. Als raadslid en statenlid is mij nog nooit iets gevraagd hierover door deze koepels, dus waar is dit op gebaseerd?

Wel zat gisteren VNG-voorzitter Sharon Dijksma prominent bij WNL te pleiten voor deze asieldwangwet. Dit roept ook de vraag op hoe deze houding van de koepels van decentrale overheden zicht verhoudt tot de verkiezingsuitslag voor de Tweede Kamer, blijkbaar heeft men maling aan de keuze van de bevolking voor een andere koers op migratie en asiel. Kortom, waarom laat de staatssecretaris zich leiden door zulke wereldvreemde koepelorganisaties?

Ook geeft de minister in de nota aan dat pas in de implementatiefase bepaald zal worden welke indicatoren gebruikt gaan worden voor de toetsing van de effectiviteit van de asieldwangwet. We worden nu dus met een kluitje het riet in gestuurd en mocht deze wet onverhoopt worden aangenomen, dan kan de slager zijn eigen vlees keuren. Waarom wordt dit niet gewoon aan de voorkant duidelijk gemaakt, zodat ook het parlement dit kan meewegen, vraag ik de staatssecretaris.

Wat eveneens vaag is, is de stelling in de Nota dat ten aanzien van de aanmeldvoorziening wordt gesproken over een “in redelijkheid evenwichtige spreiding” over Nederland. Kan de staatssecretaris aangeven hoe dat antwoord zich verhoudt tot het gegeven dat in de verslagen van de LRT te lezen is dat al concreet naar Noord- en Zuid-Holland wordt gekeken voor een aanmeldvoorziening? Wordt er zo niet gewoon op zaken vooruit gelopen, of neem de staatssecretaris zijn eigen woorden niet meer serieus?

In de nota geeft de staatssecretaris ook aan: “het stellen van een cijfermatige bovengrens aan de asielinstroom is binnen de huidige internationale kaders niet mogelijk”. Maar kan de staatssecretaris wel aangeven wat Nederland zélf aankan, of blijft de poort ongeclausuleerd open staan? Gelet op de enorme demografische groei in met name Afrika, is dit op langere termijn sowieso onmogelijk.

En hoe verhoudt dit zich tot de opmerking in het LRT van 28 oktober jl. dat de VNG pleit voor “een heldere communicatiestrategie vanuit het Rijk als er echt geen opvang meer beschikbaar is.” Die bovengrens is er in de praktijk dus wel, de emmer is blijkbaar op een gegeven moment tóch tot het randje vol? Het is dit jaar 25 jaar geleden dat het boek van Pieter Lakeman over de Nederlandse immigratiepolitiek en de economische gevolgen daarvan verscheen onder de veelzeggende titel ‘Binnen zonder kloppen’. Na een kwarteeuw spelen de daarin beschreven problemen veelal nog onverminderd, of zijn nog vele malen erger geworden.

Ten aanzien van tijdelijke grenscontroles, zoals ook Duitsland die toepast, geeft de staatssecretaris aan dat het grenstoezicht in de vorm van Mobiel toezicht veiligheid van de KMar reeds geïntensiveerd is. Maar dat is nog niet hetzelfde als echte tijdelijke grenscontroles, die ook binnen het Schengenverdrag mogelijk zijn. Wanneer kunnen we die eens verwachten?

Terwijl hij schermt met internationale verplichtingen, zoals de Opvangrichtlijn, kan de hij desgevraagd niet eens duidelijk maken hoe het in andere EU-lidstaten is geregeld met zulke vormen van spreiding. Is Nederland alleen maar aan zet om in het kader van “solidariteit” vreemdelingen hier toe te laten, of kan er ook eens solidariteit betracht worden met onze eigen inwoners, voor wie geen woningen meer zijn en wiens leefomgeving onveilig wordt gemaakt door de vestiging van AZC’s?

Ook opvallend is dat in het verslag van het LRT van 8 december jl. over huisvesting van statushouders wordt aangegeven: “Corporatiebestuurders krijgen van gemeenten niet zo maar toestemming om het toewijzingspercentage te verhogen omdat dit met name gaat om het goedkoopste deel van de woningvoorraad. Dit leidt tot verdringing.” In het LRT-verslag van 3 november wordt eveneens opgemerkt: “Aedes gaat in op de vraag van MBZK of het toewijzingspercentage omhoog kan. Dit heeft invloed op de reguliere woningzoekenden, wachttijden gaan omhoog.” Dit bevestigt dus dat onze woningzoekenden langer op wachtlijsten moeten staan door de huisvesting van statushouders. Het is dus een onzinargument dat het maar een beperkt effect heeft omdat slechts een paar procent van de totale toewijzingen betreft: de asielinstroom heeft duidelijk ernstige consequenties voor onze eigen woningzoekenden. Een reden te meer om tegen deze asieldwangwet te zijn die de instroom nog verder te faciliteert.

Verder zegt de staatssecretaris in de nota van antwoord over de tijdelijke woonbehoefte voor aandachtsgroepen: “flexibele opvangvormen doen op geen manier af aan de bestaande woonbescherming, ook niet aan de woonbescherming van deze aandachtsgroepen.” Kan de staatssecretaris bevestigen dat deze aandachtsgroepen dus niet snel uit een tijdelijke locatie gezet kunnen worden omwille van asielopvang? In hoeverre is er dan nog sprake van de zogenaamd flexibele capaciteit?

Ondertussen gaat de staatssecretaris wel uit van het “vergroten van draagvlak voor de opvang van asielzoekers vanwege de evenwichtige spreiding van asielopvang”. Maar op de vraag of dit draagvlak effectief gemeten is geeft hij aan dat van een meting op dit punt geen sprake is. Hierbij wordt alleen maar uitgegaan van ‘verwachtingen’ en aannames. Kan de staatssecretaris aangeven of hij bereid is om te bekijken of dit draagvlak ook daadwerkelijk bestaat? En wat zegt de verkiezingsuitslag hem ten aanzien van dit veronderstelde draagvlak?

In de Telegraaf van 8 januari jl. werd een lange vertrouwelijke lijst met geweldsdrama’s in de asielopvang behandeld. Volop steekincidenten, afgelopen weekend nog in Limburg, maar de lijst noemt ook op oudjaarsdag een Algerijnse asielzoeker die in Budel iemand opensnijdt met een 30 centimeter lang keukenmes. In Ter Apel stak een Ghanese asielzoeker iemand in zijn hals en nam een Tunesiër brandend vuurwerk mee in het gebouw en begon medewerkers in het Arabisch uit te schelden.

Daags voor kerst kwamen in Ter Apel migranten illegaal het AZC-terrein op omdat ze de overplaatsing naar een andere opvanglocatie niet accepteerden, een van hen trok toen een wapen naar een COA-medewerker die uitleg kwam geven.

Tweede Kerstdag werd een COA-medewerker in Huizen verwond door een agressieve Soedanese asielzoeker. En dan was er nog een Somaliër die zei dat “hij de baas is op het AZC en dat het COA en de beveiliging aan zijn wensen moeten voldoen” en bovendien ook nog seks eiste met een COA-medewerker. Kortom, is het voor dit soort uitschot dat met deze asieldwangwet “humane opvang” moet worden geregeld? Waarom zijn deze lieden nog niet uit ons land vertrokken? Is de staatssecretaris bereid om deze lijst ook zo spoedig mogelijk aan deze Kamer te verstrekken?

Ten aanzien van door asielzoekers gepleegde misdrijven, zoals de aanranding van twee jonge vrouwen in Budel door een asielzoeker, geeft de staatssecretaris in de nota aan: “uitgangspunt van het openbare ordebeleid is dat vreemdelingen die misdrijven plegen niet in aanmerking komen voor verblijf in Nederland” en “De IND kan de vluchtelingenstatus weigeren of intrekken op grond van openbare orde indien de vreemdeling (onherroepelijk) is veroordeeld voor een (bijzonder) ernstig misdrijf.” Kan de staatssecretaris aangeven in hoeverre dit ook effectief gebeurd en in hoeveel gevallen, welke categorieën misdrijven komen hiervoor thans in aanmerking en wordt dit ook geeffectueerd? Wanneer worden bijvoorbeeld veelplegers niet alleen op een administratieve “TOP-X-lijst” gezet, maar ook daadwerkelijk het land uitgezet?

In de beantwoording geeft de staatssecretaris ten aanzien van het vestigen van AZC’s in wijken waar de Rotterdamwet geldt aan dat die status “op aanvraag van de gemeenteraad” plaatsvindt. Maar dat is het punt niet: de aanwijzing als zodanig van een wijk onder de Rotterdamwet vindt wel degelijk door de minister plaats. De minister is daarvoor verantwoordelijk en dient daarin een belangenafweging te maken. Daarom de vraag of de staatssecretaris het passend vindt dat AZC-locaties geplaatst worden in wijken onder de Rotterdamwet en of hij voornemens is nog meer van zulke locaties, zoals de Gestelse Buurt in Den Bosch, aan te wijzen op plaatsen waar de leefbaarheid en de veiligheid al ernstig onder druk staan?

Over de terugkoppeling van de PRT’s aan de volksvertegenwoordiging stelt de staatssecretaris dat dit tijdens de LRT door de cdk’s wordt teruggekoppeld. Bij de LRT is echter maar één CdK namens hen aanwezig: is dit hierdoor niet veel te algemeen en te hoog over? Graag een reactie. In het laatste LRT van 8 december jl. heeft de stas. JenV voorgesteld om “goed te kijken naar gemeente met lege Oekraïne plekken. Mocht het nou mogelijk zijn om OEK plekken zo in te zetten en te verschuiven binnen provincies, dat daarmee locaties voor asiel vrijgespeeld worden, geeft dit lucht”. Kan de staatssecretaris aangeven wat dit betekent, kunnen opvanglocaties voor Oekraïners zomaar één op één aan het COA beschikbaar worden gesteld? Graag een reactie.

Voorzitter, uit de beantwoording komt ook naar voren dat het kabinet weigert om de door de Tweede Kamer aangenomen motie Yesigöz c.s. uit te voeren, om met de ‘spreidingswet’ een pas op de plaats te maken gedurende de kabinetsonderhandelingen. Sterker nog, het kabinet zet er juist op in om de wet indien deze hier wordt aangenomen zo snel mogelijk in werking te laten treden. Welke boodschap heeft dit demissionaire kabinet eigenlijk nog aan de democratie en haar volksvertegenwoordiging? Een reden te meer om als Eerste Kamer dit niet te accepteren en deze asieldwangwet volgende week te verwerpen. De PVV-fractie zal dan ook vol overtuiging tegen deze vreselijke wet stemmen.

[1] https://www.rtvnoord.nl/nieuws/1050361/pbl-in-ter-apel-maakt-nog-niet-het-verschil-we-zitten-nog-steeds-in-de-opstartfase